35 420 Noodpakket banen en economie

CH BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, DE MINISTER VAN FINANCIËN, DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2023

Op 1 april 2022 presenteerde het kabinet haar langetermijnvisie op coronasteun.1 In deze visie werd aangegeven dat het uitzonderlijke coronasteun- en herstelpakket verstandig was in de toen onzekere tijden, en dat met dit pakket werkenden en ondernemers twee jaar lang zijn geholpen.2 De gevreesde economische malaise bleef mede door het steunpakket uit, maar ook door het getoonde ondernemerschap, het doorzettingsvermogen, en creativiteit van veel ondernemers en werkenden. Het pakket is onder stoom en kokend water tot stand gekomen, dit was ook nodig en paste bij het tijdelijke karakter van deze crisis. Ondernemersactiviteiten werden begrensd, maar salarissen en vaste lasten liepen door en moesten betaald worden. Dit leidde tot een generiek pakket dat uiteindelijk twee jaar van kracht is geweest. Dit pakket was bedoeld om tijdelijk de klap op te vangen op weg naar manieren om met het virus te kunnen leven.

Nu, enkele jaren verder zien we ook de nadelen van een dergelijk generiek pakket. Langdurige steun berokkent de economie op termijn schade. De nadelen zijn in toenemende mate gaan overheersen. Zo staan lange periodes van overheidssteun economische dynamiek in de weg met als zichtbaar gevolg minder aanpassingen en meer arbeidsmarktkrapte. Ook kwam steun niet altijd op de goede plek terecht, niet alle bedrijven die steun ontvingen hadden daadwerkelijk last van corona. Als laatste trok steun ook een wissel op de overheidsbegroting. Inmiddels zijn er ook andere uitdagingen waarmee de begroting wordt geconfronteerd. Ook het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank kwamen tot deze conclusie.3 4 Gegeven deze nadelen concludeerde het kabinet dat generieke steun op lange termijn onhoudbaar is. Het kabinet zet in de scenario’s verkoudheid, griep+ en continue strijd,5 in op preventie, om nieuwe periodes van sluiting van sectoren zoveel als mogelijk te voorkomen. Enkel in een worst case scenario van volledige en langdurige sluiting van sectoren -waarbij exceptioneel veel van sectoren wordt gevraagd- is nog sprake van gerichte, bij voorkeur sectorale steun. Hierbij kondigde het kabinet aan dat het zal zorgen dat instrumentarium voorhanden is als deze steun geboden is. Tijdens de coronacrisis zijn voortdurend pogingen gedaan om coronasteun gericht en sectoraal vorm te geven. Op kleine schaal en voor enkele specifieke sectoren, zoals de reisbranche, evenementensector en sportsector zijn hier voorbeelden van. Pogingen om op grote schaal gerichte, sectorale steun te bieden bleken echter stuk te lopen op vaak uitvoeringstechnische problemen. Om die reden werd onderzoek naar nieuw instrumentarium aangekondigd.

Inmiddels kunnen we gelukkig constateren dat het virus endemisch is, en de gevreesde wintergolf is uitgebleven. Ook de laatste basismaatregelen specifiek voor corona zijn afgeschaald.6 De boodschap uit de langetermijnvisie coronasteun blijft echter relevant: we kunnen helaas niet uitsluiten dat er nieuwe varianten ontstaan die ziekmakender zijn en nopen tot ingrijpen. Ook dan zet het kabinet primair in op een solide basis van voorzorgsmaatregelen. En in het worst case scenario keert het kabinet liever niet terug naar generieke steun, zoals de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) of de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). De ongerichtheid van deze maatregelen leidt tot te grote nadelen. Daarom heeft het kabinet werk gemaakt van het onderzoeken van alternatieven waarop steun gerichter en bij voorkeur sectoraal vormgegeven kan worden. Hiertoe is opdracht gegeven aan onderzoekers van een extern consortium7 om de mogelijkheden te verkennen. In de bijlage vindt uw Kamer het opgeleverde rapport van de onderzoekers, waarin zij hiertoe enkele suggesties voor nieuwe beleidsopties doen. Deze brief licht allereerst de onderzoeksresultaten toe. Het kabinet heeft besloten de opties die worden aangedragen niet verder uit te werken. Hieronder wordt toegelicht waarom.

Kern onderzoek

De onderzoekers zijn in opdracht van de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de slag gegaan om de volgende vraag te beantwoorden: «Hoe kunnen sectorale of activiteitspecifieke instrumenten voor coronasteun ontwikkeld en geïmplementeerd worden?». Met behulp van een internationale vergelijking, het interviewen van experts en betrokkenen8, en deskresearch zijn de onderzoekers gekomen tot een «longlist» van 40 opties voor (meer) gerichte coronasteun.

Deze longlist is vervolgens getoetst met behulp van focusgroepen met experts en betrokkenen, om te bezien in hoeverre de opties de huidige bekende knelpunten voor gerichte coronasteun (economisch, juridisch, uitvoeringstechnisch) konden oplossen. Een groot aantal opties bleek niet goed bruikbaar omdat de knelpunten niet weggenomen konden worden, omdat opties niet voldoende onderscheidend waren ten opzichte van het bestaande steun- en herstelpakket of omdat opties op zichzelf staand te beperkt bleken om soelaas te bieden aan ondernemers en werkenden.

Uiteindelijk zijn door het combineren van verschillende bouwstenen drie opties overgebleven:

  • 1. Ex-ante verzekering of garantiefonds: ondernemers verzekeren hun mogelijke schade bij een (private) verzekeraar of garantiefonds.

  • 2. Afbakening via Standaard Bedrijfsindeling (SBI)-codes: het bestendigen van de eerder gebruikte SBI-code systematiek9 om groepen ondernemers (sectoren) af te bakenen die recht kunnen hebben op steun.

  • 3. Afbakening via bedrijfsvergunningen: ondernemers die mogelijk schade ondervinden kunnen met behulp van vergunningen geïdentificeerd worden.

Hierbij geven de onderzoekers aan dat geen van de opties vrij is van economische, operationele en/of juridische kanttekeningen. De opties proberen vooral een brug te slaan tussen de wens of noodzaak van gerichte coronasteun en economische, operationele en/of juridische knelpunten. Dit vergt te allen tijde een afweging. De onderzoekers concluderen dat variant 3 (afbakening via bedrijfsvergunningen) nooit dekkend zal zijn voor alle sectoren omdat niet in alle sectoren relevante vergunningen beschikbaar kunnen zijn om als basis te kunnen dienen. Om deze reden zal het kabinet deze optie niet verder onderzoeken en hier in deze brief niet verder op ingaan.

1. Ex-ante verzekering of garantiefonds

De onderzoekers onderzochten een verzekeringsinstrument waarbij ondernemers zich kunnen verzekeren voor schade door coronagerelateerde capaciteitsbeperkende maatregelen. Ondernemers moeten zich dan aanmelden voor een (publieke of private) verzekering en betalen hiervoor een premie. In het geval van contactbeperkende maatregelen zoals een lockdown, krijgen zij een deel van hun schade vergoed. Deze optie is volgens de onderzoekers een duurzame oplossing als Nederland op langere termijn met terugkerende contactbeperkingen te maken krijgt door een pandemie. Met een dergelijke oplossing wordt namelijk invulling gegeven aan het doel van het kabinet om coronaseizoenen en de daaraan gerelateerde omzetschommelingen te verwerken in het nieuwe ondernemersrisico.

Bij een verzekeringsinstrument zou er sprake zijn van zelfselectie omdat niet elke ondernemer bereid zal zijn om zich te verzekeren en daarvoor een premie te betalen. Ondernemers die niet deelnemen aan de verzekering, zouden ook geen steun ontvangen bij geleden schade door een pandemie. Dit heeft voordelen, zoals een kleiner beslag op de overheidsfinanciën, selectie op bedrijven die het echt nodig hebben, en minder verstoorde marktdynamiek.

Een verzekeringsmechanisme kent naast voordelen ook nadelen. Door de beperkte verzekerbaarheid van pandemie gerelateerde risico’s is een kostendekkende verzekering zonder overheidsingrijpen moeilijk vorm te geven. Het is een lastige balanceeract om een verzekering vorm te geven die ondernemers willen afsluiten, verzekeraars willen aanbieden, en de lasten voor de overheid beperkt houdt. De belangrijkste variabele is hierin de premie. Het berekenen van de juiste premie is complex; pandemieën zijn zeer zeldzaam, en de gerelateerde schade is mede afhankelijk van de keuzes van het kabinet. Dit «risico» is zeer moeilijk in te schatten. Ook zijn de uitvoeringskosten van deze optie hoog, omdat de schade-afhandeling grote groepen tegelijk betreft en dus moeilijk is.

2. Afbakening via SBI-codes

Bij deze beleidsoptie worden SBI-codes gebruikt als afbakening van steun. SBI-codes zijn in 2020 en 2021 ook gebruikt als manier om coronasteun te richten op de zwaarst getroffen sectoren. Volgens de onderzoekers verliep dit in de uitvoering relatief goed, maar bleken SBI-codes niet altijd accuraat en waren er veel grensgevallen. Dit leidde (mede daarom) tot veel bezwaar- en beroepsprocedures. Het gebruik van SBI-codes als afbakeningsinstrument is stopgezet nadat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelde dat ondernemers niet konden voorzien dat de SBI-codes een dergelijk groot belang zouden hebben en als enige indicator van bedrijfsactiviteiten gebruikt zouden worden. SBI-codes zijn immers ingericht voor een ander doel. Het CBb oordeelde dat SBI-codes niet gebruikt kunnen worden om geautomatiseerd de toegang tot een steunregeling te ontzeggen. De onderzoekers schetsen dat de Handelsregisterwet 2007 kan worden aangepast, zodat hierin wordt aangegeven dat het Handelsregister kan worden gebruikt voor de vormgeving van steunmaatregelen.

Van SBI-codes is bekend dat ze geen perfect middel zijn. SBI-codes worden door de Kamer van Koophandel (KvK) toegewezen op basis van de omschrijving van bedrijfsactiviteiten die ondernemers bij het KvK aanleveren. Deze codes bleken echter niet altijd actueel of accuraat. Het gevolg is dat er ondernemingen blijven die geen steun krijgen maar het eigenlijk wel nodig hebben en vice versa. Dit zal met name «upstream» in de waardeketen spelen: direct geraakte sectoren zijn wellicht (deels) aan te wijzen door SBI-codes te selecteren, maar dit geldt niet voor sectoren verderop in de waardeketen als leveranciers en dienstverleners.

Rondom het eerdere gebruik van SBI-codes voor afbakening hebben diverse juridische problemen gespeeld. Steun zou volgens de onderzoekers anders moeten worden ingericht, en de verantwoordelijkheid voor de correctheid en het vaststellen van de SBI-code zou meer nadrukkelijk bij de ondernemer moeten komen te liggen. Aanpassing van de Handelsregisterwet 2007 zou voor ondernemers duidelijk moeten maken wat de consequentie van de codes kunnen zijn. Ook is een hardheidsclausule in de steunregeling noodzakelijk. De onderzoekers schetsen dat er verdere juridische risico’s zijn die nadere analyse vergen.

Reactie kabinet

Het kabinet is de onderzoekers dankbaar voor de geleverde inspanningen en het uitvoerige onderzoek naar haalbare beleidsopties. Op voorhand was bekend dat dit geen makkelijke opgave zou zijn. Ook tijdens de crisis is continu nagedacht over manieren waarop steun beter, en gerichter vormgegeven kon worden. In enkele specifieke gevallen met succes, maar zoals de onderzoekers terecht concluderen bleken opties die door het kabinet in kaart waren gebracht vaak juridisch of uitvoeringstechnisch niet haalbaar of economisch niet wenselijk.

Het bleek lastig om ondernemers die getroffen werden door corona af te bakenen. Zo werden niet alleen bedrijven in een specifieke sector getroffen, zoals bars en restaurants in de horeca. Maar ook hun toeleveranciers die vaak opereren in een andere sector: groothandelaren, of producenten. Steun voor alleen de horeca zou andere ondernemers te kort doen. Verder is het noodzakelijk om het economisch verkeer ook zo goed als kan doorgang te laten vinden. Steun zou geen prikkel moeten geven tot het staken van reguliere bedrijfsactiviteiten. Daarnaast waren er ook praktische bezwaren, zoals staatssteunproblematiek waar in Europa kaders voor bestaan. Deze kaders hebben tot doel oneerlijke concurrentie te voorkomen. Dit was ook in coronatijd relevant, te veel steun zou immers tot te grote verschillen tussen landen kunnen leiden. Als laatste bleek uitvoering een belangrijk knelpunt. Deze stond voor corona al onder druk10, en ook tijdens corona is het uiterste gevraagd. Door de grote hoeveelheid aan aanvragen was handmatige afhandeling en maatwerk maar beperkt mogelijk. Zo ging het bijvoorbeeld bij de NOW in de periode maart-mei 2020 om 148.300 aanvragen door bedrijven.11 Dit was een van de redenen waarom de regeling Werktijdverkorting (Wtv) niet uitvoerbaar bleek voor een crisis van dit niveau. Bij de TVL ging het om 600.000 voorschot aanvragen, waar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dankzij een deels geautomatiseerd proces circa 50% binnen één week heeft weten te besluiten en betalen. Ook bij alternatieven speelt uitvoerbaarheid een sleutelrol, om steun tijdig en snel bij partijen te krijgen zal automatisering en standaardisatie onvermijdelijk zijn. Dit staat vaak haaks op gerichter steun verlenen.

Het kabinet is de onderzoekers erkentelijk voor de twee opties die zij hebben aangedragen. Hieronder gaat het kabinet dieper in op deze opties.

Ex-ante verzekering of garantiefonds

Het kabinet werkt deze optie niet verder uit. De uitvoering en implementatie van dit instrument is zeer complex en vergt een grondig marktonderzoek om te bezien of er in de markt animo voor is. Dit vergt aanzienlijke inhoudelijke expertise en capaciteit vanuit het Rijk. Daarbij voorziet het kabinet meerdere potentiële struikelblokken waarop verdere uitwerking stuk kan lopen. Doordat de risico’s die verzekerd zouden worden gecorreleerd zijn, zou indien deze risico’s materialiseren een zeer groot aantal schadeclaims afgehandeld moeten worden door een uitvoerder. Ook kan dit instrument enkel werken indien er buiten dit instrument om daadwerkelijk nooit coronasteun zou worden verleend. Pandemie gerelateerde risico’s zijn dermate moeilijk te verzekeren dat een puur private verzekering moeilijk haalbaar lijkt, daarom zal er (deels) publieke financiering nodig zijn, waarmee de additionaliteit ten opzichte van het huidige steunbeleid beperkt blijft. Concluderend acht het kabinet de juridische en operationele risico’s van het verzekeringsinstrument te groot en de toegevoegde waarde aan het huidig beleid te klein. Het kabinet besluit tegen deze achtergrond geen verdere capaciteit te besteden aan de complexe uitwerking van het verzekeringsinstrument, omdat de baten waarschijnlijk niet opwegen tegen de kosten. Het kabinet sluit uiteraard niet uit dat er desondanks private initiatieven zullen ontstaan die het mogelijk maken voor bedrijven om pandemie gerelateerde risico’s af te dekken.

Afbakening via SBI-codes

Naar aanleiding van de opmerking dat juridische risico’s bij afbakening via SBI-codes nader onderzocht moeten worden, heeft het kabinet de Landsadvocaat gevraagd om hier op te reflecteren. De Landsadvocaat concludeert dat een wettelijke grondslag in de Handelsregisterwet 2007 niet voldoende zal zijn om tegemoet te komen aan de bezwaren uit eerdere rechtspraak van het CBb. Bij het gebruik van SBI-codes voor steunverlening zal in de betreffende regeling steeds een maatwerkbeoordeling op basis van de feitelijke bedrijfsactiviteiten mogelijk moeten worden gemaakt. Daarbij doet de Landsadvocaat de suggestie in een eventuele steunregeling ook een slow track in te richten voor ondernemers die op basis van hun SBI-code geen aanspraak maken op steun, maar die menen op basis van hun feitelijke activiteiten recht te hebben op steun. Deze aanvragen zouden dan handmatig moeten worden beoordeeld. Het vertrekpunt van dit onderzoek is echter geweest om steun geautomatiseerd op sectoren te richten, omdat bekend was dat bij steunverlening op grote schaal een geautomatiseerd proces onvermijdelijk is. RVO heeft bevestigd dat deze suggestie uitvoeringstechnisch niet haalbaar is.

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft op dit moment SBI-codes niet in de systemen staan, maar werkt aan de hand van loonheffingennummers. UWV heeft zelf geen mogelijkheid om een goede koppeling tussen een loonheffingennummer en SBI-code te maken. Voor het maken van zo’n koppeling zou UWV afhankelijk zijn van een ketenpartner, waarbij het onzeker is of de ketenpartner wel altijd de juiste koppeling kan maken. Een toewijzing is namelijk altijd gebaseerd op de interpretatie van de partij die de toewijzing uitvoert. De interpretatie en toewijzing alsmede de controle hierop is foutgevoelig en vereist veel handmatige acties en leidt mogelijk tot veel bezwaren. De capaciteit die dat zou vragen, alsmede de capaciteit die benodigd zou zijn voor het inrichten van de slow track, maakt deze optie ook voor UWV onuitvoerbaar.

Het kabinet concludeert dat het daarmee niet mogelijk is gebleken om coronasteun op grote schaal via SBI-codes af te bakenen op een manier die juridisch houdbaar en uitvoerbaar is. Het kabinet zal deze optie dan ook niet nader uitwerken of onderzoeken.

Verdere maatregelen

Op dit moment wordt ook gewerkt aan een oplossing om in de toekomst beter voorbereid te zijn op het ondersteunen van werknemers én werkgevers in tijden van een (soortgelijke) crisis. Zo is in de hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt12 aangegeven dat het kabinet werk maakt van een regeling die geschikt is om toekomstige crises op te vangen. Op dit moment werkt het kabinet die vraagstukken uit in overleg met sociale partners. Het kabinet vindt het belangrijk dat er een vangnet komt voor omstandigheden die buiten het reguliere ondernemersrisico liggen, waarbij werkgevers een tijdelijke crisis kunnen overbruggen en werknemers hun baan kunnen behouden. In het voorjaar van 2023 wordt de Kamer hier nader over geïnformeerd.

Verder heeft het kabinet eerder een moreel appel gedaan aan bedrijven om steun terug te betalen indien zij dit achteraf niet nodig lijken te hebben gehad, omdat zij bijvoorbeeld op jaarbasis geen omzetverlies hebben geleden. In vervolg hierop heeft het kabinet in de brief van 26 november13 aangekondigd een jaaromzetverliesdrempel in een mogelijk volgende NOW te willen implementeren, mits uitvoerbaar. Steun gaat dan niet meer naar bedrijven die over een heel jaar gezien geen omzetverlies hebben gehad, ondanks dat zij op kwartaalbasis tegenvallende resultaten boeken. Dit draagt bij aan het gerichter maken van steun. Nu blijkt dat sectorale (corona)steun niet zonder meer mogelijk is, wordt het belang van parameters van regelingen groter. Afgelopen periode heeft de Minister van SZW onderzocht hoe een jaaromzetverliesdrempel als criterium in een mogelijke toekomstige NOW vorm kan krijgen. Er is geconcludeerd dat door een jaaromzetcriterium de complexiteit in een eventuele nieuwe NOW-regeling zou toenemen. Daardoor zouden aanvullende beleidsmatige en uitvoeringstechnische risico’s ontstaan. Zo zouden werkgevers door een jaaromzetcriterium langer in onzekerheid zitten over de precieze hoogte van de subsidie, en daarmee of ze nog recht hebben op meer subsidie of dat ze moeten terugbetalen. Een alternatieve manier om een eventuele nieuwe NOW-regeling beter te richten is door aan bestaande parameters te draaien. Uiteindelijk heeft het kabinet vastgesteld dat het op dit moment gezien de beschikbare capaciteit en uitvoeringslast niet opportuun is om een NOW-jaaromzetcriterium verder uit te werken. Bij een niet voorziene maar mogelijke herintroductie van een NOW kan dit standpunt heroverwogen worden, waarbij de uitvoerbaarheid alsnog verder wordt onderzocht.

Voor eventuele nieuwe energiesteunmaatregelen in 2024 wordt door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de RVO een winstcriterium uitgewerkt. Als dat mogelijk blijkt, dan wil het kabinet kijken of een (jaar)omzetcriterium (of mogelijk winstcriterium) in een eventuele NOW toe te passen is, mocht die onverhoopt geherintroduceerd worden. Hierop wordt nu echter geen verdere actie ondernomen.

Ook gaat het kabinet aan de slag met de evaluaties van de verscheidene steunmaatregelen. Hierover wordt uw Kamer in 2023 en 2024 verder over geïnformeerd. Als laatste wil het kabinet benadrukken dat ook maatregelen buiten de steunmaatregelen bijdragen aan het weerbaarder en wendbaarder maken van de economie tijdens een coronacrisis. Zo zijn er sectorplannen ontwikkeld14om bedrijven (gedeeltelijk) open te houden, draagt advisering van het nieuw opgerichte Maatschappelijk impactteam (MIT) bij aan een betere balans in de belangenafweging tussen het al dan niet sluiten van sectoren, en is arbeidsmarktbeleid gericht op het beschermen van de kwetsbaren in onze samenleving.15

Tot slot

Daarmee concludeert het kabinet dat het niet haalbaar blijkt om bij een volledige, langdurige sluiting van sectoren grootschalig en geautomatiseerd sectorale steun te verlenen. De enige resterende manier om eventuele steun te richten is daarmee via de parameters van de regeling (zoals de omzetverliesdrempel). Het kabinet heeft eerder aangegeven dat bij volledige en langdurige sluiting – waarbij exceptioneel veel van sectoren wordt gevraagd – sprake zal zijn van gerichte en bij voorkeur sectorale steun, met het oog op de nadelen van generieke steun. Nu het coronavirus endemisch is verklaard, ondernemers bekend zijn met het coronavirus en zelf hebben nagedacht over maatregelen om verspreiding tegen te gaan, weegt het kabinet de nadelen van generieke steun zwaarder dan voorheen. Het ligt overigens niet in de lijn der verwachting dat er in de toekomst nog sprake zal zijn van volledige en langdurige sluiting. Mocht het virus desondanks weer opleven, wil het kabinet de samenleving zoveel mogelijk openhouden en is de inzet primair gericht op preventie.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. 485

X Noot
2

Zie bijvoorbeeld CPB (2021), Notitie economische analyse steunpakket 2020.

X Noot
3

CPB (2022) Van coronasteun naar generiek beleid

X Noot
4

CPB/DNB (2022) Lessen uit de coronacrisis voor huidig steunbeleid

X Noot
5

Deze scenario’s zijn gebaseerd op de scenario’s van de WRR en de KNAW: WRR, KNAW (2021) Navigeren en anticiperen in onzekere tijden

X Noot
6

Kamerstuk 25 295, nr. BR

X Noot
7

Samenwerking tussen SEO economisch onderzoek, en Andersson Elffers Felix

X Noot
8

Betrokken ambtenaren, uitvoeringsorganisaties, private partijen, wetenschappers en belangenorganisaties.

X Noot
9

Onder andere tijdelijk toegepast bij de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS).

X Noot
10

Zie bijvoorbeeld Werk aan Uitvoering.

X Noot
11

Kamerstuk 35 420 nr. 513, Integrale voortgangsrapportage steunpakket met focus op NOW, TVL en fiscale steun.

X Noot
12

Kamerstuk 29 544, nr. 1112, Hoofdlijnenbrief arbeidsmarkt

X Noot
13

Kamerstuk 35 420 nr. 458, Aanvullende aanpassingen in het steunpakket in het vierde kwartaal.

X Noot
14

Kamerstuk 25 295, nr. 1959, Kamerbrief over langetermijnaanpak COVID-19

X Noot
15

Zoals het verhogen van het wettelijk minimumloon en het beschermen van flexkrachten.

Naar boven