35 342 Verdrag van de Raad van Europa inzake een integrale benadering van veiligheid, beveiliging en gastvrijheid bij voetbalwedstrijden en andere sportevenementen; Saint-Denis, 3 juli 2016; Voornemen tot opzegging van de Europese Overeenkomst inzake gewelddadigheden door en wangedrag van toeschouwers rond sportevenementen; Straatsburg, 19 augustus 1985

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 18 november 2019.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 18 december 2019.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2019

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 3 juli 2016 te Saint-Denis tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake een integrale benadering van veiligheid, beveiliging en gastvrijheid bij voetbalwedstrijden en andere sportevenementen (Trb. 2016, nr. 111 en Trb. 2017, nr. 43); het voornemen tot opzegging van de op 19 augustus 1985 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst inzake gewelddadigheden door en wangedrag van toeschouwers rond sportevenementen (Trb. 1985, nr. 133).

Een toelichtende nota bij dit verdrag en het voornemen tot opzegging van deze overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

TOELICHTENDE NOTA

A. ALGEMEEN

1. De Overeenkomst van 1985 en het Verdrag van 2016

Voetbal beperkt zich door de vele internationale competities en toernooien en de grensoverschrijdende vriendschapsbanden tussen supporters van betaald voetbal organisaties (bvo’s) niet tot de landsgrenzen. Daarmee zijn ook de gastvrije ontvangst van supporters en de aanpak van uitwassen zoals voetbalvandalisme en voetbalgeweld niet louter lokale en nationale vraagstukken. Met het op 3 juli 2016 te Saint-Denis tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa inzake een integrale benadering van veiligheid, beveiliging en gastvrijheid bij voetbalwedstrijden en andere sportevenementen (Trb. 2016, nr. 111 en Trb. 2017, nr. 43) (hierna: «het Verdrag») wordt beoogd om in Europees verband zoveel mogelijk te komen tot een uniforme benadering van voetbalsupporters en een eensluidende aanpak van voetbalgeweld.

Het Verdrag van 2016 bouwt voort op de op 19 augustus 1985 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst inzake gewelddadigheden door en wangedrag van toeschouwers rond sportevenementen (Trb. 1985, nr. 133) (hierna: «de Overeenkomst»). De Overeenkomst geldt sinds 1 februari 1989 voor het Europese deel van Nederland. Directe aanleiding voor de Overeenkomst was het drama tijdens de Europacupfinale in het Heizel-stadion in Brussel op 29 mei 1985, waar tijdens rellen 39 mensen om het leven kwamen en zeshonderd mensen gewond raakten. De Overeenkomst heeft een sterke focus op het voorkomen en terugdringen van voetbal gerelateerd geweld en heeft onder meer geleid tot het opzetten van een internationaal netwerk van voetbalinformatiepunten bij de politie, waaronder het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) in Nederland. De operationele internationale samenwerking en informatie-uitwisseling zijn hierdoor sterk verbeterd. Ook biedt de Raad van Europa lidstaten advisering en ondersteuning bij het realiseren van de uitgangspunten van de Overeenkomst van 1985. Deze aanpak heeft zijn vruchten afgeworpen. Er zijn ondertussen vele good practices gegenereerd en grootschalige incidenten zoals in de jaren tachtig behoren in de meeste lidstaten tot het verleden.

Tegelijkertijd treffen de maatregelen die in dit verband zijn genomen echter ook de goedwillende supporters (denk bijvoorbeeld aan beperkingen in de kaartverkoop, fouillering en vervoersbeperkingen). De Permanente Commissie die toeziet op de uitvoering van de Overeenkomst constateerde daarom enkele jaren geleden dat de geleerde lessen en de nieuwe uitdagingen op het gebied van voetbal en veiligheid een aanpassing van de Overeenkomst noodzakelijk maakten. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft de Permanente Commissie daarop in 2012 verzocht een nieuw verdrag op te stellen. Het doel van het nieuwe verdrag is om te komen tot een integrale benadering, waarbij veiligheid (safety), beveiliging (security) en gastvrijheid (service) in onderlinge samenhang worden bezien en versterkt, en waarbij er wordt gestreefd naar een structurele samenwerking tussen alle betrokken publieke en private partijen. Een nieuwe Permanente Commissie zal de implementatie van het Verdrag van 2016 monitoren, onder meer door een programma van evaluatieve bezoeken aan lidstaten en peer reviews en door het bevorderen van de uitwisseling van good practices.

Het Verdrag is inmiddels door ruim dertig staten ondertekend, waaronder door het Koninkrijk der Nederlanden. Voor zo’n tien staten is het Verdrag reeds in werking getreden. De toestroom van het aantal ratificaties is tijdelijk gestagneerd, nadat de Europese Commissie in het voorjaar van 2018 alsnog te kennen had gegeven dat artikel 11 van het Verdrag onder de exclusieve externe bevoegdheid van de Europese Unie valt.1 De lidstaten van de Europese Unie die van plan waren om dit Verdrag van de Raad van Europa te ratificeren, dienden daarom met betrekking tot dit specifieke artikel eerst nog door de Europese Unie gemachtigd te worden om in het belang van de Unie partij te worden bij dit Verdrag. Het machtigingsbesluit van de Europese Unie is op 12 maart 2019 door het Europese parlement goedgekeurd en op 9 april 2019 door de Raad vastgesteld.2 Nu het machtigingsbesluit is vastgesteld, zal het aantal ratificaties naar alle waarschijnlijkheid de komende tijd weer gestaag gaan toenemen. Voor de Nederlandse regering ligt nu ook de weg open om het Verdrag ter parlementaire goedkeuring aan te bieden. Het Verdrag bepaalt dat de partijen bij de Overeenkomst van 1985 deze Overeenkomst moeten opzeggen, wanneer zij partij willen worden bij het nieuwe Verdrag. Naast de goedkeuring van het Verdrag van 2016, wordt daarom tevens verzocht om de goedkeuring van het voornemen tot opzegging van de Overeenkomst van 1985.

2. Nationale aanpak

Het Verdrag sluit aan bij het Nederlandse beleid op het gebied van voetbal en veiligheid. Op landelijk niveau maakt de Regiegroep Voetbal en Veiligheid – die bestaat uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, gemeenten, het Openbaar Ministerie (OM), de Nationale Politie, de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en het Auditteam Voetbal en Veiligheid – beleid om het aantal incidenten tijdens en rondom voetbalwedstrijden terug te dringen en randvoorwaarden te scheppen om voetbal een feest te laten zijn. Alle partijen in de Regiegroep vertegenwoordigen een achterban die invloed heeft op (aspecten van) de organisatie van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal. De in 2011 in het Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid vastgelegde ambitie tot normalisatie is nog steeds actueel.3 In de visie van het Auditteam Voetbal en Veiligheid betekent «normaliseren» dat de veiligheidspartners veiligheidsbeleid dienen te verbinden aan een meer op service en gastvrijheid gericht supportersbeleid. De regering sluit zich hier graag bij aan.

De Regiegroep Voetbal en Veiligheid richt haar inspanningen op het toegankelijk, gastvrij en veilig houden en maken van voetbal. Een ieder die goedwillend een wedstrijd wil bezoeken, moet dit kunnen doen zonder hier ingewikkelde acties voor te hoeven ondernemen en zonder zich ongastvrij bejegend of onveilig te voelen. Concreet betekent dat het volgende:

  • De kans dat relschoppers zich kunnen (blijven) misdragen is minimaal. Zij worden geweerd uit het stadion (security);

  • Hierdoor zijn minder generieke beperkende maatregelen nodig (service);

  • Zowel de thuis- als de uitsupporters worden gastvrij ontvangen (service);

  • De wedstrijd vindt plaats in een stadion dat fysiek veilig is. De kans op een incident is door fysieke en organisatorische maatregelen zo klein mogelijk en mocht er toch iets gebeuren, dan dragen deze maatregelen er toe bij dat de gevolgen zo gering mogelijk zijn (safety).

Voor het realiseren van de ambitie van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal is samenwerking tussen en inzet van alle betrokken partijen nodig: het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de gemeenten, het OM, de politie, de KNVB, de bvo’s en niet in de laatste plaats de supporters. Gezamenlijk werken zij aan de volgende speerpunten:

  • sluitende persoonsgerichte aanpak;

  • goed gastheerschap;

  • safety, veilige stadions;

  • regierol bij gemeenten;

  • betrekken van supporters.4

Het Verdrag vormt in dit licht bezien een bevestiging en aanmoediging van het reeds in Nederland ingezette beleid ten aanzien van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal. Naar het oordeel van de regering kan het Verdrag de internationale samenwerking tussen Nederland en andere landen op dit vlak nog verder versterken en daarnaast waardevolle aanvullende inzichten en good practices opleveren.

3. Een ieder verbindende bepalingen

Naar het oordeel van de regering bevat het Verdrag van 2016 geen een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die binnen de Nederlandse rechtsorde aan andere rechtssubjecten dan de Verdragsluitende Partijen rechten en bevoegdheden toekennen of plichten opleggen.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

In het kader van de Raad van Europa is door de opstellers van het Verdrag een algemene artikelsgewijze toelichting geschreven, die is opgenomen in het Explanatory Report dat bij dit Verdrag behoort.5 In de onderstaande artikelsgewijze toelichting zal het Verdrag meer specifiek worden toegelicht tegen de achtergrond van de Nederlandse situatie.

Preambule

De preambule beschrijft de kaders en de randvoorwaarden waarbinnen het Verdrag tot stand is gekomen. Het erkent de nationale verschillen die er zijn in beleid en regelgeving tussen lidstaten en spreekt de wens uit om ondanks deze verschillen te komen tot een gelijkwaardige benadering van veiligheid, beveiliging en gastvrijheid bij voetbalwedstrijden en andere sportevenementen. Om tot een daadwerkelijk integrale benadering van deze problematiek te komen, zullen de partijen daarbij zo veel mogelijk streven naar een gestructureerde samenwerking tussen alle betrokken partners.

Artikel 1 Reikwijdte

Dit artikel bepaalt de reikwijdte van het Verdrag. Het Verdrag ziet primair op wedstrijden en toernooien in het betaald voetbal (eerste lid), maar kan ook worden toegepast op andere sporten of sportevenementen (tweede lid).

Eerste lid

De Regiegroep Voetbal en Veiligheid zal waar nodig actie ondernemen, in aanvulling op het reeds bestaande beleid om te komen tot toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal.

Tweede lid

Daar waar nodig, kan de Nederlandse aanpak van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal ook op andere sportevenementen worden toegepast. Op dit moment is daartoe echter geen aanleiding.

Artikel 2 Doel

Het doel van het Verdrag is het bieden van een veilige, beveiligde en gastvrije omgeving bij voetbalwedstrijden en andere sportevenementen. Dit artikel geeft aan welke maatregelen de partijen zullen moet nemen om dit doel te bereiken.

Onderdeel a

Dit onderdeel ziet op de multidimensionale benadering van de problematiek en op de samenwerking tussen alle relevante partijen. In Nederland wordt hier invulling aan gegeven via de uitvoering van het Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid, door de inspanningen in het kader van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal en door de structurele samenwerking van de verschillende partners binnen de Regiegroep Voetbal en Veiligheid.

Onderdeel b

Dit onderdeel benadrukt het belang van een breed gedragen erkenning van het feit dat veiligheid, beveiliging en gastvrijheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dit fundamentele inzicht is in Nederland reeds onderkend en neergelegd in het Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid en in de uitgangspunten van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal.

Onderdeel c

Dit onderdeel ziet op het belang van good practices. In Nederland wordt voortdurend gewerkt aan het creëren van goede praktijkvoorbeelden en getracht om de meest succesvolle voorbeelden vervolgens breder uit te rollen. Ook de ontwikkelingen in andere lidstaten worden aandachtig gevolgd en, waar relevant, overgenomen.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen in het Verdrag sluiten aan bij de terminologie die in de Nederlandse samenwerking wordt gebruikt.

Onderdeel f

In het Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid en de speerpunten van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal wordt onderkend dat maatregelen die genomen worden om voetbalgeweld door een kleine groep tegen te gaan impact hebben op de gastvrijheid van alle supporters en dat in dit pakket van maatregelen meer evenwicht zou moeten komen, zodat de gewone supporters minder te lijden hebben van maatregelen die eigenlijk gericht zijn op een kleine groep raddraaiers. Het in 2014 gepubliceerde rapport Raak geschoten? – dat handelt over de werking van maatregelen tegen geweld en overlast rondom het betaald voetbal – bevestigt in dit verband dat maatregelen in onderlinge samenhang moeten worden bezien.6

Onderdeel g

Deze integrale benadering door meerdere instanties wordt landelijk vormgegeven binnen de Regiegroep Voetbal en Veiligheid. Lokaal zijn dezelfde partners in beeld en heeft de gemeente de regie over de samenwerking. Supporters worden zoveel mogelijk betrokken.

Artikel 4 Coördinatie op binnenlands niveau

Eerste lid

Het eerste lid heeft betrekking op het opzetten van nationale en lokale coördinatiestructuren. In Nederland wordt de landelijke coördinatiestructuur gevormd door de Regiegroep Voetbal en Veiligheid. De lokale partners participeren daarnaast onder de regie van de gemeente in een effectieve lokale coördinatiestructuur.

Tweede lid

Het tweede lid heeft betrekking op het identificeren, analyseren en evalueren van risico’s en op het delen van actuele informatie over risicobeoordeling. In Nederland vindt dit plaats in tactische en operationele veiligheidsoverleggen, waar in ieder geval de gemeente, de politie en de bvo aan deelnemen, en waar bij voorkeur ook de supporters bij worden betrokken.

Derde lid

Het derde lid ziet op het betrekken van alle belangrijke publieke en private instanties bij de coördinatiestructuur. In Nederland wordt hier invulling aan gegeven door de samenwerking in de Regiegroep Voetbal en Veiligheid op nationaal niveau en door de «voetbalvierhoek» (burgemeester, (hoofd)officier van justitie, politiechef en vertegenwoordiger van de bvo) op lokaal niveau.

Vierde lid

Het vierde lid bepaalt dat de partijen waarborgen dat er bij de coördinatiestructuren rekening wordt gehouden met de beginselen van veiligheid, beveiliging en gastvrijheid en dat er bij deze structuren strategieën worden ontwikkeld en geëvalueerd in het licht van internationale ervaringen en goede praktijken. Deze bepaling sluit aan op de ontwikkeling die in Nederland al in gang is gezet om te komen tot toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal en de ambities uit het landelijk Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid. Daarnaast kunnen de lokale voetbalconvenanten die jaarlijks worden vastgesteld op lokaal niveau een evaluatiemoment bieden. De landelijke partners stimuleren dat hier de uitgangspunten van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal in worden opgenomen.

Vijfde lid

Het vijfde lid heeft betrekking op het duidelijk in wet- en regelgeving vastleggen van de taken en verantwoordelijken van de relevante instanties. Taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partners alsmede de uitgangspunten voor een integrale aanpak zijn in het Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid opgenomen.

Artikel 5 Veiligheid, beveiliging en gastvrijheid in sportstadions

Eerste lid

De veiligheid bij evenementen, en zo ook bij sportevenementen, wordt in Nederland lokaal geregeld middels de evenementenvergunning die door de burgemeester wordt afgegeven. In de model-Algemene Plaatselijke Verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is een artikel met betrekking tot evenementen opgenomen. Een gemeente kan deze desgewenst aanpassen. Een aantal gemeenten hanteert een speciale voetbalvergunning die qua omvang en inhoud afwijkt van de evenementenvergunning. Tussen gemeenten bestaan er verschillen. Sommige gemeenten geven een vergunning af voor het hele voetbalseizoen, andere gemeenten geven een vergunning per half jaar en weer andere gemeenten geven een vergunning per wedstrijd.

Aanvullend op de wettelijke normen hanteert de KNVB de zogenoemde veiligheidsverklaring. Dit is een voorwaarde voor het verkrijgen en behouden van een licentie om betaald voetbal te kunnen spelen. In deze veiligheidsverklaring zijn allerlei veiligheid-gerelateerde onderwerpen opgenomen, waarover de burgemeester van de speelstad en de voorzitter van de bvo afspraken maken. Tot slot stelt de KNVB in de licentievoorwaarden ook nog een aantal eisen aan de bvo met betrekking tot de veiligheidsorganisatiekomma zoals de veiligheidscoördinator en stewarding.

Tweede lid

Vergunningverlening en handhaving van vergunningsvoorwaarden is een lokale bevoegdheid met een adviserende rol voor de veiligheidsregio.

Derde lid

Voetbalstadions zijn bouwwerken in de zin van het Bouwbesluit 2012. Het gaat hierbij om bouw- en installatietechnische eisen waaraan stadions moeten voldoen. Verder stelt het Bouwbesluit eisen aan het brandveilig gebruik. In het kader hiervan is er een gebruiksmeldingplicht voor een voetbalstadion. Het toezicht op de naleving van het Bouwbesluit is belegd bij de gemeente. Nederland kent geen specifieke wetgeving voor tribunedelen. In Europees verband behandelt de norm NEN-EN 13.200-7 de veiligheid van toeschouwers op kijklocaties en daarmee deels ook de veiligheid binnen stadions.

Vierde lid

Toegankelijkheid en een gastvrije ontvangst van alle supporters maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de inspanningen in het kader van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal.

Vijfde lid

De genoemde veiligheidsrisico’s maken onderdeel uit van de huisregels van de bvo’s, het lokaal convenant en het operationeel overleg tussen de lokale partners. Iedere bvo is daarnaast verplicht een veiligheidscoördinator aan te stellen die de coördinatie over de veiligheid in het stadion heeft.

Zesde lid

Het is een verantwoordelijkheid van iedere afzonderlijke organisatie om te zorgen dat het personeel op zijn taken is toegerust. Daarnaast wordt binnen een van de pilots in het kader van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal een pakket aan taakomschrijvingen gemaakt voor alle relevante partners binnen het domein van voetbal en veiligheid, die gebruikt kunnen worden bij het opzetten van trainingen en oefeningen.

Zevende lid

Dit heeft doorlopende aandacht van de KNVB.

Artikel 6 Veiligheid, beveiliging en gastvrijheid in openbare ruimten

Eerste lid

Het eerste lid bepaalt dat de partijen alle instanties en belanghebbenden aanmoedigen om samen te werken, in het bijzonder (a) bij het beoordelen van risico’s en het nemen van preventieve maatregelen en (b) bij het creëren van een veilige, beveiligde en gastvrije omgeving in publieke ruimten of gebieden waar supporters zich voor en na de wedstrijden kunnen ophouden. In Nederland is hier in de diverse veiligheidsoverleggen op operationeel, tactisch en strategisch niveau aandacht voor.

Tweede lid

Het tweede lid bepaalt dat bij het beoordelen van risico’s en het nemen van maatregelen rekening wordt gehouden met de reis naar en van het stadion. In Nederland worden de reisbewegingen meegenomen bij de wedstrijdvoorbereiding en de wedstrijdorganisatie.

Artikel 7 Planning voor onvoorziene gebeurtenissen en noodgevallen

Net als ieder bouwwerk en evenement dient een stadion een calamiteiten- en ontruimingsplan te hebben. Deze eis vloeit niet alleen voort uit de gebruiksmelding, maar is ook opgenomen in de licentie-eisen van de KNVB en is onderdeel van de veiligheidsverklaring, die door de burgemeester en de voorzitter van de bvo jaarlijks aan de KNVB wordt verstrekt.

Juist omdat veel mensen bijeen komen in een gecompliceerde infrastructuur is het van groot belang dat:

  • het calamiteiten- en ontruimingsplan gedegen en integraal gevormd wordt, zodat gemeente, politie en hulpdiensten weten welke afspraken er gelden en zij hun processen daarop kunnen inrichten;

  • het plan eenmaal per jaar gezamenlijk wordt doorlopen en wordt voorzien van updates;

  • er periodiek met het plan wordt geoefend.

Het oefenen met het calamiteiten- en ontruimingsplan gebeurt op verschillende manieren:

  • 1. Multidisciplinaire table top-oefeningen (oefeningen nagespeeld op papier rondom een tafel);

  • 2. Monodisciplinaire oefening van de processen van de veiligheidsorganisatie bvo;

  • 3. Multidisciplinaire praktijkoefening op lokaal niveau;

  • 4. Multidisciplinaire praktijkoefening grootschalig.

Volgens de licentie eisen van de KNVB dienen oefenvormen 2 en 3 tenminste eenmaal per jaar plaats te vinden. Daarnaast dient op regionaal niveau – binnen de Veiligheidsregio – de afweging gemaakt te worden hoe vaak en wanneer een stadion in aanmerking komt voor een grootschalige multidisciplinaire oefening. Ten slotte adviseert het Auditteam Voetbal en Veiligheid veiligheidsregio’s en gemeenten om naast operationele oefeningen bij het voetbal ook periodiek bestuurlijk te oefenen.

Artikel 8 Relatie met supporters en lokale gemeenschappen

Eerste lid

Het betrekken van supporters is een van de speerpunten in het kader van toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal. Landelijk wordt hier onder meer invulling aan gegeven door structureel periodiek overleg te voeren met een supportersvertegenwoordiging. Lokaal zorgt de bvo voor een goed contact met de supporters door onder meer de inzet van zogenaamde Supporters Liaison Officers (SLO’s). Het hebben van een SLO is tevens een licentie eis van de KNVB. De Regiegroep Voetbal en Veiligheid moedigt de lokale partners aan om supporters ook een stem te geven in het beleid ten aanzien van voetbal en veiligheid. De concrete invulling hiervan is een lokale verantwoordelijkheid.

Tweede lid

Bij verschillende bvo’s worden maatschappelijke en educatieve activiteiten georganiseerd die zijn gericht op de supporters, maar ook op de bredere lokale gemeenschap. Bvo’s hebben een maatschappelijke opgave en geven hier op verschillende manieren invulling aan. Zowel landelijk (KNVB) als lokaal (bvo’s) worden projecten georganiseerd gericht op gezondheid, welzijn, antidiscriminatie, gemeenschapszin et cetera.

Artikel 9 Strategieën en operaties van de politie

Eerste lid

Bij de Nationale Politie zijn diverse leerstructuren ingericht (onder andere de Politieacademie en peer reviews) voor het ontwikkelen, evalueren en verfijnen van politiestrategieën. Daarnaast zijn er meer specifiek op voetbal en evenementen gerichte structuren zoals de Politie Adviesgroep Voetbal (PAV) en Conflict en Crisisbeheersing (CCB), waarin eveneens strategieën worden besproken, ontwikkeld en geëvalueerd. Dit alles gebeurt uiteraard in afstemming met het bevoegd gezag.

Landelijk vervult het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) een coördinerende rol waar het gaat om het bijeenbrengen van informatie, kennis en ervaringen in binnen- en buitenland.

Tweede lid

Hier wordt op verschillende manieren al invulling aan gegeven:

  • Vergaren van inlichtingen:

    • In Basisteams: Voetbalcoördinatoren7/wijkagenten/community policing;

    • Informatieorganisatie (Dienst Regionale/Landelijke Informatie Organisatie (DRIO/DLIO);

    • Inlichtingendiensten (Team Openbare Orde en Inlichtingen (TOOI) en Team Criminele Inlichtingen (TCI)).

  • Voortdurende risicobeoordeling:

    • Basisteams i.s.m. Dienst Regionale Operationele Samenwerking (DROS).

  • Op risico’s gebaseerde inzet:

    • Objectiveerbare risico-indicatoren bepalen de inzet;

    • Het bevoegd gezag besluit over de inzet.

  • Proportionele interventie:

    • Inzet strategie in afstemming met en onder gezag van het lokale bestuur.

  • Effectieve dialoog met supporters en gemeenschappen:

    • Voetbalcoördinatoren/wijkagenten/community policing.

  • Het vergaren van bewijzen van criminele activiteiten en het delen van bewijzen met autoriteiten:

    • Het doen van onderzoek en het eventueel doorgeleiden van zaken naar het OM (strafrecht) en/of de burgemeester (bestuursrecht).

Derde lid

Dit is staande praktijk.

Artikel 10 Preventie en bestraffing van laakbaar gedrag

Eerste lid

Het voorkomen en aanpakken van misdragingen via een persoonsgerichte aanpak is een van de speerpunten van het Nederlandse beleid inzake toegankelijk, gastvrij en veilig voetbal. Het is nadrukkelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle partners, waarbij het streven is om het beschikbare civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumentarium in samenspraak en onderlinge afstemming zo effectief mogelijk in te zetten.

Tweede lid

In Nederland wordt gestreefd naar een optimale inzet van een combinatie van civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke uitsluitingsmaatregelen om mensen die zich hebben misdragen te weren bij voetbalwedstrijden en bij overige voetbalgerelateerde activiteiten.

Derde lid

Het op een passende wijze bestraffen van individuen die in het buitenland strafbare feiten begaan, wordt altijd nagestreefd. Bij misdragingen van Nederlandse supporters in het buitenland zal altijd bekeken worden of er in aanvulling op de maatregelen die zijn getroffen door het land waar de overtreding of het misdrijf is gepleegd, ook in Nederland civiel-, bestuurs- en/of strafrechtelijke maatregelen opgelegd kunnen en moeten worden.

Vierde lid

In Nederland is de strafrechter bevoegd een gebiedsgebod met een meldplicht op te leggen, wat daarmee in de praktijk een uitreisverbod is. Daarnaast kan de KNVB een stadionverbod opleggen dat ook geldt voor wedstrijden van de betreffende bvo of het Nederlands elftal in het buitenland.

Artikel 11 Internationale samenwerking

Eerste lid

Nederland neemt deel aan de vergaderingen van de Permanente Commissie die de uitvoering van de Overeenkomst monitort en zal ook deelnemen aan het Comité dat toe zal zien op het Verdrag. Ook vindt in de Permanente Commissie internationale voorbereiding en afstemming voor grootschalige voetbalevenementen plaats, zoals Europese Kampioenschappen. Daarnaast werkt het CIV operationeel samen met nationale informatiepunten voetbal (NFIP’s) in andere landen, en wisselen zij gegevens uit in de voorbereiding op, tijdens en na afloop van internationale wedstrijden en toernooien.

Tweede lid

Mede naar aanleiding van de Overeenkomst, heeft Nederland sinds 1 april 1986 een CIV dat de genoemde taken uitvoert en dat internationaal als aanspreekpunt fungeert voor andere NFIP’s.

Derde lid

Dit is een van de kerntaken van het CIV in samenwerking met de voetbalcoördinatoren van de politie in de verschillende eenheden.

Vierde lid

Zodra het Comité is ingesteld zal het hierover geïnformeerd worden. Een vertegenwoordiger van het CIV zal tevens deel gaan nemen aan het Comité, net zoals dat nu ook het geval is bij de Permanente Commissie die toeziet op de naleving van de Overeenkomst.

Vijfde lid

Nederland zal dergelijke goede praktijken delen in het Comité en zal ook kansrijke buitenlandse voorbeelden inbrengen bij de Nederlandse partners.

Procedurele bepalingen: artikelen 12 t/m 15

Deze artikelen hebben betrekking op het monitoren van de naleving van het verdrag. In het Comité dat hiervoor wordt ingesteld zal Nederland worden vertegenwoordigd door zowel een vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie en Veiligheid als door een vertegenwoordiger van het CIV.

Slotbepalingen: artikelen 16 t/m 22

In de slotbepalingen wordt de verhouding tussen het Verdrag van 2016 en de Overeenkomst van 1985 nader uitgewerkt. Artikel 16, derde lid, van het Verdrag bepaalt dat staten die partij zijn bij de Overeenkomst van 1985 geen akte van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding mogen nederleggen, tenzij zij (1) deze Overeenkomst reeds hebben opgezegd of (2) zij deze Overeenkomst tegelijkertijd opzeggen. De regering kiest voor de tweede optie en zal daarom de akte van aanvaarding en de kennisgeving van opzegging tegelijkertijd nederleggen bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

Door het gelijktijdig nederleggen van de akte van aanvaarding en de kennisgeving van opzegging ontstaat er gedurende een periode van vijf maanden een overlap tussen het Verdrag en de Overeenkomst. Krachtens artikel 17, tweede lid, van het Verdrag treedt het Verdrag namelijk in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van een maand na de datum van de nederlegging van de akte van aanvaarding. Krachtens artikel 16, tweede lid, van de Overeenkomst wordt de opzegging daarentegen pas van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal. De mogelijkheid van deze overlap is bij het opstellen van het Verdrag voorzien en de overgangsrechtelijke bepaling van artikel 19, tweede lid, bepaalt daarom dat tijdens een eventuele periode van overlap uitsluitend het Verdrag van toepassing zal zijn. Het eerste lid van artikel 19 regelt daarnaast de betrekkingen tussen de staten die (nog) partij zijn bij de Overeenkomst van 1985 en de staten die (reeds) partij zijn bij het Verdrag van 2016.

Voor het overige bevatten de slotbepalingen louter standaardbepalingen die geen nadere toelichting behoeven.

Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het Verdrag van 2016, evenals de Overeenkomst, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

De leden 2, 3 en 4 van artikel 11 van het Verdrag hebben betrekking op de nationale informatiepunten voetbal en vallen samen met bepaalde verplichtingen die zijn vervat in Besluit (EU) 2002/348 van de Raad van 25 april 2002 inzake veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden met een internationale dimensie (PbEU L 121). Deze bepalingen in het Verdrag kunnen daarom gevolgen hebben voor het recht van de Europese Unie, dan wel de strekking daarvan wijzigen in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

X Noot
2

Besluit (EU) 2019/683 van de Raad van 9 april 2019 tot machtiging van de lidstaten om in het belang van de Europese Unie partij te worden bij het Verdrag van de Raad van Europa over een integrale benadering van veiligheid, beveiliging en gastvrijheid bij voetbalwedstrijden en andere sportevenementen (CETS nr. 218) (PbEU L 115/9).

X Noot
3

Het Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid (2011) is een publicatie van het (toenmalige) Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het document kan online worden geraadpleegd op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2011/05/23/kader-voor-beleid-voetbal-en-veiligheid.

X Noot
4

Over de nadere uitwerking van deze speerpunten is de Tweede Kamer reeds geïnformeerd bij brieven van 27 augustus 2015 en 23 juni 2016. Zie respectievelijk Kamerstuk 25 232, nr. 65 en Kamerstuk 25 232, nr. 67.

X Noot
5

Het Explanatory Report is online beschikbaar op: http://www.coe.int/en/web/conventions/full-list/-/conventions/treaty/218.

X Noot
6

H. Ferwerda e.a., Raak geschoten? Een onderzoek naar de werking van maatregelen tegen geweld en overlast rondom het betaald voetbal (WODC-rapport), Arnhem: Bureau Beke 2014.

X Noot
7

Voetbalcoördinatoren zijn politiemedewerkers die zich bezighouden met de politieorganisatie rondom een voetbalwedstrijd. Afhankelijk van de grootte van de bvo en van de problematiek die daarmee samenhangt, wordt deze functie parttime of fulltime verricht.

Naar boven