Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 34864 nr. M |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 34864 nr. M |
Vastgesteld 1 maart 2021
De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 en voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 21 september 2020, waarbij zij de Tweede Kamerbrief aanbiedt van 18 september 2020 over het stelsel van kwaliteitsborging bodem inclusief een aantal rapporten, waaronder het rapport «Kleine korrels, grote discussie» van de heer Kuijken over granuliet en het Besluit bodemkwaliteit.3
Naar aanleiding hiervan hebben zij de Staatssecretaris op 2 februari 2021 een brief gestuurd met vragen van de leden van de PVV-fractie.
De Staatssecretaris heeft op 26 februari 2021 gereageerd.
De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier voor dit verslag, Dragstra
Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving
Den Haag, 2 februari 2021
De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief4 van 21 september 2020, waarbij u de Tweede Kamerbrief aanbiedt van 18 september 2020 over het stelsel van kwaliteitsborging bodem inclusief een aantal rapporten, waaronder het rapport «Kleine korrels, grote discussie» van de heer Kuijken over granuliet en het Besluit bodemkwaliteit.5 Over deze brief zijn vragen aan u gesteld met betrekking tot aspecten die het stelsel van de Omgevingswet raken. Naar aanleiding van uw beantwoording, d.d. 5 januari 20216, zal op 2 februari 2021 inbreng geleverd worden voor nader schriftelijk overleg.
Naast dit schriftelijk overleg wensen de leden van de PVV-fractie enkele vragen aan u voor te leggen over uw brief die niet betrekking hebben op de Omgevingswet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Tot nu toe wordt door u volgehouden dat granuliet grond is. Dit ondanks het standpunt van onder anderen de bodemdeskundigen Vink van Deltares en Harmsen, voorheen verbonden aan de Wageningen Universiteit, dat granuliet geen grond is en kan zijn.7 Op het moment dat voor granuliet het normdocument BRL 9321 toereikend werd geacht, werd daaraan ook al het flocculant polyacrylamide toegevoegd.
Kunt u aangeven waarom granuliet inclusief het genoemde flocculant, dat door de mens wordt toegevoegd, «grond» volgens het Besluit bodemkwaliteit kan zijn? Kunt u ook aangeven hoe het mogelijk is dat het normdocument BRL 9321 is afgegeven voor granuliet met daarin het flocculant? Waaruit blijkt dat de BRL 9321 bekend is met het feit dat aan in dit geval granuliet, een chemisch middel is toegevoegd?
Op bladzijde 24 van het rapport «Kleine korrels, grote discussie» van de heer Kuijken wordt vermeld dat de Toetsingscommissie het wijzigingsblad voor twee beoogde wijzigingen van de BRL 9321 op 21 augustus 2009 heeft afgekeurd. Indien met die wijzigingen zou zijn ingestemd, zou de BRL 9321 ook van toepassing zijn geweest op granuliet (echter zonder flocculant). Ondanks dit feit werd op 17 september 2009 door het certificerende bedrijf Intron toch de BRL 9321 voor granuliet aan Granietimport Benelux (GIB) afgegeven,8 dit terwijl Intron wist dat de BRL 9321 niet passend was voor granuliet.9
Hoe is het mogelijk dat zonder een bekrachtiging van de Toetsingscommissie toch een certificerende instelling over kan gaan tot het afgeven van in dit geval een BRL 9321 voor granuliet? Als u van mening bent dat dit kan, wat is het nut dan van een Toetsingscommissie? En als u vindt dat dit niet kan, welke actie onderneemt u om die toekenning van de BRL 9321 voor granuliet ongedaan te maken? En als u dit niet ongedaan kan maken, dan hebben de PVV-fractieleden de vraag waarom niet en welke maatregelen u dan neemt tegen het certificerende bureau.
Op bladzijde 62 van voornoemd rapport wordt opgemerkt dat in 2018 voor het eerst binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geconstateerd werd dat het flocculant polyacrylamide werd toegevoegd aan het granuliet.10
Hoe kijkt u daar nu tegenaan? Voelt u zich niet voor de gek gehouden, nu blijkt dat granuliet steeds verontreinigd is geweest met het flocculant? Zo nee, waarom voelt u zich dan niet voor de gek gehouden? Wist u dat als gesproken werd over granuliet, dat dit dan granuliet was met daarin het chemische flocculant?
De deskundigen sluiten niet uit dat acrylamide, dat zich in het granuliet bevindt middels het flocculant en dat in zeer grote hoeveelheden op de bodem van de plas Over de Maas ligt, vrij kan komen in het water. Rijkswaterstaat heeft tijdens verschillende bestuursrechtelijke procedures aan willen tonen dat als dat het geval zou zijn, de kans op verontreiniging was te verwaarlozen. Volgens Rijkswaterstaat zou dan sprake zijn van een verontreiniging van 0,0078mg/liter. Achteraf blijkt dat dit 1.000 keer hoger ligt, namelijk op een verontreiniging van 7,8 mg/liter. Dat is ver boven de normen die worden aangehouden voor gevaar voor mens en dier.
Kunt u garanderen dat er geen acrylamide in het water van de Maas zal vrijkomen? Zo ja, op grond waarvan kunt u die garantie geven? Zo nee, waarom heeft u dan de stort van het granuliet met daarin het flocculant en de stof acrylamide toegestaan? Vindt u dat u de zorgplicht uit het Besluit bodemkwaliteit voldoende in acht heeft genomen? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom heeft u dan de stort van het granuliet toegestaan?
De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 26 februari 2021.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, L.P. van der Linden
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 februari 2021
Op 2 februari j.l. ontving ik van de voorzitters van de vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vragen van de PVV-fractie over granuliet. In deze brief beantwoord ik de vragen van de PVV-fractie.
Vraag 1
Kunt u aangeven waarom granuliet inclusief het genoemde flocculant, dat door de mens wordt toegevoegd, «grond» volgens het Besluit bodemkwaliteit kan zijn?
Antwoord 1
Het granuliet waarvoor GIB een productcertificaat heeft ontvangen, voldoet aan de definitie voor grond uit het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Op grond van het Bbk is het niet noodzakelijk dat grond rechtstreeks uit de bodem afkomstig is. Het moet wel vergelijkbaar zijn – qua samenstelling en structuur – en moet duurzaam een bodemfunctie kunnen vervullen. Dit is bij granuliet het geval. De herkomst van het materiaal is op basis van het Bbk geen onderdeel van deze afweging.
De voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak heeft op 29 juni 2020 onvoldoende aanleiding gevonden om te concluderen dat het standpunt dat granuliet grond is, onjuist is. De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland heeft op 25 juni 2020 geoordeeld dat het Ministerie van IenW zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat granuliet gekwalificeerd kan worden als grond in de zin van het Besluit bodemkwaliteit.
Vraag 2
Kunt u ook aangeven hoe het mogelijk is dat het normdocument BRL 9321 is afgegeven voor granuliet met daarin het flocculant?
Antwoord 2
Binnen het Kwalibo-stelsel is een certificerende instelling gecertificeerd en geaccrediteerd door de Raad van Accreditatie voor het certificeren van producten. De certificerende instelling valt onder toezicht van de Raad van Accreditatie en de Inspectie Leefomgeving en Transport. De certificerende instelling toetst of een product – in dit geval granuliet – voldoet aan de eisen van een normdocument. In het geval van granuliet heeft de certificerende instelling geoordeeld dat de BRL 9321 voor granuliet de meest geëigende beoordelingsrichtlijn was. Het granuliet voldoet daarmee aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. De BRL 9321 kan worden gebruikt voor granuliet, tot een nieuwe, meer specifiek op het materiaal toegesneden beoordelingsrichtlijn (BRL 9344) is opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit. Dit is in oktober 2019 en in maart 2020 via de Inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport bevestigd.
Vraag 3
Waaruit blijkt dat de BRL 9321 bekend is met het feit dat aan in dit geval granuliet, een chemisch middel is toegevoegd?
Antwoord 3
Het flocculant wordt in de BRL 9321 niet vermeld. Dit is geen verplichting vanuit het Besluit bodemkwaliteit. De certificerende instelling is bevoegd om een productcertificaat voor het granuliet op grond van de BRL 9321 af te geven. Het is daarbij de taak van de certificerende instelling om zich op de hoogte te stellen van het productieproces in het kader van het certificeringstraject. Ik zal in het kader van het verbetertraject voor het Kwalibo-stelsel bekijken of het wenselijk is dat additieven moeten worden genoemd in een normdocument.
Vraag 4
Hoe is het mogelijk dat zonder een bekrachtiging van de Toetsingscommissie toch een certificerende instelling over kan gaan tot het afgeven van in dit geval een BRL 9321 voor granuliet? Als u van mening bent dat dit kan, wat is het nut dan van een toetsingscommissie? En als u vindt dat dit niet kan, welke actie onderneemt u om die toekenning van de BRL 9321 voor granuliet ongedaan te maken? En als u dit niet ongedaan kan maken, dan hebben de PVV-fractieleden de vraag waarom niet en welke maatregelen u dan neemt tegen het certificerende bureau?
Antwoord 4
De taak van de Toetsingscommissie Besluit bodemkwaliteit van de Stichting Bouwkwaliteit (SBK) in het Kwalibo-stelsel is om, voorafgaand aan de opname van een BRL in de Regeling bodemkwaliteit, een BRL op eventuele strijdigheid met wet- en regelgeving te toetsen. Als een BRL eenmaal is opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit, kan een certificerende instelling op grond van die BRL een productcertificaat afgeven. Binnen het Kwalibo-stelsel ligt de bevoegdheid bij de certificerende instelling om te bepalen of een product onder een beoordelingsrichtlijn (BRL) valt, niet bij de Toetsingscommissie Besluit bodemkwaliteit.
Naar het oordeel van de certificerende instelling was de BRL 9321 de geëigende BRL om het productieproces en het daaruit voortkomende granuliet te beoordelen. Granuliet is daarbij door de certificerende instelling als grond beoordeeld – zie antwoord op vraag 1 – en voldoet aan de (o.a. milieuhygiënische) eisen van het Besluit bodemkwaliteit.
Vraag 5
Op bladzijde 62 van voornoemd rapport wordt opgemerkt dat in 2018 voor het eerst binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geconstateerd werd dat het flocculant polyacrylamide werd toegevoegd aan het granuliet. Hoe kijkt u daar nu tegenaan?
Vraag 6
Voelt u zich niet voor de gek gehouden, nu blijkt dat granuliet steeds verontreinigd is geweest met het flocculant? Zo nee, waarom voelt u zich dan niet voor de gek gehouden? Wist u dat als gesproken werd over granuliet, dat dit dan granuliet was met daarin het chemische flocculant?
Antwoord 5/6
Voor granuliet is in 2009 een productcertificaat afgegeven door een geaccrediteerde certificerende instelling. De certificerende instelling is bevoegd om een productcertificaat voor het granuliet op grond van de BRL 9321 af te geven. Het flocculant wordt in de BRL 9321 niet vermeld. Dit is geen verplichting vanuit het Besluit bodemkwaliteit. Het is daarbij de taak van de certificerende instelling om zich op de hoogte te stellen van het productieproces met het oog op het certificeringstraject. Ik zal in het kader van het verbetertraject voor het Kwalibo-stelsel bekijken of het wenselijk is dat additieven moeten worden genoemd in een normdocument.
Op grond van onderzoeken van onafhankelijke en erkende bureaus maar ook analyseresultaten van de door RWS genomen verificatiemonsters in het kader van het toezicht, is vastgesteld dat het granuliet met flocculant voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit.
Vraag 7
Kunt u garanderen dat er geen acrylamide in het water van de Maas zal vrijkomen? Zo ja, op grond waarvan kunt u die garantie geven? Zo nee, waarom heeft u dan de stort van het granuliet met daarin het flocculant en de stof acrylamide toegestaan?
Antwoord 7
Het in het productieproces van granuliet toegepaste flocculant is een anionisch polyacrylamide. Op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis over dit type flocculanten, is er geen aanleiding om aan te nemen dat acrylamide vrijkomt. In geen van de uitgevoerde analyses en onderzoeken van zowel het granuliet als het oppervlaktewater is acrylamide aangetoond. Uit alle onderzoeken blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van het granuliet, voldoet aan alle wettelijke eisen.
Vraag 8
Vindt u dat u de zorgplicht uit het Besluit bodemkwaliteit voldoende in acht heeft genomen? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom heeft u dan de stort van het granuliet toegestaan?
Antwoord 8
Er bestaat geen aanleiding tot twijfel over de milieuhygiënische kwaliteit van granuliet. Uit alle onderzoeken volgt dat granuliet voldoet aan de wettelijke eisen. Er is derhalve geen sprake van overtredingen van de zorgplicht uit het Besluit bodemkwaliteit.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Samenstelling Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving:
Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), vac. (PvdA) (ondervoorzitter), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF).
Samenstelling commissie Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit:
Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA) (ondervoorzitter), N.J.J. van Kesteren (CDA), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), van der Linden (Fractie-Nanninga) (voorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF).
Kamerstukken I 2020/21, 34 864, K, bijlage rapport «Kleine korrels, grote discussie» van de heer Kuijken, p. 90–97.
Kamerstukken I 2020/21, 34 864, K, bijlage rapport «Kleine korrels, grote discussie» van de heer Kuijken, p. 24.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34864-M.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.