35 554 Wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep

N VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 maart 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft kennisgenomen van de brief2 van 2 december 2021, waarmee een eerste opzet aangeboden werd van het onderzoek naar de duurzame versterking van de publieke omroep.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hadden gezamenlijk nog een aantal vragen naar aanleiding van de brief. De fractieleden van D66, de SP en 50PLUS sloten zich graag bij deze vragen aan.

De leden van de D66-fractie stelden nog een vraag naar aanleiding van de brief. De fractieleden van GroenLinks, de PvdA, de SP en 50PLUS sloten zich graag bij deze vraag aan.

De leden van de Fractie-Nanninga hadden kennisgenomen van de brief en stelden naar aanleiding daarvan een aantal vragen.

De leden van de PvdD-fractie hadden naar aanleiding van de brief nog enkele vragen. De fractieleden van de PvdA en 50PLUS sloten zich graag bij deze vragen aan.

Naar aanleiding hiervan is op 24 december 2021 een brief gestuurd aan de toenmalige Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.

De huidige Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 28 februari 2022 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Den Haag, 24 december 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief3 van 2 december 2021, waarmee u een eerste opzet aanbiedt van het onderzoek naar de duurzame versterking van de publieke omroep.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA danken u voor het delen van de onderzoeksopzet. Zij hebben gezamenlijk nog een aantal vragen naar aanleiding van uw brief. De fractieleden van D66, de SP en 50PLUS sluiten zich graag bij deze vragen aan.

De leden van de D66-fractie stellen nog een vraag naar aanleiding van uw brief. De fractieleden van GroenLinks, de PvdA, de SP en 50PLUS sluiten zich graag bij deze vraag aan.

De leden van de Fractie-Nanninga hebben kennisgenomen van uw brief en stellen naar aanleiding daarvan een aantal vragen.

De leden van de PvdD-fractie hebben naar aanleiding van uw brief nog enkele vragen. De fractieleden van de PvdA en 50PLUS sluiten zich graag bij deze vragen aan.

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van GroenLinks en de PvdA gezamenlijk

Tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel Versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep4 is een onderzoek toegezegd5 dat ziet op «de wettelijke mogelijkheden waarmee en de financiële condities waaronder de publieke omroep duurzaam wordt versterkt en voldoende flexibiliteit verkrijgt om relevant en zichtbaar te blijven in het sterk veranderende krachtenveld, door veranderend kijkgedrag, technologische vernieuwingen en de invloed en de impact van die grote mediabedrijven».6 Met de grote mediabedrijven wordt verwezen naar grote internationale spelers, zoals Netflix, Amazon et cetera.

Het valt de fractieleden van GroenLinks en de PvdA op dat de vragen in de onderzoeksopzet in het bijzonder zien op het schetsen van de huidige ontwikkelingen alsook op de vraag of het huidige wettelijke (beleids)instrumentarium nog passend is in het licht van deze ontwikkelingen. Deze leden zien evenwel graag vragen toegevoegd die zien op voornoemde toezegging, in het bijzonder ten aanzien van de vraag wat de wettelijke mogelijkheden en de financiële condities zijn waarmee de publieke omroep duurzaam wordt versterkt. Deze vraag zou kunnen worden beantwoord door bijvoorbeeld het schetsen van verschillende scenario’s. Voornoemde leden zien dan ook graag het volgende aan de vragen toegevoegd:

1.

Wat zijn de wettelijke mogelijkheden waarmee en de financiële condities waaronder de publieke omroep duurzaam wordt versterkt en voldoende flexibiliteit verkrijgt om relevant en zichtbaar te blijven in het sterk veranderende krachtenveld, door veranderend kijkgedrag, technologische vernieuwingen, en de invloed en de impact van grote internationale mediabedrijven uit de Verenigde Staten en China?

Wat betreft de fractieleden van GroenLinks en de PvdA dient hierbij ook de vraag of de huidige inrichting van het publieke mediabestel nog wel is toegesneden op de ontwikkelingen in media(kijk)gedrag, markt en technologie beantwoord te worden. Het wettelijk beleidsinstrumentarium wordt weliswaar genoemd in relatie tot de ontwikkelingen, maar wat betreft deze leden zou bij deze vraag ook de bestelinrichting moeten worden meegenomen. Dit leidt tot de volgende vragen:

2.

Is de huidige inrichting van het publieke mediabestel voldoende toegesneden op de ontwikkelingen in media(kijk)gedrag, markt en technologie? Zo nee, welke aanpassingen zijn noodzakelijk om het bestel zodanig in te richten dat dit wel het geval is en de publieke omroep duurzaam wordt versterkt? Hoe kan de pluriformiteit van het publieke mediabestel, in het licht van deze ontwikkelingen, behouden c.q. versterkt worden?

Wat betreft internationale aspecten zijn de fractieleden van GroenLinks en de PvdA verheugd over het feit dat is geborgd dat de vragen ook worden beantwoord in een internationaal vergelijkend perspectief. Deze leden zien echter graag een meer expliciet internationaal/Europees element aan deze vraagstelling toegevoegd:

3.

Wat is de invloed van internationale mediabedrijven (uit onder meer de Verenigde Staten en China) op ons publieke bestel en in hoeverre is ons wettelijk stelsel toegerust op het reguleren van en het toezien op de activiteiten van deze mediabedrijven? Is het huidige wettelijk stelsel, waaronder het Europese mededingingsrecht, daartoe afdoende of is er een aanvullend (Europees) instrumentarium noodzakelijk?

Tot slot willen de fractieleden van GroenLinks en PvdA graag zien hoe de positie van de NPO als vaandeldrager van ons bestel blijvend kan bijdragen aan de kwaliteit van de Nederlandse audiovisuele sector en de makers daarin:

4.

Wat kan in het internationale krachtenveld dat in toenemende mate gedomineerd wordt door grote buitenlandse spelers, de rol zijn van de NPO in het duurzaam versterken van de kwaliteit van het Nederlands audiovisueel product en het verstevigen van de positie van de makers daarin? Kan dat binnen de huidige wettelijke kaders of zijn daar aanpassingen voor nodig?

Verder vragen de fractieleden van GroenLinks en de PvdA u of u bereid bent een tussentijdse rapportage met de Kamer te delen.

Zoals hiervoor reeds werd vermeld, ondersteunen de fractieleden van GroenLinks en de PvdA de vraag van de D66-fractieleden hierna. In vervolg daarop stellen zij de volgende vragen: hoe kan het publieke omroepbestel een antwoord blijven geven op het toenemende nepnieuwsaanbod en op welke wijze kan de positie van de publieke omroep als verstrekker van feitelijke informatie in de toekomst versterkt worden?

Vraag en opmerkingen van de fractieleden van D66

Tijdens het plenaire debat over het wetsvoorstel Versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep op 8 december 2020 heeft u, naar aanleiding van vragen van de leden Pijlman (D66), Veldhoen (GroenLinks) en Vos (PvdA), een toezegging gedaan over een onderzoek naar de duurzame versterking van de publieke omroep. De fractieleden van GroenLinks en de PvdA hebben hiervoor daarover een aantal vragen gesteld die de D66-fractieleden ondersteunen.

Daarnaast heeft de Eerste Kamer de motie-Van der Voort c.s.7 over informatievoorziening en desinformatie betreffende corona aangenomen. Deze motie roept de regering op om het bestrijden van desinformatie over corona en het coronabeleid te intensiveren.

Verder heeft u tijdens het plenaire debat op 2 februari 2021 over het wetsvoorstel Wijziging Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwe dienstenprocedure, modernisering van procedures voor de benoeming van raden van toezicht en besturen, modernisering van het bestuur en verduidelijking van de positie van de Ster8 en de daarbij behorende novelle9, naar aanleiding van vragen van het lid Pijlman (D66), de toezegging10 gedaan dat de verspreiding van nepnieuws via de publieke omroep en het voorkomen daarvan, onderdeel van het onderzoek zouden zijn. Dit naar aanleiding van de toelating in het bestel van de omroep Ongehoord Nederland. De D66-fractieleden vragen nu hoe u invulling geeft aan deze toezegging.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Fractie-Nanninga

Inzake de voorgenomen terugblik, zoals beschreven in de onderzoeksopzet, hebben de leden van de Fractie-Nanninga de volgende vragen.

1.

Hoe beoordeelt u, in het kader van een terugblik op hervormingen en bezuinigingen, de zeer kritische geluiden in onder meer dit onderzoeksartikel van Follow the Money11, waaruit blijkt dat een zeer beperkte kring omroepmensen de facto de koers en de inhoud van de NPO bepalen? Is er in de terugblik speciale aandacht hiervoor?

2.

Bent u met de leden van de Fractie-Nanninga van mening dat het ontslag bij omroep WNL van de heer Koster, omdat hij aan dit artikel meewerkte, aantoont dat er in de terugblik aandacht dient te zijn voor journalistieke vrijheid van NPO-medewerkers en -freelancers, ook als zij meewerken aan producties die kritisch zijn over de NPO? Zo nee, waarom niet?

3.

Is er in de terugblik ook een kritische blik mogelijk op de innige verstrengeling tussen D66 en de NPO, middels formele en informele onderlinge persoonlijke relaties, culminerend in de gang van zaken rond de inhoud en het uitzendmoment van de documentaire over Sigrid Kaag? Met andere woorden, zal er in de terugblik ook ruimte zijn voor casuïstiek inzake onderwerpen die strijdig lijken met de doelstellingen van de neutraal en «voor alle Nederlanders» opererende NPO? Zo nee, waarom niet?

4.

Is in de terugblik op de bezuinigingen ook aandacht voor de merkwaardige figuur dat de NPO reclame-inkomsten heeft, en aldus gesubsidieerd opereert in een commerciële markt? Zo nee, waarom niet?

5.

Wordt er onderzocht in hoeverre deze concurrentievervalsing een negatieve impact heeft op onafhankelijke en/of commerciële mediapartijen? Zo nee, waarom niet?

Inzake de vooruitblik hebben de leden van de Fractie-Nanninga de volgende vragen.

6.

Zal het Ministerie van Justitie en Veiligheid betrokken worden bij de vooruitblik aangaande de veiligheid van NPO-journalisten?

7.

Acht u het veilig en goed voor het vertrouwen van het publiek in de NPO dat er een omroep toetreedt tot het bestel waarvan een van de oprichters een journalist heeft bedreigd, gechanteerd en zijn eigendommen heeft afgenomen?12 Zal er aandacht zijn in de vooruitblik voor het gedrag inzake veiligheid van mensen werkzaam binnen/voor de NPO en, zo nee, waarom niet?

8.

Kan er in de vooruitblik op de financiering van de NPO een scenario worden doorberekend waarin alle content van de NPO gratis online beschikbaar komt, aangezien de Nederlandse belastingbetaler al gedwongen meebetaalt aan deze content en dubbel betalen derhalve geen pas geeft? Zo nee, waarom niet?

9.

Is «versterking van de NPO» een beleidsdoel op zich? Zo ja, waarom?

10.

Is afbouw en ontmanteling van de NPO tot een paar basale kerntaken inzake informatievoorziening een optie? Zo nee, waarom niet?

11.

Bent u het met de scheidend voorzitter van de NPO, mevrouw Rijxman, eens dat «diversiteit en klimaat» NPO-breed moet worden uitgedragen en gepromoot? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

12.

Zal er in de vooruitblik ook gekeken worden naar de opgelegde diversiteitsquota en de dwang – op straffe van het «niet plaatsen» van content die er niet aan voldoet – en de mogelijk negatieve effecten hiervan op de artistieke vrijheid van contentmakers?13 Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de PvdD

U geeft aan dat u voor de samenstelling van de begeleidingscommissie van de beleidsdoorlichting denkt aan een afvaardiging van de NPO, het Commissariaat voor de Media, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en externe deskundigen.14 De NPO en de omroepen zijn samen verantwoordelijk voor de wettelijke mediaopdracht van de NPO. De fractieleden van de PvdD vragen hoe een afvaardiging van de NPO in de begeleidingscommissie zich verhoudt tot de beloofde onafhankelijkheid van het onderzoek, en of de omroepen vertegenwoordigd zullen zijn in de beoogde afvaardiging. Ook vragen deze leden of een afvaardiging van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de begeleidingscommissie onafhankelijk kan oordelen over de vraag of het (wettelijk) beleidsinstrumentarium voor de publieke omroep passend is en wat daarin de sterke en zwakke punten zijn. Verder vragen zij in hoeverre u een afvaardiging van het Commissariaat voor de Media in staat acht onafhankelijk te oordelen over de invulling van de publieke taken in het mediabeleid, gelet op de wettelijke rol die het Commissariaat heeft in het toezien hierop. Ten slotte vragen de PvdD-fractieleden naar het percentage externe deskundigen in de beoogde samenstelling van de begeleidingscommissie.

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2022

Op 24 december ontving ik uw brief met kenmerk 169319.01u over een onafhankelijk onderzoek naar duurzame versterking publieke omroep. De regering dankt de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de vragen en suggesties die daarin gesteld worden. Hieronder volgt de beantwoording van de gestelde vragen en wordt ingegaan op de suggesties.

1. Vragen van de fracties van GroenLinks en de PvdA

1.

Wat zijn de wettelijke mogelijkheden waarmee en de financiële condities waaronder de publieke omroep duurzaam wordt versterkt en voldoende flexibiliteit verkrijgt om relevant en zichtbaar te blijven in het sterk veranderende krachtenveld, door veranderend kijkgedrag, technologische vernieuwingen, en de invloed en de impact van grote internationale mediabedrijven uit de Verenigde Staten en China?

Ik zie deze vragen als een gedeeltelijke herformulering van de vragen 4, 5 en 6 in de onderzoeksopzet. Aanvullend op de gekozen formulering wordt nog expliciet «de grote internationale mediabedrijven uit de Verenigde Staten en China» benoemd. Het in beeld brengen van die mogelijke invloeden was al de intentie. Ik ben het eens met de voorgestelde explicitering van de fracties GroenLinks en de Partij voor de Arbeid en zal deze opnemen in het offerteverzoek.

2.

Is de huidige inrichting van het publieke mediabestel voldoende toegesneden op de ontwikkelingen in media(kijk)gedrag, markt en technologie? Zo nee, welke aanpassingen zijn noodzakelijk om het bestel zodanig in te richten dat dit wel het geval is en de publieke omroep duurzaam wordt versterkt? Hoe kan de pluriformiteit van het publieke mediabestel, in het licht van deze ontwikkelingen, behouden c.q. versterkt worden?

Het onderzoek gaat uit van de publieke mediaopdracht zoals geformuleerd in art. 2.1 van de Mediawet. De pluriformiteit van de publieke omroep maakt daar deel van uit. Het is de intentie interne inrichtingsvraagstukken van de publieke omroep mee te nemen in het onderzoek als de onderzoekers constateren dat deze relevant zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen.

3.

Wat is de invloed van internationale mediabedrijven (uit onder meer de Verenigde Staten en China) op ons publieke bestel en in hoeverre is ons wettelijk stelsel toegerust op het reguleren van en het toezien op de activiteiten van deze mediabedrijven? Is het huidige wettelijk stelsel, waaronder het Europese mededingingsrecht, daartoe afdoende of is er een aanvullend (Europees) instrumentarium noodzakelijk?

Ik zie deze vraag als een nadere specificatie van vraag 5, over de passendheid van het huidige (wettelijke) beleidsinstrumentarium. De suggestie om daarbij ook het Europese wettelijke instrumentarium te betrekken, wordt overgenomen.

4.

Wat kan in het internationale krachtenveld dat in toenemende mate gedomineerd wordt door grote buitenlandse spelers, de rol zijn van de NPO in het duurzaam versterken van de kwaliteit van het Nederlands audiovisueel product en het verstevigen van de positie van de makers daarin? Kan dat binnen de huidige wettelijke kaders of zijn daar aanpassingen voor nodig?

Ja, dat kan binnen de huidige wettelijke kaders en daarvoor zijn geen aanpassingen nodig in de Mediawet. Afgelopen jaren is sterk ingezet op de versterking van de productie en zichtbaarheid van het Nederlands cultureel audiovisueel aanbod (speelfilms, dramaseries en documentaires) alsook op de versterking van de positie van onafhankelijke producente en andere makers. In een brief15 aan de Tweede Kamer van 12 juli zijn de uitkomsten van het tripartiet overleg, het zogenoemde traject Krachtenbundeling, benoemd. Dit traject betreft de samenwerking tussen alle publieke organisaties die verantwoordelijk zijn voor de financiering en zichtbaarheid van Nederlandse films, series en documentaires (Filmfonds, NPO inclusief het NPO-fonds, omroepverenigingen en het coproductiefonds Binnenlandse Omroep). In dezelfde brief zijn ook de uitkomsten van een ander traject benoemd waarmee de positie van onafhankelijke producenten en andere makers versterkt wordt. Vanaf 2022 ligt er een helder kader betreffende de Mediawettelijke verplichte besteding van het programmabudget van de publieke omroep aan onafhankelijke producties. Vanuit de brede wettelijke culturele taak die de publieke omroep heeft, kunnen de onderzoekers zelf de afweging maken of het aanvullend op dit advies en dit traject nog noodzakelijk is om dit onderwerp bij de onderzoeksvragen te betrekken.

Het kabinet zal ook de komende jaren blijven inzetten op versterking van de productie, de kwaliteit en de zichtbaarheid van het Nederlands cultureel audiovisueel aanbod, onder andere door de invoering van een investeringsverplichting voor Nederlands cultureel audiovisueel aanbod zoals opgenomen in het Coalitieakkoord.

5.

Voorts vragen de leden van de fracties van GroenLinks en de Partij voor de Arbeid of er een tussenrapportage opgeleverd zal worden.

U bent zoals door mijn ambtsvoorganger toegezegd, in de gelegenheid gesteld te reflecteren op de onderzoeksvragen. Ik zal u het resultaat van het onderzoek ter beschikking stellen zodra het is afgerond. Daarna is er gelegenheid de resultaten van het onderzoek te betrekken in uw reflecties.

6.

De fractieleden van GroenLinks en de PvdA vragen tenslotte nog hoe het publieke omroepbestel een antwoord kan blijven geven op het toenemende nepnieuwsaanbod en op welke wijze kan de positie van de publieke omroep als verstrekker van feitelijke informatie in de toekomst versterkt worden?

In de brief16 van mijn ambtsvoorganger van 8 juli 2021 aan uw Kamer over de erkenningverlening aan onder andere de nieuwe aspirant omroepen is het standpunt van het kabinet hierover toegelicht. Het adresseren van onjuiste berichtgeving is primair een verantwoordelijkheid van journalisten en wetenschappers en de overheid dient hierin terughoudend te zijn.17 Ook is uitgelegd welke waarborgen de Mediawet kent om te voorkomen dat publieke omroepen onderdeel worden van de verspreiding van desinformatie. Een onafhankelijke en pluriforme mediasector speelt een essentiële rol in de waarheidsvinding binnen een democratische rechtstaat. Deze rol is voor de publieke omroep vastgelegd in de formulering van de publieke mediaopdracht in de Mediawet, specifiek in artikel 2.1 van de Mediawet. Waar het gaat om het voorkomen van de verspreiding van desinformatie door een publieke omroep is specifiek relevant dat voorgeschreven is dat het publieke media-aanbod voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen. Van publieke omroepen mag verwacht worden dat zij op die manier een bijdrage leveren aan een betrouwbare informatievoorziening in onze samenleving. De redactionele verantwoordelijkheid van publieke omroepen is vastgelegd in lid 1 van artikel 2.88 van de Mediawet. Tevens is in dat artikel vastgelegd dat omroepen redactiestatuten dienen op te stellen waarin is vastgelegd hoe gewaarborgd wordt dat (lid 3a) normen inzake journalistieke deontologie en kwaliteit worden gehanteerd. Alle landelijke publieke omroepen hebben een dergelijk statuut opgesteld waarin de onafhankelijkheid en professionele standaarden van redacties zijn vastgelegd. De NPO vraagt van omroepen daarnaast dat zij de Code voor de Journalistiek van het Genootschap van Hoofdredacteuren onderschrijven. Deze waarborgen zijn zoals omschreven verankerd binnen het publieke omroepbestel en zullen van daaruit ook onderdeel uitmaken van de vooruitblik, maar dit is niet specifiek in de vraagstelling opgenomen.

2. Vraag en opmerkingen van de fractieleden van D66

De fractieleden van D66 vragen hoe invulling gegeven wordt aan de toezegging aan het lid Pijlman van D66 over of de verspreiding van nepnieuws via de publieke omroep en het voorkomen daarvan, onderdeel van het onderzoek zouden zijn. Dit naar aanleiding van de toelating in het bestel van de omroep Ongehoord Nederland.

Naar aanleiding van de toezegging gedaan aan het lid Pijlman is aan de onderzoeksvraag van de vooruitblik over de relevante politiek-maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de invulling van de publieke taken in het mediabeleid door de publieke omroep toegevoegd dat het hierbij ook om de verspreiding van desinformatie via de publieke omroep en het voorkomen daarvan moet gaan.

3. Vragen en opmerkingen van de leden van de Fractie-Nanninga

1.

Hoe beoordeelt u, in het kader van een terugblik op hervormingen en bezuinigingen, de zeer kritische geluiden in onder meer dit onderzoeksartikel van Follow the Money, waaruit blijkt dat een zeer beperkte kring omroepmensen de facto de koers en de inhoud van de NPO bepalen? Is er in de terugblik speciale aandacht hiervoor?

De terugblik gaat uit van de huidige governance structuur zoals die in de Mediawet is opgenomen en geldig was gedurende de tijdspanne waarop de terugblik ziet. De raad van bestuur, die maximaal uit drie personen bestaat, heeft binnen de landelijke publieke omroep de belangrijkste beslissingsbevoegde taken. Uiteraard dient de raad van bestuur daarbij de omroepen te betrekken.

2.

Bent u met de leden van de Fractie-Nanninga van mening dat het ontslag bij omroep WNL van de heer Koster, omdat hij aan dit artikel meewerkte, aantoont dat er in de terugblik aandacht dient te zijn voor journalistieke vrijheid van NPO-medewerkers en -freelancers, ook als zij meewerken aan producties die kritisch zijn over de NPO? Zo nee, waarom niet?

De journalistieke vrijheid van medewerkers en freelancers is in de Mediawet geborgd in artikel 2.88 en voorts in redactiestatuten die door de omroepen worden opgesteld. Dit wordt als wettelijk kader meegenomen in de terugblik. Voor zover het genoemde voorval van invloed is geweest op de journalistieke vrijheid binnen de publieke omroep, valt het moment waarop dit gebeurde na de periode waarop de terugblik toeziet.

3.

Is er in de terugblik ook een kritische blik mogelijk op de innige verstrengeling tussen D66 en de NPO, middels formele en informele onderlinge persoonlijke relaties, culminerend in de gang van zaken rond de inhoud en het uitzendmoment van de documentaire over Sigrid Kaag? Met andere woorden, zal er in de terugblik ook ruimte zijn voor casuïstiek inzake onderwerpen die strijdig lijken met de doelstellingen van de neutraal en «voor alle Nederlanders» opererende NPO? Zo nee, waarom niet?

De onafhankelijkheid van de publieke omroep is een groot goed. Het media-aanbod van de publieke omroepen moet onafhankelijk tot stand komen onder redactionele verantwoordelijkheid van de omroepen en voldoen aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen. Dat is vastgelegd in de Mediawet. In de terugblik zal niet worden ingegaan op de banden van één specifieke politieke partij en de NPO.

4.

Is in de terugblik op de bezuinigingen ook aandacht voor de merkwaardige figuur dat de NPO reclame-inkomsten heeft, en aldus gesubsidieerd opereert in een commerciële markt? Zo nee, waarom niet?

Dat de publieke omroep reclame-inkomsten mag verwerven wordt als een gegeven beschouwd in de terugblik aangezien dit destijds wettelijk toegestaan was.

5.

Wordt er onderzocht in hoeverre deze concurrentievervalsing een negatieve impact heeft op onafhankelijke en/of commerciële mediapartijen? Zo nee, waarom niet?

Het onderwerp van het onderzoek is de duurzame versterking van de landelijke publieke omroep. De impact van de mogelijkheid voor de landelijk publieke omroep om reclame-inkomsten te verwerven op andere, commerciële, mediapartijen is daarom geen hoofdvraag van het onderzoek.

6.

Zal het Ministerie van Justitie en Veiligheid betrokken worden bij de vooruitblik aangaande de veiligheid van NPO-journalisten?

De veiligheid van journalisten maakt geen deel uit van dit onderzoek. Het kabinet zet zich in voor de veiligheid van journalisten. Over de acties die daartoe ondernomen zijn is de Tweede Kamer op 19 november laatstelijk geïnformeerd.18

7.

Acht u het veilig en goed voor het vertrouwen van het publiek in de NPO dat er een omroep toetreedt tot het bestel waarvan een van de oprichters een journalist heeft bedreigd, gechanteerd en zijn eigendommen heeft afgenomen? Zal er aandacht zijn in de vooruitblik voor het gedrag inzake veiligheid van mensen werkzaam binnen/voor de NPO en, zo nee, waarom niet?

Voordat mijn voorganger positief besloot op de toetreding van Ongehoord Nederland en Omroep Zwart zijn deze omroepen uitgebreid beoordeeld. Naast de drie positieve adviezen, uitgebracht voor de Raad voor Cultuur, het Commissariaat voor de Media en de NPO is aan Ongehoord Nederland en Omroep Zwart gevraagd om te bevestigen dat zij zich aan alle gedragscodes van de NPO zullen conformeren. Beide omroepen hebben toegezegd dit te doen. In de vooruitblik zal de veiligheid van mensen werkzaam binnen de NPO geen los thema zijn.

8.

Kan er in de vooruitblik op de financiering van de NPO een scenario worden doorberekend waarin alle content van de NPO gratis online beschikbaar komt, aangezien de Nederlandse belastingbetaler al gedwongen meebetaalt aan deze content en dubbel betalen derhalve geen pas geeft? Zo nee, waarom niet?

In de basis is alle content van de NPO gratis online beschikbaar voor een minimale periode van 7 dagen via de dienst NPO Start. Veel content is daar ook langer beschikbaar dan deze termijn van 7 dagen. In sommige gevallen kosten de rechten voor langere beschikbaarstelling meer of zijn deze überhaupt niet beschikbaar voor de publieke omroep zoals bijvoorbeeld sportwedstrijden of internationale films en series. Voor het verwerven van rechten voor het langer beschikbaar stellen van programma’s in dit soort gevallen heeft de NPO toestemming gekregen om via de dienst NPO Plus een aanvullende bijdrage te vragen aan de kijker tegen een kostengeoriënteerd abonnementstarief.

9.

Is «versterking van de NPO» een beleidsdoel op zich? Zo ja, waarom?

De «versterking van de NPO» is geen beleidsdoel op zich. Het beleidsdoel is een sterke publieke omroep in zijn geheel.

10.

Is afbouw en ontmanteling van de NPO tot een paar basale kerntaken inzake informatievoorziening een optie? Zo nee, waarom niet?

Afbouw en ontmanteling van de NPO tot een paar basale kerntaken is een eventuele politieke keuze. De publieke mediaopdracht zoals deze in de Mediawet in artikel 2.1. is omschreven, vormt het uitgangspunt van het onderzoek.

11.

Bent u het met de scheidend voorzitter van de NPO, mevrouw Rijxman, eens dat «diversiteit en klimaat» NPO-breed moet worden uitgedragen en gepromoot? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

De publieke omroep heeft onder andere tot taak het aanbieden van media-aanbod dat tot doel heeft een breed en divers publiek te voorzien van informatie, cultuur en educatie. Het is aan de publieke omroep (NPO en omroepen gezamenlijk) om belangrijke maatschappelijke thema’s als diversiteit en klimaat te behandelen op een manier die NPO en omroepen wenselijk achten, in het licht van de wettelijke taak. Het is niet aan een bewindspersoon hier een inhoudelijk oordeel over uit te spreken.

12.

Zal er in de vooruitblik ook gekeken worden naar de opgelegde diversiteitsquota en de dwang – op straffe van het «niet plaatsen» van content die er niet aan voldoet – en de mogelijk negatieve effecten hiervan op de artistieke vrijheid van contentmakers? Zo nee, waarom niet?

De streefdoelen, nadrukkelijk geen quota of middel om te straffen, maken deel uit van eigen plannen van de NPO en de omroepen. Deze maken daarom geen onderdeel uit het van instrumentarium van deze regering en zullen derhalve niet in de vooruitblik worden meegenomen.

4. Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de PvdD

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren reflecteren op de begeleiding van het onderzoek. Ze stellen vragen over de beloofde onafhankelijkheid bij een afvaardiging van de NPO, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Commissariaat voor de Media en naar het percentage externe deskundigen in de beoogde samenstelling van de begeleidingscommissie.

Mede naar aanleiding van deze vragen is besloten de begeleidingsstructuur van het onderzoek als volgt vorm te geven. Er is een begeleidingscommissie die wordt ingesteld vanuit de ambtelijk opdrachtgever voor dit onderzoek (de Directie Media en Creatieve Industrie van het Ministerie van OCW) aangevuld met een deelnemer vanuit de IRF van het Ministerie van Financiën en een deelnemer vanuit de het Ministerie van EZK. Daarnaast wordt een klankbordgroep geformeerd, waaraan een aantal direct en indirect betrokkenen deelnemen. In elk geval de NPO, het Commissariaat voor de Media, en als invulling van een toezegging aan de VVD in de Tweede Kamer, een aantal commerciële mediapartijen. Tenslotte acht ik het van belang dat de onderzoekers enige vrijheid krijgen bij het ontwerpen van hun onderzoek.

Daarom wordt het aan de onderzoekers gelaten hoeveel externe deskundigen zij verder nog wensen te betrekken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD), Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2021/22, 35 554, M.

X Noot
3

Kamerstukken I 2021/22, 35 554, M.

X Noot
4

Kamerstukken 35 554.

X Noot
5

Zie toezegging T03060.

X Noot
6

Handelingen I 2020/21, nr. 14, item 3, p. 4.

X Noot
7

Kamerstukken I 2021/22, 35 899, L.

X Noot
8

Kamerstukken 35 042.

X Noot
9

Kamerstukken 35 453.

X Noot
10

Toezegging T03080.

X Noot
14

Kamerstukken I 2021/22, 35 554, M, p. 2.

X Noot
15

Kamerstukken II 2020/21, 32 827 nr. 216.

X Noot
16

Kamerstukken I, 2020/21, 35 554, nr. H.

X Noot
17

Kamerstukken II, 2019/2020, 30 821, nr. 91.

X Noot
18

TK 2020–2021, 31 777, nr. 31.

Naar boven