35 304 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord)

J VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 november 2021

De leden van de vaste commissie voor Financiën1 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 21 april 20212 inzake de eindrapporten van de evaluatie van en toekomstverkenning over de Opslag Duurzame Energie (ODE).

Naar aanleiding hiervan heeft de voorzitter van de commissie Financiën op 21 mei 2021 een brief gestuurd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat met vragen van enkele fracties.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben op 9 november 2021 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan Minister van Economische Zaken en Klimaat

Den Haag, 21 mei 2021

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief3 van 21 april 2021 inzake de eindrapporten van de evaluatie van en toekomstverkenning over de Opslag Duurzame Energie (ODE). De leden van de fractie van PvdA hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen, waar de fracties van VVD, CDA, GroenLinks, ChristenUnie en FVD zich bij aansluiten.

Het kabinet heeft zowel in 2019 als in 2020 bij de bespreking van het belastingplan aangegeven de zorgen van de Kamer te delen over de effecten van de ODE-aanpassingen, en daarvoor heeft zij destijds een aantal regelingen toegezegd. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe er uitvoering is gegeven aan de concrete compensatieregelingen en de gerichte subsidieregelingen die zijn getroffen parallel met de aanpassingen van de ODE in 2020 en 2021 om de relatief zwaar getroffen middelgrote bedrijven tegemoet te komen? Kunt u daarbij aangeven in welke mate deze regelingen daadwerkelijk worden benut en in welke sectoren? Heeft er een evaluatie plaatsgevonden waarbij er is gekeken naar de effecten van de ODE-aanpassingen op het CO2-gebruik in deze sectoren? Zo nee, gaat deze evaluatie er nog komen?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken na dagtekening van deze brief tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, N.J.J. van Kesteren

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT – KLIMAAT EN ENERGIE EN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2021

Hierbij stuur ik uw Kamer de beantwoording van de vragen van de leden van de PvdA-fractie in de vaste commissie Financiën van 21 mei 20214.

Op 23 april 2021 hebben de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een brief aan de Tweede Kamer verstuurd waarin de contouren geschetst worden van de inzet van de aanvullende middelen om bedrijven in de industrie en landbouw tegemoet te komen in de energiekosten (Kamerstuk 30 196, nr. 755). Middels deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over de voorgenomen verdere invulling hiervan.

Bij Miljoenennota 2021, heeft het kabinet voor 2 jaar € 25 miljoen per jaar aan aanvullende middelen beschikbaar gesteld om bedrijven die geraakt worden door de significante lastenstijging in de genoemde sectoren tegemoet te komen in de energiekosten. Daarbij is overeengekomen dat van de € 25 miljoen jaarlijks € 11 miljoen beschikbaar zal worden gesteld voor de glastuinbouwsector en € 14 miljoen voor de industriële sectoren. Aangezien de behoeften van de glastuinbouwsector en de industrie van elkaar verschillen en lastig te verenigen zijn in één regeling, zijn aparte trajecten ingesteld.

Het kabinet heeft met de Miljoenennota 2022 middelen beschikbaar gesteld voor Warmtesysteem Westland en CO2-levering (respectievelijk € 15 miljoen en € 23 miljoen) en ophoging van het SDE++-budget onder andere ten gunste van warmte. Naar aanleiding van de recente ontwikkeling in de energieprijzen is recent een incidentele aanpassing van de energiebelasting in 2022 aangekondigd (kenmerk 2021Z18173) waarmee in totaal € 500 miljoen lastenverlichting aan het bedrijfsleven geboden wordt. Daarnaast wordt een deel van de middelen via de motie Hermans (Kamerstuk 35 925, nr. 13) gebruikt voor de verlaging van de ODE op elektriciteit in de tweede en derde schijf ter bevordering van de elektrificatie in het midden- en kleinbedrijf vanaf 2023. Het effect hiervan voor de glastuinbouw en de industrie hangt af van de nadere uitwerking van deze motie.

De extra middelen en aanpassingen in de energiebelastingen mitigeren de toename in de lasten door de verhoging van de ODE gedeeltelijk en dragen bij aan het bieden van nader perspectief op reductie van CO2-uitstoot. Het zijn concrete stappen waarmee de rijksoverheid tracht de route te bestendigen naar een klimaatneutrale, toekomstbestendige glastuinbouw en industrie.

Compensatieregeling glastuinbouwsector

De transitie naar een glastuinbouwsector zonder CO2-uitstoot vraagt een omschakeling van eenvoudige inkoop van aardgas naar de nu vaak nog complexe en soms instabiele inkoop van zowel warmte, elektriciteit als CO2. Het is nodig perspectief te houden op die klimaatneutrale glastuinbouw en het is van belang dat de overheid die toekomst onderschrijft en faciliteert. De wijze waarop we daar komen zullen we met alle verantwoordelijke en betrokken partijen samen moeten vormgeven. Ten aanzien van de compensatie van de ODE-tariefstijging blijkt een directe compensatieregeling achteraf niet passend te maken voor de doelgroep van tuinders die sterk getroffen zijn door de ODE-tariefsverhoging in de 3e schijf elektriciteit. Ik, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ga het gesprek aan met het Ministerie van Financiën om dit proces een stimulans te geven op een andere wijze dan compensatie van individuele tuinders voor hun hogere elektriciteitsrekening. Daarbij kijk ik logischerwijs ook naar de lijn die voor de industrie is gevolgd bij de besteding van de gereserveerde ODE-middelen. Over de uiteindelijke invulling en overheveling van de middelen naar de LNV-begroting worden de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd.

Compensatieregeling industrie

De verhoogde ODE-heffing is een prikkel om te investeren in procesefficiëntie. Er zijn echter bedrijven die onvoldoende tijd hebben gehad om zich voor te bereiden op deze verhoging. Om het handelingsperspectief van deze bedrijven te verbeteren is het belangrijk dat investeringen in procesefficiëntie met een terugverdientijd van meer dan vijf jaar aantrekkelijker worden gemaakt. Hiervoor is twee keer € 14 miljoen beschikbaar gesteld aan de industrie vanuit de ODE-compensatiemiddelen. Voor 2021 is dit aangevuld met € 47,5 miljoen uit de Urgenda-middelen voor investeringen in energiebesparing in de industrie.

Met deze middelen is de regeling Versnelde Klimaatinvestering Industrie (VEKI) met verbeterde voorwaarden en extra budget van € 54 miljoen per 1 september 2021 opengesteld. De VEKI is een investeringssubsidie voor CO2-reducerende investeringen in de industrie met een langere terugverdientijd dan vijf jaar. Hiermee worden bedrijven tegemoet gekomen in het versnellen en naar voren halen van investeringen in procesefficiëntie en energiebesparende maatregelen. Met deze investeringen kunnen bedrijven hun energieverbruik verlagen en daarmee besparen op de energierekening en hun ODE-lasten. De regeling zorgt ervoor dat het rendement van de investeringen verbetert en de kans op financiering groter is.

Daarnaast worden bedrijven in de industrie gestimuleerd om grootschalige investeringsplannen te maken voor energiereductie en procesefficiëntie. De regeling TSE studies is uitgebreid met een budget van € 6 miljoen in 2021 ter ondersteuning van een module procesefficiëntie waarmee de inhuur van externe experts voor 50% wordt gesubsidieerd. De regeling is per 15 september opgesteld. Voordat een bedrijf investeert in nieuwe duurzame energie installaties is een gedegen haalbaarheidsonderzoek nodig waarmee het bedrijf en eventueel externe financiers zekerheid hebben over de economische haalbaarheid en de verwachte CO2-reductie. Het is aan een nieuw kabinet om te besluiten over aanvullende openstellingen in 2022.

Evaluatie ODE-schuif en impact op CO2-uitstoot in specifieke sectoren

Naar aanleiding van twee moties (Kamerstuk 35 304, nr. F en Kamerstuk 35 302, nr. 42), aangenomen door het parlement, is in 2020 nader onderzoek gedaan door CE Delft5 en WEcR6 naar de gevolgen voor de industrie en de glastuinbouw van de in het Klimaatakkoord afgesproken aanpassingen van de ODE. In deze onderzoeken is geconstateerd dat het totaal van de EB en de ODE voor enkele sectoren, waaronder de glastuinbouw en kleinere industrieën zoals voeding (bakkers, chips en snoepwarenfabrikanten), geen prikkel geeft voor elektrificatie, terwijl dat wel gewenst is met het oog op CO2-reductie. Specifiek voor de glastuinbouw concludeert WEcR dat de aanpassing van de ODE-tarieven op elektriciteit een negatieve stimulans geeft voor de benodigde elektrificatie en tot 0,5–0,7 Mton additionele CO2-emissie leidt in 2030, op het moment dat de overige ontwikkelingen buiten beschouwing worden gelaten.

Direct effect op de CO2-reductie van de glastuinbouw in 2030

Sector

Scenario

Pessimistisch

Gematigd

Optimistisch

Direct effect op reductie (Mton)

– 0,47

– 0,57

– 0,70

CE Delft concludeert dat er voldoende reductiepotentieel beschikbaar is in de industrie om een deel van de ODE te vermijden, maar dat het handelingsperspectief op de korte termijn (tot 2022) beperkt is vanwege de abrupte invoering van de ODE-aanpassingen. De ODE-verhoging kan daardoor per saldo een positief effect hebben op de energietransitie. Geschat wordt dat er als gevolg van de ODE-verhoging in 2020 een additionele CO2-reductie in de onderzochte sectoren mogelijk is van 0,02–0,2 Mton CO2-eq. tot 2025 en van 0,1 – 0,5 Mton CO2-eq. tot 2030. Onderstaande tabellen presenteren het effect van de ODE-schuif in 2020 op de energiebesparing en CO2-reductie per industrie sector in 2025 en 2030.

De EB en ODE geven nog niet de prikkels die de energietransitie en meer specifiek de gewenste omslag van aardgas naar elektriciteit ondersteunen. Daarom zijn voor de langere termijn opties in kaart gebracht voor structurele hervormingen in het fiscale kader. Recent is een interdepartementaal beleidsonderzoek naar de financiering van de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 689) aan de Tweede Kamer gestuurd en daarnaast is er een evaluatie van en een toekomstverkenning over de ODE (Kamerstuk 35 304, I) uitgebracht. Door de Staatssecretaris van Financiën heeft er daarnaast een evaluatie van de EB (Kamerstuk 31 239, nr. 330) plaats gevonden. Gezamenlijk bieden deze rapporten een brede basis ter ondersteuning van toekomstige beleidsopties door een volgend kabinet met betrekking tot het fiscale stelsel en de verhouding met de energietransitie. Naast het fiscale stelsel hebben het bredere overheidsinstrumentarium en marktontwikkelingen ook impact op de prikkel om te verduurzamen. Hierbij kan gedacht worden aan de SDE++-subsidie en de ontwikkeling van de prijzen voor aardgas, elektriciteit en CO2(-emissierechten).

Energie- en CO2-besparing industrie sectoren op korte termijn (2025)

Sector

Totaal belastbaar energie verbruik (PJ)

Energiebesparing (PJ)

CO2-besparing (Mton CO2)

Ondergrens

Bovengrens

Ondergrens

Bovengrens

Voedings-, genotmiddelen industrie

73,0

0,16

1,08

0,01

0,09

Hout-, papier- en grafische industrie

16,6

0,03

0,23

0,00

0,02

Chemische en farmaceutische industrie

86,4

0,13

0,9

0,01

0,06

Totaal

176,0

0,32

2,21

0,02

0,17

Energie- en CO2-besparing industrie sectoren op langere termijn (2030)

Sector

Totaal belastbaar energie verbruik (PJ)

Energiebesparing (PJ)

CO2-besparing (Mton CO2)

Ondergrens

Bovengrens

Ondergrens

Bovengrens

Voedings-, genotmiddelen industrie

73,0

0,69

2,86

0,06

0,23

Hout-, papier- en grafische industrie

16,6

0,15

0,61

0,01

0,06

Chemische en farmaceutische industrie

86,4

0,58

2,39

0,04

0,16

Totaal

176,0

1,42

5,86

0,11

0,45

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA) (voorzitter), Prast (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (FVD) Geerdink (VVD), Karimi (GL) (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66) en Raven (OSF), Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 304, I.

X Noot
3

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 304, I.

X Noot
4

Kenmerk 165884.02U.

X Noot
5

ODE-impact op industrie – Effecten op kosten en verduurzaming, CE Delft, april 2020.

X Noot
6

Tariefstijging ODE inkoop elektriciteit: effecten op kosten en CO2-emissie glastuinbouw, Wageningen Economic Research, juni 2020.

Naar boven