Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2018
In reactie op het verzoek om een plenair debat over de evaluatie Jeugdwet (Handelingen
II 2017/18, nr. 45, Regeling van werkzaamheden) en het verzoek van de vaste commissie
om toezending van de onderzoeksopdracht voor de eerste evaluatie Jeugdwet informeer ik u, mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming, als volgt.
In de aanbiedingsbrief van 30 januari jl. van de evaluatie van de Jeugdwet hebben
we aangegeven dat we de evaluatie de komende weken gaan bespreken op regionale en
landelijke «ronde tafels» (Kamerstuk 34 880, nr. 1). Het is ons voornemen om uw Kamer in de loop van april a.s. te informeren over het
vervolg dat we aan de evaluatie willen gaan geven met het toegezegde programma «Zorg voor de Jeugd». Daarbij zullen we uw Kamer ook informeren over de uitkomsten van de regionale en
landelijke «ronde tafels» en de in voorbereiding zijnde TAJ – rapportage 2017.
Op uw verzoek ontvangt u bijgevoegd (1) het Evaluatiekader Jeugdwet1, dat de Kamer eerder bij brief van 14 april 2015 heeft ontvangen2, (2) de nadere toespitsing daarvan bij brief van VWS aan ZonMw van 18 maart 20163 en (3) het uiteindelijke projectplan van ZonMw (mei 2016) dat vertrekpunt was voor
de opdracht aan de onderzoekers4. Uit bijgevoegde documenten valt af te leiden dat expliciete aandacht voor de integratie
van de jeugd-ggz in het nieuwe jeugdhulpstelsel onderdeel was van de onderzoeksopdracht.
In de deelstudie Zorglandschap en Veiligheid (hfdst 6 van de evaluatie) merken de
onderzoekers op dat respondenten uit de jeugd-ggz in de gehouden enquête soms kritischer
zijn over de ontwikkelingen sinds de invoering van de Jeugdwet dan andere geïnterviewden,
maar de onderzoekers hebben over het algemeen geen aanwijzing dat het met de zorg voor kinderen
of gezinnen met psychische problemen anders is gesteld dan voor gezinnen met andere
opvoedproblemen. De zorgpunten van jeugd-ggz aanbieders rond aanbesteden, administratieve
lasten en diversiteit van wijkteams blijken niet wezenlijk te verschillen met die
van andere aanbieders van jeugdhulp. Wel constateren de onderzoekers specifieke
knelpunten rond de jeugdhulpverlening door vrijgevestigden. Hierover is in het debat
van 6 februari jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 48, debat over de gevolgen van de
decentralisatie jeugd-ggz) uitgebreid van gedachten gewisseld met uw Kamer. In dat
debat heb ik toegezegd om over de integratie van de jeugd-ggz in het stelsel van jeugdhulp
een aparte «ronde tafel» te organiseren, aanvullend op de geplande «ronde tafels» over de evaluatie van de Jeugdwet. In de toegezegde aprilbrief over het programma «Zorg voor de Jeugd» zal ik uw Kamer over de uitkomsten informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge