34 864 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingswet bodem Omgevingswet)

N VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 mei 2021

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief2 van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 26 februari 2021 waarin zij de vragen van de leden van de PVV-fractie over granuliet heeft beantwoord.

Naar aanleiding hiervan is op 16 maart 2021 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris heeft op 6 april een uitstelbericht gestuurd.

Op 19 mei 2021 heeft zij inhoudelijk gereageerd op de brief van 16 maart 2021.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

Den Haag, 16 maart 2021

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief3 van 26 februari 2021 waarin u de vragen van de leden van de PVV-fractie over granuliet heeft beantwoord.

De leden van de PVV-fractie wensen naar aanleiding van uw beantwoording nog enkele aanvullende vragen te stellen ter verduidelijking.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

U wijst op de toelichting van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) zoals gepubliceerd in Staatsblad 2007, 469. Meer specifiek vragen de leden van de PVV-fractie daarbij aandacht voor paragraaf 4.3.5. (Definities grond en baggerspecie). Op bladzijde 70 is het volgende daarover opgenomen:

«Diverse materialen die onder het Bouwstoffenbesluit geen grond waren, zijn dat onder deze regeling wel. Vanzelfsprekend moet ook bij deze materialen worden gekeken naar het gewichtspercentage ander materiaal. Voorts blijft altijd gelden dat het moet gaan om materiaal «in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen». In de inspraakreacties is voor onderstaande materiaalstromen gevraagd duidelijkheid te scheppen over de status van het materiaal in relatie tot de definitie van grond. Voor de onderstaande materiaalstromen geldt dat deze in ieder geval voldoen aan het eerste gedeelte van de definitie van grond, het betreft namelijk vast materiaal dat bestaat uit minerale delen en organische stof. Het gaat bij de beoordeling van de status van onderstaande materiaalstromen om de vraag of voldaan wordt aan de zinsnede «in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen».

De volgende stromen zijn genoemd in de inspraakreacties:

  • Rioolkolken en gemalenslib, veegzand (RKGV)

  • Zand uit de reiniging van RKGV

  • Zeefzand

  • Zand uit de reiniging van zeefzand

  • Teerhoudend Asfaltgranulaat (TAG)

  • Zand uit de reiniging van TAG

  • Boorgruis

  • Bentoniet

  • Gereinigde grond

  • Tarragrond

  • Immobilisaten en stabilisaten

En verder op bladzijde 72 van de toelichting:

«Immobilisaten en stabilisaten

Immobilisaten en stabilisaten betreffen producten waarin grond is vermengd met onder andere cement om enerzijds de uitloging te beperken en anderzijds de constructieve eigenschappen van het materiaal te verbeteren. Immobilisaten en stabilisaten betreffen geen producten met een samenstelling in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen en zijn dus vormgegeven of niet-vormgegeven bouwstoffen.»

Vraag 1:

  • a. Bent u bekend met de hiervoor genoemde toelichting op het Bbk?

  • b. Het is bekend dat tijdens het productieproces van granuliet een flocculant (chemisch middel) wordt toegevoegd aan granietzand. Hierdoor wordt het geproduceerde product steekvast en is daarmee de constructieve eigenschap van het materiaal aanzienlijk verbeterd.

    Gelet op de toelichting op het Bbk (met name die op bladzijde 72) vragen de leden van de PVV-fractie u waarom u in uw eerste antwoord zegt dat granuliet voldoet aan de definitie voor grond? Volgens de toelichting op het Bbk dient namelijk door de toevoeging van flocculant als stabilisaat, dan wel immobilisaat aan granietzand het materiaal granuliet aangemerkt te worden als een bouwstof.

In een e-mail van 13 januari 2020 (door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vrijgegeven als Wob-document (53) 10.2 E) van de heer Bontrup, producent van het onderhavige granuliet en granietzand aan de heren Ruud Splitthof en Cees Brandsen van Rijkswaterstaat, directie Water Verkeer en Leefomgeving (WVL), zegt hij het volgende:

«Ruud, Zoals je weet heeft de omgevingsdienst Haaglanden begin dit jaar een werk stilgelegd waar granietzand wordt toegepast. Er zou mogelijk acrylamide in zitten. In dit geval gaat het over granietzand, bij de productie daarvan wordt geen flocculant gebruikt. Ter info: Zoals besproken heeft de door ons gebruikte keurende instantie dat ook laten weten aan de omgevingsdienst van Rijswijk.»

Vraag 2:

  • a. Is het juist, zoals de heer Bontrup in zijn e-mail aangeeft, dat er naast granuliet waaraan tijdens het productieproces een flocculant wordt toegevoegd ook door de heer Bontrup granietzand wordt geproduceerd waaraan geen flocculant wordt toegevoegd?

  • b. Zo ja, klopt het dat beide stromen (granietzand en granuliet) vrijkomen bij de productie van steenslag uit gesteente, in dit geval graniet?

  • c. Kunt u aangeven wat in 2009 is onderzocht op basis waarvan is besloten dat het product als grond aangemerkt moest worden? Was dat granietzand of granuliet?

In paragraaf 1.2 van de BRL 9321 is onder andere het volgende opgenomen:

«Klei, teelaarde, materiaal afkomstig uit deklagen, flugsand en dergelijke kunnen niet op basis van deze beoordelingsrichtlijn worden gecertificeerd. Dit geldt ook voor steenslag geproduceerd uit gesteente

En uit paragraaf 2.1 het volgende citaat:

« Industriezand en (gebroken) industriegrind: Van nature in de bodem voorkomend sedimentair materiaal, dat een productieproces kan hebben ondergaan waarbij het materiaal kan worden gescheiden, gewassen en/of gebroken. Ook steenslag uit grind valt onder deze definitie (zie 2.2). De ontstaansgeschiedenis van het materiaal is zodanig dat het in geologisch opzicht kan worden geclassificeerd als een niet gelithificeerde terrigene afzetting.

Toelichting 1.

Een terrigene afzetting bestaat uit deeltjes die zijn ontstaan als gevolg van mechanische en/of chemische verwering, vervolgens zijn getransporteerd onder invloed van water, lucht, zwaartekracht e.d. en nadien zijn afgezet. Hieronder worden (bijvoorbeeld) niet verstaan chemische en pyroklasti-sche afzettingen.

Toelichting 2.

Lithificatie omvat alle processen als gevolg waarvan afzettingen onder invloed van compactie en/of cementatie verworden tot een sedimentair gesteente

Vraag 3:

Gelet op de inleidingen op vraag 1 en 2 en met name de daarin opgenomen verwijzingen blijkt dat de BRL 9321 niet kan worden gebruikt voor de certificering van granietzand en evenmin van granuliet. Dit zijn immers reststromen die ontstaan uit de productie van steenslag uit gesteente, in dit geval graniet. Wat is de reden dat u in uw antwoord op vraag 2 heeft aangegeven dat de BRL 9321 de meest geëigende beoordelingsrichtlijn is voor granuliet? Dit terwijl de BRL 9321, zoals hiervoor aangegeven, dit geheel uitsluit.

In uw antwoord op vraag 4 geeft u aan dat:

«de taak van de Toetsingscommissie Besluit bodemkwaliteit van de Stichting Bouwkwaliteit (SBK) in het Kwalibo-stelsel is om, voorafgaand aan de opname van een BRL in de Regeling bodemkwaliteit, een BRL op eventuele strijdigheid met wet- en regelgeving te toetsen. Als een BRL eenmaal is opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit, kan een certificerende instelling op grond van die BRL een productcertificaat afgeven. Binnen het Kwalibo-stelsel ligt de bevoegdheid bij de certificerende instelling om te bepalen of een product onder een beoordelingsrichtlijn (BRL) valt, niet bij de Toetsingscommissie Besluit bodemkwaliteit. Naar het oordeel van de certificerende instelling was de BRL 9321 de geëigende BRL om het productieproces en het daaruit voortkomende granuliet te beoordelen

Vraag 4:

Het Implementatieteam Bbk heeft in 2009 geoordeeld dat BRL 9321 niet mag worden gebruikt voor certificering van granietzand (zie openbaar gemaakte documenten in het kader van een Wob-verzoek). In lijn daarmee kan dus evenmin granuliet onder de BRL 9321 vallen. Voor het Implementatieteam Besluit bodemkwaliteit was dit reden om begin 2009 af te spreken met het certificeringsbedrijf van GIB, INTRON, dat dit ervoor moest zorgen dat er een deugdelijke basis voor het certificaat kwam, namelijk door aanpassing van BRL 9321 en BRL 9324. Hierin is INTRON (later: SGS INTRON) tot nu toe niet in gelaagd.

Op grond waarvan bent u een andere mening toegedaan en bent u ervan overtuigd dat de door INTRON in 2009 en door SGS INTRON in 2015 afgegeven certificaten rechtsgeldig zijn mede gelet op hetgeen hiervoor bij inleidingen van vragen is opgemerkt?

De PVV-fractieleden zien uit naar een afdoende en uitvoerige beantwoording van hun vragen.

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2021

Op 16 maart heb ik van de voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving naar aanleiding van mijn brief4 van 26 februari 2021 van de PVV-fractie aanvullende vragen ontvangen over granuliet. Door de benodigde afstemming en de gevraagde uitvoerige beantwoording is er geen gelegenheid om de beantwoording voor 13 april 2021 te realiseren. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2021

Op 16 maart 2021 ontving ik van de voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving aanvullende vragen over granuliet van de PVV-fractie. In deze brief beantwoord ik de vragen van de PVV-fractie.

Vraag 1a

Bent u bekend met de toelichting op het Besluit bodemkwaliteit op bladzijde 70 en 72?

Antwoord 1a

Ja.

Vraag 1b

Het is bekend dat tijdens het productieproces van granuliet een flocculant (chemisch middel) wordt toegevoegd aan granietzand. Hierdoor wordt het geproduceerde product steekvast en is daarmee de constructieve eigenschap van het materiaal aanzienlijk verbeterd. Gelet op de toelichting op het Besluit bodemkwaliteit (met name die op bladzijde 72) vragen de leden van de PVV-fractie u waarom u in uw eerste antwoord zegt dat granuliet voldoet aan de definitie voor grond? Volgens de toelichting op het Besluit bodemkwaliteit dient namelijk door de toevoeging van flocculant als stabilisaat, dan wel immobilisaat aan granietzand het materiaal granuliet aangemerkt te worden als een bouwstof.

Antwoord 1b

Immobilisaten en stabilisaten betreffen producten waarin grond bijvoorbeeld is vermengd met cement om enerzijds de uitloging te beperken en anderzijds de constructieve eigenschappen van het materiaal te verbeteren. Het aan granuliet toegevoegde flocculant heeft niet tot doel de uitloging van verontreinigingen te beperken of de constructieve eigenschappen van het materiaal te verbeteren. Het flocculant wordt gebruikt in het productieproces van granuliet met als doel om de kleine minerale deeltjes aan elkaar te laten hechten om deze versneld te kunnen scheiden van water.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 juni 2020 onvoldoende aanleiding gevonden om te concluderen dat het standpunt dat granuliet grond is, onjuist is.5 De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland heeft op 25 juni 2020 geoordeeld dat het Ministerie van IenW zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat granuliet gekwalificeerd kan worden als grond in de zin van het Besluit bodemkwaliteit.6

Vraag 2a

Is het juist, zoals de heer Bontrup in zijn e-mail aangeeft, dat er naast granuliet waaraan tijdens het productieproces een flocculant wordt toegevoegd ook door de heer Bontrup granietzand wordt geproduceerd waaraan geen flocculant wordt toegevoegd?

Antwoord 2a

Naast het granuliet, dat wordt geproduceerd uit de fijnste fractie (kleiner dan 63 μm), wordt door Granuliet Import Benelux ook een grovere fractie granietzand geproduceerd (korrelgrootte tussen de 63 μm en 500 μm), waaraan geen flocculant hoeft te worden toegevoegd. Deze grovere fractie kan namelijk met een andere scheidingstechniek – mechanisch cycloneren – worden gescheiden van water. Voor de fijnste fractie wordt de aanduiding granuliet gebruikt (kleiner dan 63 μm) en vindt de scheiding van water met het flocculant plaats.

Vraag 2b

Zo ja, klopt het dat beide stromen (granietzand en granuliet) vrijkomen bij de productie van steenslag uit gesteente, in dit geval graniet?

Antwoord 2b

Ja. Zie ook het antwoord op vraag 2c.

Vraag 2c

Kunt u aangeven wat in 2009 is onderzocht op basis waarvan is besloten dat het product als grond aangemerkt moest worden? Was dat granietzand of granuliet?

Antwoord 2c

Binnen het Kwalibo-stelsel is de certificerende instelling bevoegd om een productcertificaat voor granuliet (korrelgrootte kleiner dan 63 μm) af te geven. Hiervoor is de certificerende instelling – in dit geval SGS Intron – gecertificeerd. Deze heeft sinds 2009 geoordeeld dat granuliet voldoet aan de definitie voor grond uit het Besluit bodemkwaliteit.

De kwaliteit van het grovere granietzand (korrelgrootte tussen de 63 μm en 500 μm) wordt met een partijkeuring gecontroleerd. Deze grovere fractie wordt niet met een productcertificaat geleverd. Een partijkeuring is ook een wettig bewijsmiddel op grond van het Besluit bodemkwaliteit.

Vraag 3

Gelet op de inleidingen op vraag 1 en 2 en met name de daarin opgenomen verwijzingen blijkt dat de BRL 9321 niet kan worden gebruikt voor de certificering van granietzand en evenmin van granuliet. Dit zijn immers reststromen die ontstaan uit de productie van steenslag uit gesteente, in dit geval graniet. Wat is de reden dat u in uw antwoord op vraag 2 heeft aangegeven dat de BRL 9321 de meest geëigende beoordelingsrichtlijn is voor granuliet? Dit terwijl de BRL 9321, zoals hiervoor aangegeven, dit geheel uitsluit.

Vraag 4

Het Implementatieteam Bbk heeft in 2009 geoordeeld dat BRL 9321 niet mag worden gebruikt voor certificering van granietzand (zie openbaar gemaakte documenten in het kader van een Wob-verzoek). In lijn daarmee kan dus evenmin granuliet onder de BRL 9321 vallen. Voor het Implementatieteam Besluit bodemkwaliteit was dit reden om begin 2009 af te spreken met het certificeringsbedrijf van GIB, INTRON, dat dit ervoor moest zorgen dat er een deugdelijke basis voor het certificaat kwam, namelijk door aanpassing van BRL 9321 en BRL 9324. Hierin is INTRON (later: SGS INTRON) tot nu toe niet in geslaagd. Op grond waarvan bent u een andere mening toegedaan en bent u ervan overtuigd dat de door INTRON in 2009 en door SGS INTRON in 2015 afgegeven certificaten rechtsgeldig zijn mede gelet op hetgeen hiervoor bij inleidingen van vragen is opgemerkt?

Antwoord 3 en 4

Sinds september 2009 is het granuliet van GIB volgens de BRL 9321 gecertificeerd. Het certificaat, waarop expliciet staat vermeld dat het betrekking heeft op granuliet, is afgegeven door SGS-Intron, een geaccrediteerde certificerende instelling. Deze heeft geoordeeld dat granuliet voldoet aan de definitie van grond uit het Besluit bodemkwaliteit en dat de BRL 9321 de meest geëigende beoordelingsrichtlijn was voor het betreffende materiaal. Deze beoordelingsrichtlijn biedt voldoende aanknopingspunten om het productieproces en de daaruit afgescheiden granulietstroom te beoordelen. Voor de instandhouding van voornoemd productcertificaat worden door de certificerende instelling SGS-Intron periodieke audits uitgevoerd. De BRL 9321 kan nog rechtsgeldig worden gebruikt voor granuliet, totdat een nieuwe, specifiek op het materiaal toegesneden beoordelingsrichtlijn (BRL 9344) in de regelgeving is aangewezen. Dit is in oktober 2019 en in maart 2020 door de Inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport bevestigd.

Het Implementatieteam heeft binnen het publiek private Kwalibo-stelsel geen rol bij het certificeren van bedrijven of producten. De certificerende instellingen zijn hiervoor zoals voornoemd bevoegd en hiervoor geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Samenstelling:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga). Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA) (ondervoorzitter)

X Noot
2

Kamerstukken I 2020/21, 34 864, M.

X Noot
3

Kamerstukken I 2020/21, 34 864, M.

X Noot
4

Kamerstukken I 2020/21, 34 864, M.

Naar boven