34 910 Regels met betrekking tot het verlenen van trustdiensten en het toezicht daarop (Wet toezicht trustkantoren 2018)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 15 oktober 2018

1. Inleiding

Ik ben de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die zij het voorliggende wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover gestelde vragen. Deze vragen worden beantwoord in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte verslag.

2. De trustsector

Poortwachter

Graag herinneren de leden van de PvdA-fractie – mede namens de leden van de fracties van de SP en ChristenUnie – de regering aan de toezegging1 van de Minister van Financiën, zoals gedaan tijdens de plenaire behandeling van het voorstel voor de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn op 10 juli 2018, om de Eerste Kamer schriftelijk te informeren over het comparatieve voordeel van financiële dienstverleners om verscherpt cliëntenonderzoek te doen. Deze toezegging volgde op de vraag van de leden van de fractie van de PvdA waar verscherpt cliëntenonderzoek het beste kan worden neergelegd.

In het verlengde van de vraag in hoeverre banken het comparatieve voordeel hebben om dit soort beoordelingen uit te voeren, rijst in relatie tot het voorliggende wetsvoorstel de vraag in hoeverre trustkantoren het comparatieve voordeel hebben om als poortwachter te fungeren en cliëntenonderzoek te doen. Graag vragen deze leden aan de regering om een doorwrochte analyse van de instituties bij welke cliëntenonderzoek in de voorliggende context het beste kan worden belegd. Voorts vragen zij welke conclusies de regering hieruit trekt.

De gedane toezegging, waar de leden van de PvdA-fractie naar verwijzen, doe ik gestand bij afzonderlijke brief. Hierin kom ik ook terug op de andere toezeggingen die ik bij het debat over de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn heb gedaan.

De poortwachterfunctie van trustkantoren moet worden gezien in het totale systeem om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen. De diensten van financiële instellingen en bepaalde beroepsbeoefenaars, zoals advocaten en notarissen, kunnen misbruikt worden voor financieel-economische criminaliteit. Om dit te voorkomen moeten deze instellingen en beroepsbeoefenaars onderzoek doen naar hun cliënten en moeten zij ongebruikelijke transacties melden. Het onderzoek dat zij doen en de documentatie die daarbij gebruikt wordt, moet vastgelegd worden en de transacties van de cliënten moeten worden gemonitord.

Het onderzoek door de financiële dienstverleners en bepaalde beroepsbeoefenaars wordt als het meest effectief gezien om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen. Het voorkomt misbruik van de dienstverlening en vergroot de detectie van deze criminaliteit voor opsporingsinstanties. De dienstverleners zijn namelijk bij uitstek in staat om in het kader van hun dienstverlening signalen op te pikken dat hun cliënten betrokken zijn bij financieel handelen dat is gerelateerd aan witwassen of financieren van terrorisme. Deze systematiek volgt internationaal uit de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) en de Vierde anti-witwasrichtlijn2.

Tot de poortwachters worden ook de aanbieders van trustdiensten gerekend.3 Trustkantoren zijn geschikt voor het doen van cliëntenonderzoek en het melden van ongebruikelijke transacties naar de afnemers van trustdiensten, omdat zij het eerst contact hebben met potentiële afnemers van deze diensten en gedurende een zakelijke relatie het beste signalen van witwassen of financieren van terrorisme kunnen oppikken. Trustkantoren moeten in dit verband verschillende maatregelen treffen en documentatie bijhouden. De Nederlandsche Bank (DNB) houdt hier toezicht op en treedt op als de verplichtingen onvoldoende worden nageleefd. Separaat daarvan zijn instanties belast met de strafrechtelijke opsporing van financieel-economische criminaliteit. Bij die opsporing worden de meldingen van ongebruikelijke transacties van de poortwachters en de toezichtinformatie van de toezichthouders op de poortwachters betrokken.

Een alternatief voor bovenstaand systeem zou directe controle kunnen zijn op de doelvennootschappen die trustkantoren beheren. Dit zou kunnen plaatsvinden door een aparte instantie of door de bestaande opsporingsinstanties. Trustkantoren in Nederland beheren ongeveer 20.000 doelvennootschappen. Doorlopende controle op deze doelvennootschappen zal een stuk minder effectief zijn dan het huidige systeem. Andere instanties zullen op onderzoeksbasis gegevens bij de doelvennootschappen moeten controleren, terwijl trustkantoren als beheerders van deze vennootschappen op doorlopende basis informatie over deze vennootschappen ontvangen. Het feit dat trustkantoren hun cliënten om uitgebreide informatie moeten vragen, heeft daarnaast een preventief effect. Aan cliënten die bepaalde informatie niet willen of kunnen verstrekken worden geen diensten verleend of deze cliënten zien af van dienstverlening door een trustkantoor.

Vervolgens stellen de leden van de PvdA-fractie ook de vraag in hoeverre het in het belang is van de trustkantoren zelf om als poortwachter te fungeren. Met andere woorden, zijn de financiële prikkels van trustkantoren niet zodanig dat integriteitsrisico’s worden vergroot? Graag verzoeken de aan het woord zijnde leden de regering om een doortimmerde uiteenzetting van de perverse prikkels die zich bij trustkantoren kunnen voordoen. Welke lessen trekt de regering hieruit?

Zoals hierboven aangegeven wordt het systeem van dienstverleners die als poortwachters fungeren internationaal als het meest effectief beoordeeld om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen. Bij alle dienstverleners kan sprake zijn van een spanning tussen commerciële belangen en de wettelijke verantwoordelijkheid om integriteitrisico’s te beheersen. Uit het toezicht van DNB is gebleken dat bij trustkantoren integriteitrisico´s onvoldoende worden beheerst. Om dit te veranderen zijn in dit wetsvoorstel niet alleen regels gesteld om het cliëntenonderzoek te verbeteren, maar zijn ook maatregelen getroffen om de integriteit en professionaliteit van de trustkantoren zelf te versterken. Deze maatregelen zijn erop gericht om interne tegenspraak en interne controle te organiseren en zodoende de naleving van wetgeving te bevorderen.

Daarnaast is bij trustkantoren een specifieke situatie onderkend waarbij sprake kan zijn van belangenverstrengeling. Het gaat om de situatie dat een trustkantoor aan een cliënt een belastingadvies geeft en vervolgens op basis van dit advies trustdiensten aan diezelfde cliënt verleent. Bij het verlenen van trustdiensten moeten trustkantoren een verscherpt cliëntenonderzoek uitvoeren. De onafhankelijkheid van dit verscherpte onderzoek kan in het geding komen als de trustdienst feitelijk een uitvoering van een eigen advies betreft. Daarom is in artikel 17 van het wetsvoorstel een verbod opgenomen om binnen de groep waar het trustkantoor toe behoort aan dezelfde cliënt zowel belastingadvies te geven als trustdiensten te verlenen.

3. Aanleiding voor de herziening van de Wtt

Inleiding

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat analyses over trustkantoren van De Nederlandsche Bank (DNB), van de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies (POFC) van de Tweede Kamer en van de regering zeer kritisch zijn en de conclusies zeer negatief luiden: een groot deel van de trustkantoren leeft de wet niet adequaat na, leeft niet naar de letter en geest van de wet en maakt de poortwachterfunctie niet waar. Op basis waarvan verwacht de regering dat de trustsector de nieuwe wettelijke verplichtingen in dit wetsvoorstel wél zal naleven, zo vragen de leden van deze fractie mede namens de leden van de fractie van de SP.

Naast het aanscherpen van de eisen aan de dienstverlening, is een van de belangrijkste doelstellingen van onderhavig wetsvoorstel het versterken van de professionaliteit en de integriteit van de trustkantoren zelf. Hiertoe zijn in het wetsvoorstel verschillende maatregelen opgenomen, die in samenhang moeten zorgen voor de vereiste professionaliteit die behoort bij het verlenen van trustdiensten. Het gaat dan onder meer om het voorschrijven van een rechtsvorm, het hebben van tenminste twee beleidsbepalers, eisen aan de bedrijfsvoering en voorschriften aan de compliance- en auditfunctie. In samenhang moeten deze verplichtingen zorgen voor meer interne controle en tegenspraak waarmee de naleving van wetgeving wordt bevorderd.

De sector zelf lijkt zich ook meer bewust van de maatschappelijke functie die trustkantoren als poortwachter vervullen. De branchevereniging Holland Quaestor steunt de strengere regels en stelt op verschillende thema’s richtlijnen op voor een nadere invulling van de wettelijke regels. Tegelijkertijd vind ik het van belang om de ontwikkelingen in de sector scherp in beeld te houden. Ik zal daarom DNB vragen om mij tot de evaluatie van de wet jaarlijks, bijvoorbeeld in het kader van de ZBO-verantwoording, een rapportage te sturen over de stand van zaken in de sector en de naleving van de aangescherpte regels.

Onderzoeken DNB

De Nederlandse trustdienstensector is erg groot, ook vergeleken met omringende landen, met in- en uitgaande geldstromen van zo’n 5,5 biljoen euro4, zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie. DNB heeft vorig jaar bij 17 van de meer dan 200 kantoren on-site onderzoek kunnen doen.5 Vindt de regering dit voldoende? Of is de regering het eens met deze leden dat DNB over meer middelen en capaciteit voor onderzoek moet kunnen beschikken? Zeker gezien het onderzoek van DNB zelf waaruit blijkt dat in vrijwel alle gevallen tekortkomingen worden vastgesteld en in veel gevallen ernstige tekortkomingen.6

Van belang is dat DNB als onafhankelijke toezichthouder aan de hand van internationale standaarden risicogebaseerd toezicht houdt. DNB vraagt jaarlijks gegevens van alle trustkantoren op. Zij gebruikt deze informatie samen met overige bronnen die zij tot haar beschikking heeft, om te bepalen bij welke trustkantoren on-site onderzoeken noodzakelijk zijn. Dit zorgt voor een effectieve inzet van capaciteit waarmee DNB het grootste deel van haar capaciteit inzet waar de risico’s het grootst zijn.7

Naar aanleiding van de behandeling van onderhavig wetsvoorstel in de Tweede Kamer, heb ik DNB specifiek gevraagd of zij over voldoende capaciteit beschikt om adequaat toezicht te houden. De schriftelijke reactie van DNB heb ik op 9 oktober jl. aan de Tweede Kamer gezonden. DNB had haar capaciteit voor het toezicht op trustkantoren in 2016 tijdelijk kunnen verhogen tot 14 fte. Zij geeft aan deze verhoging structureel te willen maken. Met in totaal 14 fte denkt DNB in staat te zijn de toezichtintensiteit niet alleen in stand te kunnen houden, maar deze ook te kunnen intensiveren. De basis hiervoor ligt in de verwachte inwerkingtreding van de Wet toezicht trustkantoren 2018, die DNB meer en verdergaande bevoegdheden geeft. Daarbij is van belang dat DNB verwacht dat de sector kleiner zal worden en dat het toezicht overeenkomstig internationale aanbevelingen risicogebaseerd plaatsvindt. Gezien de informatie van DNB en de aanvullende handhavingsinstrumenten die DNB krijgt met onderhavig wetsvoorstel, heb ik vertrouwen in een effectieve uitvoering van het toezicht op trustkantoren. Met het oog op de inwerkingtreding van de nieuwe wet blijf ik periodiek in gesprek met DNB over de inzet van haar capaciteit en over de ontwikkelingen in de trustsector.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat de regering veel suggesties van DNB met betrekking tot regulering van de trustsector overneemt, maar niet de suggestie om accountantscontrole verplicht te stellen bij trustkantoren.8 De leden van de fracties van GroenLinks, D66 en SP zijn hier verbaasd over. Kan de regering nader toelichten waarom zij de meerwaarde hiervan beperkt acht?

Ook het idee van een permanent beroepsverbod wanneer willens en wetens is meegewerkt aan witwassen en/of belastingfraude vindt de regering niet proportioneel en niet noodzakelijk.9 De leden van de fracties van GroenLinks en SP ontvangen graag een toelichting hierop. De suggestie om de norm van betamelijk handelen ook van toepassing te laten zijn op «feeders» van structuren, zoals advocaten, notarissen, accountants en fiscalisten, wijst de Minister van Financiën door naar de Minister van Justitie en Veiligheid.10 Gaat de Minister van Justitie en Veiligheid werk maken van deze suggestie, zo willen de aan het woord zijnde leden weten. En zo ja, hoe?

Bij een verplichte accountantscontrole controleert een accountant de jaarrekening van het trustkantoor. Dit betreft de financiële positie van het trustkantoor zelf. Praktisch gaat het dan om de uitgaven die het trustkantoor doet voor personeel en de inkomsten die het ontvangt van klanten voor zijn dienstverlening. Daarmee wordt geen inzicht verschaft in de klanten waaraan het trustkantoor diensten verleend of de middelen en structuren waarover deze klanten beschikken, omdat deze niet tot de rechtspersoon van het trustkantoor behoren. De meerwaarde van deze controle voor het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme is daarom beperkt. Daarentegen zorgt de verplichting wel voor extra lasten en gaat deze in tegen de algemene uitgangspunten voor verplichte accountantscontroles. Deze controles zijn in beginsel alleen verplicht bij beursgenoteerde bedrijven en bij de besteding van publieke middelen.

Oorspronkelijk was in dit wetsvoorstel een beroepsverbod geregeld van een jaar, dat eenmaal met een jaar verlengd kon worden. Dit was gelijk aan het beroepsverbod in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Bij amendement is artikel 53, tweede lid, van het wetsvoorstel echter gewijzigd waarmee ook een langer beroepsverbod opgelegd kan worden.11 Blijkens de toelichting bij het amendement krijgt DNB hiermee de bevoegdheid om bij zware overtredingen een beroepsverbod van langer dan een jaar op te leggen of zelfs een permanente ontzegging om een beleidsbepalende functie te vervullen.

De suggestie met betrekking tot de «feeders» van structuren ziet op belastingadviseurs en accountants alsmede op notarissen en advocaten. Voor deze beroepsgroepen bestaan verschillende codes waarin ethische aspecten zijn opgenomen. Bij de plenaire behandeling van het rapport van de parlementaire ondervragingscommissie fiscale constructies op 5 september jl. heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven om samen met de Staatssecretaris van Financiën een gesprek te beleggen met de beroepsgroepen en het Bureau Financieel Toezicht. In dat gesprek zal ter sprake komen wat de beroepsgroepen kunnen doen op het terrein van het bevorderen van de maatschappelijke betamelijkheid.

4. Hoofdpunten van het wetsvoorstel

Verbeteren cliëntenonderzoek en onafhankelijke beoordeling

De leden van de fractie van GroenLinks memoreren dat de Tweede Kamer het amendement-Leijten12 heeft aangenomen, waarmee de inspanningsverplichting bij het cliëntenonderzoek is aangescherpt. Als er redelijkerwijs twijfel kan bestaan over de juistheid of volledigheid van het cliëntonderzoek mag een trustkantoor geen zakelijke relatie aangaan met de desbetreffende cliënt of trustdienst verlenen. Als niet zeker is dat de gebruikte structuur niet wordt gebruikt voor doeleinden als het verhullen van vermogen, belastingontduiking of witwassen, ziet het trustkantoor af van dienstverlening aan de desbetreffende cliënt. Deze leden vragen – mede namens de leden van de fractie van SP – de regering om toe te lichten hoe de naleving van deze verplichtingen wordt vormgegeven in de praktijk. Beschikt DNB over voldoende capaciteit voor toezicht hierop, of voorziet de regering in uitbreiding van de capaciteit en middelen?

Trustkantoren moeten alle gegevens die zij gebruikt hebben bij het verrichten van cliëntenonderzoek op toegankelijke wijze vastleggen. Daarnaast moet een trustkantoor per cliënt over een dienstverleningsdossier beschikken waarin onder meer een acceptatiememorandum is opgenomen. DNB kan bij toezichtbezoeken deze documenten inzien en beoordelen of de wettelijke verplichtingen zijn nageleefd.

Bij het toezicht op de naleving van de verplichtingen omtrent het cliëntenonderzoek zal bezien worden of er redelijke twijfel kan bestaan over de juistheid of volledigheid van het onderzoek. In zekere zin vormt dit nu ook al een onderdeel van de beoordeling van cliëntenonderzoeken door DNB: getoetst moet worden of een trustkantoor alle relevante informatie heeft verzameld en een goede beoordeling van de cliënt heeft gemaakt. Bij twijfel over de juistheid of volledigheid van bepaalde informatie moet DNB op dit moment nog onderbouwen dat de informatie onjuist of onvolledig is en dat het trustkantoor dit had moeten weten. Het amendement maakt duidelijk dat een trustkantoor bij redelijke twijfel over juistheid of volledigheid niet over kan gaan tot dienstverlening. Dit betekent dat DNB nog slechts hoeft te beoordelen of die twijfel er redelijkerwijs kan zijn en niet hoeft aan te tonen dat de informatie onjuist of onvolledig is en het trustkantoor dit had moeten weten. Het amendement vereenvoudigt daarmee de bewijslast en het toezicht van DNB en zorgt niet voor extra werklast.

De leden van de fracties van GroenLinks en SP wijzen de regering graag op het boek Global Shell Games: Experiments in Transnational Relations, Crime and Terrorism waarin een onderzoek uit 2012–2014 wordt vermeld13, gebaseerd op een experiment met honderden nepmails naar trustkantoren. Er werd gekeken bij welke kantoren je terecht kunt zonder het aanleveren van identiteitsbewijzen of andere documentatie. De uitkomst van dit experiment is dat in de OESO 11,9% van de trustkantoren zich aan de wet houdt en in offshore landen 34,4%. Is de regering bekend met dit onderzoek? Deze leden verzoeken om een reactie van de regering hierop.

Het onderzoek is van enige jaren geleden en was mij niet bekend. Uit de cijfers kan ik niet afleiden in hoeverre dit van toepassing is op trustkantoren in Nederland. Sinds het verschijnen van het onderzoek is met onder meer de vierde anti-witwasrichtlijn de internationale anti-witwasregelgeving aangescherpt. Dat gezegd hebbende passen de cijfers binnen constateringen die DNB in haar toezicht heeft gedaan. Zij geven verder aan dat integriteitrisico’s vooral bestaan bij de dienstverlening aan (vaak fiscaal gedreven) complexe internationale structuren. Voor de bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme is het van groot belang dat het zicht op deze structuren en de belanghebbenden daarvan beter in beeld komen. Dit wetsvoorstel scherpt in dat verband het cliëntenonderzoek aan dat trustkantoren moeten verrichten, hetgeen ook het toezicht op een adequate naleving moet vergroten. Daarnaast werkt de regering aan een register van uiteindelijk belanghebbenden. Van alle vennootschappen en juridische entiteiten die gevestigd zijn in Nederland moet in dat register de uiteindelijk belanghebbende worden geregistreerd. De informatie in het register wordt openbaar toegankelijk. Dit moet verhulling van vermogen tegengaan en helpen bij de bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme waarbij (constructies van) juridische entiteiten worden gebruikt.

Daarnaast raakt dit onderzoek aan de internationale problematiek van belastingontduiking en belastingontwijking. De aanpak van belastingontduiking en belastingontwijking is een speerpunt van de regering. In de brief van 23 februari jl. aan uw Kamer geeft de Staatssecretaris van Financiën aan dat het kabinet passende maatregelen treft ter bescherming van de Nederlandse grondslag en de grondslag van andere landen.14 Deze maatregelen houden allen rekening met het internationale karakter inherent aan belastingontwijking.

5. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Aanleiding

Naar aanleiding van de constatering dat ING zeven jaar lang structureel de anti-witwaswetgeving heeft overtreden vragen de leden van de fractie van de PvdA, mede namens de leden van de fracties van VVD, CDA, SP en ChristenUnie: waar was toezichthouder DNB al die tijd? In de context van het voorliggende wetsvoorstel stellen deze leden vervolgens de vraag of DNB adequaat geëquipeerd is om bij wanprestaties bij de trustkantoren te kunnen acteren in toezicht en handhaving. Graag vragen de leden van de fractie van de PvdA aan de regering om het antwoord op deze vraag van een zorgvuldige onderbouwing te voorzien.

Voor de feiten aangaande de schikking die het Openbaar Ministerie met ING heeft getroffen en het toezicht door DNB verwijs ik graag naar mijn brief van 11 september jl.15 en naar de informatie van DNB die ik bij brief van 25 september jl. aan de Tweede Kamer heb gestuurd.

Voor wat betreft het toezicht op trustkantoren is allereerst relevant dat onderhavig wetsvoorstel de verplichtingen rond het cliëntenonderzoek uitwerkt en aanscherpt. Dit is voor het toezicht van belang omdat hierdoor beter geconstateerd kan worden of cliënten adequaat zijn onderzocht. Daarnaast versterkt dit wetsvoorstel de professionaliteit en integriteit van trustkantoren door eisen aan de organisatie te stellen. Een meer professionele organisatie met meerdere beleidsbepalers, een integere en beheerste bedrijfsvoering en een effectieve compliancefunctie is ook beter aanspreekbaar voor DNB en effectiever te controleren. Tot slot breidt dit wetsvoorstel het handhavingsinstrumentarium van DNB uit. DNB krijgt een algemene aanwijzingsbevoegdheid waarmee zij aan een trustkantoor een bepaalde gedragslijn kan voorschrijven. De maximale boetes worden verhoogd en er wordt een omzetgerelateerde boete geïntroduceerd. Verder krijgt DNB de mogelijkheid om een beroepsverbod op te leggen. Met het eerder aangehaalde amendement bestaat de mogelijkheid om bij zware overtredingen dit verbod voor onbepaalde tijd op te leggen. Naast de uitbreiding van het sanctie-instrumentarium regelt het wetsvoorstel verplichte openbaarmaking van opgelegde sancties.

Zoals hierboven aangegeven in antwoord op vragen van de leden van de fractie van GroenLinks, acht DNB haar capaciteit voldoende om op een effectieve wijze risico-gebaseerd toezicht te houden op trustkantoren. Deze conclusie, in samenhang met de aangescherpte en verduidelijkte normen en de uitbreiding van het sanctie-instrumentarium, geven mij het vertrouwen dat DNB adequaat toezicht kan houden en effectief kan optreden.

De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de Raad van State schrijft dat «het toezicht op trustkantoren in belangrijke mate een afgeleide [is] van problemen met internationale belastingconcurrentie en belastingontwijking. Zolang er geen internationale afspraken zijn over deze problemen, blijft het toezicht op trustkantoren suboptimaal».16 Deze leden vragen – mede namens de leden van de fracties van VVD, CDA, SP en ChristenUnie – of de regering deze analyse van de Raad van State deelt en welke oplossingen de regering ziet ten aanzien van hetgeen de Raad van State constateert.

De regering deelt het besef dat belastingontwijking alleen effectief kan worden aangepakt op internationaal niveau. Eenzijdige maatregelen leiden ertoe dat het probleem van internationale belastingontwijking zich alleen maar verplaatst. Nederland werkt actief mee aan de bestrijding van (internationale) belastingontwijking en -ontduiking. Het kabinet neemt met overtuiging deel aan het project Addressing Base Erosion & Profit Shifting (BEPS), dat de OESO op verzoek van de G20 uitvoert. Op Europees terrein vervuld Nederland een voortrekkersrol. Onder Europees (EU) voorzitterschap van Nederland is de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking tot stand gekomen en is het besluit genomen om de – inmiddels aangenomen – tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking te treffen. Het aanpakken van belastingontduiking en belastingontwijking is bovendien een speerpunt voor de Staatssecretaris van Financiën. Op 23 februari heeft de Staatssecretaris van Financiën de eerdergenoemde brief naar uw Kamer gestuurd over de aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking. Inmiddels zijn de eerste maatregelen in wetgeving uitgewerkt. Zo is op 18 september jl. bij de Tweede Kamer het implementatiewetsvoorstel van de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking ingediend.17 Het kabinet kiest hierbij voor een invulling van de richtlijn die verdergaat dan de minimumstandaard. Het implementatiewetsvoorstel bevat bijvoorbeeld een algemene renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) waarmee grondslaguitholling door bovenmatige renteaftrek wordt tegengegaan.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Zie toezegging T02618 op www.eerstekamer.nl en Handelingen I, 2017/18, nr. 37, item 3, p. 3, 5, 7, 11, 13.

X Noot
2

Richtlijn (EU) nr. 2015/849/EC van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141).

X Noot
3

Zie de aanbevelingen 22 en 23 van de FATF en artikel 2, eerste lid, onderdeel 3, onder c, in combinatie met artikel 3, zevende lid, van de Vierde anti-witwasrichtlijn.

X Noot
4

Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 4, p. 3.

X Noot
5

Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 6, p. 9.

X Noot
6

Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 3, p. 4–5.

X Noot
7

Voor een uitgebreide uiteenzetting van de uitvoering van het toezicht op trustkantoren wordt verwezen naar de pagina´s 7 tot en met 9 van de nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 6.

X Noot
8

Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 6, p. 17 en verslagen van openbare verhoren Parlementaire ondervragingscommissie fiscale constructies (POFC), Kamerstukken II 2016/17, 34 566, nr. 4.

X Noot
9

Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 6, p. 41.

X Noot
10

Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 6, p. 17–18.

X Noot
11

Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 8.

X Noot
12

Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 16.

X Noot
13

M.G. Findley, D.L. Nielson en J.C. Sharman, Global Shell Games: Experiments in Transnational Relations, Crime and Terrorism (Cambridge University Press 2014), blz. 73.

X Noot
14

Kamerstukken II 2017/18, 34 785, nr. F.

X Noot
15

Kamerstukken II 2018/19, 31 477, nr. 25.

X Noot
16

Kamerstukken II 2017/18, 34 910, nr. 4, p. 1.

X Noot
17

Kamerstukken II 2018/19, 35 030, nr. 2.

Naar boven