35 570 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2021

35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2020

Op 13 november jl. heeft de Rijksministerraad (RMR) enkele besluiten genomen inzake de liquiditeitsbehoefte van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten (hierna: de landen) en de ruimte die de landen krijgen om af te wijken van de wettelijke begrotingsnormen als gevolg van de Covid-19 crisis. Graag informeer ik uw Kamer middels deze brief over de genomen besluiten.

Liquiditeitsbehoefte tot en met december 2020

Op 10 juli 2020 lag er zoals u weet in de RMR een onverplicht aanbod van Nederland op tafel voor het verstrekken van liquiditeitssteun aan Curaçao, Aruba en Sint Maarten, inclusief een aantal daaraan verbonden voorwaarden. Zodra voldaan is aan deze voorwaarden zouden de landen kunnen beschikken over respectievelijk AWG 204 mln. (Aruba), ANG 105 mln. (Curaçao) en ANG 62 mln. (Sint Maarten). Deze bedragen waren gebaseerd op liquiditeitsprognoses van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) en het College Aruba financieel toezicht (CAft). Op 4 november jl. zijn adviezen van het C(A)ft ontvangen met een actualisatie van deze liquiditeitsprognoses tot en met het einde van dit jaar. Op 13 november jl. zijn deze adviezen in de RMR behandeld.

Curaçao

Nadat Curaçao op 2 november jl. de onderlinge regeling voor de uitvoering van het Landspakket Curaçao heeft ondertekend (Kamerstuk 35 420, nr. 177) en daarmee formeel heeft ingestemd met het aanbod zoals dat door Nederland is gedaan op 10 juli jl., is een bedrag van ANG 105 mln. aan liquiditeitssteun verstrekt voor het derde kwartaal van 2020. Uit het advies van het Cft blijkt echter dat de totale liquiditeitsbehoefte voor de rest van het jaar ANG 286 mln. bedraagt. De RMR heeft dan ook besloten om over te gaan tot het verstrekken van nog eens ANG 181 mln. aan resterende liquiditeitssteun onder de derde tranche.

De budgettaire gevolgen van deze aanvullende liquiditeitssteun worden in een incidentele suppletoire begrotingswet aan u voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van uitvoering van deze spoedeisende maatregel die in het belang van het Rijk is, niet kan wachten tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregel starten. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.

Aruba

Het CAft heeft de liquiditeitsbehoefte van Aruba tot en met het einde van het jaar vastgesteld op AWG 209 mln. Als gevolg van de overeenstemming die Aruba en Nederland hebben bereikt over de derde tranche liquiditeitssteun en het Landspakket Aruba, waarover ik u via een separate brief heb geïnformeerd (Kamerstuk 35 420, nr. 186), kan Aruba per direct aanspraak maken op dit bedrag.

Sint Maarten

De liquiditeitsbehoefte van Sint Maarten tot het eind van 2020 komt volgens het Cft uit op ANG 61,2 mln. Omdat Sint Maarten nog niet voldoet aan de voorwaarden aan de tweede tranche liquiditeitssteun en nog niet heeft ingestemd met de voorwaarden aan de derde tranche, kan Sint Maarten echter nog geen aanspraak maken op dit bedrag.

Overigens heeft het Cft ook geconcludeerd dat Sint Maarten de afgelopen periode betekenisvolle stappen heeft gezet in de invulling van de voorwaarden aan de tweede tranche liquiditeitssteun. Verdere stappen om volledig te kunnen voldoen aan alle voorwaarden zijn noodzakelijk en zien vooral toe op het direct in uitvoering nemen van de maatregelen en het opstarten van de wetgevingstrajecten om te komen tot landsverordeningen. Verder dient Sint Maarten voor de 12,5% reductie van de arbeidsvoorwaarden voor ambtenaren zorg te dragen voor invulling tot nader order (voor 2020 is hierin reeds voorzien) en moet deze korting adequaat zijn ingevuld voor alle overheidsentiteiten en alle publiek gefinancierde stichtingen / instellingen die minimaal voor 50 procent gefinancierd worden vanuit de begroting. Naar aanleiding van dit advies zijn inmiddels gesprekken gestart met Sint Maarten over de derde tranche en de daaraan gestelde voorwaarden.

Afwijking begrotingsnormen art. 23 LAft en art. 25 Rft

Op 27 maart jl. heeft de RMR op grond artikel 25 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Rft) als gevolg van de pandemie voor het begrotingsjaar 2020 ingestemd met een afwijking van de centrale begrotingsnorm zoals vervat in artikel 15, eerste lid, van de Rft. Dit betekent dat de landen een tekort op hun begroting voor 2020 mogen presenteren. Voor Aruba is op grond van artikel 23 van de Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft) ingestemd met een afwijking van het voor Aruba van toepassing zijnde financieringssaldo zoals vervat in artikel 14, tweede lid, van de LAft en het Protocol van 22 november 2018. De mate waarin mag worden afgeweken van deze norm alsook van mogelijke andere normen uit de Rft/LAft en het Protocol zou op een later moment worden vastgesteld door de RMR. Op basis van adviezen van het C(A)ft heeft de RMR hierover nu een besluit genomen.

Curaçao en Sint Maarten

Het Cft adviseert als richtlijn voor zowel Curaçao als voor Sint Maarten aan te houden dat het toegestane begrotingstekort van het land in 2020 zo groot mag zijn als de in dat jaar toegekende liquiditeitssteun, aangevuld met het saldo aan liquiditeiten van het land dat vóór gebruik van de liquiditeitssteun is aangewend en eventuele binnenlands aangetrokken liquiditeiten die in overeenstemming met de RMR ingezet worden voor uitgaven op de gewone dienst. Op basis van dit uitgangspunt heeft de RMR besloten Curaçao vooralsnog een maximaal begrotingstekort van ANG 685 mln. toe te staan voor het gehele jaar 2020. Voor Sint Maarten geldt vooralsnog een maximaal begrotingstekort van ANG 185,5 mln. voor het gehele jaar 2020. Het Cft heeft daarbij aangegeven dat de verschillen tussen deze kas-benadering en een baten-lasten-benadering nog wel hierbij dienen te worden betrokken. Daarom is aan Curaçao en Sint Maarten de voorwaarde gesteld dat in de tweede begrotingswijziging (BW) 2020 een uitgebreide toelichting m.b.t. de verschillen tussen deze twee benaderingen moet worden opgenomen. Het Cft wordt vervolgens gevraagd om op basis van deze toelichtingen te komen tot een aanvullend advies over de verdere concretisering van de maximaal toegestane afwijking van het begrotingstekort 2020 en de RMR hierover nader te informeren.

Met het verstrekken van de liquiditeitssteun over het jaar 2020 en de daarbij tot nu toe gehanteerde werkwijze, is een afwijking van artikel 15 lid 1 onder b (lenen voor de gewone dienst) en van artikel 16 lid 1, lid 4 en de leden 6 tot en met 10 een gegeven. Immers is liquiditeitssteun verstrekt als lening voor de gewone dienst en gaat het om leningen die niet zijn opgenomen in een vastgestelde begroting die voldoet aan de normen van artikel 15 van de Rft. Bovendien is hierbij niet het reguliere proces voor het aantrekken van geldleningen gevolgd. De andere bepalingen uit artikel 16 blijven wel onverkort van toepassing, zo besloot de RMR in navolging van het Cft-advies.

De RMR heeft voorts besloten dat voor het aangaan van leningen op de binnenlandse markt de criteria en procedures van artikel 15 en 16 van de Rft onverkort gelden. Als de landen hiervan wil afwijken, zal de RMR daartoe nadrukkelijk moeten besluiten.

Tot slot is besloten dat Curaçao en Sint Maarten voor het begrotingsjaar 2020 enkel kapitaalinvesteringen mogen doen die gebaseerd zijn op de hervormingsagenda of zeer noodzakelijke vervangingsinvesteringen met hoge urgentie betreffen. De landen dienen voornemens voor dergelijke investeringen adequaat te onderbouwen en ter toetsing voor te leggen aan het Cft.

Aruba

Nu Aruba ervoor heeft gekozen om een deel van de liquiditeitsbehoefte in te vullen met rentedragende obligatieleningen binnen het Koninkrijk, adviseert het CAft dat het toegestane financieringssaldo van het land in 2020 zo groot mag zijn als de in dat jaar verkregen liquiditeitssteun uit Nederland aangevuld met de extern (lokaal) gefinancierde rentelasten en de leningen door uitgifte van staatsobligaties binnen het Koninkrijk. Op basis van dat uitgangspunt heeft de RMR besloten Aruba vooralsnog een maximaal financieringstekort van AWG 808 mln. toe te staan voor het gehele jaar 2020. Ook Aruba dient in de tweede BW 2020 een uitgebreide toelichting op te nemen m.b.t. de verschillen tussen de kas-benadering en een baten-lasten-benadering, op basis waarvan het CAft zal komen tot een aanvullend advies over de verdere concretisering van de maximaal toegestane afwijking van het begrotingstekort 2020.

Tot slot is besloten om Aruba voor het begrotingsjaar 2020 voor maximaal AWG 40 mln. kapitaalinvesteringen toe te staan en alleen als die gebaseerd zijn op de hervormingsagenda of zeer noodzakelijke vervangingsinvesteringen met hoge urgentie betreffen. Aruba dient voorstellen voor dergelijke investeringen adequaat te onderbouwen en ter toetsing voor te leggen aan het CAft. Indien Aruba besluit tot het doen van kapitaalinvesteringen, brengt dit geen verplichting tot inschrijving voor Nederland met zich mee.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven