35 010 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

L BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2019

Tijdens de Kamerbehandeling van het wetsvoorstel ter verhoging van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren op 9 juli jl.1 is ook de herstelactie van het kindgebonden budget aan de orde geweest. Daarbij heb ik uw Kamer toegezegd om u te informeren over de gevolgen van de nabetaling voor de vermogensgrens van andere toeslagen en/of uitkeringen en de mogelijkheden om die gevolgen te beperken.

Bij de beantwoording van Kamervragen2 en tijdens de Kamerbehandeling hieromtrent is als uitgangspunt geformuleerd dat deze nabetaling niet meetelt als inkomen, maar wel gevolgen kan hebben voor de vermogenstoets in andere toeslagen en uitkeringen3. Dit uitgangspunt zal ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, hieronder toelichten evenals de inspanningen van de Belastingdienst/Toeslagen om de gevolgen te beperken.

Voor een nabetaling van het kindgebonden budget gelden de regels zoals vastgelegd in de Wet op het kindgebonden budget (WKB). In artikel 4 van de WKB is bepaald dat het kindgebonden budget geen gevolgen heeft voor de verlening van andere op het inkomen of vermogen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen. Daaruit volgt dat het ontvangen van een bedrag aan kindgebonden budget, evenals de nabetaling, niet meetelt voor de inkomens- of de vermogenstoets van andere toeslagen in het jaar van uitbetalen.

Burgers die de nabetaling niet uitgeven, hebben op de eerstvolgende peildatum (1 januari) meer vermogen. De nabetaling kan daarmee wel gevolgen hebben voor de inkomstenbelasting en de vermogensgrens voor de toeslagen van de jaren na het ontvangen van de nabetaling. In de Memorie van antwoord4 bij het wetsvoorstel tot wijziging van het kindgebonden budget heb ik dit, in antwoord op vragen naar de nadelige effecten van substantiële nabetalingen voor het recht op toeslagen en andere uitkeringen, als volgt toegelicht:

«Dit is relevant op 1 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de nabetaling ook daadwerkelijk is overgemaakt op de bankrekening van de desbetreffende ouder. Het kindgebonden budget, de huurtoeslag en de zorgtoeslag kennen een vermogensgrens waarboven er geen recht op toeslag bestaat. Voor het bepalen van het recht op toeslag, is het vermogen op 1 januari van het toeslagjaar bepalend. Er zullen daarom in het kader van deze herstelactie aan het einde van het kalenderjaar geen nabetalingen plaatsvinden5. Ouders worden in de brief waarin zij op de hoogte worden gesteld van de nabetaling, ook geattendeerd op de vermogensgrenzen die voor de verschillende toeslagen worden gehanteerd.» Hogere bedragen zullen naar verwachting niet eerder dan begin 2020 kunnen worden uitbetaald, waardoor deze betalingen geen effect zullen hebben op de vermogensgrenzen per 1 januari 2020.

Voor bijstandsuitkeringen geldt dat een toeslag in het kader van het kindgebonden budget een tegemoetkoming is in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Dergelijke tegemoetkomingen worden op basis van artikel 31, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet niet tot de middelen van de bijstandsgerechtigde gerekend. Het kindgebonden budget telt dus niet mee als inkomen of vermogen voor het vaststellen van het recht op bijstand. Dit geldt ook voor nabetalingen in dit kader. Gemeenten dienen er zorg voor te dragen dat in individuele gevallen de vrijlating correct wordt toegepast. Gemeenten worden hierover geïnformeerd via het SZW-gemeentenieuws.

Burgers die een nabetaling ontvangen, worden, zoals toegezegd, over de gevolgen van de nabetaling door de Belastingdienst/Toeslagen geïnformeerd. Zij hoeven zelf geen actie te ondernemen om te zorgen dat de nabetaling niet meetelt voor de andere toeslagen in het jaar dat de nabetaling wordt ontvangen. Burgers met een bijstandsuitkering worden er op gewezen dat de nabetaling niet meetelt voor het bepalen van het recht op hun uitkering. Ook op de website van de Belastingdienst/Toeslagen kunnen burgers deze informatie vinden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Verslag EK, 2018/19, nr. 38, item 5

X Noot
2

Kamerstukken 2018/19, 35 010, nr. 16, 18

X Noot
3

Naast de bijstand, heeft ook de IOAZ een vermogenstoets.

X Noot
4

Eerste Kamerstukken 2018/19, 35 010, nr. C

X Noot
5

Lees: «geen hoge nabetalingen», zie ook hierna.

Naar boven