31 777 Persbeleid

Nr. 31 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2021

In deze brief informeer ik uw Kamer over de toezeggingen die ik deed in het debat dat ik 9 september jl. met uw Kamer voerde over het onderwerp agressie en geweld tegen journalisten (Handelingen II 2020/21, nr. 104, items 5 en 8). Ik stuur u deze brief mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (BVOM).

Allereerst wil ik benadrukken dat agressie en geweld tegen journalisten onacceptabel is, en dat dit nooit getolereerd mag worden. Het heeft geen plek in onze samenleving. De verschillende incidenten van de afgelopen periode laten zien dat we met een ernstig probleem te maken hebben. Niet alleen zijn incidenten op zichzelf bijzonder serieus, maar is ook de ontwikkeling dat journalisten in hun werk gehinderd worden een probleem dat onze open en vrije maatschappij schaadt. Het kabinet zet zich in om dit tegen te gaan. In dat kader steunen wij PersVeilig van harte, ook met een structurele financiering. Weerbaarheid van journalisten is – helaas – van groot belang. Daar is de financiering die de Minister voor BVOM en ik beschikbaar stellen op gericht. Daarnaast blijft het bestaande beleid onverminderd van kracht. Dat beleid zorgt voor snel en hard straffen van daders: onder meer lik-op-stuk-beleid en een prioritaire afhandeling door politie en het Openbaar Ministerie (OM).

Toezegging over steun PersVeilig

Tijdens het debat van 9 september jl. heb ik, mede namens de Minister voor BVOM, uw Kamer toegezegd dat wij doorgaan met de structurele steun voor PersVeilig en dat wij hier geld voor vrij zullen maken. Recentelijk heeft overleg plaatsgevonden tussen JenV, OCW en PersVeilig. Daarop gebaseerd kan ik het volgende melden. Het streven van PersVeilig is dat zij op termijn door de journalistieke sector zal worden gefinancierd. Het is immers primair een verantwoordelijkheid van werkgevers en opdrachtgevers om te zorgen voor de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de bij hen werkzame journalisten. Totdat deze financiering geregeld is, en in ieder geval tot en met 2024, dragen zowel de Minister van BVOM als ikzelf jaarlijks bij aan de activiteiten die PersVeilig ontplooit. Hiervoor maak ik geld vrij uit de beschikbare middelen voor de versterking van de weerbaarheid van togadragers en journalisten in het kader van het brede offensief tegen de ondermijnende criminaliteit, en mijn collega uit de regeerakkoordmiddelen voor onderzoeksjournalistiek, zoals sinds 2018 al gebeurt. Voor de periode na 2024 zal ik het gesprek van PersVeilig met de sector over financiering in de gaten houden en blijf ik in gesprek met PersVeilig over wat mogelijk nodig is in termen van eventuele financiering. Bij dit alles staat buiten kijf dat de nauwe samenwerking die bestaat tussen de stuurgroepleden van PersVeilig (bestaande uit politie, het OM, de Nederlandse Vereniging van Journalisten, en het Genootschap van Hoofdredacteuren) gecontinueerd wordt.

Ten aanzien van het Flexibel Beschermingspakket Freelancers heeft de Minister voor BVOM, mede namens mijzelf, uw Kamer geïnformeerd in zijn brief van 7 oktober jl.1 Ik herhaal hier graag wat er in die brief ook gezegd is, namelijk dat wij in nauw contact staan met PersVeilig over het beschermingspakket. Als gedurende de looptijd van het beschermingspakket tot en met 2023 zou blijken dat een andere invulling van het pakket of aanvullende financiering ervan nodig zou zijn, dan gaan wij daarover met PersVeilig in gesprek.

Maatregelen bescherming journalisten

Tijdens het debat van 9 september jl. verwees uw Kamer een aantal keer naar maatregelen en activiteiten van PersVeilig om journalisten te sterken in hun positie tegen agressie en bedreiging. Voor uw inzicht is in de bijlage van deze brief een overzicht opgenomen van preventieve, repressieve, en overige maatregelen die binnen PersVeilig en breder zijn genomen om journalisten te beschermen2.

Uitvoering protocol PersVeilig

Conform het «protocol Persveilig» worden zaken met betrekking tot agressie en geweld tegen journalisten eenduidig geregistreerd, worden slachtoffers geïnformeerd over hun aangifte en krijgen journalisten een preferente positie in het aangifteproces. Tijdens het debat op 9 september jl. zijn zorgen geuit dat bovenstaande punten niet goed zouden gaan, nadat ik u op 31 maart van dit jaar heb geïnformeerd over het functioneren van dit protocol.3 Uit een ronde langs de deelnemers aan de Stuurgroep kwam naar voren dat de uitvoering van het protocol goed gaat, en dat de betrokkenen constructief samenwerken. De politie en het OM zijn zich bewust van deze aandachtspunten en hebben doorlopend aandacht voor de afspraken. Daarbij merk ik op dat het een relatief nieuwe werkwijze betreft, en dat een continue foutloze uitvoering niet altijd lukt. Uit diverse evaluaties van de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA, die gelden voor agressie en geweldsdelicten tegen personen met een publieke taak) blijkt dat nieuwe werkwijzen tijd kosten om in te dalen in alle gelederen van organisaties en dat het noodzakelijk is om daar aandacht voor te houden. Die tijd moet ook gegund worden, en binnen de stuurgroep PersVeilig is hier terechte aandacht voor.

De politie en het OM hebben mij toegezegd om in het reeds lopende verbetertraject inzake de Eenduidige Landelijke Afspraken4 expliciet aandacht te besteden aan het protocol PersVeilig, waaronder de preferente positie van journalisten en het goed op de hoogte houden van journalisten inzake hun aangifte, zodat er meer kennis, bekendheid en herkenning gegenereerd wordt bij de (lokale) politie en de officieren van justitie. Met betrekking tot de registraties laat het OM mij weten dat het overgrote deel van de zaken volgens de landelijke maatschappelijke classificatie die het OM voor geweld tegen journalisten gemaakt heeft geregistreerd wordt. Waar dat niet goed gaat betekent het geenszins dat er zaken met betrekking tot agressie en geweld tegen journalisten niet kunnen worden teruggevonden, dit kost op zijn hoogst voor het OM meer werk. Bij dezen geef ik uitvoering aan de motie van de leden Van Baarle en Den Haan.5

WODC-onderzoek naar agressie en geweld tegen journalisten

Het onderzoek naar agressie en geweld tegen journalisten, waaronder ook de vraag of geweld tegen journalisten onder de werking van het taakstrafverbod kan worden gebracht, is in de najaarsronde van 2021 geagendeerd, en het onderzoek bevindt zich nu in de opstartfase. Zoals ik tijdens het debat op 9 september jl. uw Kamer heb gemeld is het de doelstelling dit onderzoek in de zomer van 2022 af te ronden. Ik zal u te zijner tijd informeren over de uitkomsten en appreciatie van het onderzoek.

Extremisme

Tijdens het plenair debat van 9 september jl. heb ik tevens toegezegd in te gaan op de rol vanuit extremistische hoeken in de maatschappij bij bedreiging van journalisten. Vooropgesteld staat dat dit fenomeen de aandacht heeft van de politie en het OM. In algemene zin merk ik op dat het verwerpelijk is wanneer mensen bedreigd worden in welke vorm dan ook, en zeker tijdens de uitvoering van journalistieke taken.

Het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 54 schrijft dat er een zekere kruisbestuiving plaatsvindt tussen actiegroepen die zich tegen het overheidsbeleid verzetten en complotdenkers. Personen die onderdeel uitmaken van beide onlinegemeenschappen delen complotconstructies, desinformatie en misinformatie over (de aanpak van) COVID-19. De overname van complotdenken draagt bij aan een verharding op sociale media, maar ook tijdens fysieke protesten. De online uitingen van vaak legitieme grieven worden afgewisseld met bedreigingen richting politici, journalisten en wetenschappers en het verspreiden van doxinglijsten. Sommige van zulke online bedreigingen hebben een serieus karakter. Dit heeft tot meerdere aanhoudingen geleid. Ook richten actievoerders zich soms direct tot politie, journalisten, politici, wetenschappers, of medici, zowel tijdens demonstraties als op een andere wijze. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het bezorgen van dreigbrieven op huisadressen van personen die betrokken zijn bij de aanpak van COVID-19, maar ook om niet-strafbare acties die intimiderend kunnen overkomen.

Ook vanuit andere (ideologische) hoek vinden bedreigingen van journalisten plaats. Zoals het recent verschenen DTN 55 stelt manifesteren de activiteiten van rechts-extremisten zich met name online. Online intimidatie van tegenstanders maakt hier ook onderdeel van uit.

Ongeacht de ideologische motivering voor het bedreigen van journalisten geldt dat indien personen in beeld komen de overheid hier gepast en gericht tegen optreedt. Waarbij waar nodig en mogelijk zowel strafrechtelijk als vanuit zorg en veiligheid naar de casuïstiek gekeken wordt. Tenslotte merk ik op dat de politie geen registratie bijhoudt van de ideologische achtergrond van een bedreiging. Zodoende kan ik hier geen verdere conclusie aan verbinden.

Aanspreekpunt politie

Uw Kamer heeft de regering in de motie Yeşilgöz c.s. verzocht om voor de veiligheid van journalisten een gelijkwaardig aanspreekpunt aan het Team Bedreigde Politici te realiseren voor de zwaardere categorie bedreigde journalisten, zodat er altijd een aanspreekpunt is bij de politie.6

Omdat agressie en geweld tegen journalisten in heel Nederland voor komt en ook bedreiging vaak een lokale aanpak vraagt, staat een decentrale aanpak voorop. Bij agressie en geweld is de eerste stap dat de journalist op de gebruikelijke manier melding of aangifte doet. De politie heeft mij herbevestigd dat binnen iedere eenheid een centraal aanspreekpunt beschikbaar is voor Veilige Publieke Taak (VPT)-gerelateerde zaken. Zij waarborgen onder andere een goede implementatie en monitoring van het meldings- en aangifteproces en spelen een rol bij een eventueel noodzakelijke interventie in een lopend onderzoek of bij een zware bedreiging.

Dit aanspreekpunt is ook beschikbaar voor journalisten die met agressie en geweld te maken hebben. Dit aanspreekpunt zal met de partners van de politie worden gecommuniceerd, waaronder (de werkgevers van) journalisten en PersVeilig.

Voor zaken die een lokale aanpak overstijgen beschikt de politie over een landelijk programmamanager die strategisch aanspreekpunt is voor het onderwerp agressie en geweld tegen journalisten en in de volle breedte geweld tegen mensen met een publieke taak. Dit aanspreekpunt is tevens lid van de stuurgroep PersVeilig en kan journalisten helpen wanneer op landelijk niveau een interventie nodig is, bijvoorbeeld in geval van maatregelen na een zware bedreiging. Daarnaast zal de politie ter ondersteuning van dit aanspreekpunt zorgen voor de beschikbaarheid van expertise en capaciteit zodat bij een geval van zware bedreiging van een journalist adequaat ingrijpen altijd gewaarborgd is.

Maatregelen politie en Openbaar Ministerie

Bij de politie en het Openbaar Ministerie heeft de aanpak van agressie en geweld tegen journalisten prioriteit. Dit is een afspraak die gemaakt is in het «protocol PersVeilig». Het «protocol PersVeilig» bevat opsporings- en vervolgingsafspraken waaraan de politie en het OM zich hebben gecommitteerd als er sprake is van agressie- en of geweldsdelicten tegen journalisten. Deze afspraken zijn één op één overgenomen uit de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) zoals die gelden voor geweld tegen personen met een publieke taak. Het protocol bevat onder meer de volgende afspraken: lik-op-stuk-beleid wordt toegepast, de strafeis van de Officier van Justitie wordt met +200% verhoogd en schade wordt zo veel mogelijk verhaald op de dader, en zaken krijgen hoge prioriteit.

Dit beleid van harder en snel straffen door politie en Openbaar Ministerie is een nodige aanvulling op het preventieve beleid waar PersVeilig uiting aan geeft. Voor deze aanpak is repressie het sluitstuk.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstukken 31 777 en 28 684, nr. 30

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 35 570 IV, nr. 104

X Noot
4

Kamerstuk 28 684, nr. 596

X Noot
5

Kamerstuk 32 827, nr. 224

X Noot
6

Kamerstuk 35 570 VI, nr. 35

Naar boven