35 010 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

Nr. 16 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2019

De vaste commissie voor Financiën heeft mij op donderdag 21 februari jongstleden verzocht in een brief de Kamer te informeren over de mate waarin ik verantwoordelijk ben voor de handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de onvolkomenheid in de implementatie van de wijziging van de wet op het kindgebonden budget. Tevens ben ik verzocht in te gaan op de informatiepositie van de Kamer met betrekking tot deze kwestie.

Staatssecretaris van Ark heeft mede namens mij in de beantwoording van de Kamervragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief Ambtshalve toekenning kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 7) uiteengezet hoe het proces conform het foutieve uitgangspunt werd ingericht. Hierin is aangegeven hoe de Belastingdienst heeft gehandeld met betrekking tot de onvolkomenheid in de implementatie van de wijziging van de wet op het kindgebonden budget. Ik verwijs dan ook voor een nadere toelichting naar dit document.

Voor mijn verantwoordelijkheid voor de handelwijze van de Belastingdienst verwijs ik naar het Kamerdebat Inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren van donderdag 21 februari jongstleden (Handelingen II 2018/19, nr. 57). Hier heb ik aangegeven dat er bij de ambtshalve toekenning kindgebonden budget sprake is geweest van een ontwerpfout. Zoals ik tijdens dat debat ook heb aangegeven, is dat ook de reden dat de omissie in het systeem zo lang heeft voortbestaan. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid geweest van de betrokken ministeries en bewindspersonen.

Omtrent de informatiepositie van de Kamer wil ik graag benadrukken dat de Kamer, zodra de omvang van de problematiek duidelijk was tijdig is geïnformeerd. Op 21 januari 2019 heeft de Staatssecretaris van SZW uw Kamer per brief geïnformeerd over de geconstateerde ontwerpfout in de uitvoering (Kamerstuk 35 010, nr. 6). Vervolgens is in de eerdergenoemde antwoorden op de Kamervragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 35 010, nr. 7) nader ingegaan op de problematiek.

Ik hoop dat ik hiermee uw vragen voldoende heb beantwoord.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

Naar boven