34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland

32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 122 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 december 2020

Hierbij biedt het kabinet zijn reactie aan op het advies nr. 110 van 2 juli 2019 «Duurzame ontwikkelingsdoelen en mensenrechten – een noodzakelijk verbond» van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV)1.

Naar aanleiding van het rapport is geïnventariseerd waar mogelijk aanvullende inspanningen vereist zijn om synergie tussen het buitenlandse handel en ontwikkelingsbeleid en het mensenrechtenbeleid te versterken. Dit heeft door ziekte en overplaatsing van betrokken personen alsmede de Covid 19-crisis, meer tijd gekost dan voorzien. Hierdoor heeft deze reactie forse vertraging opgelopen. Het kabinet biedt hiervoor zijn excuses aan.

Het kabinet wil graag zijn waardering uiten voor de grondige analyse en uitgebreide aanbevelingen die in het advies zijn opgenomen. In onderstaande reactie wordt ingegaan op het algemene advies en op de negen aanbevelingen.

Het kabinet baseert zich hierbij op het regeerakkoord 2017–2021 «Vertrouwen in de toekomst» (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) waarin een actief buitenlands beleid ten behoeve van universele mensenrechten werd aangekondigd. Daarnaast is deze kabinetsreactie gebaseerd op de beleidsnota «Investeren in perspectief – Goed voor de wereld, goed voor Nederland» (Kamerstuk 34 952, nr. 1) waarin de duurzame ontwikkelingsdoelen (sustainable development goals – SDG’s) uit de VN agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, worden aangemerkt als internationale leidraad voor het BHOS-beleid, alsmede de Mensenrechtenrapportage 2017 (Kamerstuk 32 735, nr. 198) die een actualisering van het Nederlandse mensenrechtenbeleid bevat.

De adviesraad formuleert in zijn rapport een antwoord op de vraag van het kabinet hoe de Nederlandse inzet op de duurzame ontwikkelingsdoelen en de inzet van het Nederlandse buitenlands beleid op het terrein van de mensenrechten, zoals vastgelegd in de beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens», elkaar wederzijds kunnen versterken.

De adviesraad stelt in zijn rapport terecht dat ontwikkeling een voorwaarde is voor het kunnen realiseren van mensenrechten én dat mensenrechten noodzakelijk zijn voor ontwikkeling. Dit is de reden dat de VN-lidstaten er expliciet voor hebben gekozen om mensenrechten het leidend kader te maken voor de SDG’s.

De AIV stelt terecht dat de SDG’s een bruikbaar wereldwijd kader bieden voor een samenhangende (integrale) benadering van duurzame ontwikkeling en mensenrechten. Het kabinet is van mening dat er qua beleidsimplementatie nog ruimte bestaat voor meer samenhang tussen deze beleidsterreinen, met name op multilateraal terrein. In de onderstaande reactie op de aanbevelingen zal hier verder op in worden gegaan, evenals op de vele voorbeelden van reeds bestaande en sinds het verschijnen van het advies ingezette integratie van mensenrechten in beleid en -implementatie.

Aanbevelingen:

1. Integreer het ontwikkelings-, mensenrechten- en milieubeleid

De adviesraad geeft aan dat Nederland in alle aspecten van het buitenlandbeleid consequent dient uit te dragen en in de praktijk te brengen dat duurzame ontwikkeling een voorwaarde is voor de verwezenlijking van mensenrechten, en dat mensenrechten noodzakelijk zijn voor ontwikkeling. Het behalen van de SDG’s vereist een integrale (rechten)benadering van de sociale, economische en milieudimensies van ontwikkelingsprocessen, aldus de AIV. Een dergelijke benadering haalt ontwikkelingssamenwerking uit de sfeer van vrijblijvendheid en zorg voor passieve burgers, en is gericht op empowerment en de bevordering van participatie.

Het Nederlands BHOS-beleid is verankerd in de SDG’s. Deze, zoals eerder in deze brief genoemd, bieden een bruikbaar kader voor een samenhangende benadering van duurzame ontwikkeling en mensenrechten. Het kabinet is van mening dat hierdoor het BHOS-beleid, zoals vastgelegd in de BHOS nota «Investeren in perspectief» in al zijn aspecten bijdraagt aan het realiseren van de mensenrechten. Hierbij is niet alleen rekening gehouden met de sociale, economische en culturele rechten, maar ook met burgerlijke en politieke rechten, om zo de in het advies genoemde ondeelbaarheid van de universele mensenrechten te garanderen.

Het kabinet zet zich in voor samenhang in de uitvoering van het BHOS en het mensenrechtenbeleid. Zo is in de reactie van dit kabinet op de wereldwijde effecten van de Covid-19 crisis, aandacht voor zowel de negatieve effecten voor het behalen van de sociaaleconomische SDG’s, als voor de negatieve effecten op de burgerlijke en politieke vrijheden en rechten. Nederland grijpt de «building back better» agenda van SGVN Guterres aan om de mensenrechtendimensies van de multilaterale ontwikkelingssamenwerking verder te versterken.

Conform de aanbeveling van de adviesraad gebruikt Nederland zijn positie bij multilaterale ontwikkelingsorganisaties zoals de Wereldbank om aan te dringen op een centrale rol van mensenrechten in de eigen ontwikkelingsprogramma’s. Nederland draagt financieel en met knowhow bij aan een verdergaande integratie van mensenrechten in beleid en praktijk van de Wereldbank. Zo nam Nederland het voortouw bij het aandringen op opname van mensenrechten in de nieuwe Wereldbank Fragiliteitsstrategie en bij het versterken van de positie van mensenrechtenverdedigers in de verantwoordingsmechanismen van de Bank.

Sinds de publicatie van dit advies wordt ook verder gewerkt aan het integreren van het mensenrechtenperspectief in het Nederlandse klimaatbeleid. Al in 2015 tekende Nederland tekende de zgn. Geneva Pledge waarin de wisselwerking tussen mensenrechten en klimaatverandering wordt erkend. In de geest van die pledge zet Nederland in op de bescherming, zichtbaarheid en legitimiteit van landrechtenverdedigers en milieuactivisten wier leefomgeving mede door klimaatverandering onder druk staat. Daarbij wordt gepleit voor het versterken en toekennen van landrechten voor met name gemarginaliseerde mensen en duurzaam landgebruik. Ook wordt door middel van politieke dialoog aandacht gevraagd voor de situatie van (individuele) milieu en landrechtenverdedigers en het belang van zinvolle participatie van burgers in klimaatinitiatieven, met specifieke aandacht voor jongeren.

In de mensenrechtenrapportage zal voortaan worden ingegaan op hoe de inzet op de 6 prioritaire thema’s van het mensenrechtenbeleid bijdraagt aan het behalen van de SDG’s.

2. Grijp Agenda 2030 aan om het multilaterale mensenrechtensysteem te versterken.

De adviescommissie doet de aanbeveling dat Nederland in onder meer de VN-Mensenrechtenraad, de internationale financiële instellingen, de Europese Unie en de Raad van Europa structureel aandacht moet vragen voor de onverbrekelijke relatie tussen respect voor mensenrechten en het realiseren van de duurzame ontwikkelingsdoelen van Agenda 2030.

Nederland zet in multilaterale ontwikkelings- en mensenrechtengremia in op geïntegreerd beleid inzake ontwikkeling en mensenrechten. Nederland is in de Mensenrechtenraad en de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een uitgesproken pleitbezorger van verdere integratie en samenwerking tussen de mensenrechten-, ontwikkelings- en veiligheidspijlers van de VN. Zo steunt Nederland, waar mogelijk met gelijkgezinde landen en in EU-verband, resoluties die pleiten voor een grotere rol van mensenrechten in de veiligheids- en ontwikkelingspijlers van de VN. In de universele periodieke beoordeling (Universal Periodic Review, UPR) van de Mensenrechtenraad legt Nederland in toenemende mate verbanden tussen mensenrechten en de SDG’s. Ook zoekt Nederland in samenwerking met gelijkgezinde landen naar mogelijkheden het Kantoor van de Hoge Commissaris van de mensenrechten (OHCHR) te ondersteunen bij het integreren van mensenrechten in alle procedures en instrumenten binnen het VN-systeem. Nederland steunde hiertoe bijvoorbeeld zichtbaar de preventie resolutie in september 2020.

3. Werk aan de verbetering van het toezicht en de verantwoording van de uitvoering van agenda 2030. Leg daarbij de verbinding met de internationaal erkende mensenrechteninstrumenten.

Het kabinet deelt de mening van de adviesraad dat om van agenda 2030 een succes te maken een transparant en eenduidig systeem van verifieerbaar toezicht en verantwoording nodig is. Om dit te bereiken zet Nederland in op de versterking van de positie en het mensenrechtenmandaat van de UN Resident Coordinator en het transparanter maken van de processen die leiden tot de Sustainable Development Cooperation Frameworks (SDCFs). Deze moeten gestoeld zijn op nationale, breed gedragen prioriteiten in de SDG-strategie van de landen zelf. Hierbij is de participatie van lokale maatschappelijke organisaties van belang, zodat er ruimte is voor de integratie van de Leaving No One Behind en de Building Back Better agenda in die SDCFs. Lokale vertegenwoordigingen van OHCHR kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.

Ook streeft Nederland naar een grotere rol voor de mechanismen van de Mensenrechtenraad (zoals technische assistentie door de OHCHR, aanbevelingen van Verdragscomités en Speciale Procedures) bij de operationalisering van de mensenrechtenbenadering in de SDG’s.

De aanbeveling dat Nederland (financiële, personele) middelen beschikbaar zou kunnen stellen om minder ontwikkelde landen te helpen capaciteit op te bouwen op het gebied van dataverzameling, interpretatie van data, en SDG- en mensenrechtenrapportage, wordt deels opgevolgd. Eerdere Nederlandse inzet om op directe wijze de statistische capaciteit van minder ontwikkelde landen te vergroten bleek weinig succesvol. Nederland zet in op digitalisering en innovatie binnen de hulpsector en het steunen van benchmarkinitiatieven zodat organisaties zelf hun impact op het behalen SDG’s in kaart kunnen brengen. Bovendien helpen – mede met behulp van Nederlandse financiering – verschillende multilaterale (VN-)instellingen landen bij de implementatie van SDGs (landenplannen), incl. dataverzameling en monitoring. Ook zijn o.m. VNG en CBS actief betrokken bij capaciteitsopbouw/monitoring op (sub)nationaal niveau.

Met betrekking tot de aanbeveling inzake de betrokkenheid van het college van de rechten van de mens bij het opstellen van de SDG-rapportage aan de Tweede Kamer, kan worden bevestigd dat deze al structureel wordt vormgegeven.

4. Maak de bestrijding van ongelijkheid binnen en tussen landen een structureel thema van internationaal overleg

De adviesraad beveelt aan dat Nederland in verschillende internationale fora aandacht vraagt voor het thema ongelijkheid. Deze aanbeveling is in lijn met het BHOS beleid, en is door de Covid-19 crisis alleen maar urgenter geworden. De Covid-19 pandemie heeft de bestaande ongelijkheid wereldwijd binnen en tussen landen doen toenemen. In ontwikkelingslanden, en met name in Afrika, raakt het bereiken van de SDG’s hierdoor momenteel verder uit zicht.

Om de negatieve gevolgen van de Covid-19 crisis te bestrijden, steunt Nederland de implementatie van de Building Back Better agenda van VN Secretaris Generaal Antonio Guterres. Nederland zet in op het bestrijden van ongelijkheid in zowel multilaterale bijeenkomsten (zoals de Uitvoerende Raden van VN-organisaties, de VN-Mensenrechtenraad en de AVVN) als in bilaterale gesprekken met VN organisaties. Het kabinet wil het (vice)-voorzitterschap in de Executive Board van UNDP/UNFPA/UNOPS in 2021/2022 aanwenden voor betere coördinatie tussen VN-organisaties in Covid-19 respons, een meer geïntegreerde benadering van het behalen van SDG-doelen in de landen waar deze organisaties actief zijn, en het opstellen van de bijbehorende nieuwe vierjarige strategische plannen voor UNDP, UNFPA, UN Women en UNICEF in 2021. Daarnaast heeft NL in de hervormingsdiscussie van het VN-ontwikkelingssysteem sterk ingezet op een coherente benadering van de verschillende VN-organisaties in het adresseren van ongelijkheid, waarbij een mensenrechtenperspectief in de planningcyclus en in de uitvoering centraal moet staan. Ook middels het lidmaatschap van de Mensenrechtenraad vraagt NL structureel aandacht voor het bestrijden van ongelijkheid en het bevorderen van de naleving van mensenrechten.

5. Bevorder de hervorming van het multilateraal bestuur (global governance)

Net als de adviescommissie is het kabinet van mening dat een mondiaal partnerschap om de SDG’s te behalen alleen kan functioneren op basis van gelijkheid. Het kabinet onderschrijft de aanbeveling van de AIV om ruimte te maken voor grotere inspraak van ontwikkelingslanden en opkomende economieën in multilaterale organisaties en samenwerkingsverbanden. Zo werkt Nederland onder andere aan aanpassing van de aandeelhoudersverhoudingen binnen de internationale financiële instellingen. Dit proces dient echter wel in beheersbare stappen plaats te vinden waarbij een groter stemrecht van opkomende economieën ook samen gaat met het nemen van meer verantwoordelijkheden (zoals het leveren van donorbijdragen aan de armste landen) en waarbij een betekenisvolle Nederlandse stem voldoende geborgd blijft. Bij de kapitaalverhoging van de Wereldbank (IBRD en IFC) in 2018, waarbij Nederland een constructieve rol speelde, is dat ook gebeurd. Nederland speelt verder een aanjagende rol in VN-hervormingsdiscussies zoals bijvoorbeeld de versterking van de Mensenrechtenraad.

6. Behoud de Nederlandse voortrekkersrol op het thema «mensenrechten en bedrijfsleven»

Het kabinet streeft onverminderd naar een sterke verbinding tussen bedrijfsleven, mensenrechten en de SDG-agenda. Het beleidsterrein «mensenrechten en bedrijfsleven» is opgenomen in de thema’s internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) en ketenverduurzaming.

Het kabinet is van mening dat Nederland op het gebied van bedrijfsleven en mensenrechten nog steeds een stevig profiel heeft. Nederland is een actieve speler in de relevante multilaterale fora, zoals de UN Conference on Business and Human Rights, de OESO Working Party on Responsible Business Conduct, de OHCHR Accountability and Remedy Project, de Raad van Europa Steering Committee for Human Rights (CDDH) en in EU peer learning.

Wat betreft het mogelijke VN-verdrag inzake mensenrechten en bedrijfsleven bekijkt het kabinet met andere koplopers hoe er verder inhoud kan worden gegeven aan de onderhandelingen over dit verdrag. Het kabinet heeft, in lijn met de motie van de leden Alkaya en Diks (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 35) de posten ingeschakeld om het gesprek met een bredere groep landen aan te gaan over hun bereidheid zich aan te sluiten bij het VN-verdrag, en concludeert dat deze bereidheid nog steeds ontbreekt. Ook binnen de Europese Unie is het draagvlak beperkt en zijn lidstaten verdeeld. Conform mijn toezegging tijdens het notaoverleg IMVO d.d. 7 december, zal het kabinet de vraag naar de positie van de Europese Commissie op het verdrag en het aanvragen van een onderhandelingsmandaat in Brussel voorleggen.

Om het nationaal beleid op mensenrechten en bedrijfsleven verder te versterken is het kabinet in het najaar van 2019 de herziening van het Nationaal Actieplan mensenrechten en bedrijfsleven (NAP) gestart. Als onderdeel hiervan is een nationale baseline assessment (NBA) uitgevoerd door het College voor de Rechten van de Mens. De NBA is een doorlichting van de implementatie van de VN-richtlijnen voor bedrijfsleven en mensenrechten in Nederland en biedt daarmee suggesties voor beleidsverbeteringen. Op 1 december jl. is de kabinetsreactie op de NBA gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstuk 33 826, nr. 36].

Op het gebied van IMVO zijn belangrijke stappen gezet. Hoewel er veel goede voorbeelden van ondernemers zijn, die met hun bedrijf bijdragen aan duurzaamheid en het welzijn van consumenten en werknemers, blijkt uit evaluatie van het IMVO-beleid echter dat het huidige beleid onvoldoende is. Er is meer nodig om de transitie naar ketenverduurzaming te maken.

Het kabinet heeft daarom op 16 oktober jl. een nieuwe beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten, een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» (Kamerstuk 26 485, nr. 337) gedeeld met de uw Kamer. Hierin is een smart mix van elkaar versterkende vrijwillige en verplichtende maatregelen gelanceerd. Kern ervan is een verplichting voor bedrijven om gepaste zorgvuldigheid toe te passen in lijn met de internationale richtlijnen (due diligence). Idealiter komt deze verplichting op Europees niveau tot stand, omdat zo de impact van beleid en het gelijke speelveld worden vergroot. Dit is in lijn met de adviezen van de SER en het Adviescollege Toetsing Regeldruk. Een brede Europese due diligence verplichting verdient de voorkeur boven de implementatie van de Wet zorgplicht kinderarbeid (WZK), die slechts gericht is op één thema.

De Europese Commissie heeft aangegeven in het tweede kwartaal van 2021 met een wetgevend initiatief op het gebied van brede due diligence te zullen komen. Het kabinet werkt op dit moment de bouwstenen uit om het traject naar een brede Europese due diligence verplichting maximaal te beïnvloeden. Deze bouwstenen hebben betrekking op de vereisten aan bedrijven, de reikwijdte, het toezicht en sanctiebeleid en overlappen één op één met de bouwstenen die nodig zijn voor invoering van nationale regelgeving. Dus als een effectief en uitvoerbaar voorstel Europees onverhoopt niet van de grond komt, zijn de bouwstenen klaar voor invoering van de WZK, of voor een nationale brede due diligence verplichting. Hiermee wordt geen tijd verloren.

In de zomer van 2021 zou de balans opgemaakt moeten worden of het Europese initiatief aan de verwachtingen voldoet. Maar reeds in februari 2021 zal uw Kamer worden geïnformeerd over de vorderingen in Europa. Dan kan ook de stand van zaken worden geschetst met betrekking tot de bouwstenen en kan het tijdpad worden gegeven voor de inrichting van de vernieuwde sectorale samenwerking.

In de Kamerbrief van 10 juli 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 332) heeft het Kabinet uw Kamer laten weten in te zetten op het uitdragen van een integrale, coherente visie op IMVO en de SDG’s, op basis van het advies van de SER «Kansen pakken en risico’s beheersen» van november 2019. Het kabinet verwelkomt en onderschrijft de conclusie van de SER dat IMVO en de SDG’s elkaar versterken en aanvullen: «IMVO vormt de basis voor een effectieve, efficiënte en coherente bijdrage van bedrijven aan de SDG’s». De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) bieden bedrijven een internationaal geaccepteerd handelingskader om vanuit hun kernactiviteiten bij te dragen aan mensenrechten en de SDG’s.

7. Maak het tegengaan van de shrinking civic space een integraal onderdeel van het mensenrechten- en ontwikkelingsbeleid

8. Het kabinet onderschrijft de conclusie van de AIV dat maatschappelijke organisaties een onmisbare rol vervullen in het SDG-partnerschap en deelt de zorgen omtrent de wereldwijd krimpende maatschappelijke ruimte. Op verschillende manieren wordt ingezet op het ondersteunen van een onafhankelijk en krachtig maatschappelijk middenveld en het beschermen en bevorderen van hun ruimte (civic space). Het Ministerie heeft hierbij, naast een financierende, ook een faciliterende, verbindende en diplomatieke rol.

Een krachtig maatschappelijke middenveld vergt sterke nationale en internationale samenwerking en partnerschappen. Zo kunnen maatschappelijke organisaties, regionale netwerken en mondiale bewegingen elkaar steun en rugdekking bieden onder moeilijke omstandigheden en pleiten voor verbetering daarvan. Via partnerschappen met maatschappelijke organisaties worden op basis van aanwezige expertise, netwerk en capaciteit gezamenlijke doelen nagestreefd. Het kabinet ziet daarbij ruimte voor tegenspraak als inherent onderdeel van goed partnerschap en een gezonde democratie, ook in eigen land. Het ondersteunen van een onafhankelijk maatschappelijk middenveld in Nederland en over de grens zorgt ervoor dat het maatschappelijk middenveld haar waakhondfunctie kan uitvoeren en kan opkomen voor de stem en rechten van burgers.

Het kabinet ondersteunt via het Mensenrechtenfonds en het hierboven genoemde BHOS-beleidskader «Samenspraak en Tegenspraak» (2016–2020) wereldwijd maatschappelijke organisaties in hun onafhankelijke politieke rol. De ruimte die het maatschappelijk middenveld heeft, verschilt per land, per thema en organisatie en is aan verandering onderhevig. Zoals gezegd, deze ruimte staat in toenemende mate onder druk. Het is daarom belangrijk dat maatschappelijke organisaties met hun strategieën kunnen inspelen op de veranderende context, obstakels en mogelijkheden. Het kabinet heeft er om die reden voor gekozen lokaal eigenaarschap, flexibiliteit en maatschappelijke ruimte nog sterkere focuspunten te maken in het vervolgbeleidskader «Versterking Maatschappelijk Middenveld» (2021–2025).

Om de weerbaarheid van het maatschappelijke middenveld te vergroten en inperkingen van maatschappelijke ruimte preventief en proactief te adresseren, heeft het kabinet het voornemen ook internationale partners op dit vlak te blijven ondersteunen. Civicus, Digital Defenders Partnership en International Center for Not-for-Profit Law zijn momenteel samenwerkingspartners die maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers ondersteunen in het omgaan met bedreigingen ten aanzien van hun veiligheid en werk, en de veranderende civic space monitoren.

Verder blijven Nederlandse ambassades zich actief inzetten wanneer de ruimte voor het maatschappelijk middenveld onder druk staat. Zij wonen rechtszaken van mensenrechtenverdedigers bij, onderstrepen in gesprekken met overheden en het bedrijfsleven het belang van maatschappelijke ruimte, brengen individuele zaken onder de aandacht en bieden mensenrechtenverdedigers een platform. Diversiteit in kennis, netwerk en ervaringen biedt de mogelijkheid van elkaar te leren, elkaar aan te vullen en zodoende krachten te bundelen. De implementatie van de EU Guidelines on Human Rights Defenders en het EU Action Plan on Human Rights and Democracy bieden hiervoor belangrijke handvatten en bevorderen de samenwerking tussen EU-ambassades. Daarnaast dragen de terugkerende mensenrechtencursus en regionale mensenrechtendagen, de digital safety manual en civic space toolbox bij aan het ontwikkelen en uitwisselen van kennis en ervaringen tussen ambassades en Den Haag.

In lijn met het AIV-advies zullen in toekomstige terugkomdagen voor mensenrechten-medewerkers civic space, de inherente verbondenheid tussen mensenrechten en ontwikkeling en de aansluiting op multilaterale en EU-inzet meer aandacht krijgen. Het kabinet stuurt op inclusie van het belang van civic space in de meerjarige landenstrategieën. Ook bestaan in het kader van de strategische partnerschappen onder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld mogelijkheden om elkaar te informeren over vermindering van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld middels onder meer regelmatige overleggen, zowel vanuit de ambassades als vanuit Den Haag.

Multilateraal steunt het kabinet onder andere de terugkerende resoluties over mensenrechtenverdedigers en vrijheid van vereniging en vergadering tijdens de Algemene Vergadering van de VN en in de Mensenrechtenraad. Ook ziet Nederland toe op deelname van maatschappelijke organisaties aan het publieke debat in de VN en EU. In de UPR’s van de Mensenrechtenraad doet Nederland aanbevelingen over de maatschappelijke ruimte, zoals bijvoorbeeld in het geval van Rwanda, Wit-Rusland en Qatar. Nederland draagt ook actief bij aan het EU-project Protect Defenders, spoort de EU Speciale Vertegenwoordiger Mensenrechten aan tot actie op dit thema, en pleit voor de ontwikkeling van preventieve instrumenten om toenemende restricties op het maatschappelijk middenveld te adresseren. In onze samenwerking met de Community of Democracies, ons werk via de International Donor Group en OESO/DAC, en thematische statements over het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers zet Nederland samen met EU-partners de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld zowel online als offline consequent op de internationale agenda.

9. Betrek jongeren actief bij de uitvoering van agenda 2030

De BHOS nota «Investeren in Perspectief» geeft weer hoe het kabinet internationale uitdagingen en kansen oppakt in het belang van Nederland. Deze nota gaat in op uitdagingen zoals armoede en maatschappelijke ongelijkheid, conflict, klimaatverandering, de digitale revolutie en ongelijke kansen op onderwijs, werk en inkomen. De nota noemt tevens de belangrijke rol die is weggelegd voor jongeren in het behalen van de SDG’s en het nastreven van duurzame en inclusieve ontwikkeling. In het kader van het «leaving no one behind» principe van de SDG-agenda is het belang van jongeren te betrekken in de hele beleidscyclus groot. Deze ambitie is nader uitgewerkt in de jongerenstrategie «Youth At Heart» (Kamerstuk 34 952, nr. 104).

Naast een aantal kernprogramma’s voor onderwijs en werk, zet Nederland flink in op jeugdparticipatie. Hiermee wordt tevens bijgedragen aan de verbetering van perspectief voor jongeren. Om die reden wordt gekeken naar de politiek-maatschappelijke positie van jongeren in de BHOS-focusregio’s en dus ook naar participatie van jongeren. Zo biedt de onlangs gelanceerde jongerenstrategie een kans om nog beter gebruik te maken van de activerende rol die jongeren kunnen spelen bij het realiseren van de SDG’s in de focusregio’s. Aan de hand van deze jongerenstrategie zal de aandacht voor jongeren steeds verder worden bestendigd. Op 2 november 2020 organiseerde Nederland de succesvolle virtuele youth at heart-conferentie waarin jongeren van over de hele wereld van gedachte wisselden over onderwijs, werkgelegenheid en jongerenparticipatie.

Daarnaast maakt de Nederlandse overheid gebruik van de mogelijkheden die tot haar beschikking staan om jongeren te betrekken bij het realiseren van de SDG’s. Zo geeft Nederland spreektijd aan de Nederlandse VN Jongerenvertegenwoordigers voor Duurzame Ontwikkeling en voor Mensenrechten & Veiligheid bij internationale VN-conferenties als het High Level Political Forum voor Agenda 2030 en de Algemene Vergadering voor de VN. Zij krijgen hier de kans om belangrijke thema’s vanuit een jongerenperspectief te benaderen en laten de stem van Nederlandse jongeren horen bij de VN. De Nederlandse Jongerenvertegenwoordigers werken nauw samen met hun counterparts uit andere landen en met de UN Envoy on Youth, die als taak heeft de rechten en behoeften van jongeren te vertegenwoordigen.

Jongeren zijn ook betrokken bij de (Nederlandse) implementatie van SDG’s; de NJR schrijft niet alleen jaarlijks mee aan de SDG-rapportage maar maakt ook deel uit van de Stuurgroep van SDG-Nederland. Ook is de NJR betrokken bij de SDG Allianties die de Nationale SDG-Coördinator heeft opgezet in samenwerking met SDG-Nederland en waarin ook de Jonge Klimaatbeweging actief is als recent aangetreden Alliantie Coördinator voor SDG 13.

Het kabinet onderschrijft het belang van het betrekken van jongeren bij de uitvoering van de agenda 2030 en ontwikkelt op dit moment een generatietoets waarmee in de procedures voor beleid en regelgeving meer aandacht kan worden besteed aan mogelijke generatie-effecten. Op dit moment wordt in een tweetal beleidstrajecten geëxperimenteerd met een generatietoets om de belangen van jongeren nadrukkelijker mee te kunnen nemen in de beleidsvoorbereiding. Het doel is om de betrokkenheid van jongeren in het beleidsproces te intensiveren en te verankeren.

10. Versterk de coördinatie en de samenhang van de binnenlandse en buitenlandse SDG-inzet

Het kabinet is zich ervan bewust dat Agenda 2030 ook een nationale agenda is. Bij de aanname van de doelen in 2015 is ervoor gekozen om de primaire verantwoordelijkheid voor de voortgang op de doelen te beleggen bij de ministeries die werken op het beleidsterrein van specifieke SDG’s. Het Ministerie van BZ heeft een coördinerende functie voor deze agenda als geheel en fungeert als schakel tussen nationale en multilaterale netwerken. In de jaarlijkse SDG-rapportage wordt beschreven hoe er door verschillende geledingen in de maatschappij het afgelopen jaar (extra) is gewerkt aan bewerkstelligen van de doelen in 2030. Sinds 2019 bevat de SDG-rapportage een apart en onafhankelijk hoofdstuk over mensenrechten, opgesteld door het College voor de Rechten van de Mens. De SDG-rapportage komt gelijktijdig uit met de jaarlijkse SDG-meting van het CBS (in 2019 voor het eerst geïntegreerd met de Monitor Brede Welvaart) en, sinds dit jaar, de jaarrapportage beleidscoherentie voor ontwikkeling. Deze jaarrapportage bevat de voortgang op de vijf thema’s van het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling (Kamerstuk 33 625, nr. 265) waar het kabinet aan werkt en die ontwikkelingslanden helpen de SDG’s te bereiken.

Het kabinet neemt de aanbeveling over om in de SDG-rapportage structureel aandacht te besteden aan de SDG-inspanningen in Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius, Saba), met daarin ook aandacht voor mensenrechten.

Het SDG-beleid van de landen binnen het Koninkrijk is een aangelegenheid van de individuele landen, maar er wordt desalniettemin wel samengewerkt op dit vlak. In 2017 besloten de statistische bureaus van de landen van het Koninkrijk formeel om nauwer te samenwerken in het Dutch Caribbean Statistical System (DCSS). Middels deze samenwerking worden werkwijzen en definities afgestemd waardoor de kwaliteit en effectiviteit van de statistische informatie van alle bureaus hoger wordt, en statistische informatie tussen de landen vergelijkbaarder wordt. Het DCSS is een uitgelezen vehikel om ook informatie over de SDG’s op uniforme wijze te verzamelen, te analyseren en beschikbaar te stellen. Daarnaast presenteren de Koninkrijkslanden tot aan 2030 minimaal drie keer een gezamenlijke Voluntary National Review (VNR) tijdens het High Level Political Forum on Sustainable Development van de VN. De eerste VNR van het Koninkrijk heeft in 2017 plaatsgevonden. Bij een volgende VNR zal het kabinet met het College bespreken of en zo ja, op welke wijze het betrokken zou willen zijn.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven