35 373 Rusland

Nr. 27 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2021

Tijdens het notaoverleg over Rusland op 28 september 2020 (Kamerstuk 35 373, nr. 19) diende het Kamerlid Ploumen (PvdA) een motie in, waarin zij het kabinet verzocht «te komen met een uitwerking van de wijze waarop de intensivering van de dialoog en/of functionele samenwerking gestalte zal krijgen, in het bijzonder op het terrein van cultuur, wetenschap en onderwijs».1 Doel van deze brief is u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, te informeren over uitvoering van de motie.

Gezien het onderwerp van deze motie, dialoog en samenwerking met Rusland, heeft zij ook raakvlakken met enkele andere moties. Het gaat om de motie Van der Staaij en Ploumen over cultuurdiplomatie2, de motie van de leden Van den Nieuwenhuijzen en Ploumen over het NESO-kantoor in Moskou3, de gewijzigde motie van het lid Sjoerdsma c.s. over uitbreiding van het aantal EU-beurzen voor Russische studenten4 en de gewijzigde motie van het lid Sjoerdsma c.s. over het versimpelen van visumprocedures5. Het kabinet zal daarom deze moties bij de beantwoording betrekken.

Het belang van verbinding

De politieke relatie tussen Rusland enerzijds en Nederland en de EU anderzijds is de afgelopen jaren verslechterd door het neerhalen van vlucht MH17, de illegale annexatie van de Krim, het conflict in oostelijk Oekraïne en Russische inlichtingenactiviteiten in Nederland. Daarbij wordt ons land in de Russische (staats)media dikwijls geportretteerd als een vijandig en «Russofoob» land. Dit betekent niet dat er de afgelopen jaren geen samenwerking en uitwisseling is geweest tussen overheden, bedrijven, culturele instellingen en het maatschappelijk middenveld. Wel is de samenwerking en uitwisseling minder geworden en in de publieke perceptie naar de achtergrond is geraakt.

De beleidsbrief die het kabinet uw Kamer in 2019 heeft gestuurd naar aanleiding van de motie Stoffer (SGP) en Verhoeven (D66)6 (Kamerstuk 33 694, nr. 37) is voor dialoog en functionele samenwerking met Rusland het uitgangspunt. Het kabinet richt zich op bescherming van de nationale veiligheid en die van zijn bondgenoten en partners («druk»), maar gaat tegelijkertijd door met het zoeken naar mogelijkheden voor dialoog met de Russische overheid en, waar mogelijk en in het belang van ons land, selectieve samenwerking. Ook heeft het kabinet aangegeven meer met andere actoren, binnen en buiten Moskou, bestaande contacten te willen onderhouden en nieuwe te willen aangaan.

In 2019 publiceerde het onafhankelijke Russische onderzoeksbureau Levada de resultaten van een opiniepeiling in Rusland naar het beeld van Nederland. Daaruit bleek dat 70% van de Russische bevolking een positief beeld van Nederland heeft en positief staat tegenover versterking van de zogeheten «people to people»-contacten7. Aan Nederlandse kant concludeert Clingendael in zijn Buitenland Barometer, op basis van eigen peilingen van het beeld van Nederlanders van Rusland, dat er «ongeacht de kille bilaterale betrekkingen, zowel wat de Nederlandse als de Russische bevolking betreft, kansen zijn voor de toenadering op maatschappelijk niveau»8.

Het kabinet ziet dit als een aansporing om zich in te spannen voor versterking van de «people to people»-contacten, met als doel bij te dragen aan meer realistische beeldvorming tussen beide landen en meer maatschappelijke verbinding tussen Nederland en Rusland. Zo wil het kabinet op diverse beleidsterreinen bruggen slaan naar die delen van de Russische samenleving die daarvoor openstaan.

Het kabinet wijst er ten overvloede op dat versterking van de dialoog en samenwerking met Rusland een zaak van lange adem is en alleen kan slagen als het van twee kanten komt. De Russische weigering om Kamerlid Sjoerdsma (D66) te laten deelnemen aan het bezoek van de vaste commissie Buitenlandse Zaken (januari 2020) en het stopzetten van de gesprekken met Nederland en Australië over MH17 (oktober 2020) laten bijvoorbeeld zien dat dialoog en samenwerking niet altijd vanzelfsprekend zijn. Ook de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Rusland kan de «people to people»-contacten tussen Nederland en Rusland bemoeilijken.

Onderstaand geeft het kabinet een overzicht van de inzet van het kabinet op de thema’s cultuur, wetenschap en onderwijs. Voor de overige thema’s verwijst het kabinet naar de uiteenzetting in de eerder genoemde beleidsbrief in reactie op de motie van de Kamerleden Stoffer en Verhoeven9.

Cultuur, wetenschap en onderwijs

Zoals het kabinet schreef in de beleidsreactie op de motie Stoffer en Verhoeven is de relatie met Rusland niet alleen een zaak van de twee nationale overheden. Juist in een tijd dat politieke dialoog met Rusland moeizaam is, blijft het belangrijk om bruggen te slaan naar Rusland op het terrein van cultuur, wetenschap en onderwijs. Zoals bekend gebeurt dit maar ten dele onder de verantwoordelijkheid van het kabinet. Ook andere actoren, zoals universiteiten, decentrale overheden of culturele instellingen, kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan dialoog en samenwerking met Rusland.

Ook hiervoor geldt overigens dat deze samenwerking niet zonder risico is. Zo dienen op het terrein van onderwijs- en onderzoekssamenwerking kernwaarden als academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit altijd toetsstenen van ons handelen te zijn en zijn reciprociteit en kennisveiligheid belangrijke (voor)waarden voor iedere vorm van academische samenwerking. In november stuurde het kabinet uw Kamer de brief kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap, waarin het een pakket aan maatregelen presenteert om ongewenste overdracht van kennis- en technologie en heimelijke beïnvloeding van onderwijs en wetenschap in Nederland tegen te gaan10.

Om kennisuitwisseling en de vorming van netwerken in Nederland met betrekking tot Oost-Europa en Rusland te stimuleren heeft het kabinet besloten een kennisplatform Oost-Europa op te richten. Doel hiervan is samenwerking te stimuleren tussen bijvoorbeeld kennisinstellingen, het bedrijfsleven, NGO’s en overheden. De aanbestedingsprocedure voor het secretariaat van dit kennisplatform is reeds in gang gezet en het is de verwachting dat het kennisplatform in het tweede kwartaal van dit jaar van start kan gaan.

Op het terrein van cultuur is de belangstelling bij Nederlandse en Russische culturele actoren om met elkaar samen te werken onverminderd groot. Rusland is een land met een grote culturele traditie en een land waarin cultuur hogelijk gewaardeerd wordt. Culturele diplomatie heeft daarom een groot potentieel om positief bij te dragen aan de bilaterale relatie. Het Internationaal Cultuurbeleid biedt de mogelijkheid het innovatieve karakter van de Nederlandse creatieve sector onder de aandacht te brengen, maar ook om bruggen te slaan die leiden tot meer wederzijds begrip. In de database van DutchCulture, waarin Nederlandse culturele activiteiten in het buitenland bijgehouden worden, nam Rusland in 2019 de negende plaats in met 510 activiteiten van 256 kunstenaars. De ambassade Moskou en het consulaat-generaal in Sint-Petersburg speelden hierbij een belangrijke initiërende rol en enkele tientallen activiteiten werden ook financieel ondersteund met Nederlands overheidsgeld via partijen als het Mondriaanfonds, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en de ambassade in Moskou en het consulaat-generaal in Sint-Petersburg.11 Het werk van de Nederlandse ambassadeur voor Culturele Samenwerking is daarbij van groot belang om de dialoog met Rusland gaande te houden.

In de periode 2021–2024 richt het Internationaal Cultuurbeleid zich wat betreft Rusland in het bijzonder op het bevorderen van uitwisseling in de podiumkunsten, museale samenwerking, de creatieve industrie en literatuur. Op het gebied van museale samenwerking gaat het hierbij o.a. om het bevorderen en faciliteren van kennisuitwisseling en samenwerking tussen musea, bijvoorbeeld door de organisatie van museumconferenties, om bezoekersprogramma’s en om het ondersteunen van samenwerking tussen het Hermitage Museum in Sint-Petersburg en de Hermitage in Amsterdam12. Waar het de uitwisseling van museale werken betreft is commitment van musea en overheden van beide zijden van belang, waarbij Nederland in lijn met Nederlandse wetgeving en internationaal recht garantverklaringen afgeeft voor bruikleengoederen in staatseigendom die in Nederland tentoongesteld worden. Ook zal het kabinet blijven investeren in samenwerking op het gebied van gemeenschappelijk erfgoed, bijvoorbeeld tijdens het Peter de Grote-jaar in 2022.

Het is belangrijk te benadrukken dat deze samenwerking zich niet beperkt tot Moskou en Sint-Petersburg. Activiteiten zullen zich ook richten op andere steden, zoals Moermansk, Jekaterinburg en Kazan, steden die op cultureel gebied een belangrijke regionale functie hebben. Goed voorbeeld daarvan zijn de projecten van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie in de periode 2017–2020 zoals ook vermeld in de Voortgangsrapportage internationaal cultuurbeleid 201913.

Ook op het gebied van hoger onderwijs is er belangstelling vanuit Rusland. Voor de uitbraak van de Covid-19 pandemie waren er ongeveer 1.000 Russische studenten verbonden aan onderwijsinstellingen in Nederland. Op basis van cijfers van de IND is er de laatste jaren sprake van groei. In Rusland volgen ongeveer 400 Nederlandse studenten onderwijs aan de universiteit. Naast de bijdrage aan de internationalisering van het onderwijs kan deze studentenuitwisseling ook bijdragen aan de «people to people» contacten. Dat geldt ook voor de Dutch science talks, waarbij een (overwegend jong) Russisch publiek inzicht krijgt in wetenschappelijke ontwikkelingen in Nederland op het terrein van bijvoorbeeld vrede en veiligheid, de circulaire economie (waaronder vernieuwend design) of landbouw en voedselvoorziening. Ook het in stand houden van een netwerk van Russische studenten («alumni») die in Nederland hebben gestudeerd kan ervoor zorgen dat de band met ons land behouden blijft en draagt direct bij aan «people to people» contacten.

Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek «Internationalisering van het (hoger) onderwijs»14 zal de financiering voor de NESO-kantoren wereldwijd worden afgebouwd. Naar aanleiding van de motie Van den Nieuwenhuijzen en Ploumen (Kamerstuk 35 373, nr. 5) om het kantoor van Nuffic-NESO in Moskou open te houden heeft het kabinet uw Kamer op 6 oktober 2020 een reactie gestuurd15. De ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Buitenlandse Zaken werken op dit moment aan de realisatie van een alternatieve, structurele, inzet op onderwijs- en wetenschapssamenwerking met Rusland na de sluiting van het NESO-kantoor uiterlijk 31 december 2023. Ik verwacht uw Kamer hierover in het tweede kwartaal van dit jaar nader te kunnen informeren.

Daarnaast speelt het Nederlands Instituut in Sint-Petersburg (NIP) ook een rol bij het stimuleren van academische contacten tussen Nederlandse en Russische universiteiten. Dit instituut, dat zes belangrijke Nederlandse universiteiten vertegenwoordigt in Rusland, is erop gericht samenwerking op onderwijs en onderzoek in Rusland en Nederland te versterken. Het consulaat-generaal in Sint-Petersburg voert in samenwerking met het NIP een reeks (bezoekers)programma’s en activiteiten uit, die aansluiten op deze wens tot versterkte academische contacten voor onderzoekers, promovendi en studenten. Dit zal de komende jaren worden voortgezet.

Op EU-niveau vormt Erasmus+ het kader voor samenwerking met Rusland op het gebied van hoger onderwijs. Russische studenten hebben de afgelopen jaren gebruik kunnen maken van uitwisselingsprogramma’s met instellingen binnen de EU en deden dat volop. In het nieuwe programma Erasmus+ (2021–2027) blijft hiervoor aandacht en worden de mogelijkheden voor samenwerking tussen de EU-lidstaten en Rusland uitgebreid naar hoger onderwijs én middelbaar beroepsonderwijs. Wat betreft de motie van het Kamerlid Sjoerdsma, met betrekking tot uitbreiding van het aantal EU-beurzen voor Russische studenten, kan het kabinet bevestigen hiertoe opgeroepen te hebben in de Raad Buitenlandse Zaken van oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2224 en zich hiervoor ook bij gelegenheid te blijven inzetten. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in februari spreek ik samen met mijn EU-collega’s nader over onze relatie met Rusland. Daarbij zal ik dit punt nogmaals naar voren brengen.

Wat betreft de gewijzigde motie Sjoerdsma met betrekking tot versimpeling en versoepeling van de visumprocedures voor onder andere Russische studenten, wetenschappers, journalisten en kunstenaars, wijst het kabinet erop dat deze procedures betrekking hebben op Europese afspraken. Er gelden momenteel twee sets regelgeving: de Visumfacilitatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie inzake versoepeling van de afgifte van visa aan burgers van de Europese Unie en de Russische Federatie van mei 2007 en de herziene Visumcode van februari 2020. Hiervoor geldt dat de voor de visumaanvrager meest gunstige regeling wordt toegepast. Zo zijn de visumleges voor Russen op grond van de Visumfacilitatieovereenkomst aanzienlijk lager (€ 35 i.t.t. € 80,– op grond van de Visumcode) en zijn bepaalde categorieën vrijgesteld van leges, waaronder studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden en deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma’s. Daarnaast is de beslistermijn voor Rusland gunstiger op grond van de Visumfacilitatieovereenkomst en komen diverse categorieën op basis van deze overeenkomst eerder in aanmerking voor een meervoudig visum voor langere duur. Voorts voeren de posten in Rusland een actief Blue Carpet-beleid (voor zeevarenden) en Orange Carpet-beleid (dat verder strekt dan zakenreizigers en commerciële bedrijven): een versimpelde fast track-visumprocedure waarbij in de regel meervoudige visa verstrekt worden. Ten slotte zet het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich in voor een verdere versoepeling van het zgn. cascademodel (herziene Visumcode artikel 24) voor Rusland. Het cascademodel houdt in dat regelmatige reizigers een meervoudig visum met een oplopende geldigheidsduur van 1 tot maximaal 5 jaar kunnen krijgen, naarmate er vaker is gereisd en de eerder verstrekte visa correct zijn gebruikt. Dit is alleen mogelijk wanneer hierover in Europees verband overeenstemming wordt bereikt.

Het kabinet zal het Dutch Visitors programme en/of Influentials programme blijven voortzetten, waaronder ook Russische experts of vertegenwoordigers binnen de Russische overheid op specifieke thema’s kennis kunnen maken met Nederland en wat ons land te bieden heeft. Tussen 2020 en 2024 is het streven elk jaar een bezoek met Russische deelnemers te organiseren.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven