35 000 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019

Nr. 61 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2018

In deze brief informeer ik u over de volgende toezeggingen, verzoeken en motie:

  • De Tweede Kamer ontvangt de evaluatie Fokken op kortere staarten bij drie schapenrassen (begrotingsbehandeling 2018; Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 58);

  • De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de stand van zaken mobiele slachtinstallaties en beschikbaar stellen hokverrijkingsmateriaal varkens (debat over misstanden in varkensstallen van mei 2018; Handelingen II 2017/18, nr. 82, item 5);

  • Verzoek van de vaste commissie LNV om een afschrift te zenden van de antwoordbrief aan Stichting Varkens in Nood inzake de stand van zaken hokverrijkingsmateriaal;

  • De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over wat de Europese Commissie (specifiek: uitspraken van het Europese Hof) heeft gezegd over diertransport buiten de EU en hoe het staat met de handhaving (debat over de Staat van Unie (Kamerstuk 34 841, nr. 2);

  • De Tweede Kamer ontvangt een reactie op het RDA-advies Vissenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 971);

  • De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de beschikbare fte’s op paardenwelzijn bij de NVWA (AO paard van 3 oktober jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 994));

  • De Tweede Kamer ontvangt de stand van zaken motie van de leden Futselaar en Van Kooten-Arissen inzake een zwarte lijst (Kamerstuk 28 286, nr. 931).

Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik u het RDA-advies Dierproeven ten behoeve van de Veehouderij te sturen en u te informeren over de werkzaamheden van de welzijnscommissie vogelgriep.

Evaluatie fokken op kortere staarten bij drie schapenrassen

Het couperen van schapenstaarten is verboden. Alleen bij de rassen Suffolk, Hampshire Down en Clun Forest is het verwijderen van een deel van de staart onder voorwaarden toegestaan (artikel 2.5 Besluit diergeneeskundigen), omdat het door de lange en bewolde staarten van deze rassen moeilijk is om myiasis te voorkomen. De betrokken organisaties van de vrijgestelde schapenrassen hebben zich gecommitteerd aan het initiëren van fokprogramma’s gericht op halvering van de staartlengte voor 31 december 2027 en aan tussentijdse evaluatiemomenten. Wageningen Universiteit heeft op verzoek van LNV in 2017 een evaluatie uitgevoerd naar de voortgang op het fokken van kortere staarden bij drie schapenrassen. Deze vindt u via de volgende link: https://www.wur.nl/nl/nieuws/Tweede-evaluatie-fokprogramma-voor-kortere-schapenstaarten-2013-2017-.htm. Uit de evaluatie blijkt dat geen van de stamboeken de doelstelling, namelijk het halveren van de staartlengte voor 31 december 2027, gaat waarmaken. Met de stamboeken is daarom overeengekomen om in de wetgeving 1 januari 2028 op te nemen als einddatum voor het couperen. Tot deze einddatum zullen de stamboeken doorgaan met het ingezette fokprogramma. Met kortere staarten blijft het namelijk nog altijd beter mogelijk om myiasis te voorkomen. De stamboeken hebben ook aan de Gezondheidsdienst voor Dieren gevraagd om een protocol op te stellen voor pijnbestrijding tijdens en na de ingreep, zodat zij pijnbestrijding kunnen toepassen zolang de ingreep nog is toegestaan.

Mobiele slachtinstallaties

In het debat over de misstanden in varkensstallen (Handelingen II 2017/18, nr. 82, item 5) heb ik u toegezegd u te informeren over de stand van zaken van het concept «mobiele slachtunit» en mogelijke pilots in dit verband. Binnen de kaders van de Europese Hygiëneverordening en de Verordening 1099/2009 inzake bescherming van dieren bij het slachten is het mogelijk om onder strikte voorwaarden bedwelming en de eerste fase van de slacht van dieren plaats te laten vinden in een mobiele slachtunit. Dit biedt mogelijkheden om het transport van dieren die niet of moeilijk te vervoeren zijn naar het slachthuis (bijvoorbeeld gewonde dieren, in het wild gehouden dieren), maar die wél voor consumptie geschikt zijn op locatie te doden. Daarmee kan het dier lijden tijdens het transport bespaard worden. De investeringen in mobiele dodingsunits dienen door ondernemers gedaan te worden. De NVWA werkt momenteel aan de voorbereiding van een pilot met een mobiele dodingsunit. Deze pilot zal voor de zomer van 2019 worden uitgevoerd en geëvalueerd.

Hokverrijkingsmateriaal

Tijdens het debat misstanden in varkensstallen (Handelingen II 2017/18, nr. 82, item 5) is toegezegd dat de uitwerking van het onderzoek van de Wageningen Universiteit naar geschikte hokverrijkingsmaterialen beschikbaar komt voor varkenshouders. Ik kan u melden dat de brochure hokverrijkingsmaterialen begin november beschikbaar is via de website www.vitalevarkens.nl. In de brochure is duidelijk aangegeven wat verwacht wordt op het gebied van het aanbieden van hokverrijkingsmaterialen in de varkensstal. De POV en later ook de NVWA zullen actief communiceren over de nieuwe brochure. Vanaf 2019 heeft de NVWA de instructies in kader van de handhaving op het gebied van welzijn van varkens in lijn gebracht met de brochure. In eerste instantie zal de NVWA waarschuwend optreden indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor hokverrijking om de ondernemers gelegenheid te bieden zich aan te passen aan deze verandering. Daarna zal de NVWA gebruik maken van andere sanctionerende mogelijkheden.

Dier en Recht heeft mij onlangs vragen gesteld over het uitkomen van hokverrijkingsmateriaal. In bijlage 1 vindt u een afschrift van mijn antwoord, zoals door de vaste commissie LNV gevraagd (Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl).

Diertransporten buiten de EU

Zoals toegezegd door mijn collega Minister Blok tijdens het debat over de Staat van Unie (Kamerstuk 34 841, nr. 2) informeer ik u over de uitspraken van het Europese Hof van Justitie over transporten naar bestemmingen buiten de EU. Het Hof heeft twee uitspraken gedaan. Uit de eerste volgt dat er voorafgaand aan het transport een goede planning moet worden ingediend, die voldoet aan de transport- en rusttijden van de Transportverordening. Dit wordt door de NVWA gecontroleerd en het transport mag niet plaatsvinden als de planning niet voldoet. De tweede uitspraak van het Europese Hof gaat in op de verplichting om de gehele reis, inclusief het gedeelte buiten de EU, bij te houden in het reisjournaal. Omdat de zaak die hier voorlag gerelateerd is aan exportrestituties, die al jaren geleden afgeschaft zijn, wordt er nagegaan of deze uitspraak juridisch algemeen geldend is, ook voor huidige exporten. Als dit het geval is, zal de NVWA ook hierop handhaven.

RDA advies over welzijn van vissen

In mijn brief van maart 2018 (Kamerstuk 28 286, nr. 971) heb ik u toegezegd een reactie te sturen op de RDA zienswijze «Welzijn van Vissen» (https://www.rda.nl/publicaties/zienswijzen/2018/03/07/welzijn-van-vissen-verdient-meer-aandacht-van-overheid-en-andere-betrokken-partijen). De in deze zienswijze geformuleerde conclusies en aanbevelingen sluiten in belangrijke mate aan bij het vigerende beleid voor het verbeteren van het welzijn van vissen in relatie tot de verschillende gebruiksdoelen voor de mens. De zienswijze laat zien dat we op de goede weg zijn met de acties om vissenwelzijn te bevorderen, bijvoorbeeld met het lopend onderzoek naar de bedwelming van platvis aan boord van vissersvaartuigen. Dit onderzoek zal tot en met 2020 voortgezet worden. De verwachting is dat na die tijd verder onderzoek nodig zal zijn om praktijkrijpe methoden te ontwikkelen.

Nederland behoort internationaal tot de koplopers als het gaat om initiatieven om het vissenwelzijn te verbeteren. Om vissenwelzijn ook internationaal onder de aandacht te brengen en een gelijk speelveld te waarborgen, informeer ik de EU over de ontwikkelingen in Nederland. Een voorbeeld hiervan is het bedwelmen van aal voor de slacht. Per 1 juli 2018 is de regeling «bedwelmen aal» van kracht geworden. Dit betreft een nationale regeling bovenop Europese regels. Mijn uitgangspunt blijft echter dat regels voor het bedwelmen van vis voor de slacht, op Europees niveau moeten worden gesteld.

Het belangrijkste advies van de RDA is het verder versterken van de aandacht voor vissenwelzijn bij en door alle stakeholders. Het welzijn van vissen wordt in de subsidieregelingen voor innovaties in de aquacultuur reeds meegenomen als onderdeel van het bevorderen van duurzaamheid.

NVWA-Inzet op paardenwelzijn

Tijdens het Algemeen Overleg over paarden op 3 oktober jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 994) stelde het lid Van Kooten-Arissen (PvdD) mij de vraag hoeveel fte er naar de handhaving en het toezicht op het paardenwelzijn gaat. In totaal is er voor dierenwelzijn 68,8 FTE beschikbaar. De beschikbare fte’s dierenwelzijn zijn geoormerkt binnen de totale begroting van de NVWA ten behoeve van inspecties, maar niet gebonden aan een specifieke diersoort. De beschikbare uren worden risicogericht ingezet. Het aandeel daarvan dat aan dierenwelzijn paarden besteed kan per jaar variëren en wordt beïnvloed door een aantal factoren zoals gesignaleerde risico’s. De inzet kan plaats vinden op basis van meldingen maar ook in het kader van geplande projecten.

Motie Zwarte lijst

Overeenkomstig de motie van de leden Futselaar en Van Kooten-Arissen (Kamerstuk 28 286, nr. 931), ingediend bij het debat over het rapport over kenmerken en achtergronden van dierenmishandelaars (Handelingen II 2016/17, nr. 99, item 9), verken ik de mogelijkheden om te komen tot een zwarte lijst voor Nederlandse houders van dieren die een beroepsverbod in het buitenland hebben gekregen. Ik heb hiertoe een eerste verkenning in gang gezet door het polsen van een aantal gelijkgestemde lidstaten (verklaring van Vught 2014). Ik zal u informeren over de haalbaarheid en eventuele planning van dit initiatief.

RDA-advies Dierproeven ten behoeve van de Veehouderij

Hierbij zend ik u de zienswijze van de RDA «Dierproeven ten behoeve van de Veehouderij over het belang van dierenwelzijn, duurzaamheid en een ketenbenadering» (https://www.rda.nl/publicaties/zienswijzen/2018/10/01/rda-zienswijze-dierproeven-ten-behoeve-van-de-veehouderij). Deze zienswijze is aangevraagd op verzoek van het Zelfstandig Bestuursorgaan Centrale Commissie Dierproeven (CCD), dat belast is met de vergunningverlening van dierproeven. De zienswijze is dan ook vooral bedoeld om de CCD te ondersteunen bij de ethische beoordeling van dierproeven ten behoeve van de veehouderij.

Om de CCD en de hele onderzoeksketen te helpen om een zorgvuldige afweging te maken, heeft de RDA een stapsgewijze redeneerlijn uitgewerkt. Hierbij wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de dierproef allereerst een directe bijdrage dient te leveren aan het belang van het doeldier zelf, op het gebied van dierenwelzijn of diergezondheid. Indien er alleen sprake is van evidente voordelen op het gebied van andere duurzaamheidsdoelen binnen de veehouderij, zoals milieu, volksgezondheid, voedselzekerheid en economie, moet het belang van het dier afgewogen worden tegen deze doelen. Symptoombestrijding of enkel economisch belang is daarbij niet voldoende. Alle partijen in de onderzoekketen gericht op de veehouderij hebben een eigen verantwoordelijkheid in de onderzoekagendering en bij de ontwikkeling en toepassing van alternatieven. Tevens dient er een actieve bijdrage te worden geleverd aan het streven naar proefdiervrije innovatie.

De RDA erkent dat er nog steeds dierproeven nodig zullen zijn ter verbetering van het dierenwelzijn en diergezondheid in de huidige houderrijsystemen. Daarbij kan onderzoek met de doeldiersoort een belangrijke bijdrage leveren. Ook moeten de internationale effecten op de duurzame veehouderij en het proefdiergebruik worden meegewogen. Ik ben van mening dat met deze redeneerlijn waardevolle handvatten aan de CCD worden aangereikt voor het stimuleren van verantwoord proefdiergebruik binnen het streven naar een duurzame veehouderij.

Om de rederneerlijn te operationaliseren adviseert de RDA mij om bij te dragen aan de ontwikkeling van een heldere visie op de verhoudingen tussen de verschillende duurzaamheidsdoelen in de veehouderij, door de discussie over een integrale visie in de diersectoren te faciliteren of zo nodig, te initiëren. Deze aanbeveling zal ik in overweging nemen bij de uitwerking van mijn visie Landbouw, Natuur en Voedsel: waardevol en verbonden (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5). Daarnaast adviseert de RDA mij om de aandacht voor proefdiervrije innovatie te stimuleren in de gehele onderzoeksketen die gericht is op de veehouderij. In dat kader merk ik op dat anders dan in het biomedische onderzoek, bij onderzoek voor de veehouderij de doelsoort zelf wordt gebruikt. Zo worden bijv. geneesmiddelen voor runderen ook op runderen getest. In de toekomst zullen deze dierproeven nodig blijven om een bijdrage te leveren aan de verduurzaming van de veehouderij en het belang van de doeldieren. Ik ben het eens met de RDA dat het streven naar minder dierproeven niet in de weg mag staan aan de ontwikkeling van meer duurzame veehouderijsystemen. De RDA ziet kansen om vooral in het voortraject het aantal dierproeven te verminderen. Aan deze aanbeveling zal ik uitvoering geven binnen mijn traject Transitie Proefdiervrij Innovatie (TPI) (Kamerstuk 32 336, nr. 71).

Welzijnscommissie vogelgriep

Het kabinet vindt de borging van dierenwelzijn bij de bestrijding van dierziekten van groot belang. Mede op advies van de Welzijnscommissie vogelgriep 2016 heb ik daarom op 22 december 2017 de Welzijnscommissie Dierziekten op structurele basis ingesteld. Hierdoor is de commissie op ieder moment goed voorbereid op haar taken en kan zij direct haar werkzaamheden oppakken. In de periode van december 2017 tot en met april 2018 zijn 14 besmettingen met hoogpathogene vogelgriep vastgesteld; 9 besmettingen bij wilde vogels, 2 bij vogels van hobbyhouders en 3 bij commerciële pluimveebedrijven. De Welzijnscommissie heeft besloten bij de ruimingen op de commerciële pluimveebedrijven aanwezig te zijn. Zij concludeert in haar eindrapport dat deze met voldoende aandacht voor het welzijn van de dieren zijn uitgevoerd.

Conform het instellingsbesluit welzijnscommissie Vogelgriep wordt binnen drie maanden na een AI-uitbraak een evaluatie opgesteld. De evaluatie van de laatste AI-periode is te vinden via de volgende link: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/07/12/eindrapport-welzijnscommissie-dierziekten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven