35 570 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nr. 59 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2021

Bijgaand doe ik u namens het kabinet het rapport «Bevolking 2050 in beeld: opleiding, arbeid, zorg en wonen» toekomen1, dat is opgesteld door het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) met medewerking van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De oplevering van deze publicatie vormt het sluitstuk in de uitvoering van de motie van het lid Dijkhoff c.s.2, die tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen in 2018 (Handelingen II 2018/19, nr. 3, item 11) is aangenomen. De motie roept het kabinet op de gevolgen van een veranderende omvang en samenstelling van de Nederlandse bevolking halverwege deze eeuw en de consequenties daarvan op verschillende terreinen, zoals de woningbouw, de ruimtelijke ordening, de infrastructuur, de energievoorziening, de sociale zekerheid, de zorg, het onderwijs en integratie in verschillende scenario’s in kaart te brengen en van beleidsopties te voorzien. In deze brief ga ik in op de reikwijdte van het voorliggende rapport, ook in relatie tot de eerder verschenen rapporten naar aanleiding van de motie en geef ik een korte duiding en waardering van het rapport. Een beleidsreactie is aan het volgende kabinet.

Overzicht eerdere publicaties

In december 2019 heb ik u de inventarisatie aangeboden van de scenariostudies en prognoses die door – of in opdracht van – overheden, planbureaus, adviesorganen en andere instellingen zijn uitgevoerd, tezamen met de «Voortgangsrapportage, Zekerheden en onzekerheden over de gevolgen van veranderingen in de bevolking» 3. In het laatstgenoemde document zijn de zeven varianten toegelicht die in de tweede en laatste fase van de verkenning zouden worden doorgerekend: groei, krimp, grijs, groen, lage migratie, hoge arbeidsmigratie en hoge asielmigratie. Deze doorberekeningen zijn opgenomen in het rapport «Bevolking 2050 in beeld. Drukker, Diverser en Dubbelgrijs», dat ik u in juli 2020 heb aangeboden4. In het eindrapport dat ik u hierbij aanbied zijn vervolgens de mogelijke maatschappelijke implicaties van deze projecties in kaart gebracht voor opleiding, arbeid, wonen en zorg.

Reikwijdte eindrapport

De reikwijdte van deze verkenning is beperkter dan hetgeen in de oorspronkelijke opzet was voorzien en waar de Kamer in de motie van het lid Dijkhoff c.s. om vroeg. De reden hiervan is dat de planbureaus hun voorgenomen bijdrage aan de onderhavige verkenning hebben moeten opschorten als gevolg van een herprioritering van hun werkprogramma’s in verband met het uitvoeren van onderzoek naar de gevolgen van de Corona epidemie. Om desondanks zoveel mogelijk inzichten te verzamelen en de bruikbaarheid van de verkenning te optimaliseren, is in het eindrapport gefocust op die maatschappelijke terreinen waarop de demografie een directe en grote invloed heeft. In de verkenning is ook het vraagstuk van de dubbele vergrijzing betrokken. Ik beschouw hiermee de toezegging van de Minister van Algemene Zaken aan de Eerste Kamer om het vraagstuk van de dubbele vergrijzing te betrekken bij de uitvoering van de motie van het lid Dijkhoff c.s. van de Tweede Kamer als afgedaan5.

Voor de genoemde terreinen zijn om te beginnen zogeheten referentiescenario’s of status-quo scenario’s doorgerekend waarbij, voor de zeven varianten die in de tussenrapportage uit juli 2020 zijn onderscheiden, de mogelijke gevolgen voor de verschillende beleidsterreinen worden gepresenteerd. Deze scenario’s brengen in kaart wat de consequenties van de demografische ontwikkelingen zijn voor de genoemde beleidsvelden, onder de ceteris paribus veronderstelling dat bijvoorbeeld het gedrag (zoals de arbeidsdeelname) ongewijzigd blijft. De scenario’s laten daarmee zien hoe groot de invloed van veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking is op bijvoorbeeld de opleidingsniveaus, de omvang van de beroepsbevolking, de zorgvraag of de huishoudenscompositie en woningvraag.

Vervolgens worden op de verschillende terreinen één of meerdere wat-als-scenario’s gepresenteerd, waarin veronderstellingen omtrent bijvoorbeeld de arbeidsdeelname of de gezondheidsontwikkeling worden doorgerekend. Deze wat-als-scenario’s geven een beeld van de beleidsruimte die er is om de eindbeelden die voor 2050 worden gepresenteerd, te beïnvloeden. Want hoewel er al veel vastligt – zeker is dat de bevolking in 2050 groter, grijzer en gemengder naar etnische achtergrond zal zijn –, ligt lang niet alles vast.

Duiding en waardering eindrapport

Er bestaan mogelijkheden voor beleid om de gewenste of ongewenste eindbeelden voor 2050, die in de demografische doorrekeningen zichtbaar worden, te beïnvloeden. Daarbij hoeft niet uitsluitend te worden gedacht aan de demografische factoren die de bevolkingsomvang en samenstelling direct bepalen, zoals geboorte, sterfte en migratie, maar ook aan gedragsbeïnvloeding. Zo laat het rapport zien dat bijvoorbeeld niet alleen het bevorderen van de arbeidsparticipatie van verschillende bevolkingscategorieën direct invloed heeft op de omvang van de beroepsbevolking, maar dat dit ook geldt voor het bevorderen van een gezonde leefstijl en preventie. Niet alleen omdat extra gezonde levensjaren (direct) ook tot extra arbeidsjaren leiden, maar ook (indirect) omdat de zorgvraag afneemt en er daarmee minder handen «aan het bed» nodig zijn. Het rapport laat zien hoe sterk de onderling verwevenheid tussen maatschappelijke terreinen is: de – gezonde – levensverwachting heeft ook effecten op de woningmarkt, waarbij het zowel om de absolute woningbehoefte gaat, als om de aard en omvang van verhuisketens. En op al deze terreinen is het opleidingsniveau van de bevolking weer van invloed.

Het NIDI en het CBS leveren met deze studie heldere en rijke inzichten en zicht op aangrijpingspunten voor beleid, maar geen pasklare beleidsoplossingen. Dit laatste is ook niet de verantwoordelijkheid van kennisinstituten; het is aan politiek en beleid om die te ontwikkelen en uit voeren. Het kabinet spreekt haar waardering uit voor de wijze waarop het NIDI en het CBS deze verkenning hebben opgepakt en voor de kwaliteit van de inzichten die zij hebben opgeleverd. In dit verband gaat ook dank uit naar de wetenschappelijke klankbordgroep, bestaande uit prof. dr. Mark Bovens, prof. dr. Jet Bussemaker, prof. dr. Godfried Engbersen, prof. dr Pieter Hooimeijer en prof. dr. Paul Scheffer, voor de constructieve inbreng gedurende dit project.

De rijkdom aan inzichten die de verkenning heeft opgeleverd, werpt ook nieuwe vragen op. Dit rapport moet dan ook worden gezien als een vertrekpunt voor nader onderzoek. Het meerjarig werkprogramma 2021–2026 van het Sociaal en Cultureel Planbureau is daar een goed voorbeeld van. Dit eindrapport biedt een uitstekende basis voor volgende kabinetten om vervolgstappen te bepalen en keuzes te maken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 35 000, nr. 8.

X Noot
3

Kamerstuk 35 300, nr. 76.

X Noot
4

Kamerstuk 35 300, nr. 81.

X Noot
5

Handelingen II 2019/20, nr. 4, item 6.

Naar boven