34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland

Nr. 42 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 januari 2019

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 15 november 2018 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 5 oktober 2018 inzake handelsagenda (Kamerstuk 34 952, nr. 30);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 oktober 2018 inzake Internationaal Strategisch Overleg (ISO NL) (Kamerstuk 34 952, nr. 31);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 26 oktober 2018 inzake modeltekst investeringsakkoorden (Kamerstuk 34 952, nr. 32);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 augustus 2018 inzake IOB-evaluatie «Better ways of trading» (Kamerstuk 33 625, nr. 267);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 19 oktober 2018 inzake beantwoording vragen commissie over de IOB-evaluatie «Better ways of trading» (Kamerstuk 33 625, nr. 272);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 2 november 2018 inzake gevolgen Amerikaanse sancties tegen Iran op Nederlandse bedrijfsleven (Kamerstukken 33 783 en 23432, nr. 30);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 13 november 2018 inzake reactie op verzoek commissie inzake inzet voor de Nederlandse handelsmissie naar Colombia (Kamerstuk 31 985, nr. 59).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Van Toor

Voorzitter: Diks

Griffier: Kraaijenoord

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Alkaya, Amhaouch, Bouali, Diks, Van Haga, Van Raan en Stoffer,

en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 13.04 uur.

De voorzitter:

Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Vandaag staan een aantal zaken op de agenda. Die zullen we niet allemaal voorlezen, want die zult u allemaal voorbij zien komen op het moment dat de sprekers het woord hebben. Uiteraard hartelijk welkom aan de Minister en haar ondersteuning en uiteraard ook aan de Kamerleden, die ik aan u voor zal stellen op het moment dat zij het woord van mij krijgen. Naast mij zit de griffier, die ik nog niet ken, want ik val even in. Maar het is in ieder geval een griffier; dat nemen we aan.

We beginnen bij de heer Bouali van D66. We hebben een spreektijd van vier minuten. Het woord is aan de heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Nederland is een handelsland. We hebben voordeel bij open grenzen en internationale samenwerking. Daarom zijn handelsakkoorden zo belangrijk. Daarmee kunnen we afspraken maken over eerlijke en duurzame handel, waardoor de handel tussen de deelnemende landen kan groeien. Dat leidt uiteindelijk tot meer productie, banen, welvaart en sociale vooruitgang. Mijn bijdrage van vandaag bestaat uit drie delen. Ten eerste ga ik in op de handelsagenda. Ten tweede ga ik kort in op de duurzame handelsketens. Ten derde kom ik specifiek over een aantal landen te spreken.

Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar handelsagenda. Die geeft duidelijk richting aan haar inzet de komende jaren met vier actielijnen en bijbehorende instrumenten. Ik bespeur in de agenda veel aandacht voor meetbaarheid en indicatoren, maar ik lees nergens wat de middelen zijn voor het handelsbeleid. Kan de Minister daarop ingaan? Kan zij de koppeling tussen haar inzet, de beleidsdoelen en de financiële middelen toelichten?

De tweede actielijn uit de handelsagenda is de excellente dienstverlening aan het mkb en start-ups. Kan de Minister in het kader hiervan concreet toelichten wat er in de MENA-regio gebeurt en in het bijzonder in Jordanië, Libanon, Tunesië en Marokko, waar extra man-/vrouwkracht op de ambassades komt, mede met het oog op de versterking van de economische functie van het postennet? Ook ben ik benieuwd naar de start-up liaison officers. Wat gaan zij precies doen? Wat is de taakomschrijving? De Orange Corners worden ook genoemd in de notitie. Dat klinkt interessant. Kan de Minister de Kamer wat uitgebreider informeren over die Corners? Kan zij bijvoorbeeld in een aparte brief aan de Kamer het beleid uiteenzetten? Waar liggen ze? Wat doen ze? Hoe opereren ze? Hoe zit het met hun effectiviteit? Et cetera.

In de handelsagenda staat weinig over de bijbehorende financiële middelen, zoals ik zojuist al opmerkte. Er staat wel ineens een bedrag van 10 miljoen euro voor publiek-private samenwerking. Dat lijkt mij bescheiden. Is daar extra inzet op mogelijk? Ik wil in dit verband de Minister ook danken voor de uitrol van de Holland Houses, naar aanleiding van een eerdere motie van mij daarover. Ik ben blij dat die pilots zijn gestart. Drie van de zes Holland Houses zijn in ontwikkelingslanden – althans landen op de OESO-DAC-lijst, namelijk Vietnam, China en Mexico – en komen dus in aanmerking voor ODA. Wil de Minister kijken of ze in deze landen nog extra aandacht kan geven aan de Holland Houses?

Dan naar de duurzame ketens. Ik heb gisteren tijdens het AO Maatschappelijk verantwoord ondernemen al een duidelijk punt gemaakt over de noodzaak van verduurzaming van de handelsketens. Ik wil dat graag nog eens benadrukken vandaag. Welvaart is alleen blijvend als de gehele keten duurzaam is, dus als handel niet leidt tot bijvoorbeeld ontbossing, kinderarbeid of landroof. Daarvoor is samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven noodzakelijk en essentieel. Die publiek-private samenwerking vindt ook al plaats. Een organisatie IDH speelt daar een belangrijke rol bij. Maar er is zeker nog ruimte voor verbetering, nationaal en internationaal. Ik wil het debat van gisteren niet overdoen, maar ik wil het wel opmerken vandaag, omdat het ook over handel gaat.

Ten slotte kom ik nog op een aantal landen, voorzitter. Ik begin met het Verenigd Koninkrijk en de naderende brexit. Er ligt nu een brexitdeal, maar er is nog veel onduidelijk. Afgelopen maandag stond er in de krant dat mkb'ers helemaal niet bekend zijn met bijvoorbeeld de brexitvouchers. Hoe kan dit? Kan de Minister dit toelichten? Gebruikt het Nederlandse bedrijfsleven wel de andere instrumenten, zoals het Brexitloket of de Brexit Impact Scan?

Dan de Verenigde Staten. Het is algemeen bekend dat er een handelsoorlog dreigt door de roekeloze koers van president Trump. Dat begon al met zijn importheffingen op staal en aluminium. Hoe kan het dat er in de handelsagenda niets over deze ontwikkelingen en het Nederlandse antwoord daarop staat? Wat wordt de actielijn op dit punt?

Ten derde China. Ook wat dit land betreft is de handelsagenda relatief mager. Er zijn bedenkingen over de rol van China en bijvoorbeeld ook de Nieuwe Zijderoute, maar voor ondernemers zijn er ook veel kansen in China. Waarom staat er in de handelsagenda van de Minister niets tot weinig over dit onderwerp?

Ten slotte, als laatste punt, Iran. Zakendoen in Iran is door de Amerikaanse sancties lastig geworden. Ik ben daarom blij met de inzet van de Europese Unie door middel van de antiboycotverordening en de informatievoorziening door de Minister aan het Nederlandse bedrijfsleven. Kan de Minister de Kamer op de hoogte blijven houden van de ontwikkelingen en de Nederlandse acties op dit ook voor het Nederlandse bedrijfsleven belangrijke dossier?

De voorzitter:

Dank u wel. U bent net iets over uw spreektijd heen. Ik ben dus benieuwd of de heer Van Haga van de VVD het wel binnen vier minuten redt. Gaat uw gang.

De heer Van Haga (VVD):

Ik denk dat dat lastig wordt, voorzitter, maar goed. De handelsagenda die voorligt, is het resultaat van een motie van mijn collega Bente Becker, die hierom heeft gevraagd. Ik dank de Minister voor de dappere poging die ze heeft ondernomen, maar ik denk niet dat mijn collega Becker erg blij was geweest met dit stuk en helaas kan ik dat ook niet zijn.

32% van ons inkomen wordt verdiend met buitenlandse handel. Het bedrijfsleven heeft de ambitie uitgesproken om dat te laten groeien naar 40%. De Nederlandse export is goed voor 3,2% van de wereldhandel. We zijn de zeventiende economie van de wereld. Daar mogen we trots op zijn. Voor een klein land vechten we ruim boven onze gewichtsklasse. We moeten er keihard aan werken om die positie te behouden of zelfs te verbeteren. Maar wat schetst mijn verbazing? In de handelsagenda van onze gewaardeerde Minister lees ik – ik citeer – dat we ons hierbij vooral richten op het mkb – dat is goed – en start-ups – dat is goed – en vrouwelijke ondernemers. Dan denk ik: de focus ligt toch wel een beetje verkeerd. Verderop lees ik dan: «Belangrijk uitgangspunt van deze handelsagenda is het internationale kader van de Sustainable Development Goals (SDGs)». Over bijvoorbeeld handelsakkoorden lees ik: «In toekomstige handelsakkoorden willen we expliciet afspraken maken over gender.»

Voorzitter. Dit is geen handelsagenda. Je kan het een «genderagenda» noemen, of wat aardiger geformuleerd: het is eigenlijk een OS-agenda. We moeten concurreren met grootmachten als de VS, China, India, Rusland en daar vinden we weinig tot niets over terug. Mijn collega Bouali zei het al: met name aan China moeten we toch echt wel aandacht besteden. Als we met deze handelsagenda in de grote boze mensenwereld binnentreden, worden we direct aan flarden geschoten.

De handelsagenda op zich is te groot om tijdens dit AO te behandelen, denk ik. Mijn voornemen is daarom om op korte termijn zelf met iets dergelijks te komen, maar daar kom ik later nog op terug.

De voorzitter:

Nu u toch even ademhaalt, heeft de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren een interruptie voor u.

De heer Van Raan (PvdD):

De heer Van Haga spreekt in bekende VVD-termen. Dat doet hij heel goed en welbespraakt. Dat geldt met name voor de wijze waarop hij de sterke handelspositie en economie bezingt. Hij zei dat we ver boven ons gewicht het werk verrichten. Ik vraag me daarbij wel af of de heer Van Haga zich ervan bewust is ten koste van hoeveel wereldbollen de manier gaat waarop wij die positie verkregen hebben en waarop we die nu ook verdedigen. Als je dat eens uitrekent, of als we dat allemaal eens zouden doen. Is de heer Van Haga bekend met het begrip «brede welvaart»? De Monitor Brede Welvaart laat heel duidelijk zien dat de hier-en-nu-economie die de heer Van Haga bezingt en benoemt en die zo sterk is, op dit moment heel erg ten koste gaat van de kansen van latere generaties en van leefgebieden en mensen elders. Is de heer Van Haga zich daarvan bewust? Volgens mij wel.

De voorzitter:

De afspraak is wel een beetje dat de interrupties kort zijn en niet de vorm van een debat moeten aannemen, want er zijn flink wat sprekers. Het woord is aan de heer Van Haga.

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel voor deze interruptie. Het is niet zo dat de VVD alleen maar handel op de agenda heeft staan. Integendeel, als u er gisteren bij was geweest, had u een heel leuk debatje kunnen volgen over palmolie. Iets wat ik ook mis in deze handelsagenda, is de gedachte dat we met innovatie veel meer kunnen bereiken. Om terug te komen op de palmolie van gisteren: als je bedenkt dat je met een paar slimme ingenieurs uit Wageningen drie keer de productie kan krijgen, hoef je helemaal niets meer te ontbossen, heb je geen bosbranden meer, heb je geen schadelijke rookontwikkeling meer en heb je geen stervende chimpansees of gorilla's meer. We zijn het wat dat betreft dus helemaal eens, maar we hebben het hier over de handelsagenda. Ik steun uw betoog, maar daar gaat het nu ... Nou, daar gaat het eigenlijk ten dele wel over. Dat mis ik ook inderdaad in die agenda. Onder de voorwaarde dat het duurzaam is, moeten wij ons inderdaad goed richten op handel. Dus ik denk dat we elkaar helemaal gaan vinden.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik ben heel blij, vooral omdat de heer Van Haga tijdens het uitspreken van zijn zin tot de conclusie komt dat het er inderdaad deels wel over gaat. Ik kijk ook uit naar dat vinden.

De voorzitter:

De heer Bouali heeft ook nog een interruptie voor u.

De heer Bouali (D66):

Een kritische noot van de VVD; dat mag en dat kan, maar de vraag is natuurlijk ook: hoe kijkt de VVD aan tegen de rol van vrouwen in handelsketens? Is het ook niet belangrijk dat je vrouwelijk ondernemerschap stimuleert? U zei zojuist al bij de interventie van de Partij voor de Dieren dat we het gisteren over palmolie hebben gehad. Het hangt allemaal met elkaar samen. U kiest wel een hele eenzijdige hoek hier. U noemde een aantal onderwerpen op die volgens u niet in een handelsbrief thuishoren. Volgens mij horen die wel in een handelsbrief thuis en moet je gewoon het gehele plaatje bekijken.

De heer Van Haga (VVD):

Ook dank voor deze interruptie. Wat de VVD betreft gaat het altijd om kwaliteit. Het gaat er helemaal niet om of je meer vrouwen naar een handelsmissie stuurt. Als er op kwaliteit geselecteerd wordt en er uiteindelijk twintig vrouwen op handelsmissie gaan, is dat prima. Als er twintig blauwe kabouters op handelsmissie moeten, is dat ook prima. Dat maakt ons helemaal niet uit. Als de beste kwaliteit maar geselecteerd wordt. Het is licht paternalistisch om te denken dat je van tevoren moet gaan bepalen of dat nu blauwe kabouters of vrouwen moeten zijn. Nee, wij vinden dat de beste mensen moeten gaan. Het is hetzelfde als ons voetbalteam. Onze beste voetballers gaan naar het WK. Dan ga je niet quoteren wie er allemaal mee moeten.

De voorzitter:

De heer Bouali, in tweede instantie.

De heer Bouali (D66):

Ik vind het een beetje jammer dat mijn collega over blauwe kabouters begint. Het gaat over een serieus onderwerp: de participatie van vrouwen. Als vrouwen op kwaliteit geselecteerd zouden worden, zorgen ze ervoor dat we een groei hebben van de internationale handel. Daar zet mijn partij zich in ieder geval voor in. Ik hoop dat u dat ook wat meer gaat doen, want dan heb je inderdaad gewoon wat meer kwaliteit. Ik denk dat we daarbij allebei aan dezelfde kant staan.

De heer Van Haga (VVD):

Ik denk dat we daar elkaar helemaal vinden.

De handelsagenda laat ik maar even voor wat die is. Het is een dappere poging, maar helaas is het geen handelsagenda.

Dan de modeltekst investeringsakkoorden. Tot mijn schrik heb ik daar vorige keer per ongeluk al alles over gezegd. Dat was in de verkeerde vergadering. Maar ik heb volgens mij toen niet een goed antwoord gekregen. Het zou beter worden voor het mkb, maar ik hoor graag van de Minister waar dan het grote voordeel voor het mkb in deze modeltekst zit.

Dan Iran en de Amerikaanse sancties. Vanaf 5 november worden nieuwe Amerikaanse sancties van kracht in verschillende sectoren in Iran. Deze sancties dreigen door te werken naar Europese bedrijven. Door middel van de antiboycotverordening en uitbreiding van het leenmandaat van de Europese Investeringsbank probeert Europa nog wat tegenwicht te bieden, maar dat is helaas zonder succes. In de brief van de Minister lezen we dat verschillende Europese multinationals zich inmiddels terugtrekken uit Iran en dat het aantal aanvragen van exportvergunningen sterk is afgenomen. Blijkbaar trekken bedrijven hun eigen commerciële conclusies en stemmen zij met hun voeten. De les die we hieruit leren is dat we met onze goede bedoelingen niet onze bedrijven helpen en dat we alles op alles moeten zetten om meer samen te werken met de Verenigde Staten om opnieuw tot handel in Iran te komen, als we dat al zouden willen. Samen met onze bondgenoot de VS staan we namelijk sterk. Zonder de VS is het resultaat op het gebied van handel in Iran in de praktijk blijkbaar gelijk aan nul. Ik hoor graag van de Minister of zij mijn conclusie deelt en, zo ja, wat voor stappen we dan kunnen nemen om weer samen met de VS op te trekken om het tij weer een beetje te keren.

Tot slot de vrijwaringsmaatregelen. Ik weet niet meer in welk AO het was, maar het is enkele AO's geleden dat ik van de Minister een toezegging heb gekregen dat zij op 9 november bij Commissaris Malmström erop zou aandringen om het quotum voor productgroep 16, namelijk walsdraadstaal, met spoed te verruimen. Kan de Minister ons al wat positief nieuws melden? Is er misschien al een brief van Malmström onderweg? We horen het graag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Haga. Dan is het woord aan de heer Alkaya van de SP-fractie.

De heer Alkaya (SP):

Veel dank, voorzitter. De SP is voor eerlijke handel waarbij het streven naar zo laag mogelijke productiekosten, dat inherent is aan een vrije markt, niet ten koste mag gaan van leefbaar loon, goede en veilige arbeidsomstandigheden en het milieu. Te vaak zien wij dat een beslissing om een product niet in Nederland maar ergens anders te produceren, wordt genomen op basis van puur economische overwegingen. Natuurlijk hebben wij in Nederland ook de kennis, de kunde en de mogelijkheden om bijvoorbeeld onze kleding te produceren, maar de verleiding van een T-shirt voor maar € 5 kunnen maar weinig mensen weerstaan, en vooral als je al weinig te besteden hebt. Door vrije handelsverdragen worden bedrijven in veel sectoren gedwongen om goedkoop geproduceerde producten te importeren en te verkopen in plaats van hier te produceren op een relatief veilige en duurzame manier. Als je dan toch hier produceert op een relatief efficiënte en veilige manier en tegelijkertijd banen creëert in Nederland, ben je zo vaak zo veel duurder dan de rest van je concurrenten dat je luxeproducten aan het verkopen bent. Je moet je immers houden aan een minimumloon, veiligheidseisen en milieunormen – zwaar bevochten tekenen van beschaving.

Voorzitter. Ik neem het zowel de kleine ondernemers die mee moeten draaien in deze molen als de consumenten niet kwalijk. In Amsterdam-Nieuw-West zeggen wij dan: don't hate the player, hate the game. Je wordt immers gedwongen om mee te doen aan het systeem. Dat systeem moet dus veranderen. Op twee punten heb ik hierbij concrete aanvullingen, suggesties en vragen aan de Minister.

Allereerst het gebrek aan transparantie bij het handelsbeleid en de invloed van grote bedrijven daarop, die daar garen bij spinnen. Ik heb bij het notaoverleg een motie ingediend over het inrichten van een transparant proces voor de benoeming van de leden van de International Strategic Board, een club van mensen die invloed gaat uitoefenen op onder andere de reisagenda van de bewindspersonen en de subsidies die ingesteld gaan worden. Deze motie heb ik op verzoek van de Minister aangehouden omdat zij met een brief hierover zou komen. Die brief hebben wij ontvangen. Ik geef toe dat de naamswijziging van «International Strategic Board» naar «Internationaal Strategisch Overleg» een verbetering is, maar verder zie ik heel weinig lichtpuntjes in dit verhaal. In het kort gezegd staat er dat er een voorzitter is, maar ik heb geen idee hoe die voorzitter is gekozen of benoemd. De voorzitter is Thecla Bodewes, eigenares van een van de grootste scheepswerven van Nederland. Zij heeft de overige leden benoemd omdat zij die goed vond. Geen idee hoe die voorzitter zelf is gekozen en of er geschikte andere kandidaten waren voor haar positie of voor die andere posities. In alle eerlijkheid vraag ik aan de Minister of zij dit zelf een open en transparant proces vindt. Vindt zij het dan zo gek dat hier vraagtekens bij gezet worden in de samenleving?

Dan het tweede punt: het model-investeringsverdrag dat wij hebben ontvangen. Na een jarenlange strijd wordt dat heronderhandeld. Dat is een belangrijke stap waar we niet te licht over moeten spreken. Het gaat over 78 verdragen met landen buiten de Europese Unie. Er lijken verbeteringen ten opzichte van de huidige praktijk. Als commissie gaan we daar uitgebreider over spreken. We gaan een rondetafelgesprek organiseren met wetenschappers, met belanghebbenden en met kleine ondernemers, die hier straks ook mee aan de slag moeten. Hier moeten we niet te licht over doen. Maar een eerste lezing laat zien dat alweer de rechten van de investeerders hard en afdwingbaar zijn, terwijl de plichten van de investeerders dat helaas niet zijn. ISDS staat erin, maar het respecteren van arbeidsnormen van ILO-normen is nog steeds soft. Er wordt nog steeds gezegd dat wij verdragen kunnen sluiten met landen die alleen maar streven náár. Dus ik verwacht een kritische behandeling van dit verdrag. Ik kijk ernaar uit om met iedereen hierover te spreken en ik nodig iedereen uit om input naar ons te sturen richting dat rondetafelgesprek.

In haar brief geeft de Minister aan dat ze in ieder geval wacht op toestemming van de Europese Commissie voordat zij hiermee verdergaat. Maar wij als Kamer gaan dit ook nog uitgebreid behandelen. Is zij bereid om te wachten op behandeling hiervan in de Tweede Kamer? Want ik ben in ieder geval van plan om haar op deze punten middels moties belangrijke punten mee te geven, bijvoorbeeld over de afdwingbaarheid van de ILO-normen en milieueisen. Is de Minister van plan ook te wachten met de start van de heronderhandeling van die verdragen totdat dat onderwerp ook degelijk is behandeld in de Kamer?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Alkaya. Ik liet u even gaan omdat het erop leek dat u een keer of vijf tot een afronding kwam, waarna u toch weer met een bijzin begon. We proberen het nog een keer met meneer Stoffer van de SGP. Om binnen de tijd te blijven, bedoel ik dan! Gaat uw gang.

De heer Stoffer (SGP):

Ik wou al zeggen: dat klonk alsof ik nog één keer mocht. Nee hoor, we kennen elkaar goed genoeg. Zo zitten wij niet in elkaar.

Dank, voorzitter. Ook ik heb een klein beetje het risico dat ik misschien iets herhaal wat gisteren aan de orde is geweest. Ik was er niet bij. Als kleine fractie konden we het ook niet volgen. Maar als dat zo is, moet u mij maar op de vingers tikken.

Voorzitter. Een centraal thema in de handelsagenda van de Minister is het in stelling brengen van het Nederlandse bedrijfsleven voor internationale handel en export. Dat is inderdaad van groot belang voor het verdienvermogen van ons land, maar ik heb wel een aantal vragen aan de Minister. In veel landen is een transitie gaande van hulp naar handel. In die transitiefase bestaat een fase waarin een ontwikkelende handelsrelatie steun nodig heeft. Mijn vraag is dan ook of de Minister beaamt dat in die tussenfase vaak steun nodig is. Hoe wil en gaat zij dit vormgeven? Ik leg ook de vinger bij de groeiende ambities van China, waar zojuist ook al aan gerefereerd is, die onder meer blijken uit het Belt and Road Initiative. Daar heb ik een paar vragen over, die als volgt luiden. Hoe bevordert de Minister afspraken over een gelijk speelveld voor onze bedrijven en over het indammen van China's staatsinvloed op vitale bedrijven en infrastructuur in Europa? Hoe kan Nederland bevorderen dat niet langer vooral Chinese bedrijven profiteren van grote infrastructuurprojecten in Afrika, zoals de bouw van wegen en havens, maar dat ook Nederlandse bedrijven in stelling worden gebracht?

Voorzitter. Dan nog iets over de SDG's. Ik wil de Minister een meer overkoepelende vraag stellen: hoe kunnen we handel en export op zo'n manier vormgeven dat arme en kwetsbare groepen niet de dupe worden van onze winsten, maar dat zij, als het even kan, ook meeprofiteren? Dat brengt mij bij de plaats van de SDG's binnen de handelsagenda. Want zeker, de Minister noemt de SDG's als uitgangspunt en geeft aan dat Nederland duurzaam wil bijdragen aan en verdienen met de SDG's. Daar is niets mis mee, maar de vraag is wel of we genoeg oog hebben voor de potentiële gevaren of schadelijke kanten van handel, namelijk daar waar die zorgt voor of bijdraagt aan uitputting van hulpbronnen. Daar interrumpeerde de heer Van Raan zojuist al over in de richting van de VVD. Maar daar hebben wij dus ook nadrukkelijk oog voor en ligt dus voor ons echt een vraag. Het gaat niet alleen om de hulpbronnen, maar ook om de uitbuiting van arbeiders en om grootschalige milieuvervuiling. Kortom, verwerkelijking van de SDG's gaat niet automatisch, maar vereist bewuste aandacht en gericht beleid. Onze vraag is dan ook of de Minister de keerzijde van handel voldoende op het netvlies heeft bij de uitvoering van de handelsagenda en of multinationals en het mkb worden bijgestaan over het hoe van implementeren van SDG's. Kan en moet daar nog een tandje bij?

Voorzitter. Tot slot – ik blijf daarmee volgens mij ruim binnen de tijd – wil ik het nog heel even hebben over de kabinetsbrief over technische assistentie. De IOB deed nadrukkelijke aanbevelingen over handelspolitiek laten aansluiten bij lokaal eigenaarschap, en over handelsfacilitatie inbedden in nationale bestuursstructuren, het betrekken van maatschappelijke organisaties daarbij en versterking van donorcoördinatie. Mijn laatste vraag is dan ook: gaat de Minister deze punten nadrukkelijk meenemen in haar beleid?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik naar de heer Amhaouch van de CDA-fractie.

De heer Amhaouch (CDA):

Dank, voorzitter. Ik wil naast de handelsbrief de secundaire sancties van de VS richting Iran bespreken. Daarnaast heb ik nog een kopje overige.

Eerst wil ik de Minister graag vragen om kort toe te lichten wat er uit de gesprekken met de Eurocommissaris is gekomen over het plafond van product 16 binnen de staalverwerkingsindustrie. Collega Van Haga had het er net ook over. Zowel de VVD als wij hebben dit tijdens het vorige AO Handel opgeworpen. U heeft aangegeven dit bij de Europese Commissie aan te kaarten. Ik begrijp dat u inderdaad hierover gesproken heeft. Kunt u kort verslag doen van wat hier uit is gekomen? Het CDA vindt het belangrijk dat we in deze handelsoorlog onze ondernemers bijstaan als zij fair play spelen.

Dan ga ik naar de handelsbrief. We hebben gisteren uitgebreid gesproken over de handelsindicatoren. In de handelsbrief geeft de Minister ook aan dat zij de meetbaarheid van de handelsagenda wil vergroten. Het CDA steunt dit van harte. Juist kwantitatieve gegevens en uitkomsten van het beleid kunnen bijdragen aan de economische meerwaarde voor handelend Nederland, zodat we daarop kunnen bijsturen. Hiervoor zou samen met het CBS een jaarrapportage over de internationalisering van de Nederlandse economie worden ontwikkeld. Kan de Minister aangeven hoe een dergelijke rapportage er ongeveer uit moet gaan zien? Wat zijn de meetwaarden en is het de bedoeling dat die op specifieke landen, bijvoorbeeld focusregio's, wordt gericht? Ik wil de Minister bovendien vragen om de effecten van handelsverdragen hierin nadrukkelijk mee te nemen, en dan vooral ook een analyse van de toekomstige verdragen. Het gaat dus niet alleen om het effect maar ook om de potentie van handelsbeleid, zodat we tijdig beleid kunnen bijsturen.

In deze context kan de Minister wellicht ook mijn vraag beantwoorden die ik gisteren stelde over de risico's. Welke gevolgen heeft bijvoorbeeld het veranderende beleid van de VS? Kunnen de massale Chinese investeringen kwaad doen? Hoe moeten we de invloed van nieuwe technologie op ons handelsbeleid inschatten? Wat zijn de kansen? En vooral ook: wat zijn de risico's van internationale vrijhandel? Ook zou ik willen weten of grensarbeid volgens de Minister onder de internationalisering van de Nederlandse economie valt. Ik zou namelijk graag zien dat specifieke aandacht wordt gegeven aan het economisch potentieel van de grensregio's. Bijvoorbeeld Noordrijn-Westfalen is net zo groot als heel Nederland.

In de handelsbrief geeft de Minister aan dat er bij de RVO bedrijfslevenbijeenkomsten worden georganiseerd om actieve voorlichting te geven over handelsverdragen. Dit is een goede zaak. Ik ga ervan uit dat daarbij ook toegang tot het postennetwerk wordt gefaciliteerd en goed wordt toegelicht. Maar hoe vaak worden dergelijke bijeenkomsten georganiseerd? Wordt het gedaan per regio of juist per sector? Kan de Minister aangeven wat de schatting is van het aantal bedrijven die hieraan mee zullen gaan doen?

Om maatwerk te leveren stelt de Minister vernieuwing van de Toolbox economische diplomatie voor. Het gaat om een flexibele inzet van economische attachés binnen regio's of thema's. Het zal de Minister niet verbazen dat ik dan graag wil weten in hoeverre de versterking van posten in landen met net getekende handelsverdragen hier ook deel van uitmaken. Daar heb ik vaak over gesproken. Hoe wordt bepaald waar de mensen uit deze pool van economische attachés worden geplaatst? Bepaalt de Minister dat? Kan zij aangeven hoeveel middelen hieraan worden besteed?

Dan mijn laatste punt, voorzitter, over de handelsbrief. Start-up- en scale-upprogramma's krijgen een extra impuls. Dit steunt het CDA van harte. Kan de Minister aangeven hoeveel extra geld aan het stimuleren van start-ups wordt uitgegeven? Gaan we dat uitrollen over een aantal landen zoals in de focusregio's?

Dan kom ik bij het kopje overige. Alibaba heeft gekozen voor zijn Europese distributiecentrum in België. Nederland heeft een grote lobby gevoerd. Ik zou graag een reflectie van de Minister willen op basis van welke criteria wij nu wel of niet zulke grote Chinese bedrijven gaan binnenhalen.

Dan echt het laatste punt, voorzitter. Dit gaat over de Amerikaanse sancties tegen Iran. We weten dat een aantal landen binnen Europa bezig zijn om een instrumentarium op te zetten, een vehikel. Helaas moeten wij ons als Europa weerbaar maken tegen China, maar ook zelfs tegen onze bondgenoot de VS. Ik vraag aan de Minister of er actie is en of Nederland meedoet om dat tot een succes te maken. Elk nadeel heeft zijn voordeel. Doordat wat er nu gebeurt in de wereld, moeten we ons ook in de toekomst weerbaar maken en onze eigen standaarden en eigen financieringsinstrumenten neerzetten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch. Dan is het woord aan de heer Van Raan van de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik ga snel spreken. Ik wil graag drie punten behandelen.

Allereerst de modeltekst, waar we als Kamer enige tijd op hebben zitten wachten. Toenmalig Minister Ploumen heeft destijds als demissionair Minister min of meer beloofd in de discussie dat niet alleen bedrijven bij zo'n rechtbank als eiser kunnen optreden. Het is van belang om haar toch even te citeren: «Ik heb al gezegd dat Nederland een onderzoek heeft laten doen naar de mechanismen om ook vakbonden en maatschappelijke organisaties de mogelijkheid te geven om te reclameren als die duurzaamheidsbepalingen, die fors zijn aangescherpt, niet worden gerespecteerd. Er zijn uit mijn hoofd gezegd zes mogelijkheden. Als demissionair kabinet kunnen wij daarvan helaas geen heel stevige appreciatie geven, maar ik ga ervan uit dat een nieuw kabinet dit overneemt.»

In de nieuwe modeltekst wordt duidelijk dat, in weerwil van waar toenmalig Minister Ploumen in juni 2017 nog van uitging, het erop lijkt dat dit kabinet de mogelijkheden voor vakbonden en maatschappelijke organisaties om te kunnen reclameren niet heeft opgenomen. Bovendien is het voor staten nog steeds niet mogelijk om een buitenlandse investeerder aan te klagen. Oftewel: het zijn toch alleen maar weer de buitenlandse investeerders die een staat voor een investeringsrechtbank kunnen dagen. Dat lijkt heel erg op de voorganger hiervan, het beruchte ISDS. Dat druist toch wel een beetje in tegen de geest van wat we, meen ik, met z'n allen hebben afgesproken en wat voorganger Ploumen in de Kamer gezegd heeft, ook gezien haar uitspraken dat ISDS dood en begraven zou zijn. Maar goed, ISDS is dus niet dood en begraven, maar alive and kicking. Graag een reactie van de Minister en een reflectie op hoe zij aankijkt tegen de investeringsverdragenproblematiek.

Het tweede punt is de handelsagenda. De handelsagenda is een lange opsomming van hoe de Nederlandse overheid gaat helpen met publiek geld van de bv Nederland. Brazilië is daarvan een mooi voorbeeld. Brazilië is aangemerkt als een van de top negenmarkten, maar er wordt met geen woord gerept over de enorme problemen waar Brazilië mee te kampen heeft, ook al voor de verkiezingen van Bolsonaro. Over die verkiezingen: gisteren waarschuwden twee belangrijke ngo's, de directie van Both ENDS en Greenpeace, in een ingezonden stuk in de Volkskrant voor de desastreuze gevolgen van de verkiezing van hem voor het Amazonewoud. Nederland heeft enorme handelsbelangen in Brazilië. Ook voor Brazilië is Nederland een enorm belangrijk afzetland, mede vanwege het verschepen van enorme hoeveelheden soja, die dan weer met name gebruikt wordt voor de vee-industrie. Erkent de Minister dat de politiek van Bolsonaro, die gericht lijkt op grootschalige ontbossing en het schenden van de rechten van lokale bevolkingen, voor ten minste een flink deel wordt bepaald door zijn landbouwagenda, die weer niet los valt te zien van de grootschalige import van veevoer en andere landbouwproducten? Graag een reactie.

Voorzitter. We hebben te maken met een wereld die grote en machtige bedrijven beschermt en die speciale rechtbanken optuigt, zodat nationale rechtbanken omzeild kunnen worden. Maar wanneer wat echt waardevol is, zoals de Amazone, in gevaar komt, blijft het stil. Wat in Brazilië dreigt, is de grootschalige en structurele vernietiging van de leefomgeving. Dat noemen wij ook wel «ecocide». Niet alleen wij noemen dat zo, maar ook steeds meer juristen. Er gaan ook steeds meer stemmen op om ecocide strafbaar te stellen. Welke mogelijkheden ziet de Minister voor een zwaardere juridische kwalificatie van het begrip «ecocide»? Deelt zij onze zorgen op dit gebied? Wil zij zich inspannen om ecocide op te nemen als een vijfde misdaad tegen de vrede, zoals ook staat in het Statuut van Rome, waarin er vier genoemd zijn?

Mijn derde en laatste punt, voorzitter. Ik heb een vraag over de korte discussie die we al eerder hadden met een andere Minister en overigens ook met deze Minister. De Nederlandsche Bank presenteerde in een zeer recent rapport de noodzaak van het drastisch verhogen van de CO2-prijs. In alle geledingen dringt het namelijk steeds meer door dat meer uitstoot van CO2 dramatische gevolgen heeft. Maar op het ogenblik is het zo dat meer economische groei ook tot meer uitstoot leidt. De uitstoot van CO2 en economische groei zijn niet ontkoppeld. Wanneer we de opwarming van de aarde niet onder controle krijgen, zullen veel goede intenties voor niets zijn. Hoe kijkt de Minister in dit verband aan tegen de ontkoppeling van de groei en CO2-uitstoot, ook in het kader van de SDG's?

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de heer Amhaouch. Wil hij even het voorzitterschap overnemen, zodat ik mijn bijdrage kan doen?

Voorzitter: Amhaouch

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Het is altijd een beetje gekunsteld; het is niet anders.

Voor ons ligt een nieuwe modelovereenkomst voor investeringsakkoorden. Het is het product van jarenlange kritiek vanuit het maatschappelijk middenveld en oppositiepartijen op schimmige handelsakkoorden die Nederland tot nu toe heeft afgesloten. Handelsakkoorden waarbij handel boven milieu, dierenwelzijn en arbeidsrechten werd geplaatst en investeerders het recht kregen om staten aan te klagen in schimmige tribunalen met arbiters die in een aantal gevallen op z'n positiefst gezegd de schijn van belangenverstrengeling op zich hebben rusten. Het is zelfs zo erg dat 77% van alle ISDS-claims op basis van Nederlandse handelsakkoorden inmiddels afkomstig is van brievenbusfirma's, zo bleek uit een onderzoek van Milieudefensie, Both ENDS, TNI en SOMO begin dit jaar.

Voorzitter, laat ik positief beginnen. Ik zie dat de Minister in de voorgestelde modelovereenkomst een poging doet om zaken te verbeteren. Zo probeert ze brievenbusfirma's uit te sluiten, waarmee ze uitvoering geeft aan mijn motie die hierom vroeg. Ze probeert investeringsbeslechting transparanter te maken en belangenverstrengeling tegen te gaan. Maar wat GroenLinks betreft is het toch nog onvoldoende. Ook in deze modelovereenkomst blijft de deur op een kier staan voor brievenbusfirma's, zijn duurzaamheidsbepalingen niet afdwingbaar en blijft de mogelijkheid bestaan voor investeerders om buiten het nationale recht om hun gram te halen.

Allereerst de brievenbusfirma's. De modelovereenkomst stelt een aantal eisen aan wie er allemaal investeerder genoemd mogen worden, zo lijkt het althans. Want wie nauwkeurig leest, ziet dat deze eisen nogal vatbaar zijn voor interpretatie. De modelovereenkomst stelt dat meegewogen moet worden hoeveel werknemers een bedrijf heeft, of het hoofdkantoor in Nederland staat en wat de economische toegevoegde waarde van het bedrijf is. De tekst besluit ermee dat die indicaties in elk specifiek geval beoordeeld moeten worden. Dat is voor de goede verstaander in mijn beleving boterzacht. Waarom stelt de Minister een tekst voor die volledig openlaat welke investeerders het verdrag kunnen gebruiken om te claimen, wat de deur laat openstaan voor brievenbusfirma's? Is ze bereid dit aan te passen? Graag een reactie.

Voorzitter. Helaas wordt de nieuwe modelovereenkomst niet aangegrepen om bindende bepalingen over duurzame handel op te nemen op basis waarvan niet-statelijke actoren ook claims kunnen indienen. Het laat zien dat voor dit kabinet handel belangrijker is dan duurzaamheid: handel moet beschermd worden, zelfs tegen de eigen overheid, terwijl over duurzaamheid gesproken wordt in vrijblijvende statements. Zelfs de mate waarin een claimend bedrijf zich houdt aan de UN guiding principles en de OESO-richtlijnen hoeft niet doorslaggevend te zijn voor de vraag of een bedrijf het verdrag mag gebruiken of voor de hoogte van de toegekende schadevergoeding. Is de Minister bereid de modelovereenkomst aan te passen door het invoegen van bindende, afdwingbare duurzaamheidsbepalingen en door investeerders die zich niet houden aan de UN guiding principles en OESO-richtlijnen van claimrecht uit te sluiten? Graag een reactie.

Voorzitter, tot slot geschillenbeslechting. Hoewel er, zoals ik al zei, in deze tekst stappen worden gezet met het transparanter maken van geschillenbeslechting, blijft het voor ons toch oude wijn in nieuwe zakken. Het blijft een bevoorrechting van een selectieve club investeerders om buiten het nationale recht om hun gram te halen op de staat wanneer de staat iets doet dat hun ongevallig is. Het is de bedoeling van de Minister dat de investeringsbeslechting op basis van deze verdragen uiteindelijk onder het nieuwe multilaterale investeringshof komt te vallen. Maar tot die tijd worden arbiters benoemd door de secretaris-generaal van het ICSID of de secretaris-generaal van het Permanent Court of Arbitration van UNCITRAL; excuus voor al deze termen. De vraag is of zo'n grote bevoegdheid bij één persoon zou moeten liggen. Ik hoop dat de Minister die vraag kan beantwoorden.

Ook maakt GroenLinks zich zorgen over artikel 17 van de modelovereenkomst. Hierin staat opgenomen dat geschillen in beginsel standaard moeten worden opgelost via mediation. An sich is er niets mis met mediation, maar we moeten voorkomen dat het leidt tot schimmige deals tussen overheden en investeerders waar niemand zicht op heeft, zoals bij de huidige verdragen het geval is. 40% van de ICSID-zaken worden nu geschikt en het is onduidelijk wat de uitkomst is en welke effecten er mogelijk zijn op het overheidsbeleid, omdat de uitkomst alleen openbaar wordt als beide partijen instemmen. Dat moet anders. Is de Minister op z'n minst bereid artikel 17 zo aan te passen dat alle uitkomsten en afspraken op basis van mediation openbaar gemaakt moeten worden? Graag een reactie.

Nu moet ik even mezelf slaan, want ik ben over de tijd heen gegaan.

De voorzitter:

Dank. Ik zie één interruptie van de heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Ik vond het een heel mooi verhaal van mijn collega van GroenLinks. Dat had zij misschien ook gister kunnen houden. Dat heeft ze ook gedaan. Dit is wel het AO Handel. Ik heb u heel af en toe het woord «handel» in de mond horen nemen, maar dan altijd in combinatie – ik doe dat over het algemeen ook – met duurzaamheid. Maar wat vindt GroenLinks van handeldrijven, van het bevorderen van het Nederlandse bedrijfsleven, kijken hoe we in het buitenland het verschil kunnen maken, onze markten kunnen vergroten, het instrumentarium dat de Minister in haar Handelsbrief meegeeft?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik snap uw vraag wel, maar we hebben er in dit geval voor gekozen om ons te focussen op de modeltekst voor de investeringsakkoorden. Er is een aantal aangenomen moties waarvan ik een bepaalde verwachting had ten aanzien van de uitvoering. Ik heb mijn commentaar daarop gegeven en ik ben benieuwd wat de Minister daar zo dadelijk op gaat zeggen. Wat handel betreft: u kent de algemene lijn van GroenLinks op dit terrein. Bij de begroting gaan we het hier nog een hele dag over hebben met elkaar, ben ik bang.

De heer Bouali (D66):

Ik vind het heel jammer dat de collega van GroenLinks bij een AO Handel het niet over handel heeft. Die andere onderwerpen zijn inderdaad ook allemaal heel belangrijk. We kijken uit naar uw inbreng bij de begrotingsbehandeling.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Misschien mag ik nog even reageren?

De voorzitter:

Een korte reactie.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Oké. Ik wil kort nog even reageren

De voorzitter:

Een korte reactie en dan de heer Van Raan nog met een interruptie.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Het is niet zo dat als je een keer in een AO er niets over zegt, het meteen helemaal out of focus is bij GroenLinks. Wat dat betreft ben ik het niet met u eens.

Ik hoor trouwens de stemmingsbel, zeg ik even in mijn rol als voorzitter schietend.

De voorzitter:

U bent nu in de Kamerlidrol. Als u uw antwoord afmaakt, gaan we daarna stemmen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Prima, helemaal goed.

Nogmaals, bij de begroting zullen we hier uitgebreid op terugkomen. De inzet van GroenLinks op handel is, denk ik, in het algemeen wel helder voor u en voor de Minister ook, hopelijk.

Voorzitter: Diks

De voorzitter:

U had nog een interruptie, meneer Van Raan. We schorsen de vergadering voor de stemmingen. Die zijn vrij uitgebreid, heb ik het idee, maar de schorsing komt min of meer toevallig goed uit, want de Minister kan nu meteen de beantwoording in eerste termijn voorbereiden. We hervatten deze vergadering na de stemmingen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen dit algemeen overleg van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dat doe ik door meteen even het woord terug te geven aan de heer Amhaouch. Ik zat nog in mijn spreektijd en de heer Van Raan had volgens mij een interruptie voor mij.

Voorzitter: Amhaouch

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Van Raan aan mevrouw Diks. Daar waren we gebleven.

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik vroeg me nog even af hoe GroenLinks tegen dat multilaterale hof aankijkt. Dat kwam niet helemaal duidelijk naar voren. Misschien een verduidelijking.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Heel graag uiteraard. Wij hebben natuurlijk al heel vaak, ook hier, met elkaar gesproken over hoe je zo'n geschillenbeslechting op de juiste wijze zou kunnen doen. We weten dat ISDS juist niet een methode is waar GroenLinks en ik dacht ook de Partij voor de Dieren vrolijk van wordt. Een multilateraal hof is in mijn beleving althans voorlopig de minste van twee kwaden, maar ons punt bij zo'n multilateraal hof is heel nadrukkelijk dat het niet alleen de bedoeling is dat bedrijven zich daar kunnen melden, maar dat ook burgers of niet-statelijke actoren zich daar kunnen melden. Dat was, zeg maar, altijd ons focuspunt.

Voorzitter: Diks

De voorzitter:

We moeten even goed naar de klok kijken, want we hebben echt niet langer de tijd dan tot 15.30 uur, omdat de Minister daarna andere afspraken heeft. Ik geef haar heel graag snel het woord voor de beantwoording in eerste termijn. Ga uw gang, Minister Kaag.

Minister Kaag:

Dank u wel. Dank ook aan de Kamer voor de commentaren, suggesties en kritiek. Ik wil beginnen met het bredere kader, want ik denk dat er misschien perceptieverschillen zijn die eigenlijk in de essentie niet zo anders zijn, als ik zo sommige commentaren lees. Dat gaat natuurlijk over het feit dat dit een handelsbrief is en dat het de eerste keer is dat het kabinet een deeluitwerking doet van de bredere handelsagenda waarop ingezet wordt in de BHOS-nota. De grote thema's zijn daar dus benoemd. Dit is eigenlijk een brief die bedoeld is op een hele transparante en actiegeoriënteerde manier te werken en uitvoering te geven aan een aantal van de nieuwe accenten die in de nota zijn meegenomen. Dat wil niet zeggen dat wat niet genoemd is in dit actieplan, om het zo maar te noemen ... Dat komt uiteraard weer terug in de bredere handelsagenda. Daar wordt het multilaterale systeem benoemd. Daar wordt de Wereldhandelsorganisatie benoemd. Daar worden natuurlijk de bedreigingen benoemd net als de opkomende economieën, de risico's van de oneigenlijke overdracht van technologie, de opkomst van China et cetera et cetera. De handelsbrief moet dus natuurlijk gezien worden in het kader van het bredere kabinetsbeleid, zoals uitgedrukt in de Buitenlandse Handel en OS-agenda. Dit is een werkplan dat belangrijke componenten bevat.

Anderszins is het natuurlijk ook nog zo dat het kabinet kabinetsbreed inzet op een Chinastrategie die volgend jaar gaat komen. Dus China is absoluut niet vergeten. Het past alleen niet als een los element in hele specifieke onderdelen, vooruitlopend in een handelsbrief en een uitwerking, terwijl het kabinet zich beraadt op een strategische analyse van China: kansen, gevaren en risico's. Dat is dus breed op alle terreinen van Nederland: Nederland in het buitenland, maar ook Nederland in Nederland. Dat is veelomvattend en daar werken wij nu aan. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is coördinerend ministerie.

Als het gaat om de multilaterale uitdagingen, de handelsoorlogen, de positionering van de EU vis-à-vis de VS, de huidige crisis in staal, maar dat niet alleen, dan ... Als we kijken naar hoe we ons positioneren vis-à-vis China, dan hebben we regelmatig overleg en een schriftelijke terugkoppeling door mij voor en na de handelsraden. Het is in dit geval natuurlijk een EU-competentie op veel terreinen. Wij zetten ons in en ik heb met u overleg. Daarin vindt u die strategische gespreksmomenten en kabinetslijnen terug.

Als het gaat om gender, vind ik toch dat er een hele interessante beschrijving is gekozen. Ik blijf weg van blauwe kabouters. In mijn kindertijd hadden we een kabouter Wipwap, maar die was zeker niet blauw. Inderdaad, dat is een generatieding. Mevrouw de Wipwap of zoiets! We moeten maar even kijken naar Oelewap. Oelewap, Wipwap? Maar goed, het is economisch gezien bewezen dat de participatie en de rol van vrouwen in het zakenleven en in de politiek een duidelijk economisch rendement oplevert. Het is goed voor bedrijven. Het is goed voor de economie. Daar is de Wereldbank van overtuigd. Daar is de OESO van overtuigd. En in alles wat we doen, bijvoorbeeld in ontwikkelingslanden, tonen we juist aan dat er enorme economische verliezen worden geleden als vrouwen en meisjes niet op gelijkwaardige voet en uit vrije keuze mee kunnen doen aan het politiek-economische bestel. Dus dit is niet alleen statistisch wetenschappelijk bewezen, het is ook goed voor het zakenleven.

Het is kabinetsbreed een inzet om natuurlijk altijd de genderagenda goed uit te dragen. Dat vindt u terug op de twee pagina's van de Buitenlandse Handel en OS-nota. Het is absoluut geen werkplan van Ontwikkelingssamenwerking. Het is een werkplan van mensenrechten, gelijkwaardigheid en gelijkheid. En juist middels de economie zijn er enorme kansen. Overigens is het ook zo dat Nederland natuurlijk nog steeds achterloopt. Dat merkt u bij topsectoren en vrouwen, want daar doen we het niet goed. Ik wil toch ook nog wel een uitzondering maken op de suggestie dat als er kwaliteit is, er natuurlijk voor kwaliteit wordt gekozen. We herkennen deze opmerking, maar het is ondanks het feit dat er veel vrouwen van kwaliteit zijn, dat ze nog steeds niet vertegenwoordigd zijn op de plekken waar ze horen. Wij willen dit dus als kabinet juist aanpakken. U vindt dit in dezelfde mate terug bij andere ministeries. Alleen in ontwikkelingslanden hebben we natuurlijk een extra rol te vervullen.

De brexit. Nou, u kijkt ook naar Twitter en de berichtgeving. Ook op brexit komt er natuurlijk weer ... Mocht er een akkoord zijn om tot een brexitdeal te komen, dan zal er kabinetsbreed natuurlijk weer een appreciatie komen van wat dat betekent voor Nederland. Middels de Commissie en via elk AO Handel zullen we specifiek kunnen doorpraten over de beleidslijnen die het kabinet zal kiezen als het gaat om de raming van een handelsakkoord. Er is dus inderdaad veel meer. Dus ik wil echt in het bijzonder terugverwijzen naar die andere tentakels van het bredere kader waar dit hoort.

Ik hoop natuurlijk ook dat u vanochtend de aankondigingen over de VS heeft gezien, namelijk dat het kabinet de kans heeft gegrepen om de uitnodiging aan te nemen om gastland te zijn voor de Global Entrepreneurship Summit. Dat is een moment om weer op een hele positieve handelsgerichte agenda samen op te trekken met Amerika, maar ook om juist uit de hele wereld bedrijven aan te trekken en kansen te creëren voor het Nederlandse bedrijfsleven, verbinding zoekend met de SDG-agenda. De SDG-agenda is juist de nexus hulp en handel, maar er staat nergens in de Buitenlandse Handel en OS-nota dat het altijd per se om de SDG's moet gaan. Maar in veel landen die groeimarkten zijn en waar de nieuwe kansen liggen voor het Nederlandse bedrijfsleven als het gaat om verder doorstoten, gaat het om de SDG-agenda. Die wordt trouwens bevestigd in een breder overleg dat we hebben gevoerd over deze brief met VNO-NCW, MKB-Nederland, het Breed Handelsberaad en ook bijvoorbeeld de SDG-alliantie, geleid door Jan Peter Balkenende, en met de participatie van gerenommeerde Nederlandse bedrijven, waaronder ook multinationals. Die zijn juist koploper en erkennen dat men verdient aan en met de SDG's. Dat betreft niet alleen de SDG's maar ook het werken aan een circulaire economie, omdat daar natuurlijk de delta kennis, kunde, bedrijven en innovatie goed samenkomen.

Ik was erg blij met de appreciatie van de heer Stoffer, die inderdaad de nexus hulp-handel in mijn ogen goed positioneerde. Dank daarvoor. Ik wil nu doorgaan, mevrouw de voorzitter, met alle andere suggesties en inzichtelijke verbeteringspunten, de specifieke vragen en opmerkingen die gesteld zijn en de suggesties waar we eventueel een actie aan kunnen verbinden.

Naar mijn inzicht heb ik de vraag benoemd en mijn appreciatie gegeven van de balans tussen OS en Handel in deze rol. Dan kom ik nu op de vraag over de rol van start-up liaisons. Ze zijn op dit moment voornamelijk in Azië gepositioneerd. Het zijn echt medewerkers die kennis hebben van het start-upecosysteem. Zoals u weet, is dat heel anders dan de traditionele manier van zaken doen. De bedoeling is dat ze allemaal een groot netwerk hebben. Het is soms een beetje een nieuwe generatie, wat ook de kansen kan vergroten. Het gaat vooral om toegang tot netwerken in het land zelf. We zullen dus veel gebruikmaken van lokale medewerkers. Zoals ik zei, wordt het nu in Azië geprobeerd. Het is natuurlijk al in Silicon Valley geprobeerd en andere ambassadeurs hebben ook al start-upmedewerkers. We moeten kijken hoe dat loopt. De middelen die daaraan verbonden worden: in principe zijn er geen additionele middelen. Het gaat om een extra inspanning die via de posten wordt georganiseerd. Er zullen heel veel keuzes gemaakt worden, ook in handelsmissies of start-upmissies. Ik zou zeggen: specifieke start-upmissies. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de Consumer Electronics Show die onlangs in Californië werd georganiseerd. Over de economische attachés was er een heel terechte, terugkerende vraag van de heer Amhaouch. De brief van Minister Blok van 8 oktober, die u heel goed kent, bevat informatie over hoe het postennet zal worden geïntensiveerd. In de bijlage zijn de landen opgenomen met grote economische groeikansen. We hebben de top 25 van markten geïdentificeerd. Op deze posten worden economische functies versterkt, maar in principe gebeurt dat nog steeds middels de diplomaten. Op 35-plusplekken wordt in de periode 2018–2021 met name het economische profiel versterkt. Zoals u weet uit de brief van Minister Blok, zal de opening van het consulaat-generaal in Atlanta binnenkort plaatsvinden; ik heb nog geen datum. Maar het wordt een samenwerking en op de posten die uitgekozen zijn moet de economische functie een aanzuigende kracht hebben. We moeten dat kanaliseren met alle middelen die er in Nederland zijn, via RVO en allerlei andere entiteiten die we hebben, om zo het verdienvermogen te vergroten en bedrijven en start-ups onder de aandacht te brengen. Of denk aan mkb'ers die willen investeren in die landen.

Wat doen Orange Corners? Zoals de heer Bouali weet, is er een platform voor samenwerking waar lokale ondernemers en Nederlandse ondernemers elkaar vinden. Het is een zoektocht naar het ondersteunen van lokaal ondernemerschap. Het wordt echt gerund door de ambassades. Ik ben bij een paar openingen geweest van Orange Corners. Het is veelbelovend, maar het verkeert nog in de beginfase. We moeten eerst kijken hoe het gaat lopen. Op dit moment hebben we Orange Corners in Zuid-Afrika – dat loopt fantastisch – in Mozambique en Angola. Er zijn er in totaal vijf: drie in Zuid-Afrika, één in Mozambique en één in Angola. Marokko en Sudan zullen volgen. In 2019 volgt een evaluatie. De Nederlandse ondernemers zijn bij navraag positief. Zij financieren ook mee. Ik kan me nog Friesland Campina en andere bedrijven herinneren; ik weet even niet of het in Azië was of in Argentinië. Grote bedrijven willen lokaal ondernemerschap steunen. Vaak gaat het om landbouw, water, logistiek of havens. Vanuit gezamenlijk meedenken over groei en ontwikkeling wordt eraan gewerkt.

De heer Bouali vroeg verder naar de drie focuslanden uit het regeerakkoord die ook zijn benoemd in de nota: Irak, Jordanië en Libanon. We hebben daar gekozen voor een strategie waarbij alle departementen in Den Haag worden meegenomen. Er is namelijk veel meer activiteit dan alleen via Buitenlandse Zaken of Buitenlandse Handel en OS. Via veel ministeries wordt er gewerkt met deze landen. We hebben dat in kaart willen brengen en we hebben sturing willen geven aan de uitvoering van de nota, zowel voor hulp als voor handel, om het zo te zeggen. Daarbij kijken we naar opvang in de regio. Op basis daarvan komt onze meerjarenstrategie tot stand. We kijken naar het vergroten van de economische weerbaarheid maar ook naar de uitbouw van sectoren waarin Nederland goed is en ook gewenst is.

Ik heb een werkbezoek afgelegd aan Jordanië. U bent daar als Kamer ook geweest in een eerdere fase. Daar gaat het om de landbouwsector maar ook om het vergroten van een handelsvrije zone, niet in Aqaba maar in een ander gebied. We kijken waar gastgemeenschappen versterkt kunnen worden en waar werk gecreëerd kan worden voor Syrische vluchtelingen. Het is dus een geïntegreerde en integrale aansturing. De Nederlandse tuinbouw is heel actief. Er zijn een aantal contracten ondertekend, ook na de reis die ik heb gemaakt in Jordanië. Wageningen Universiteit is een geziene gast in Jordanië, dat ik maar even als voorbeeld noem. In Libanon verloopt het lastiger, ook vanwege het feit dat er nog steeds geen regering is gevormd. Die hebben we toch echt wel nodig voor de besluitvorming, nog afgezien van een aantal andere significante geopolitieke problemen.

Dan wil ik het hebben over China. De heer Amhaouch, de heer Bouali en de heer Stoffer hebben gevraagd naar China. Ik heb u gemeld dat er een aparte Chinastrategie komt. Ik wil nog wel even ingaan op het level playing field. Dat komt iedere keer terug in alle EU-Handelsraden. Iedereen zet daar strak op in. Wij vinden het heel belangrijk. We maken ons zorgen over de diefstal van intellectueel eigendom, over onheuse overdracht van technologie. Dat zijn natuurlijk kernpunten en ook zorgen voor Nederlandse investeerders. Laatst hebben we een geweldig bezoek gehad van de Chinese premier en zijn delegatie. Het was een enorme etalage voor Nederlandse ondernemingen, kennis en kunde in heel belangrijke sectoren. Er was een open uitnodiging om weer terug te komen. Veel ondernemers zeggen terecht «ja, maar». De vraag is wat wij als overheid kunnen doen. We moeten natuurlijk samen optrekken, vooral met de EU. Hier zeggen wij ook weer tegen de Amerikanen: we hebben eigenlijk de verkeerde gesprekken, we moeten niet in een handelsoorlog zitten met elkaar, we moeten samen optrekken in de kwesties die ons echt zorgen maken als gevolg van de opkomst van China. Ik denk hierbij ook aan het Belt and Road Initiative, dat naar onze inschatting van een veel grotere geopolitieke orde is dan alleen infrastructuur.

Er was ook een vraag – ik weet even niet meer of die van de heer Stoffer of de heer Amhaouch kwam – over de koppeling met de enorme financiering die China pleegt in een land als Afrika en ook elders. Het is financiering met veel minder conditionaliteit, op tal van terreinen, inclusief duurzaamheid, mensenrechten et cetera. Het is makkelijk geld, maar daarna komen vaak de problemen. Veel Afrikaanse landen kijken nu juist weer naar de Europese Unie, ook in vervolg op de EU-Afrikatop waar afspraken zijn gemaakt, weliswaar niet-bindend, over inzetten op investeringen, over migratie, handelsbeleid en toegang tot de markt. Men wil juist meer met Europa werken vanwege de kwalitatieve inbreng van Europa, maar ook vanwege geopolitieke overwegingen. Daar moeten wij sneller handelen, mijns inziens. Er liggen veel kansen die wij mogelijkerwijs verloren laten gaan. Snelheid is niet altijd onze kracht, naar het schijnt.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik kom toch even terug op dat Chinagebeuren. In eerste instantie zegt de Minister: we zijn met meerdere departementen bezig om een strategie te ontwikkelen. Aan de andere kant zien we een grote delegatie die naar Nederland komt en nog verder zien we de Minister-President die lobbyt om Alibaba naar Limburg te krijgen. Uiteindelijk gaat Alibaba naar Luik. Ik vind het een beetje moeilijk te rijmen. Ik vraag het de Minister concreet: wanneer komt die strategie er? Aan de ene kant hebben we het over een strategie die er moet komen op papier en aan de andere kant hebben we te maken met de realiteit, de werkelijkheid, namelijk dat Chinese bedrijven hiernaartoe komen en dat Nederlandse bedrijven nog steeds niet autonoom kunnen opereren in China als ze geen onderdeel zijn van een Chinees bedrijf, ofwel een stuk staatsbedrijf worden. Hoe moet ik dat rijmen? Kan de Minister zeggen wanneer er daadwerkelijk een Chinastrategie komt?

Minister Kaag:

Ik schrijf die strategie niet solo. Alle strategieën zijn natuurlijk kabinetsstrategieën, maar hier wordt met het hele kabinet aan gewerkt. Ik meen dat die het eerste kwartaal van 2019 komt. Waarschijnlijk zal het worden ingediend via de commissie Buitenlandse Zaken. Er zitten natuurlijk ook aspecten aan van veiligheid en vertrouwelijkheid. Het is ook een kwestie van analyseren hoe het bredere kader, de positionering, zich ontwikkelt. Ik ben het met u eens, maar ik denk dat iedereen hetzelfde gevoel van onbehagen herkent dat we nu op deelterreinen besluiten nemen. We willen de handel voortzetten. Het Nederlandse bedrijfsleven is geheel vrij om de keuze te maken geen kansen te laten liggen. Ze onderkennen de risico's, maar het is niet altijd te voorzien. Ik begrijp wat u bedoelt.

Ik ben zelf destijds, ik meen tijdens de Chinamissie, ook gevraagd om nog een laatste pitch te doen voor het bidboek voor het genoemde bedrijf. Het leek er toen al op dat het besluit was genomen om naar Luik te gaan, om een aantal redenen. Maar we hebben allemaal ingezet op het ondersteunen van bedrijven en het economisch groeipotentieel van de regio. Tegelijkertijd, als je kijkt naar de opmars van het Belt and Road Initiative, dat nu een beetje gestopt is in Oost-Europa maar desalniettemin, naar het aankoopbeleid, het strategisch overnamebeleid en de investeringen in strategische sectoren, is het ook heel belangrijk om een nationaal toetsingscriterium te blijven houden en dat ook te verbreden. Daar zet het kabinet ook echt op in.

We moeten breder kijken dan alleen naar de aan veiligheid verbonden sectoren, zoals voorheen. We moeten het breder bezien, want daar gaat het uiteindelijk om. Maar ik herken uw gevoel van onbehagen. Zoals ik zei, we zijn het er allemaal mee eens, maar we moeten in de tussentijd wel door en proberen verstandige besluiten te nemen. We zetten in de Raad en in de Commissie ook in op een toetsingscriterium op EU-niveau, zonder iets af te doen aan de competentie van de nationale soevereiniteit om te besluiten over kwesties van nationale veiligheid.

De voorzitter:

Is dat voldoende, of is er een vervolgvraag? De heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik heb een korte vervolgvraag voor de Minister. De Chinese bedrijven komen hier en blijven autonoom. Bij de Europese en Nederlandse bedrijven die naar China gaan, is er nog steeds sprake van dat zij in een soort co-samenwerking – of hoe noem je dat? – moeten functioneren. Is daar zicht op? Is daar met de Chinezen over gesproken vanuit Europa? Hoe is dat perspectief? Kunnen Nederlandse bedrijven dadelijk gewoon zelfstandig in China functioneren, zonder dat ze een mannetje van het partijbureau binnen hun muren hebben?

Minister Kaag:

Ik kan daar niet direct op antwoorden. Ik denk dat het belangrijk is om dat mee te nemen in de strategie zelf. Wat zijn de vervolgstappen? We kunnen namelijk keuzes maken. Het is natuurlijk wel zo dat het niet alleen in China zo is dat je gedwongen wordt om intensief samen te werken met bedrijven, waarna blijkt dat die bedrijven natuurlijk helemaal niet onafhankelijk zijn. Het is een staatsgeleide economie met een groot controlemechanisme. China is niet de enige. Ik praat dat helemaal niet goed – verre van – maar China is niet de enige. Maar ik denk dat we in China heel gericht en ontzettend slim moeten zijn, en tijd in moeten gaan halen waar dat kan.

De voorzitter:

De heer Van Raan heeft ook een interruptie.

De heer Van Raan (PvdD):

Jazeker. De Minister triggerde mij even met het gebruik van het woord «level playing field». Dat wordt heel vaak, heel veel en te pas en te onpas gebruikt. Maar het lijkt erop alsof dat alleen maar zo is als onze positie gevaar loopt. Want als je kijkt naar hoe wij veeteelt exporteren, dan gaat dat ten koste van geweldige externe kosten, die niet verrekend worden. We produceren zogenaamd «groen staal», met een geweldig concurrentievoordeel vanwege de energieprijzen daarbij. We vernietigen totale viskolonies met onze efficiënte visvangst. En dan wordt dat als een soort concurrentievoordeel gebracht. Dus het begrip «level playing field» vind ik enorm problematisch, terwijl dat wel heel vaak gehanteerd wordt. Dus kan de Minister nou eens toelichten wat zij verstaat onder een «level playing field»? Want dat is mij niet duidelijk.

Minister Kaag:

Dat is een hele interessante vraag. Volgens mij praten we over twee niveaus. Bij level playing field heb je het aan de ene kant natuurlijk over concurrentievermogen, over de maatregelen, en over directe en indirecte subsidies. Het gaat om eerlijke vrije handel. U vraagt terecht naar de gevolgen van die eerlijke vrije handel, en naar de schade die berokkend wordt. Op wie is die eerlijkheid dan van toepassing? Maar we kijken er natuurlijk wel naar vanuit een handelsagenda. Ik denk dat we vanuit Nederland ook – wij hebben daar een progressieve handelsagenda in – normen en waarden willen ophogen. Dus we willen geen race to the bottom. Dat kan namelijk ook een level playing field zijn. Level playing field mag in mijn ogen geen excuus zijn om niet te kijken naar hoe je anderen mee kunt krijgen in de duurzaamheidsagenda en in de voorkoming van schade of in de mitigatie van de gevolgen van het eventuele handelen. Dat mag je niet als een grotere prioriteit stellen. De laatste studie van het IPCC over de gevolgen van de klimaatacties is helder. Ik denk dat we binnenkort, door alle klimaatgevolgen waarmee we van doen hebben, gedwongen worden om level playing field op een nog groenere manier te bekijken. Maar daar kunnen we niet op vooruit lopen, want wij willen ook niet onbedoeld schade berokkenen aan het handelsperspectief en het verdienvermogen van het Nederlandse bedrijfsleven. Daarvan zijn al velen op de SDG's georiënteerd. En als je op de SDG's bent georiënteerd, dan handel je veel duurzamer en kijk je naar de klimaatgevolgen van je handelingen.

De voorzitter:

Er is een vervolgvraag van de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat begrijp ik en dat hoor ik. Ik kan ook een heel eind met de Minister oplopen, maar wordt het dan niet tijd – zeker ook omdat ze zelf dat IPCC-rapport aanhaalt – om vast te stellen dat het begrip als zodanig eigenlijk in de weg staat van een goede aanpak? Want level playing field is een fabeltje. Wat wij als level playing field van China willen, zien zij als een competitief voordeel. Wat China of Afrika of een ander land ziet als hinder, bijvoorbeeld dat groene staal of de veeteelt, zien wij als level playing field. Dus de term is verouderd en niet meer van toepassing. Moeten we niet afspreken dat we die term gewoon niet meer gebruiken? Want het is een fabeltje en het zit in de weg. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?

Minister Kaag:

Ik begrijp wat u bedoelt. Het is altijd goed om hetzelfde begrip te koppelen aan de definities of termen die je gebruikt. Maar level playing field is een oud begrip. Ik denk niet dat het een fabeltje is. Ik denk dat het heel helder is waar het voor stond. Ik denk dat het in het kader van duurzaamheid en verduurzaming, en in het kader van productie- en consumptiepatronen, belangrijk is dat we nog steeds helder maken waar wij het dan over hebben als EU-landen, inclusief Nederland. Dat is wat anders. Of een ander zich daar dan aan houdt of niet, is weer een ander verhaal. Dan gaat het namelijk over oneerlijke concurrentie. Dan hebben we het over dumping en over heel veel andere dingen. Maar dat doet niet af aan het belang van level playing field.

De voorzitter:

Ik denk niet dat u het eens wordt.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik stel in alle vriendelijkheid vast dat we fors van mening verschillen hierover.

De voorzitter:

De Minister vervolgt de beantwoording. Ik kijk ook even naar de tijd, en ik hoop dat de Minister dat ook doet.

Minister Kaag:

Ik probeer er snel doorheen te komen.

Mevrouw de voorzitter. Ik kom bij een vraag van de heer Bouali over de middelen voor het handelsbeleid en de koppeling van de instrumenten. Hij maakte een kritische kanttekening over het feit dat er niet veel in de handelsagenda was opgenomen over de financiële instrumenten. Zoals u weet en zoals u zich misschien herinnert, krijgt u een aparte financieringsbrief. Daarnaast gaan we natuurlijk ook de instrumenten bespreken in de begrotingsbehandeling. Het is gewoon een kwestie van inschatten: waar denken wij dat dit niveau van detail thuishoort?

Er was eenzelfde vraag van...

De voorzitter:

O, er is een interruptie, geloof ik. De heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Nou, ik heb niet zozeer een kritische opmerking. Het is meer de vraag of de Minister daarbij groeimogelijkheden ziet. Maar het is natuurlijk zo dat die financieringsbrief eraan komt. Het was dus meer een vraag in de zin: ziet de Minister daar mogelijkheden om de publiek-private samenwerking nog verder te intensiveren?

Minister Kaag:

Ik kijk uit naar het gesprek bij de begrotingsbehandeling. Dat lijkt me nuttig.

Dan kom ik bij nog een vraag van de heer Bouali – de heer Stoffer vroeg er ook naar – over de handelsagenda en over landen als Vietnam en India. China werd volgens mij ook genoemd, maar wij beschouwen China natuurlijk niet echt als een ontwikkelingsland. China beschouwt zichzelf als een ontwikkelingsland, maar dat komt hen goed uit in de WTO.

Maar goed, het uitgangspunt van de handelsagenda is natuurlijk de geïntegreerde benadering. Dus wij kijken echt naar alle instrumenten: handel, privatesectorontwikkeling, stabiliteitsfondsen. Hoe kunnen we die nauwe samenwerkingen opzetten? Dat is ook heel nuttig in de focusregio's, conform het regeerakkoord.

We kijken natuurlijk ook naar investeringen die nodig zijn om het ondernemingsklimaat aantrekkelijker te maken voor Nederlandse bedrijven, vaak in samenspraak en in partnerschap met lokale entrepreneurs. Dat doen we niet vanuit een dwangpositie, maar juist om de lokale privatesectorgroei te ontwikkelen en daar banen te creëren. We willen namelijk investeren in perspectief. We doen dat nu vooral actief in landen als Vietnam en India, maar extra middelen zijn daar niet nodig, ook omdat die landen natuurlijk middeninkomstenlanden zijn. Het gaat om de transitiefase, maar we willen ook juist een oproep doen aan de overheden om die verantwoordelijkheid zelf te nemen.

ODA-middelen moeten natuurlijk voor de meest kwetsbare groepen zijn en blijven. Dat was ook een punt van de heer Stoffer. Het gaat dan vaak om landen waar de overheid zelf niet geeft om de eigen bevolking. Wij willen middels het maatschappelijk middenveld, of via de VN of de Wereldbank, juist programma's opzetten die daar onafhankelijk van zijn, en die niet afhankelijk zijn van de willekeur van overheid A of overheid B. Want dat staat ons beleid ook eventueel in de weg als het gaat om bescherming van religieuze minderheden of andere kwetsbare groepen.

Dan kijken we nog even naar de vraag van de heer Stoffer over de tussenfase. Dat betreft ook weer die transitie. Zoals ik al zei, maken we een weging. Er vindt een afbouw plaats, maar dat is eigenlijk meer een verhaal voor bij de begrotingsbehandeling die eraan gaat komen. Er is een afbouw van onze traditionele hulp in sommige landen, ook omdat er op verzoek van de landen zelf veel meer wordt gekeken naar investeren, toegang tot markten en markten creëren. Ik herken het punt dat door velen is gemaakt, en ook door de heer Stoffer: we moeten oog blijven houden voor de directe effecten en de onbedoelde effecten op de meest kwetsbaren, op de armen, en natuurlijk vooral op de vrouwen en meisjes in dat soort samenlevingen. Daarom willen wij ook daar kansen creëren.

Een vraag van de heer Amhaouch was hoeveel extra geld er is voor handel. Dit is niet helemaal het antwoord, maar zoals u weet, is er in 2017 door mijn voorgangster een budget toegekend voor PPS, privatesectorontwikkeling. Invest-NL heeft een kapitaalstorting gekregen van 2,5 miljard, zowel nationaal als internationaal. Er is een subsidie van 9 miljoen verstrekt aan een joint-venture van Invest-NL en FMO, voor internationale projecten met maatschappelijke impact. De eerdere investeringen in het postennet zijn al voorbijgekomen. Er komt ook nog – zoals u weet, want u heeft de brief al ontvangen, meen ik – het fonds voor klimaat en ontwikkeling en SDG-partnerschappen voedselzekerheid en ondernemerschap. Het fonds voor klimaat is 40 miljoen en dan is er nog 5 miljoen beschikbaar voor ondersteuning van lokaal en Nederlands mkb-schap met innovaties op maat. Nou moet u mij niet vragen wat precies een innovatie op maat is, maar ik denk dat het gaat om innovatief ondernemen. Met name wordt er gekeken naar de kleinere bedrijven die willen doorgroeien. Tegenwoordig beschrijven de meeste bedrijven zichzelf sowieso als innovatief of draaiend op innovatie. Dat verklaart ook waarom Nederland nummer twee in de wereld is op de Global Innovation Index. Dat is ontzettend knap.

Een vraag van de heer Amhaouch over dat er van het CBS een nieuwe staat van internationalisering van de Nederlandse economie komt. We hadden het er gisteren ook kort over. In principe zal de nieuwe publicatie gestandaardiseerde informatie geven, elk jaar, en over een vaste set gegevens rapporteren. Het is digitaal beschikbaar en komt in het derde kwartaal, in principe vanaf 2019. Ik kom er in tweede termijn kort even op terug of er niet al eerder andere informatie beschikbaar is. We willen natuurlijk betrouwbare en centrale informatie delen over de positie van Nederland als handelsland. Dat geeft ons een indicatie. U heeft gisteren ook gevraagd of wij dan bijsturen of aanpassen hoe we die informatie gebruiken. En natuurlijk gaat het ook om de effecten van internationalisering op de Nederlandse economie. In principe moet de publicatie de omvang en ontwikkeling van handelsstromen in goederen en diensten in kaart brengen, bestemming en herkomst daarvan en het belang van verschillende markten voor de Nederlandse economie. Dat kan wat mij betreft ook een leeswijzer worden voor ons handelen. Daar komt natuurlijk de meetbaarheidsdiscussie over indicatoren weer in terug. Welke bedrijven nemen hier deel aan? Handelsstromen per sector, per product en per dienst en het effect van internationalisering op bedrijven en werkgelegenheid in Nederland. Wij kijken natuurlijk naar de inhoud. Dit is nu nog in overleg. Ik denk dat het voor ons inderdaad heel belangrijk is. Ik zal nadenken over het format, hoe wij er in de toekomst met u betere gesprekken over kunnen voeren en hoe wij dat kunnen terugvertalen in het handelen zoals beschreven in de handelsbrief en het bredere kader van de handelsnota. Ik vind het in principe ook een heel goed kader. Het is dus mijns inziens inhoudelijke additionaliteit en richting voor wat betreft de indicatoren.

De heer Amhaouch vroeg ook naar de doorrekening van de effecten van handelsakkoorden. Dat vergt nog impactstudies. Het valt niet binnen deze jaarlijkse publicatie, maar ik wil wel kijken of dat verbeterd kan worden qua inhoud en meetbaarheid, ook omdat de Europese Commissie net begonnen is met een rapportage over de handelsakkoorden; die is net uit. Het wordt dus gedaan door de Europese Commissie en dan moeten wij natuurlijk weer kijken hoe zich dat tot Nederland in het bijzonder verhoudt. Maar het is ook belangrijk om te weten wat het EU-handelsakkoord met land X heeft opgeleverd. Tot nu toe is het eerste product van de Commissie light touch, maar ik weet ook dat het heel veel werk is om dat op te zetten en daarmee te beginnen.

Dan kom ik aan mijn laatste antwoorden toe; ik zal het korter doen. De heer Alkaya had een vraag over het Internationaal Strategisch Overleg Nederland. Het is een overleg. Het is geen board. Dank ook voor het destijds aanhouden van de motie, om tijd te geven het schriftelijk te beantwoorden; excuus overigens voor de vertraging. De voorzitter van destijds het Dutch Trade and Investment Board, Thecla Bodewes, is voortgegaan als voorzitter van het ISO Nederland. Zij heeft personen uitgenodigd op basis van kennis en expertise. Dat was op basis van profiel. Wij hebben daar verder geen inmenging in gehad en geen rol in gespeeld. Het heeft een adviserende functie op tijdige momenten, aan zowel Minister Wiebes als mijzelf. Er is bij mijn weten pas één vergadering geweest, vorig jaar, in december ongeveer. Er is nu een tweede vergadering ingepland. Het is een overleg om te kijken hoe publiek-private samenwerking verbeterd kan worden, vanuit in feite een poldermodel, dat wordt voorgezeten door mevrouw Bodewes.

De heer Alkaya (SP):

Ik heb de motie nog steeds aangehouden en ik overweeg om haar toch in stemming te brengen. Want zou het niet goed zijn als er geen sprake is van vriendjespolitiek, om in ieder geval de schijn daarvan weg te nemen, en dat het proces iets transparanter zou zijn? We hadden een voorzitter en dat is nu ook de voorzitter geworden, en die heeft dan weer haar vrienden en vriendinnen uitgenodigd om deel te nemen. Ondertussen zijn de bevoegdheden van dat overleg toegenomen, maar het heet geen board meer maar is een overleg geworden. Dus meer bevoegdheden, weer dezelfde mensen. Ik zal er geen waardeoordeel aan geven, maar er zitten twee VVD'ers in, een oud-wethouder, een burgemeester, een oud-PvdA-wethouder. Het voelt niet goed. Zouden we dit niet transparanter kunnen doen om in ieder geval de schijn weg te nemen?

Minister Kaag:

De gevoelsfactor laat ik aan u. Ik begrijp het wel: in tijden van toenemende transparantie zijn er altijd vragen om uitleg. Maar dit is een overlegorgaan. Ik weet ook niet of er meer van gemaakt moet worden dan het is. Ik ken de andere betrokkenen niet. Het is wel helder dat het echt op basis van kennis en expertise is; dat is mij nog verzekerd. Verder ga ik niet over het orgaan. Af en toe worden wij geadviseerd. Ik zie het ook niet als politiek correct om mij daarin te mengen. Ik denk dat uw boodschap is gehoord. Ik kan te zijner tijd, bij het eerste overleg, de door u verwoorde mening of zorg meegeven.

De heer Alkaya (SP):

De Minister zegt «ik ga er niet over» maar ze gaat er in die zin wel over dat daar een topambtenaar van in ieder geval het Ministerie van Economische Zaken in zit. Ik denk dat zij een uitnodiging zal krijgen om de vergaderingen bij te wonen. Terwijl het geen openbare vergaderingen zijn, worden de Ministers van Economische Zaken en voor Buitenlandse Handel toch uitgenodigd om daarbij te zijn. Dat overleg gaat ook over de inzet van subsidies en van handelsmissies, bijvoorbeeld als het gaat om grote projecten als het schoonmaken van de Ganges, het uitgraven van havens en dergelijke. Het is dus ook weer niet een heel onschuldig clubje dat alleen maar vrijblijvende adviezen geeft. Laat ik hierbij de aankondiging doen dat ik de motie toch in stemming zal brengen, omdat het mij goed lijkt dat we de schijn van belangenverstrengeling als het gaat over handelspolitiek toch zo veel mogelijk vermijden. We zien bijvoorbeeld ook dat hier geen persoon bij zit met kennis over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Als er straks dingen misgaan bij het schoonmaken van de Ganges, dan kunnen we wel zeggen dat dat bepaald is door zo'n overlegorgaan waar we verder geen invloed op hebben gehad, maar daar zullen we als Kamer dan geen genoegen mee nemen, en als samenleving ook niet. Dan zullen we toch kijken of we dit niet hadden kunnen voorkomen.

Minister Kaag:

Ik wil toch echt nog stellen dat ik geen stem heb in het overlegorgaan. Het is een overlegorgaan. Het is adviserend. Men kan adviezen laten lopen, negeren of opnemen. Ik zal wel suggereren aan de hoogste ambtenaar, of als ik er zelf ben, als ik genodigd ben, dat het bijvoorbeeld goed is dat adviezen worden gepubliceerd, als dit niet strijdig is met de aard van het overleg, want men moet ook nog kunnen overleggen om gewoon een goed gesprek te hebben over uitdagingen. Ten tweede: ik vind het inderdaad een goed idee om bijvoorbeeld een vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld mee te nemen. Ik denk dat dat heel goed is, want als we zeggen dat het gaat om SDG's en slim handelen in landen waar de maatschappelijke uitdagingen veelal groot zijn, is dat een nuttige suggestie. Maar ik neem geen verantwoordelijkheid voor een mogelijk nee van het overlegorgaan, want ik ben geen lid. Er is daar een ambtenaar en wij worden geadviseerd. En advies is niet verplichtend.

Hoe kan het bedrijfsleven zich voorbereiden op brexit, vroeg de heer Bouali. Ik denk, zoals ik al zei, dat er heel veel in motion is. De Nederlandse overheid loopt echt voorop. Het Ministerie van EZK, zowel Minister Wiebes als Staatssecretaris Keijzer, en wijzelf hebben ontzettend veel gedaan: informatievoorziening, de roadshows, de Brexit Impact Scan, de Brexit-vouchers, u noemt het maar op. We gaan nog steeds verder. De boodschap blijft: wees op alles voorbereid, pas u aan en informeer u. Veel EU-landen komen nu naar Nederland om te zien hoe wij het hebben geregeld qua voorbereiding, omdat andere landen achterlopen en ons model als goed wordt gezien. Onze uitnodiging, en daar kunt u ook behulpzaam in zijn, is om er bij alle bedrijfstakken in Nederland op te blijven hameren dat ze gewoon gebruik moeten maken van alle middelen en informatiekanalen die beschikbaar worden gesteld. De overheid kan zoveel doen, maar als er geen gebruik van wordt gemaakt, dan houdt het ergens een keertje op. Tenzij het product niet goed is, maar dat hebben we nog niet gehoord.

De heer Bouali (D66):

Wij krijgen inderdaad van het bedrijfsleven te horen dat er veel gedaan wordt en dat er veel informatie is. De vraag was dan ook meer bedoeld in de zin van: worden die instrumenten goed gebruikt? Hebt u daar zicht op? Ik las maandag in de krant dat er van de brexitvouchers niet heel veel gebruik werd gemaakt. Nu heb ik inmiddels begrepen dat het ietsje anders zit, maar hebben al die instrumenten die beschikbaar zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven nou echt effect? Kunt u dat zien, of is dat nog niet gemeten of nog niet inzichtelijk?

Minister Kaag:

Ik heb hetzelfde artikel gelezen. Ik heb ook gevraagd wat eigenlijk het startpunt was, wat de nulmeting was. Er zijn verschillende berichten. We hebben een studie gedaan. Dat hebben we in een ander kader besproken. Vorig jaar was ongeveer 8% van het Nederlandse bedrijfsleven actief bezig met brexit; dat is nu gestegen naar 18%. We hebben in het kabinet besproken dat we gaan kijken naar alle middelen en kanalen die ingezet moeten worden om het bedrijfsleven echt duidelijk te maken dat deze zaken beschikbaar zijn en dat het kabinet ervoor staat – wij willen geen kans onbenut laten – maar dat het ook zelf eigenaar van het proces moet zijn.

Dan een vraag van zowel de heer Van Haga als de heer Amhaouch over het quotumproduct 16, walsdraadstaal, en de vrijwaringsmiddelen. Ik heb Commissaris Malmström gevraagd – en ik heb ook een toezegging gekregen tijdens de Handelsraad vorige week vrijdag – om in de vormgeving van de definitieve vrijwaringsmaatregelen voor staal rekening te houden met de specifieke belangen van de importerende en verwerkende industrie, zoals die van walsdraadstaal. Ik heb ook specifiek het Nederlandse bedrijf genoemd, omdat het, denk ik, heel uniek is. De Commissie werkt aan een voorstel voor definitieve vrijwaringsmaatregelen en zij deelt de zorgen, vooral wat betreft deze sector. Zij zal dit punt serieus meenemen en overwegen. Onze inzet is dat het meegenomen wordt in de vormgeving van de definitieve maatregelen. We hebben het voorstel nog niet ontvangen. We verwachten dat de definitieve besluitvorming over de vrijwaringsmaatregelen voor het einde van het jaar zal plaatsvinden, maar goed, dat is eigenlijk over een paar weken, in onze eigen planning en in Commissietijd; die loopt tot 20 december. Wij houden dus echt de vinger aan de pols. Zodra ik meer feitelijke informatie en een voorstel heb, krijgt u informatie via de gebruikelijke kanalen, maar de Kamerleden kunnen natuurlijk altijd bij ons, bij het ministerie, aankloppen en zullen ook op andere wijze een antwoord krijgen, waar nodig.

De heer Van Haga (VVD):

Volgens mij bleek het wel uit uw woorden, maar u begrijpt dat de tijdsdruk enorm is en dat er zo snel mogelijk een reactie moet komen.

Minister Kaag:

Ja, daar ben ik het mee eens. Wij blijven er in Brussel, via onze PV en via alle andere contacten, op hameren. Dit is heel specifiek en heel zorgelijk en het zou ontzettend jammer zijn als een heel goed functionerend bedrijf – we hebben het allemaal over hetzelfde bedrijf – opeens failliet zou gaan vanwege onzorgvuldigheid in de besluitvorming.

De heer Van Haga en de heer Bouali hebben vragen gesteld over Iran. Ik denk niet dat ik het puur politieke deel hoef te herhalen. Uiteraard maken het kabinet en de EU zich grote zorgen over de opstelling van Iran in de regio. We willen het ballistisch wapenprogramma van Iran natuurlijk tegengaan. Tegelijkertijd hechten we nog steeds aan de uitvoering van het JCPOA, die bevestigd is door het IAEA. We willen natuurlijk voorkomen dat Iran een kernwapen ontwikkelt, maar wij verschillen met de VS van opvatting over de manier waarop we die doelstelling kunnen bereiken. Het klopt helemaal dat de extraterritoriale werking van de VS-sancties het zakendoen in Iran enorm bemoeilijkt. Zoals de heer Van Haga zei, kiezen de bedrijven inderdaad zelf: ze vertrekken. Ze kunnen vaak het risico ook niet lopen. De heer Amhaouch heeft in andere kaders terecht benoemd dat veel Nederlandse bedrijven juist kansen hebben gezien en binnen Iran hebben geïnvesteerd in landbouw, water of logistiek. Op die gebieden zijn er veel ontwikkelingen. Die bedrijven doen het ook goed. Wij steunen nog steeds helemaal de oprichting van het Special Purpose Vehicle, dat iedereen in staat moet stellen om economisch dividend te plukken zonder blootgesteld te worden aan de Amerikaanse strafmaatregelen. In tweede termijn bevestig ik graag hoe het ervoor staat met de oprichting van het Special Purpose Vehicle, die in de eindfase is. Die vraag heb ik zelf even moeten uitzetten, want ik wil daar graag een datum voor bevestigen.

Voorzitter: Amhaouch

Minister Kaag:

Dan ga ik naar mijn volgende blokje, dat wel het laatste, maar niet het minst belangrijke is. Het gaat over de modelteksten bij investeringsbescherming.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik ben alweer terug. Sorry, voorzitter, voor deze verwarring.

Minister Kaag:

Afhankelijk van de aard van de onderbreking, meneer de voorzitter, kan ik twee minuten ...

De voorzitter:

Ik weet niet of mevrouw Diks haar handen wil wassen of iets anders wil doen.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

De ervaring heeft mij intussen geleerd dat wij voor deze onderbreking niet schorsen als de Minister het niet zelf vraagt, dus vandaar.

De voorzitter:

Als u uw handen wilt gaan wassen, dan kan de Minister misschien met een ander blokje verdergaan.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Als dat zou kunnen, dan houd ik me aanbevolen.

Minister Kaag:

Ik zoek een ander blokje, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Diks, ga uw gang.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Excuus.

Minister Kaag:

Ik zal even kijken of ik inderdaad nog een ander blokje heb. Ik kan voor het Special Purpose Vehicle bevestigen dat er nog geen specifieke einddatum in zicht is. De E3 spelen een leidende rol en Nederland blijft er nauw bij betrokken, maar de gesprekken zijn nog gaande. Het baart mij een beetje zorgen dat er nog geen datum is, want de VS gaan natuurlijk verder. Die hebben hier geen haast mee. Na de gesprekken komt er eerst een technische uitwerking. Wij hopen dat die eind 2018 wel klaar is. Daarna zal Nederland dan bezien hoe we eraan kunnen deelnemen. Gelet op het belang hiervan en de veelvuldige Kamervragen hierover, doe ik de Kamer wel de toezegging – ik heb ook eerder een brief geschreven over het Special Purpose Vehicle en het vervolg qua economische belangen, in het kader van de Amerikaanse sancties tegen Iran – dat ik u kort schriftelijk zal informeren over de stand van zaken van data en vervolgstappen.

Meneer de voorzitter, ik probeer gewoon nog even te kijken naar allerlei andere vraagjes die misschien van belang zijn. Het CBS zal informatie leveren in het derde kwartaal van 2019. Er is gevraagd of we eerder informatie beschikbaar kunnen stellen over het effect van het handelsbeleid. Aan de ene kant zijn er delen die onderdeel vormen van de rapportage over missies, waar de Kamer over wordt geïnformeerd. Ik zet zelf in op een kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van die brief, zodat die, eerlijk gezegd, wat interessanter wordt en we er wat meer inhoudelijke informatie uit kunnen putten, zodat het niet alleen een kort reisverslag is van de landen waar men is geweest, maar ook informatie bevat over wat er is behaald. Dan kunnen we terugkijken. Er komt ook een woensdag-gehaktdagjaarverslag voor de begroting in het tweede kwartaal van 2019; oké, dat is één kwartaal sneller. Tussentijdse rapporten en onderzoeken zijn ook beschikbaar gemaakt. Maar goed, ik denk dat de rapportage van het CBS een heel mooi kader vormt. Misschien is het goed dat de Kamer een keer de kans krijgt om hier via een technische briefing over verder te praten, als zij dat interessant vindt.

De voorzitter:

Als de collega's het toestaan, heb ik zelf een vraag over dat CBS-rapport. In hoeverre wordt daarin ook het bedrijfsleven meegenomen? We krijgen straks een CBS-rapportage waar de Kamer mee kan sturen, waar het ministerie op kan sturen. Die rapportage moet wel evenwichtig zijn; iedereen moet zich daarin herkennen. We hebben ooit een rondetafel gehad in aanloop naar de Handelsbrief. Daarin zag je allerlei meetparameters of belangrijke indicatoren. Het moet een goed gebalanceerd iets zijn waarin iedereen zich in de werkelijkheid herkent.

Minister Kaag:

Ik denk dat dat een hele goede suggestie is. Het is wel de bedoeling. Ik kan hierbij bevestigen dat we dat zeker zullen doen. Het is ook belangrijk. Uiteindelijk doen we het voor Nederlandse bedrijven; we doen het niet voor onszelf. Het is dus belangrijk dat zij zich erin herkennen en erin mee kunnen gaan, maar het is ook interessant om in dat soort rapportages een breder perspectief mee te nemen, door te kijken naar bijvoorbeeld duurzaamheid, ondernemen en ondernemingsklimaat.

De voorzitter:

Zijn er nog andere vragen van de collega's die heel kort beantwoord kunnen worden? Anders gaan we verder met het andere blokje. Dan kunnen we de tweede termijn dadelijk misschien iets inkorten. Zijn er nog vragen die de Minister niet beantwoord heeft of andere vragen?

De heer Van Haga (VVD):

Ik weet niet of we nu of later over die modeltekst gaan praten. Dat gaan we nu doen, sorry.

Minister Kaag:

We hebben alle andere punten goed uit kunnen diepen en we zijn bij het laatste blok: de modeltekst.

Voorzitter: Diks

Minister Kaag:

Ik kijk normaal niet links naar uw stukken, maar ik zie dat ik dezelfde brief heb mogen ontvangen van Handel Anders! Er komt gelukkig nog een apart AO over de modelteksten. Laten we nog even terugkijken naar de noodzaak en het belang om vast te stellen dat een nieuw modelverdrag voor investeringsakkoorden uitvoering geeft aan een onderdeel van de BHOS-nota. Het geeft ook gevolg aan het politiek en maatschappelijk debat over investeringsakkoorden.

Het kabinet blijft inzetten op toekomstbestendige handels- en investeringssystemen, waarin duurzaamheid en inclusiviteit kernbegrippen zijn. Ik hoorde ook opmerkingen dat we er misschien een andere invulling aan hebben gegeven. Daarom is een apart AO ook heel nuttig. Wij denken dat private investeringen noodzakelijk zijn voor duurzame en inclusieve groei. Buitenlandse investeringen kunnen of moeten leiden tot extra werkgelegenheid en het aantrekken van kennis en innovatie. De investeringsakkoorden dragen bij tot verbetering van het investeringsklimaat, met name in landen waar investeerders menen dat nationale wetgeving en instituties onvoldoende rechtszekerheid bieden. Dat startpunt blijft.

De investeringsbescherming is in principe voor de investeerder. Ik hoor ook dat het erom gaat dat iedereen die zich gegriefd of getroffen voelt door de gevolgen van een investering, gehoord moet kunnen worden of toegang tot een vorm van rechtsgang moet kunnen krijgen. Het nieuwe modelverdrag is tot stand gekomen na uitgebreide consultaties met belanghebbenden, maatschappelijke organisaties en experts. Niet iedereen heeft gebruikgemaakt van de uitnodiging om mee te doen aan de consultaties. Soms vindt dat plaats bij brief. Het is altijd goed als dat proces goed wordt benut en daar zijn we ook blij mee. Van 16 mei tot 18 juni heeft er ook een internetconsultatie plaatsgevonden. De UNCTAD-hervormingsagenda is als basis gebruikt. Wij denken dat het nieuwe modelverdrag meer evenwicht in de rechten en plichten van investeerders en staten brengt. Er is wel beperkte ruimte om andere doelen na te streven middels een investeringsakkoord, maar we hebben maximale ruimte genomen om investeerders te laten bijdragen aan het realiseren van SDG's en het klimaatakkoord.

Vernieuwingen zijn dat brievenbusmaatschappijen worden uitgesloten van bescherming, het recht op regulering van overheden wordt gewaarborgd, de nadruk op duurzaamheid, internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en mensenrechten. Het gedrag van investeerders speelt wel degelijk een rol in de berekening van de schadevergoeding. En geschillenbeslechtingsmechanismen worden gemoderniseerd.

Wij lopen hierin mondiaal voorop. U kunt zeggen dat het gelijk speelveld op een laag niveau is en vragen waarom we zo snel lopen. Ik denk dat wij hier vooroplopen, maar dat het niet zo moeilijk is voor anderen om ons te willen en kunnen volgen, juist vanwege de SDG-agenda en het Akkoord van Parijs.

Wij werken met partnerlanden en wij willen de verouderde verdragen die we hebben met 78 landen moderniseren. Heronderhandelde bilaterale verdragen dienen nog te worden goedgekeurd door het Nederlands parlement, zeg ik wellicht ten overvloede, maar dat proces wordt correct gevolgd.

De heer Van Haga vroeg hoe het zit met het mkb en de investeringsakkoorden. Investeringsakkoorden bieden juist een rechtsmiddel voor het mkb, omdat er een arbitrageoptie in zit. Grote bedrijven redden zich wel met juristen, advocaten, hun eigen omvang en vaak daardoor ook presentie in een land. Maar als je kijkt naar het mkb, dan kan dat middels dat investeringsakkoord juist uitgaan van rechtsbescherming, bijvoorbeeld bij een akkoord om te investeren in boeren in Zimbabwe.

Dan is er een vraag over de rol van de Staat en het meenemen van vakbonden. Ik heb net gezegd dat er geen aparte rechtsgang is voor overheden of belanghebbenden om investeerders via internationale geschillenbeslechting aan te klagen als het gaat om investeringsbescherming. Wij kijken wel naar bepalingen met betrekking tot mensenrechten, arbeidsrechten en milieunormen. Investeerders kunnen worden aangeklaagd via het nationale recht in het land van vestiging of in de thuisstaat van de investeerder. Dat laatste is heel belangrijk als het gaat om Nederlandse bedrijven.

Onrechtmatig handelen door een investeerder kan leiden tot een lagere schadevergoeding, dus dit is ook niet een gratis ritje. Onder de nieuwe modeltekst kunnen belanghebbenden zich voegen in lopende procedures. Ik denk dat dit ook belangrijk is. Wij schetsen het lichtelijk anders dan zoals door sommige Kamerleden is gesteld.

Mevrouw Diks vraagt naar een wijziging van de tekst door verplichtingen op te nemen op het terrein van duurzaamheid. In de modeltekst worden de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles expliciet opgenomen. Bij het vaststellen van de hoogte van schade wordt hier expliciet rekening mee gehouden. De modeltekst is daardoor, zoals ik al zei, de meest vooruitstrevende onder vele landen, maar in ieder geval in de OESO, om de rest maar even niet mee te nemen.

Blijft de tekst openstaan voor brievenbusfirma's? Nee. Brievenbusfirma's zijn uitgesloten. Er is wel flexibiliteit als het gaat om het aantal werknemers, en dat is misschien de risicofactor die u noemt. Die hebben wij nodig, omdat mkb'ers vaak maar een heel klein aantal werknemers hebben. Ik ben het met u eens dat er goed toezicht moet worden gehouden als dit een optie wordt om via de achterdeur toch nog een brievenbusfirma te openen.

Dan de benoemingen. Op dit moment vindt benoeming van arbiters plaats door de partijen bij het geschil zelf. Zoals gezegd kan de sg van UNCITRAL of het Permanente Hof van Arbitrage ook benoemingen doen. Wij denken dat dit leidt tot grotere transparantie, onafhankelijkheid en onpartijdigheid bij het hele proces, maar verbetering is nog altijd mogelijk. Daarom zetten wij uiteindelijk in op een multilateraal investeringshof met permanente rechters die idealiter niet beïnvloedbaar zijn, of daar gaat men van uit.

Er is een vraag over het openbaar maken van de uitkomsten van bemiddeling of mediatie. Wij denken dat bemiddeling de voorkeur heeft boven een juridische procedure. Er zijn bepalingen opgenomen om de uitkomst via bemiddeling mogelijk te maken. Het heeft altijd de voorkeur als het openbaar is, maar het is de keuze van de partijen. Als je het verplicht gaat stellen, denken wij dat een aantal partijen überhaupt niet meer voor bemiddeling gaat kiezen, want dan zit je in een ander traject. Dat willen we voorkomen. We willen uiteindelijk zo veel mogelijk via bemiddeling doen.

Ik meen dat ik hiermee het merendeel van de vragen heb beantwoord. Ik weet dat er nog een AO aankomt.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Amhaouch, want ik zou zelf een interruptie willen plegen.

Voorzitter: Amhaouch

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik dank de Minister voor de heel uitgebreide beantwoording. Ik zit even na te denken, want ik kijk naar de tijd en we krijgen nog een uitgebreid AO. Ik zou hier wel tien minuten over door kunnen gaan, maar ik stel voor om dit punt nog in dat aparte AO te bespreken. Dan blijft er nog één vraag staan. Het moet nog door het parlement worden goedgekeurd, maar u gaat wel door. Hebben wij de garantie dat als wij die rondetafel gaan organiseren, zoals de SP heeft voorgesteld, het parlement nog volop de ruimte heeft om daadwerkelijk te kunnen toevoegen? Anders is het mosterd na de maaltijd en heeft het weinig zin.

Minister Kaag:

Ik dacht na over de term «toevoeging door het parlement». Er is in ieder geval ruimte voor debat en voor amendering.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ja, zo had ik het moeten zeggen. Het ging mij erom dat we niet nog een rondetafel, een heel AO en misschien nog wel een VAO hebben om er uiteindelijk achter te komen dat er feitelijk niks meer veranderd kan worden. Dan hebben we allemaal wel wat anders te doen.

Voorzitter: Diks

De heer Van Raan (PvdD):

In dat verband is het misschien goed om erover na te denken of we deze modeltekst, waar we nog jaren mee voortgaan, niet moeten behandelen als een klassieke wetstekst en niet in een AO. Nogmaals, het heeft een geweldige impact. We gaan er jarenlang mee aan de slag. Een AO met waarschijnlijk wat moties en een rondetafelgesprek doen naar onze mening geen recht aan wat er allemaal over gezegd moet worden en aan zorgvuldige behandeling door het parlement. Het voorstel zou kunnen zijn om deze modeltekst als wetstekst te behandelen, hoewel het geen wetstekst is, maar wel op dezelfde manier. Ik vroeg me af wat de Minister daarvan vindt.

Minister Kaag:

Ik geloof dat het aan de Kamer zelf is om hierover te besluiten in een procedurevergadering.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat weet ik. Dank voor de verduidelijking. Ik vroeg me af wat de Minister daarvan vindt.

Minister Kaag:

Ik blijf bij mijn eerste antwoord.

De voorzitter:

Dat begrijp ik. Ik wil me nergens mee bemoeien als voorzitter, want dat past me niet, maar een variant zou kunnen zijn dat u er nog even over nadenkt en er schriftelijk op terugkomt of het zinnig zou zijn om het als een wetstekst te behandelen. Ik geef het maar mee.

Minister Kaag:

Nee, dat is aan de Kamer.

De voorzitter:

Dan pakken wij het zelf op, neem ik aan. De vragen uit de eerste termijn zijn allemaal aan de orde geweest. Dan kijk ik even naar de tweede termijn. Er is weinig tijd, dus ik vraag u om het kort te houden. We zien elkaar nog zeer uitgebreid bij de begrotingsbehandeling, dus misschien zou u zich in die zin kunnen beperken. Het woord is aan de heer Bouali van D66.

De heer Bouali (D66):

Ja, inderdaad met het oog op de vele debatten die er nog aankomen: veel dank aan de Minister voor de uitleg over de landenstrategie, de brexit, de VS, Iran en China. We kijken met z'n allen uit naar de financieringsbrief. Ik ben benieuwd of er eventueel ruimte is voor nieuwe impulsen. Ik noemde in mijn betoog al een aantal landen die we kwalificeren als middeninkomenslanden: Vietnam, Mexico en China. Ik ben het eens met de Minister dat we ODA-middelen gebruiken voor de meest kwetsbare, maar ik wil graag nadenken over een mix bij de inzet, om ook middeninkomenslanden te helpen, omdat die eventueel ook spill-overeffecten kunnen hebben voor de regio. Met een nieuwe middenklasse kun je landen stimuleren om de economie laten groeien, het liefst op een duurzame manier, zodat dat ook een effect heeft. Daarvoor hebben we genoeg ruimte in toekomstige debatten, zoals de voorzitter al zei.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Haga van de VVD-fractie.

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel. Dank voor het beantwoorden van werkelijk al mijn vragen. Mijn opmerkingen over China moet ik inderdaad terugnemen, want er komt een Chinastrategie. Voor de rest van de handelsagenda kan ik er toch niet meer van maken dan dat het echt een OS-agenda is. Dan mijn opmerking over gender. We zijn een beetje van dezelfde generatie maar kabouter Wipwap ken ik niet. Ik denk dat u aan Wipneus en Pim dacht; dat zou kunnen. Wipneus en Pim had ik wel kunnen noemen, maar dat zijn natuurlijk twee kleine, schattige jongetjes. Met mijn blauwe kabouter heb ik onbewust toch geprobeerd te kiezen voor een genderneutrale variant. Het is wel een serieus punt. Wij maken er absoluut geen probleem van als kinderartsen of rechters bij grote meerderheid vrouw zijn. Dat is prima, als de kwaliteit maar goed is. Maar ik heb zoveel goede vrouwen in mijn fractie zitten. Die zouden uitermate beledigd zijn als zij voor een handelsmissie geselecteerd zouden worden, uitsluitend vanwege het feit dat zij vrouw zijn. Maar goed, daar kunnen we het misschien een andere keer over hebben. Dank dat u noemt dat samenwerking met de VS goed zou zijn in plaats van elkaar te bestrijden. Dat vind ik een hele prettige opmerking. Goed dat u dat benoemt. Daar laat ik het bij, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. Ik kan het kort houden. Ik heb waardering voor de opstelling van de Minister als het gaat over dat modelverdrag. Het lijkt mij zorgvuldig om dat op deze manier te doen en om niet bij elk afzonderlijk verdrag dat is uitonderhandeld, opnieuw dezelfde discussie te voeren, maar in één keer een goede discussie over het modelverdrag te voeren. Waardering ervoor dat we dat op deze degelijke manier kunnen behandelen.

Als het gaat om het handelsbeleid in algemene zin bestaat de schijn dat er een aantal grote bedrijven zijn, of gevestigde belangen, die achter de schermen veel invloed hebben op dat handelsbeleid en handelsbevordering. Daarover verschillen we toch enigszins van mening met de Minister. Zij maakt de rol van dat internationaal strategisch overleg kleiner dan in haar eigen beleidsnota staat, als het gaat om publiek-private samenwerking. Die wordt hechter en beter. Dat zou je ook zo kunnen opvatten dat die gevestigde belangen, als wij niet oppassen, achter de schermen meer invloed krijgen dan zij nu al hebben. Ik ben wel blij met haar reactie op de suggestie dat het een goed idee zou zijn om ook een vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld mee te nemen naar dat overleg. Ik kijk nog even of ik de motie in stemming breng om een transparant proces in te richten voor die overige leden. Dat lijkt mij goed om de schijn van vriendjespolitiek weg te nemen.

Dank.

De voorzitter:

Dan is de heer Stoffer van de SGP aan de beurt.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik zal proberen om het heel kort te houden en dat gaat ook lukken. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik ben heel blij dat zij één punt eruit lichtte en ook de keerzijde van de handel heel goed op het netvlies heeft. Ik ben heel blij om dat te horen, en met mij vele mensen in het veld, denk ik. Daar wou ik het bij laten, want ik gun het de Minister om op tijd te zijn bij datgene waar ze om half vier moet zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Amhaouch van de CDA-fractie.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Ik denk dat ik één van de woordvoerders ben voor alleen handel en niet voor OS, misschien net als de heer Alkaya, dus ik blijf focussen op de handelsagenda. Dat neemt niet weg dat wij ook een verantwoordelijkheid hebben voor duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar mijn focus ligt op handel als instrument voor OS en op handel om keiharde pegels binnen te halen voor Nederland. Daarom ook dank aan de Minister dat zij naast de bedrijven staat. Het klinkt misschien detaillistisch om te spreken over productgroep 16 van de metaal, of als iets in de marge, maar het gaat om een casus hoe wij omgaan met onze bedrijven, als zij fair play spelen. Als zij een beroep doen op de overheid, moet die er ook zijn. Dank daarvoor, nogmaals. Ik moet er zo vandoor, dus ik kan het antwoord in tweede termijn niet afhoren, maar ik ben inderdaad zeer benieuwd naar dat financieel instrumentarium met betrekking tot Iran. Iran is voor mij een casus, want je kunt zeggen van Trump wat je wil, maar op twee punten heeft hij Europa wakker geschud, zoals over de NAVO en hoe wij omgaan met onze defensiebijdrage. Punt is dat Europa zelf haar broek ophoudt en bepaalt waar zij de dollars aan uitgeven en dat wij niet alleen maar gevoelig zijn voor sancties van onze bondgenoot Amerika. Ik hoop dat wij samen optrekken met het VK, Duitsland en Frankrijk en ook onze handtekening gaan zetten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch. Dan is het woord aan de heer Van Raan, voor de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter. Ik zou daar graag een punt aan toevoegen: ook heeft hij toegevoegd hoe hij met haar om kan gaan in moeilijke omstandigheden. Dat is ook belangrijk. Ik zit even te denken. De Partij voor de Dieren had drie dingen ingebracht: een reflectie op wat Ploumen gezegd heeft over de modeltekst en iets over ecocide en iets over CO2-ontkoppeling. Ik denk dat ik kan vaststellen dat ik daar niets over gehoord heb. Ik lees ook net dat negeren de hoogste vorm van martelen is. Ik ga er eens even over nadenken wat hier gebeurd is en ik wil graag een VAO aanvragen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik krijg rechts van mij te horen dat hier misschien toch nog een antwoord op kan komen. Dat gedoe met het voorzitterschap overdragen doen we maar even niet meer, want ik heb zelf nog een heel korte tweede termijn. Voor GroenLinks is duidelijk dat die modeltekst voor investeringsakkoorden een manier is om tot eerlijke en duurzame handel te komen. Zo kijken wij ernaar. We hadden gehoopt dat de Minister de schriftelijke vragen die wij daarover hebben gesteld, en de SP heeft er ook meermaals aandacht voor gevraagd, die input die wij hebben getracht te leveren, zou gebruiken om ook daadwerkelijk tot die verandering te komen. Bij internationale verdragen, van de EU bijvoorbeeld, moet je je soms richten op anderen en dan kun je niet doen wat je wil, maar als het om bilaterale verdragen gaat, heb je iets meer ruimte. De Minister zegt dat zij vindt dat zij verdergaande stappen zet dan andere landen. Ik zag nog wel een mogelijkheid voor nog verdergaande inzet. We gaan daar zeer uitgebreid op terugkomen. Ik dank de Minister voor de beantwoording in eerste instantie, maar ik ben natuurlijk ontevreden over de modeltekst die er nu ligt.

Minister Kaag:

Ik ben natuurlijk tegen martelen, folteren en alle andere vormen van het schenden van mensenrechten, maar het was gewoon een omissie van mijn kant. U was de laatste spreker en vanwege het gaan en komen ben ik dat gewoon vergeten; dat is mijn fout. Ecocide is een hele moeilijke vraag. Ik had die term eerlijk gezegd nog niet eerder gehoord, dus dat is educatief. Ik kan daar niets inhoudelijks over zeggen. Als ik kijk naar de hoge bewijslast bij genocide, hoe moeilijk dat is, dan is dit een heel nieuw terrein. Dat wil niet zeggen dat ik niet kan herkennen waar u vandaan komt en dat dit een manier is om de planetaire ramp die zich toch wel stilletjes voltrekt, aan de orde te stellen, maar verder kan ik er inhoudelijk helemaal niets over zeggen. Ik zal mij eens laten informeren. Dat is het enige wat ik op dit moment kan zeggen. De juristen kunnen zich daar dan professioneel op verheugen.

Het tweede punt is de modeltekst. Er was één vraag. U vroeg ook naar de CO2-omissies. Ik wil nog even terugkomen op het klimaatpanel van het IPCC. Er is een heel hoofdstuk besteed aan de relatie klimaatbeleid en duurzame ontwikkeling. Dat is ook heel logisch. Wij denken en hopen dat we daar ook een bijdrage aan leveren. Ik ga natuurlijk ook mee naar de COP24. Het kabinet heeft ingezet op een versnelling binnen Europa, maar ook internationaal, om nog veel meer draagvlak te creëren en te behouden, ook gelet op zorgwekkende geluiden in sommige landen op basis van de recente verkiezingen. Daar zijn allemaal verbanden te leggen. Wij kijken wel naar de synergie van klimaat en SDG's, als het gaat om toegang tot hernieuwbare energie, versnelde afbouw van investeringen in fossiele brandstoffen, maar ook hoe we omgaan met landbouw, landgebruik, bescherming van landbouwgronden en waterbeheer.

Dat heeft allemaal te maken met het grotere klimaatverhaal. CO2 is heel bijzonder, maar er zijn nu kabinetsbreed gesprekken, aan de klimaattafels, en die gaan daar ook over. Dat overstijgt deze nota, maar in ons ontwikkelingsbeleid en in onze samenwerking via de Wereldbank willen wij er heel scherp naar kijken dat wij niet alleen minder of geen schade berokkenen, maar ook inzetten op alternatieve bronnen van bijvoorbeeld energie, die dan nog steeds de economische groei kunnen versnellen.

Ik weet niet of ik toch nog een laatste vraag van de Partij voor de Dieren vergeten ben.

De heer Van Raan (PvdD):

Die indruk bestaat bij mij wel een beetje. Zeer bedankt voor deze twee antwoorden. Het gevoel van martelen is helemaal weg. Ik heb de toenmalige Minister Ploumen geciteerd, toen het kabinet demissionair was, en dat realiseer ik me natuurlijk, over wat een uitzicht op die modeltekst zou kunnen zijn wat betreft andere stakeholders.

Minister Kaag:

Het is de eerste keer dat ik dit hoor. Ik wil graag zelf terug naar het verslag of de notulen van die vergadering. Ik twijfel niet aan uw vertaling, want u las het daarnet ook gewoon voor, maar ik zal kijken wat dat betekent en of dat voldoende is gewogen in het proces. Er komt nog een AO over de investeringsverdragen, dus ik denk dat dat het moment is.

Last but not least: kabouter Wipwap was een verzinsel van wijlen mijn moeder, maar die kan ik er niet meer op aanspreken. Kennelijk waren er in die periode de kabouters Wipneus en Pim, maar wij hadden thuis een Wipwap, dankzij mijn moeder, die al jaren is overleden. Bij dezen ook een rectificatie van mijn eigen geheugen, waarvoor dank.

De voorzitter:

Zo zijn we toch nog via allerhande omzwervingen aan het eind van dit overleg gekomen. Ik dank de Minister en de ondersteuning voor de beantwoording, de Kamerleden voor hun interessante vragen, en het publiek, hier en thuis.

Excuus, ik vergeet het opnoemen van de toezeggingen helemaal. En dan te bedenken dat het een enorme lijst is.

  • In 2019 ontvangt de Kamer een evaluatie van de Orange Corners.

  • In het eerste kwartaal van 2019 ontvangt de Kamer een aparte, integrale Chinastrategie van de regering.

  • De Minister bekijkt hoe de gegevens van de Internationaliseringsmonitor van het CBS gebruikt kunnen worden voor het blijvend vormgeven van de handelsagenda en daarbij wordt meegenomen het perspectief van het bedrijfsleven.

  • De Minister onderzoekt of de voortgangsrapportages van de Europese Commissie over handelsakkoorden verder verbeterd kunnen worden.

  • De Minister zal de Kamer kort informeren over data en vervolgstappen met betrekking tot het Special Purpose Vehicle.

  • De Minister brengt de zorgen van het lid Alkaya over transparantie en betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld over aan het internationaal strategisch overleg.

De heer Van Haga (VVD):

Er was ook een toezegging, maar misschien wat verscholen, om ons actief op de hoogte te houden van de toestand rond de vrijwaringsmaatregelen zoals draadstaal, productgroep nummer 16.

De voorzitter:

Ik hoor instemmende geluiden, rechts van mij. Er zijn geen andere toezeggingen. De heer Van Raan heeft een VAO aangevraagd. Niets meer aan de orde zijnde dank ik eenieder nogmaals.

Sluiting 15.30 uur.

Naar boven