34 775 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018

Nr. 94 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 maart 2018

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 13 december 2017 over het Jaarplan Inspectie SZW 2018 (Kamerstuk 34 775 XV, nr. 12).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 januari 2018 aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 15 maart 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

Inhoudsopgave

blz.

     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Staatssecretaris

6

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Jaarplan Inspectie SZW. Genoemde leden benadrukken het belang van een veilige, eerlijke en gezonde werkomgeving. Uit het jaarplan blijkt dat het erg goed gaat. De werkomgeving wordt daadwerkelijk steeds veiliger, de betalingen steeds eerlijker en schijnconstructies worden aangepakt. Er zijn echter nog wel enkele vragen.

Naar aanleiding van paragraaf 1.1 Meer meldingen van ongevallen en klachten. In het Jaarplan Inspectie SZW wordt gesproken over de verwachte toename van het stijgend aantal meldingen in 2017. Is de toename ten opzichte van 2016 daadwerkelijk 7% geweest?

Naar aanleiding van paragraaf 1.2 Onderbetaling en uitbuiting. Een veilige, eerlijke en gezonde werkomgeving zijn wat deze leden van belang. Door de focus op de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) worden minder bedrijven gecontroleerd. Hoeveel bedraagt het aantal gecontroleerde bedrijven waar de Inspectie handhavend is opgetreden? Hoeveel is de stijging ten opzichte van voorgaande jaren?

Naar aanleiding van paragraaf 2.3.8 Transport en Logistiek. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wat de recente uitspraak van het Europese Hof op de wekelijkse rust voor chauffeurs zal betekenen voor de Inspectie SZW en haar werkwijze? Dienen er naar aanleiding van deze uitspraak en de samenwerking met andere instanties in het Transport Informatie en Expertise Centrum (TIEC) veranderingen plaats te vinden in het jaarplan van de Inspectie SZW? Hoe gaat de Inspectie SZW komend jaar een bijdrage leveren aan het TIEC?

Naar aanleiding van paragraaf 2.3.10 Asbest. Wat is de trend met betrekking tot het aantal incidenten? Kunt u iets zeggen met betrekking tot de zwaarte van de incidenten?

Naar aanleiding van paragraaf 2.3.13 Schijnconstructies en CAO-naleving. De leden van de VVD-fractie vragen wat er wordt verstaan onder het kunnen benoemen, detecteren en aanpakken van vijf grensoverschrijdende fenomenen. Waar moet aan worden gedacht wanneer er wordt gesproken over fenomenen?

Naar aanleiding van paragraaf 3.1.4 Transparantie. Wat deze leden betreft is transparantie van belang en zijn zij positief gestemd dat de Inspectie meer inzet op de openheid van haar toezicht en de openbaarheid van inspectieresultaten. Hoe vaak worden deze inspectieresultaten geraadpleegd? Is er al meer bekend of de inspectieresultaten van de Arbeidsomstandighedenwet en Arbeidstijdenwet openbaar wordt gemaakt?

Naar aanleiding van paragraaf 3.2.1 Handhaving in evenredigheid. Wie de wet overtreedt, moet wat deze leden betreft hard worden aangepakt. Wat is de opbrengst van de herstel- en bestraffende sancties geweest? Hoe vaak heeft de Inspectie een conservatoir beslag ingezet?

Naar aanleiding van paragraaf Benchmark. De Staatssecretaris schetst in haar algemeenheid een zeer positief beeld van de Inspectie SZW. Heeft u de prestaties van de Inspectie SZW vergeleken met die in andere Europese landen?

Naar aanleiding van paragraaf 5.4 Formatie en budget. In haar jaarplan geeft de Inspectie SZW aan dat de uitwerking van de passage uit het regeerakkoord over de impuls voor data-analyse misbruik sociale uitkeringen ter hand zal worden genomen door het Ministerie van SZW. Deze uitwerking zal in samenhang met het Inspectie Control Framework (ICF) plaatsvinden. Deze leden vragen of hier nader op ingegaan kan worden. Wat is de relatie tussen het ICF en de uitwerking van deze passage uit het regeerakkoord? Op wat voor termijn zal de uitwerking op dit punt gereed moeten zijn? Hoe wordt de Tweede Kamer hiervan op de hoogte gebracht?

De leden van VVD-fractie lezen in het jaarplan dat onder het kopje formatie door de Inspectie SZW wordt aangegeven dat door het beëindigen van de business cases naar gefingeerde dienstverbanden en georganiseerde uitkeringsfraude per 1 januari 2018 de tijdelijke formatie afneemt met 22fte. Wat betekent dit voor de capaciteit voor het opsporen van fraude met uitkeringen?

Genoemde leden vragen of de resultaten en uitkomsten van de business cases naar gefingeerde dienstverbanden en georganiseerde uitkeringsfraude terugkomen in het jaarverslag van de Inspectie SZW? Wordt hier specifieke aandacht aan besteed?

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Jaarplan Inspectie SZW. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

Genoemde leden vragen hoe het getal van 60.000 mensen met een risico op onderbetaling van het minimumloon tot stand komt en of Inspectie SZW enige factoren kan aanwijzen die leiden tot de huidige stijging van het aantal slachtoffers, terwijl het juist goed gaat op de arbeidsmarkt.

Voorts vragen zij of er al meer zicht is op het aantal ernstige ongevallen in 2017, en of er een indicatie kan worden gegeven van de extra stijging, ook in verhouding tot de aantrekkende arbeidsmarkt.

De leden van de D66-fractie lezen met belangstelling over de pilot onder het programma Psychosociale arbeidsbelasting. Zou deze pilot kunnen worden toegelicht? Op welke wijze zullen gedragsinterventies worden gepleegd, wat zal de omvang van de pilot zijn en wanneer zijn de eerste resultaten te verwachten?

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Jaarplan Inspectie SZW 2018.

Genoemde leden zijn blij dat er in het regeerakkoord jaarlijks 50 miljoen euro extra vrijgemaakt wordt voor handhaving. In de brief van de Staatssecretaris staat dat 75% van deze middelen bedoeld is voor bevordering van eerlijk werk, 10% voor het herstel van de balans tussen «reactief» en preventie, 10% voor versterking van de data-analyse en 5% voor het verhogen van inspectiedekking bij Brzo-bedrijven. Verderop in de brief meldt de Staatssecretaris dat continuering van het team arbeidsdiscriminatie wenselijk is, en versterking van het toezicht op blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Deze leden vragen hoe de extra middelen en de aanvullende wensen van de Staatssecretaris zich tot elkaar verhouden. Zijn er ook extra middelen voor deze aanvullende wensen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook een aantal vragen over de specifieke sectoren en programma’s. Ten eerste over de horeca en detailhandel: één van de resultaten voor 2018 is dat jongeren die werken in de horeca en detailhandel hun rechten en plichten kennen. Deze leden vinden het goed dat hier aandacht voor is, maar willen wel graag van de Staatssecretaris weten hoe de Inspectie deze jongeren gaat bereiken.

Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht voor de sector Zorg & Welzijn. De nadruk van de Inspectie ligt op fysieke belasting, terwijl er ook steeds meer signalen zijn dat de werkdruk veel te hoog is en mensen daardoor uitvallen. Deelt de Staatssecretaris de mening dat er ook meer aandacht moet zijn voor de psychosociale arbeidsbelasting in deze sector?

Het valt genoemde leden op dat er ook in het hoofdstuk over psychosociale arbeidsbelasting (PSA) geen aandacht is voor PSA in de zorg. Zij vragen waarom dit niet het geval is, gezien de signalen van toenemende werkdruk in de zorg? Daarnaast vragen deze leden wat er in het geval van PSA wordt bedoeld met «risicobedrijven». Kan de Staatssecretaris toelichten wat voor soort bedrijven dit zijn?

Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft is er meer aandacht nodig voor mensen met psychische klachten op de werkvloer. Ziet de Staatssecretaris een rol voor de Inspectie in het bevorderen van een klimaat van openheid op de werkvloer, met betrekking tot psychische problemen?

Tot slot zijn genoemde leden zeer benieuwd naar de wijze waarop gevolg wordt gegeven aan de motie van de leden Özütok en Gijs van Dijk (Kamerstuk 25 883, nr. 317) om meer aandacht te besteden aan het bestrijden van seksuele intimidatie op de werkvloer.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Jaarplan Inspectie SZW 2018. Zij hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

Genoemde leden constateren dat terwijl het aantal inspecties in de periode van 2012 tot 2016 met 20 procent terugliep, het aantal ongevallen over diezelfde periode met eenzelfde percentage toenam. Dit kan volgens deze leden geen toeval zijn en zij hameren dan ook op het belang van inspecties waarbij inspecteurs daadwerkelijk achter hun computer vandaan komen en op de werkvloer toezien op het naleven van wet- en regelgeving.

De leden van de SP-fractie merken voorts op dat de kengetallen uit de diverse jaarverslagen van de Inspectie van de afgelopen tien jaar, niet altijd vergelijkbaar zijn weergegeven. Zij vragen dan ook aan de Staatssecretaris een doorlopende getallenreeks over de periode van 2007 tot en met 2017 voor wat betreft de belangrijkste kengetallen waaronder het aantal inspecties, het aantal handhavingsinterventies, het aantal (dodelijke) ongevallen, het opgelegde en geïnde boetebedrag, de begroting en het aantal fte. Ook verzoeken zij de Staatssecretaris er zorg voor te dragen dat getallen ook in de toekomst vergelijkbaar en daarmee controleerbaar blijven.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat gelet op het feit dat het hier soms letterlijk om leven en dood gaat, de voorgenomen uitbreiding van de Inspectie te langzaam gaat. De in het regeerakkoord toegezegde 50 miljoen euro is pas vanaf 2022 structureel beschikbaar. In 2018 is slechts 13 miljoen euro extra beschikbaar. Bij de begrotingsbehandeling hebben deze leden gepoogd de uitbreiding te versnellen middels het amendement van het lid Van Kent (Kamerstuk 34 775 XV, nr. 13). De kabinetsreactie op het betreffende amendement was dat het technisch niet mogelijk is meer geld op effectieve wijze in te zetten en verwees daarbij naar het voorliggende jaarplan. Uit welke passages van het jaarplan zou volgens de Staatssecretaris blijken dat de Inspectie maximaal 13 miljoen euro extra budget efficiënt in zou kunnen zetten? Genoemde leden verwachten hierop een uitgebreide reactie.

De leden van de SP-fractie wijzen de Staatssecretaris erop dat niet alleen de Inspectie SZW al jarenlang te kampen heeft met een structureel capaciteitsprobleem. Dit geldt ook voor overige inspecties. Zij vragen de Staatssecretaris dan ook een overzicht te geven van dezelfde kengetallen over eveneens de periode van 2007 tot en met 2017 van alle overige inspecties, te weten: Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), Agentschap Telecom (AT), Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), Inspectie van het Onderwijs (IvhO), Erfgoedinspectie (EGI), Inspectie Gezondheidszorg (IGZ), Inspectie Jeugdzorg (IJZ), Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ). Genoemde leden vragen de Staatssecretaris ook wat er in geld en uren begroot is voor al deze inspecties voor de komende regeerperiode.

De leden van de SP-fractie zijn voorstander van een verregaande samenvoeging van inspecties zodat zij niet langs elkaar heen werken en zij de krachten kunnen bundelen. Deelt de Staatssecretaris de mening dat indien het inderdaad zo is dat de Inspectie SZW niet sneller kan groeien dan het tijdspad dat door u wordt gehanteerd, dit juist pleit voor een samenvoeging van de diverse inspecties? Genoemde leden verwachten een uitgebreide beantwoording op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het jaarplan en de begeleidende brief van de Staatssecretaris. Zij hebben nog een aantal vragen ten aanzien van specifieke onderdelen in het jaarplan.

Naar aanleiding van de paragraaf 2.3.10 Asbest. De leden van de SGP-fractie vragen in het kader van het jaarplan graag aandacht voor het toezicht op de sanering van asbestdaken. Door de Kamer is afgelopen najaar de motie van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 25 883, nr. 308) aangenomen. In de motie verzoekt de Kamer de regering in overleg met de sector ervoor te zorgen dat veilig gebruik van werkbakken aan hijskranen bij sanering van grote en moeilijk bereikbare dakoppervlakten mogelijk wordt en, indien nodig, vrijstelling te geven dan wel de regelgeving aan te passen. De regering wil eerst onderzoek uit laten voeren dat pas in de loop van 2018 afgerond kan worden. De leden van de SGP-fractie constateren dat het handhavingsbeleid niet eenduidig is en dat projecten stilliggen omdat een veilig en werkbaar alternatief voor het gebruik van werkbakken aan hijskranen niet beschikbaar is. Deelt de Staatssecretaris de mening dat deze gang van zaken niet bijdraagt aan voortvarende asbestsanering? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het van groot belang is dat er op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid en een werkbare oplossing komt in lijn met de motie? Kan de Staatssecretaris in het handhavingsbeleid rekening houden met het lopende onderzoek en het verzoek van de Kamer om veilig gebruik van werkbakken aan hijskranen mogelijk te maken?

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is van het aangekondigde onderzoek. Kan het opleveren van de resultaten versneld worden? Deze leden hebben verder begrepen dat vanuit de sector al onafhankelijk onderzoek is geïnitieerd. Wat is dan nog de toegevoegde waarde van het door de Staatssecretaris geïnitieerde onderzoek? Is zij bereid de resultaten van het door de sector geïnitieerde onderzoek serieus te nemen en te benutten voor het snel mogelijk maken van het gebruik van werkbakken aan hijskranen?

Naar aanleiding van de paragraaf 2.3.17 Arbo. De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de bevindingen van onderzoeksbureau Conclusr, die onder meer aangeven dat vier procent van de bedrijven op geen enkele wijze de arboverplichtingen zou hebben geregeld1. Deze leden vragen of en op welke wijze dergelijke gegevens worden meegenomen in het voorgenomen beleid voor 2018.

Naar aanleiding van de paragraaf 2.3.23 Arbo reactief. De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over het handhavingsbeleid met betrekking tot bedrijfsongevallen in relatie tot de verplichte Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). Deze leden ontvangen het signaal dat de Inspectie SZW na het plaatsvinden van bedrijfsongevallen regelmatig boetes oplegt, omdat bedrijven in de ogen van de Inspectie deze ongevallen hadden kunnen voorkomen door in de RI&E de juiste inschatting te maken. Als een ongeval plaatsvindt, wordt bedrijven nogal eens snel verweten geen voldoende inventarisatie te hebben gemaakt, onvoldoende voorlichting te hebben gegeven en onvoldoende toezicht te hebben gehouden, terwijl de door de Inspectie gesuggereerde preventie niet realistisch blijkt. Erkent de Staatssecretaris dat het voor bedrijven, zeker ook voor kleine bedrijven, lastig is om precies te voorzien welke ongevallen er zouden kunnen gebeuren en dat bedrijven niet op het redelijkerwijs onvoorzienbare mogen worden afgerekend? Genoemde leden willen erop wijzen dat het in de praktijk vaak lastig is om precies te voorzien wat allemaal mis kan gaan; regelmatig is juist sprake van ongedachte situaties.

De leden van de SGP-fractie krijgen signalen dat in situaties als de zojuist genoemde nauwelijks sprake lijkt te zijn van maatwerk in de sanctionering, ook niet als sprake is van een uitgebreide RI&E, terwijl de bedoeling van de recente wetgeving juist is om proportioneel te opereren, bijvoorbeeld door het geven van een waarschuwing en het toepassen van boetematiging. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het handhavingsbeleid afgestemd moet zijn op de praktijk en rekening moet houden, ook qua boetematiging, met de dynamiek van de werkvloer en het algehele RI&E-beleid van een bedrijf? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid dit vorm te geven en hierover in overleg te gaan met de relevante sectoren? Zo nee, waarom niet?

II. Reactie van de Staatssecretaris

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake het Jaarplan 2018 van de Inspectie SZW. Ik dank de leden van de VVD-fractie, de D66-fractie, de GroenLinks-fractie, de SP-fractie en de SGP-fractie voor hun bijdragen.

Ik ga graag in op de gestelde vragen van de leden van de verschillende fracties. Daarbij houd ik zo veel mogelijk de indeling van het verslag aan. Waar mogelijk heb ik antwoorden op gelijkluidende vragen en vragen met hetzelfde onderwerp gecombineerd.

In het Jaarplan Inspectie SZW wordt gesproken over de verwachte toename van het stijgend aantal meldingen in 2017. De leden van de VVD-fractie vragen of de toename ten opzichte van 2016 daadwerkelijk 7% is geweest. Daarnaast willen de leden van de D66-fractie weten of er al meer zicht is op het aantal ernstige ongevallen in 2017, en of er een indicatie kan worden gegeven van de extra stijging, ook in verhouding tot de aantrekkende arbeidsmarkt.

In mei verschijnt het Jaarverslag van de Inspectie over 2017. Daarin zullen ook de ongevalcijfers worden opgenomen. Het aantal te onderzoeken arbeidsongevallen over heel 2017 is op grond van voorlopige cijfers inderdaad met 7% toegenomen ten opzichte van 2016.

Het Centraal Planbureau heeft de economische groei in 2017 sinds maart 2017 meermaals bijgesteld van 2,1% naar uiteindelijk 3,2% in de decemberraming. Directe invloed van hoogconjunctuur op het aantal arbeidsongevallen is dat meer mensen werken en daarbij risico lopen om slachtoffer te worden van een arbeidsongeval. In het Jaarverslag 2016 is dit verband nader toegelicht2. In 2017 nam de werkzame beroepsbevolking toe met 2% oftewel 170.000 personen. Voor 2018 is een groei voorzien van 1,3%.3

Het Centraal Planbureau verwacht dat in 2018 een economische groei van 3,1% wordt gerealiseerd.4 Eerder werd nog uitgegaan van 2,5%. Voor wat betreft de verwachte toename van het aantal meldingen, voorziet de Inspectie vooralsnog een toename van 8% ten opzichte van het aantal te onderzoeken arbeidsongevallen in 2017. Deze verwachting is gebaseerd op de ongevaltrend, economische- en arbeidsmarktprognoses. De Inspectie SZW is voornemens in het tweede kwartaal een Staat van Arbeidsveiligheid uit te brengen, waarin zij een update zal geven van de ongevalcijfers en trends.

Een veilige, eerlijke en gezonde werkomgeving zijn voor de VVD van belang. Door de focus op de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) worden minder bedrijven gecontroleerd. De leden van deze fractie zijn benieuwd hoeveel het aantal gecontroleerde bedrijven bedraagt waar de Inspectie handhavend is opgetreden. Daarnaast willen zij weten hoeveel de stijging ten opzichte van voorgaande jaren is.

De leden geven terecht aan dat bij arbeidsmarktfraude de focus de afgelopen jaren is verlegd naar de WML. Daardoor worden op dat vlak minder bedrijven gecontroleerd, maar wel diepgaander. Gevolg hiervan is dat het gemiddelde aantal keren dat handhavend wordt opgetreden (circa 20%) aan het oplopen is. In het jaarplan is voor zowel de inspecties op het vlak van arbeidsomstandigheden (veilig en gezond) als op het terrein van arbeidsvoorwaarden (eerlijk) als indicator een handhavingspercentage van 50% bij eerste inspectie opgenomen.

In het Jaarverslag 2017 van de Inspectie SZW wordt nader ingegaan op deze cijfers.

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wat de recente uitspraak van het Europese Hof op de wekelijkse rust voor chauffeurs zal betekenen voor de Inspectie SZW en haar werkwijze. Zij willen weten of er naar aanleiding van deze uitspraak en de samenwerking met andere instanties in het Transport Informatie en Expertise Centrum (TIEC) veranderingen plaats dienen te vinden in het jaarplan van de Inspectie SZW. Tevens vragen zij hoe de Inspectie SZW komend jaar een bijdrage gaat leveren aan het TIEC.

Op 15 januari jl. heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over het arrest van het Europese Hof van Justitie in de zaak Vaditrans en over de consequenties daarvan voor de handhaving van het doorbrengen van weekendrust in voertuigen door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).5 De Inspectie SZW en de ILT werkten de afgelopen jaren nauw samen bij het bevorderen van eerlijk, gezond en veilig werk in de Transportsector. Dat gebeurt onder andere via het Transport en Informatie- en Expertisecentrum (TIEC). Dit is een breed samenwerkingsverband van de Inspectie SZW, ILT, Politie en Douane waarin informatie wordt uitgewisseld, risicoanalyses worden uitgevoerd en een gezamenlijke aanpak wordt voorbereid. Deze samenwerking wordt het komende jaar gecontinueerd. Het uitwisselen van informatie met betrekking tot toezicht op het doorbrengen van de weekendrust maakt hier deel van uit. Dit sluit aan bij het Jaarplan 2018 van de Inspectie SZW.

Daarnaast vragen de leden ten aanzien van hoofdstuk 2.3.10 Asbest wat de trend is met betrekking tot het aantal incidenten. Ook vragen zij de Staatssecretaris iets te zeggen met betrekking tot de zwaarte van de incidenten.

Ten aanzien van asbest wordt het begrip «incidenten» niet regulier gebruikt bij de Inspectie. Wel zijn er diverse cijfers beschikbaar die betrekking hebben op de nog steeds durende impact die de productie en de verwerking van asbest in het verleden heeft en hoe die doorwerkt in het heden, alsook over de inspectiepraktijk.

De aantallen slachtoffers (door blootstelling in het verleden) worden niet als zodanig geregistreerd. Een gezaghebbende referentie is de Gezondheidsraad. In een advies over asbest stelt de raad dat blootstelling aan asbest in diverse organen kanker kan veroorzaken en dat het meest voorkomende gevolg longvlies- en buikvlieskanker (mesothelioom) en longkanker is. De raad geeft aan dat het aannemelijk is dat bij vrijwel 100% van de mesotholioom patiënten de ziekte is veroorzaakt door asbest6. Ten aanzien van longkanker stelt de raad dat het aantal sterftegevallen aan longkanker door blootstelling aan asbest moeilijk is in te schatten, aangezien longkanker niet exclusief door asbest wordt veroorzaakt. De raad hanteert een schatting van 12%7.

Voor het bepalen van de (niet exact te bepalen) omvang moeten dus meerdere ziektebeelden met wisselende onzekerheidsmarges worden opgeteld.

Voor het bepalen van de ontwikkeling in de incidentie van sterfte ten gevolge van asbest, maakt de door de Gezondheidsraad genoemde bijna 100 procent correlatie dat de ontwikkeling in het aantal sterftegevallen door mesothelioom een goede indicator is. In 2010 verwachtte de Raad dat op grond van het niveau van circa 400 doden in 2007 en op grond van modelberekeningen dat dit nog kon oplopen tot circa 490 mensen per jaar uitmondend in een totale sterfte door mesothelioom van ruim 12 400 in de periode 2000–2028. Onderstaande tabel laat zien dat deze stijging inderdaad heeft plaatsgevonden, waarbij de cijfers de komende jaren zullen moeten uitwijzen of de aanmerkelijk hogere waarde in 2016 een aberratie is.

De gezondheidseffecten van asbest hebben geleid tot het verbod op productie en verwerking en tot het kader voor asbestsanering.

Het aantal (op grond van regelgeving verplichte) meldingen van voorgenomen saneringen van asbest bedraagt meer dan 80.000 per jaar.

De resultaten van de inspectiepraktijk over de afgelopen jaren zijn beschreven in het jaarverslag 2016. Samengevat is het beeld dat meer gecertificeerde bedrijven de wet- en regelgeving naleven8, dat malafide saneerders proberen het prijsverschil tussen normale sloop en asbestsanering af te romen door zonder voldoende bescherming te werken en dat er tegelijk een toenemende juridisering zichtbaar is, zoals in de jaarverslagen van de inspectie is beschreven.

De leden van de VVD-fractie willen weten wat er in paragraaf 2.3.13 (Schijnconstructies en cao-naleving) wordt verstaan onder het kunnen benoemen, detecteren en aanpakken van vijf grensoverschrijdende fenomenen. Ook informeren zij waar aan moet worden gedacht wanneer er wordt gesproken over fenomenen.

In het programma Schijnconstructies en cao-naleving inventariseert de Inspectie SZW welke schijnconstructies zich voordoen. Dat betreft dus het benoemen en detecteren. Vervolgens wordt bekeken welke handhavingsinstrumenten het meest effectief zijn om specifieke schijnconstructies die in de praktijk worden aangetroffen aan te pakken. Voorbeelden van schijnconstructies zijn het werken met buitenlandse schijnzelfstandigen, vennootschapsconstructies, het inzetten van buitenlandse ondernemingen om het personeel via het buitenland te verlonen, onderbetaling via diverse methoden zoal het omrekenen van stukloon naar uurloon enz. In de praktijk worden de begrippen schijnconstructie en fenomeen in dit verband als synoniem gebruikt, in de zin dat het een te «ontleden» onderwerp is waar benoemen detecteren en aanpakken als logische stappen worden onderscheiden om grip op het probleem te krijgen.

Wat de VVD-fractie betreft is transparantie van belang en zij is positief gestemd dat de Inspectie meer inzet op de openheid van haar toezicht en de openbaarheid van inspectieresultaten. De leden van deze fractie vragen hoe vaak deze inspectieresultaten worden geraadpleegd. Daarnaast willen de leden weten of al meer bekend is over of de inspectieresultaten van de Arbeidsomstandighedenwet en Arbeidstijden wet openbaar wordt gemaakt.

Vanaf de start van de website waarop de onderzoeksgegevens gepubliceerd worden, is deze 1225 keer bezocht. Vooral de laatste maanden is het aantal bezoekers gestegen: vanaf oktober 2017 tot 15 januari j.l. was het aantal bezoekers 793.

Over het openbaar maken van de onderzoeksresultaten van inspecties op grond van de Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet verwacht ik na evaluatie van de WAS een besluit te nemen.

Wie de wet overtreedt, moet wat de VVD betreft hard worden aangepakt. De leden van de VVD-fractie informeren wat de opbrengst van de herstel- en bestraffende sancties is geweest. Graag horen zij hoe vaak de Inspectie een conservatoir beslag heeft ingezet.

De Inspectie SZW heeft in 2017 voor 30.435.525 euro aan boetes opgelegd. In 2017 is 19.574.354 euro geïncasseerd. Dit bedrag ziet niet alleen op boetes opgelegd in 2017, maar kan ook zien op betaling van boetes uit eerdere jaren, bijvoorbeeld omdat een betalingsregeling is getroffen of omdat bezwaar en beroep was ingesteld.

In 2017 heeft de Inspectie SZW in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving geen conservatoir beslag ingezet. In 157 gevallen is een dwangbevel afgegeven waarmee een deurwaarder die door de Inspectie werd ingeschakeld tot dwangvordering kon overgaan.

In strafrechtelijke onderzoeken kijkt de Inspectie altijd ook of het mogelijk is het wederrechtelijk verkregen vermogen vast te stellen en dit terug te vorderen. In 2017 heeft de officier van justitie in twaalf strafrechtelijk onderzoeken die onder leiding van het Functioneel Parket door de Directie Opsporing van de Inspectie SZW zijn uitgevoerd conservatoir beslag gelegd als bedoeld in artikel 94a Wetboek van Strafvordering. Doel van deze beslagen was het veilig stellen van het recht tot verhaal voor een op te leggen geldboete en/of een op te leggen ontnemingmaatregel en/of een op te leggen schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffers. Het gaat om een totaal bedrag van 4,6 miljoen euro9.

De Staatssecretaris schetst in zijn algemeenheid een zeer positief beeld van de Inspectie SZW. De VVD-fractie is benieuwd of de Staatssecretaris de prestaties van de Inspectie SZW heeft vergeleken met die in andere Europese landen.

Mijn brief bij het Jaarplan bevat vooral een feitelijke weergave. Het is overigens juist dat ik een positief beeld heb van de Inspectie. De Inspectie staat voor bescherming. Bescherming van de normen en waarden die wij in Nederland belangrijk hebben gevonden en vinden en die we in onze regelgeving hebben neergelegd. Bescherming om een level playing field tussen werknemers en tussen bedrijven te bevorderen zodat het doel van veilig, gezond en eerlijk werk en bestaanszekerheid zoveel mogelijk realiteit kan worden en ondernemers die te goeder trouw zijn, niet de dupe worden van oneerlijke concurrentie. De mate waarin we daar in Nederland in slagen is een combinatie van onze regelgeving, de wijze waarop werkgevers en werknemers er uitvoering aan geven en de wijze waarop toezicht en de Inspectie daaraan bijdragen.

De vergelijking met andere landen is daarbij niet doorslaggevend omdat de situatie, doelen en de institutionele inrichting sterk kunnen verschillen.

Desalniettemin is het relevant kennis te nemen van een internationaal vergelijkend perspectief. Een relevant wetenschappelijk overzichtsartikel over ontwikkelingen is bijvoorbeeld opgenomen in de Japan Labor Review, vol. 13, no. 4, Autumn 2016.10 In sommige landen houdt de inspectie enkel toezicht op veiligheid, gezondheid en welzijn, terwijl in andere landen de inspectie ook toezicht houdt op lonen. In enkele landen hebben de inspecties ook taken op het terrein van de sociale zekerheid. Om die reden is er geen strikte internationale vergelijking mogelijk.

Het Europees Platform Against Undeclared Work verricht studies naar verschillende vormen van zwart werken en verschijnselen die samenhangen met schijnconstructies, zoals postbusondernemingen en schijnzelfstandigen. Deze studies leiden tot een beter begrip van deze verschijnselen en gaan ook in op de verschillende manieren om deze verschijnselen aan te pakken.

In haar jaarplan geeft de Inspectie SZW aan dat de uitwerking van de passage uit het regeerakkoord over de impuls voor data-analyse misbruik sociale uitkeringen ter hand zal worden genomen door het Ministerie van SZW en dat deze uitwerking in samenhang met het ICF zal plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie willen vragen of hier nader op ingegaan kan worden. Zij willen weten wat de relatie is tussen het ICF en de uitwerking van deze passage uit het regeerakkoord en op wat voor termijn de uitwerking op dit punt gereed zal moeten zijn. Daarnaast zijn zij geïnteresseerd in hoe de Tweede Kamer hiervan op de hoogte wordt gebracht.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat er in het regeerakkoord jaarlijks 50 miljoen euro extra vrijgemaakt wordt voor handhaving. In de brief van de Staatssecretaris staat dat 75% van deze middelen bedoeld is voor bevordering van eerlijk werk, 10% voor de herstel van de balans tussen «reactief» en preventie, 10% voor versterking van de data-analyse en 5% voor het verhogen van inspectiedekking bij Brzo-bedrijven. Verderop in de brief meldt de Staatssecretaris dat continuering van het team arbeidsdiscriminatie wenselijk is, en versterking van het toezicht op blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De leden vragen hoe de extra middelen en de aanvullende wensen van de Staatssecretaris zich tot elkaar verhouden. Zij willen weten of er ook extra middelen voor deze aanvullende wensen zijn.

Het regeerakkoord benadrukt het belang dat uitvoerders effectief gebruik maken van de mogelijkheden tot het delen, koppelen en analyseren van data om misbruik van sociale voorzieningen tegen te gaan, met inachtneming van de geldende wettelijke regels en waarborgen. In de SZW handhavingskoers 2018–2021 die ik in maart 2018 aan uw Kamer zal aanbieden, zal ik nader ingaan op het benutten van data-analyse in de handhaving. De samenhang met het ICF ziet erop dat het delen, koppelen en analyseren van data om misbruik van sociale voorzieningen te voorkomen, een dwarsverband kan hebben met de in het ICF beoogde versterking van informatiegericht werken bij de Inspectie. Zoals in het Jaarplan is aangegeven, kent het ICF vier doelen (herstellen van de balans reactief en risicogericht bij arbo; vergroten capaciteit om meer gezamenlijk te inspecteren met Brzo-partners; investeren in intelligence gestuurd werken; en aanpak arbeidsuitbuiting/oneerlijk werk). Het ICF geeft aan hoe de Inspectie SZW verhoudingsgewijs de middelen zal inzetten de komende jaren. Hierbij blijft zij, samen met de andere schakels in de handhavingketen, bezien hoe toekomstige ontwikkelingen van invloed zijn op de voorgenomen inzet van de middelen. De passage uit het regeerakkoord over impuls voor data-analyse sociale voorzieningen is hier één van, naast bijvoorbeeld de meerjarenprogrammering. In de aanbiedingsbrief bij het Jaarplan 2018 heb ik verder ten aanzien van twee punten (arbeidsdiscriminatie en blootstelling) al een richting geïndiceerd en daarbij overigens tevens aangegeven dat besluitvorming nog niet aan de orde is en voorgesteld om in het derde kwartaal van 2018 met uw Kamer in gesprek te gaan, om de politieke besluitvorming in samenhang te bezien. De inzichten uit de meerjarenplanning van de Inspectie SZW kunnen daarbij als leidraad dienen.

De leden van VVD-fractie lezen in het jaarplan dat onder het kopje formatie door de Inspectie SZW wordt aangegeven dat door het beëindigen van de business cases naar gefingeerde dienstverbanden en georganiseerde uitkeringsfraude per 1 januari 2018 de tijdelijke formatie afneemt met 22fte. Zij vragen wat dit betekent voor de capaciteit voor het opsporen van fraude met uitkeringen. Daarnaast vragen zij of de resultaten en uitkomsten van deze business cases terugkomen in het jaarverslag van de Inspectie SZW. Zij willen weten of hier specifieke aandacht aan wordt besteed.

Het is juist dat de tijdelijke financiering van een aantal formatieplekken voor opsporing vervalt. De intensivering vanuit het regeerakkoord die opbouwt tot 50 miljoen structureel betekent dat de komende jaren de structurele capaciteit voor zowel inspecteren als opsporen toeneemt. Dit is in lijn met het advies van ABD topconsult, waarin reeds werd aangegeven dat het onwenselijk is structurele activiteiten met tijdelijke middelen te financieren. Gefingeerde dienstverbanden en georganiseerde uitkeringsfraude blijven onverkort onderwerp van opsporingsonderzoek. In het jaarverslag zal op de business cases worden ingegaan.

De leden van de D66-fractie vragen hoe het getal van 600.000 mensen met een risico op onderbetaling van het minimumloon tot stand komt en of Inspectie SZW enige factoren kan aanwijzen die leiden tot de huidige stijging van het aantal slachtoffers, terwijl het juist goed gaat op de arbeidsmarkt.

Dit aantal volgt uit de inspectiebrede risicoanalyse die in het kader van het vorige Meerjarenplan (2015–2018) is uitgevoerd. Onlangs zijn de voorbereidingen voor het Meerjarenplan 2019–2022 gestart. Daarbij zal ook opnieuw een nieuwe schatting worden gemaakt van de omvang van de risicogroep onderbetaling. Factoren die van invloed zijn, zijn benoemd in jaarverslagen en recent in de «Staat van eerlijk werk». Internationale organisaties zoals het IMF en de OESO wijzen op de dalende arbeidsinkomensquote, dat wil zeggen, het feit dat de factor arbeid een afnemende beloning kent binnen het totale BNP. Technologisering, internationale integratie en arbeidsmarktregulering zijn mogelijke verklarende factoren. Concurrentiedruk, arbeidsaanbod uit andere (EU) landen met lagere loonniveaus, schijnconstructies en flexibilisering van arbeidsrelaties trekken verder de beloning aan de onderkant van de arbeidsmarkt naar beneden11.

De leden van de D66-fractie lezen met belangstelling over de pilot onder het programma Psychosociale arbeidsbelasting. Zij vragen of deze pilot nader zou kunnen worden toegelicht. Zij willen weten op welke wijze gedragsinterventies zullen worden gepleegd, wat de omvang van de pilot zal zijn, en wanneer de eerste resultaten te verwachten zijn.

De Inspectie SZW houdt toezicht op de verplichting die werkgevers hebben om werknemers te beschermen tegen psychosociale arbeidsbelasting (PSA). Pesten valt in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet onder «psychosociale arbeidsbelasting». Werkgevers zijn op grond van deze wet verplicht om een beleid te voeren dat erop is gericht om deze vorm van arbeidsbelasting te voorkomen of te beperken. Ruim een half miljoen werknemers heeft met pesten op het werk te maken gehad het afgelopen jaar12. De impact voor slachtoffers van pesten op het werk is groot. SZW heeft daarom de ambitie om pestgedrag binnen bedrijven te verminderen met een innovatieve interventie die bedrijven ertoe aanzet om de achterliggende oorzaken in gedrag en cultuur van het bedrijf aan te pakken.

In de eerste helft van 2018 vinden de voorbereidingen van de pilot plaats. De beoogde interventie zal, startend in de tweede helft van 2018, in de vorm van een pilot worden ontwikkeld en toegepast bij vijf tot tien bedrijven, voorzien van een nulmeting en een effectmeting.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook een aantal vragen over de specifieke sectoren en programma’s. Ten eerste over de horeca en detailhandel: één van de resultaten voor 2018 is dat jongeren die werken in de horeca en detailhandel hun rechten en plichten kennen. De leden vinden het goed dat hier aandacht voor is, maar willen wel graag van de Staatssecretaris weten hoe de Inspectie deze jongeren gaat bereiken.

De jongeren op wie het Inspectieprogramma Horeca en Detailhandel zich in 2018 richt zijn zowel fulltimers als parttimers (bijbaan), met de focus op laag opgeleide jongere werknemers en zzp’ers. De Inspectie SZW wil deze jongeren bereiken via social media en via intermediairs, waaronder vakbonden en opleidingen (lespakket). Aandachtspunt is naast voorlichting over rechten en plichten ook de bekendheid te vergroten van de mogelijkheid om meldingen, klachten en signalen door te geven aan de Inspectie SZW.

Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie aandacht voor de sector Zorg & Welzijn. De nadruk van de Inspectie ligt op fysieke belasting, terwijl er ook steeds meer signalen zijn dat de werkdruk veel te hoog is en mensen daardoor uitvallen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris het met de leden van de GroenLinks-fractie eens is dat er ook meer aandacht moet zijn voor de psychosociale arbeidsbelasting in deze sector. Voorts valt het de leden van de GroenLinks-fractie op dat er ook in het hoofdstuk over psychosociale arbeidsbelasting (PSA) geen aandacht is voor PSA in de zorg. De leden vragen waarom dit niet het geval is, gezien de signalen van toenemende werkdruk in de zorg.

Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af wat er in het geval van PSA wordt bedoeld met «risicobedrijven». Zij vragen de Staatssecretaris toe te lichten wat voor soort bedrijven dit zijn.

Het is inderdaad belangrijk om voldoende aandacht te besteden aan de psychosociale arbeidsbelasting in deze sector. Vandaar dat het programma Zorg en Welzijn in het Jaarplan 2018 als een van de beoogde maatschappelijke effecten heeft benadrukt dat de werkdruk beter hanteerbaar moet worden (paragraaf 2.3.6). Ook in het (meerjaren-) werkplan van dit programma staan veel activiteiten gepland voor het onderwerp werkdruk. In het programma PSA is er aandacht voor alle sectoren, dus ook voor de sector Zorg en Welzijn.

Risicobedrijven zijn bedrijven waarvan de Inspectie SZW het vermoeden heeft dat er een verhoogde kans is op het voorkomen van PSA in het bedrijf. Dit kunnen organisaties zijn in hoogrisicosectoren voor PSA of organisaties waarvan de Inspectie SZW signalen heeft dat er mogelijk een verhoogd risico is op PSA, bijvoorbeeld door binnen een sector de hoogverzuimers te selecteren of meldingen te selecteren binnen actieve inspectieprojecten.

Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft is er meer aandacht nodig voor mensen met psychische klachten op de werkvloer. Deze leden zijn benieuwd of de Staatssecretaris een rol ziet voor de Inspectie in het bevorderen van een klimaat van openheid op de werkvloer, met betrekking tot psychische problemen.

Een van de belangrijkste onderdelen van een goede aanpak van PSA is het in kaart brengen van de voornaamste oorzaken die leiden tot werkstress/PSA. Vervolgens moeten werkgevers en werknemers samen aan de slag om een plan van aanpak op te stellen om de oorzaken van werkstress/PSA weg te nemen. Met de zelfinspectietool werkdruk en ongewenst gedrag kan de werkgever nagaan of hij voldoende doet om PSA aan te pakken en de werknemers daar voldoende bij betrekt. Tijdens de inspecties let de Inspectie SZW erop in hoeverre de OR is betrokken bij het onderzoek naar de oorzaken en het plan van aanpak en of voorlichting over de risico’s van PSA en de getroffen maatregelen zijn geland bij werknemers.

Tot slot zijn de leden van de GroenLinks-fractie zeer benieuwd naar de wijze waarop gevolg wordt gegeven aan de motie van de leden Özütok en Gijs van Dijk (Kamerstuk 25 883, nr. 317) om meer aandacht te besteden aan het bestrijden van seksuele intimidatie op de werkvloer.

Werkgevers zijn verplicht om een beleid te voeren om psychosociale arbeidsbelasting – kortweg PSA – te voorkomen. Seksuele intimidatie is één van de factoren die kan leiden tot PSA. De Inspectie SZW houdt toezicht op de kwaliteit van het door werkgevers gevoerde PSA-beleid. Daarbij verlangt de Inspectie bijvoorbeeld het aanstellen van een vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen, een klachtenprocedure en een klachtencommissie, het opstellen van gedragsregels en het instrueren van werknemers en leidinggevenden daarop.

De Inspectie SZW heeft daarnaast een speciaal team voor arbeidsdiscriminatie. Dit team gaat na of werkgevers op alle zogenoemde twaalf discriminatiegronden, waaronder ook de discriminatiegrond geslacht, een beleid voor haar werknemers voert. Dit team selecteert organisaties voor inspecties op het antidiscriminatiebeleid op basis van onder meer meldingen over seksuele intimidatie bij de Inspectie SZW én berichten in de media.

Ook zal de Inspectie SZW in 2018 extra aandacht besteden aan een veilige werkcultuur, zoals ik ook heb aangegeven in de Kamerbrief «Seksuele intimidatie en geweld» die door de Minister van Justitie en Veiligheid mede namens mij is verzonden13. Het Ministerie SZW zal dat ook doen, onder meer door het onder de aandacht brengen van ontwikkelde instrumenten en het organiseren van bijeenkomsten.

De leden van de SP-fractie constateren dat terwijl het aantal inspecties in de periode van 2012 tot 2016 met 20 procent terugliep, het aantal ongevallen over diezelfde periode met eenzelfde percentage toenam. Dit kan volgens de leden geen toeval zijn en zij hameren dan ook op het belang van inspecties waarbij inspecteurs daadwerkelijk achter hun computer vandaan komen en op de werkvloer toezien op het naleven van wet- en regelgeving.

De leden van de SP-fractie merken voorts op dat de kengetallen uit de diverse jaarverslagen van de Inspectie van de afgelopen tien jaar, niet altijd vergelijkbaar zijn weergegeven. De leden vragen dan ook aan de regering een doorlopende getallenreeks over de periode van 2007 tot en met 2017 voor wat betreft de belangrijkste kengetallen waaronder het aantal inspecties, het aantal handhavingsinterventies, het aantal (dodelijke) ongevallen, het opgelegde en geïnde boetebedrag, de begroting en het aantal fte. Ook verzoeken de leden de regering er zorg voor te dragen dat getallen ook in de toekomst vergelijkbaar en daarmee controleerbaar blijven.

De verantwoording over de genoemde jaren heeft plaatsgevonden in jaarverslagen, begrotingsdocumenten en jaarplannen. Daar wordt ingegaan op de mate waarin cijfers al dan niet vergelijkbaar zijn in de tijd. Cijfers zijn per definitie niet zonder reserve vergelijkbaar in de tijd omdat er voortdurend sprake is van aanpassingen in de te handhaven wetgeving en van aanpassingen in de gevolgde handhavingsstrategie. Bovendien is de Inspectie zich de afgelopen jaren steeds meer gaan richten op het bereiken van maatschappelijk effect. Daarbij hanteert de Inspectie een brede interventiemix, waarbij zij kijkt welke interventie leidt tot het meeste maatschappelijk effect. De gevraagde kengetallen doen geen recht aan deze aanpak. De regering kan er niet, zoals de leden vragen, zorg voor dragen dat de getallen vergelijkbaar zijn. De regering zorgt er wel voor dat jaarverslagen en jaarplannen de benodigde toelichtingen bevatten om de cijfers te duiden. In dit verband zij verwezen naar de tabel in hoofdstuk 5 van het Jaarplan.

De leden zijn van mening dat gelet op het feit dat het hier soms letterlijk om leven en dood gaat, de voorgenomen uitbreiding van de Inspectie te langzaam gaat. De in het regeerakkoord toegezegde 50 miljoen is pas vanaf 2022 structureel beschikbaar. In 2018 is slechts 13 miljoen extra beschikbaar. Bij de begrotingsbehandeling hebben de leden gepoogd de uitbreiding te versnellen middels het amendement van het lid Van Kent (34 775 XV, nr. 13). De reactie van het ministerie op het betreffende amendement was dat het technisch niet mogelijk is meer geld op effectieve wijze in te zetten en verwijst daarbij naar het voorliggende jaarplan. De leden willen weten uit welke passages van het jaarplan volgens de regering zou blijken dat de Inspectie maximaal 13 miljoen extra budget efficiënt in zou kunnen zetten. De leden verwachten hierop een uitgebreide reactie.

Zowel in de inleiding, als in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de uitbreiding. Daar wordt duidelijk gemaakt dat de structurele versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW met 50 miljoen euro een aanzienlijke opgave voor de Inspectie is. De komende jaren zullen in het teken staan van het werven, aannemen en opleiden van grote groepen mensen, daar waar de afgelopen jaren de beweging omgekeerd was. Om dat mogelijk te maken moet in 2018 de zogeheten frontloading plaatsvinden, versterkingen die een conditio sine qua non zijn voor verdere groei.

De Inspectie noemt de uitbreiding conform het ingroeipad uit het regeerakkoord reeds uitdagend. Ik heb geen reden aan de juistheid van dat oordeel te twijfelen: een nog hoger groeitempo is niet realistisch en vergroot risico’s op onzorgvuldigheid. Het sterkt mijn beeld dat er goed aan is gedaan in het regeerakkoord het ingroeipad op te nemen.

De leden van de SP-fractie wijzen de regering erop dat niet alleen de Inspectie SZW al jarenlang te kampen heeft met een structureel capaciteitsprobleem. Dit geldt ook voor overige inspecties. Zij vragen de regering dan ook een overzicht te geven van dezelfde kengetallen over eveneens de periode van 2007 tot en met 2017 van alle overige inspecties, te weten: Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), Agentschap Telecom (AT), Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), Inspectie van het Onderwijs (IvhO), Erfgoedinspectie (EGI), Inspectie Gezondheidszorg (IGZ), Inspectie Jeugdzorg (IJZ), Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ). De leden vragen de regering ook wat er in geld en uren begroot is voor al deze inspecties voor de komende regeerperiode.

De beoordeling van de toereikendheid van de capaciteit van een inspectiedienst verloopt niet via de door de leden genoemde kengetallen. Ten aanzien van de Inspectie SZW heeft ABD topconsult erop gewezen dat (politieke) doelen en middelen op elkaar afgestemd moeten zijn. Naar aanleiding daarvan is voor de situatie op de arbeidsmarkt het Inspectie Control Framework opgesteld, met scenario’s voor politieke besluitvorming.

Per toezichthouder, ministerie of begrotingshoofdstuk wordt de afweging tussen de beoogde doelen en de inzet van mensen en middelen gemaakt.

De leden zijn voorstander van een verregaande samenvoeging van inspecties zodat zij niet langs elkaar heen werken en zij de krachten kunnen bundelen. Zij vragen of de regering het met de leden eens is dat indien het inderdaad zo is dat de Inspectie SZW niet sneller kan groeien dan het tijdspad dat de regering hanteert, dit juist pleit voor een samenvoeging van de diverse inspecties. De leden verwachten een uitgebreide beantwoording op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen.

De regering is voorstander van nauwe samenwerking tussen inspecties. Het regeerakkoord benadrukt dit. De redenatie dat samenvoeging van inspecties iets zou bijdragen aan het tempo waarin de uitbreiding voor de doelen eerlijk, gezond en veilig werk vorm krijgt, deel ik niet. De beperkende factor voor de uitbreiding is immers de omvang van de huidige organisatie die zich richt op de doelen eerlijk, gezond en veilig. Vakgroepen van inspecteurs op hele andere terreinen zullen dat tempo niet versnellen.

De leden van de SGP-fractie vragen in het kader van het jaarplan graag aandacht voor het toezicht op de sanering van asbestdaken. Door de Kamer is afgelopen najaar de motie van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 25 883, nr. 308) aangenomen, waarin de Kamer de regering verzoekt in overleg met de sector ervoor te zorgen dat veilig gebruik van werkbakken aan hijskranen bij sanering van grote en moeilijk bereikbare dakoppervlakten mogelijk wordt en, indien nodig, vrijstelling te geven dan wel de regelgeving aan te passen. De regering wil eerst onderzoek uit laten voeren dat pas in de loop van 2018 afgerond kan worden. De leden van de SGP-fractie constateren dat het handhavingsbeleid niet eenduidig is en dat project stilliggen omdat een veilig en werkbaar alternatief voor het gebruik van werkbakken aan hijskranen niet beschikbaar is. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat deze gang van zaken niet bijdraagt aan voortvarende asbestsanering.

Het saneren van asbest is bijzonder risicovol werk waarbij een goede bescherming van werknemers noodzakelijk is. Ik ben met de SGP-fractie van mening dat het werk op een veilige manier moet worden uitgevoerd. De regels voor het gebruik van een werkbak in combinatie met een hijskraan gelden al vele jaren en zijn ook bij de sector bekend.

De geluiden van de sector worden door mij serieus genomen. Ik laat dan ook een onafhankelijk onderzoek uitvoeren naar de problematiek die de asbestsaneerders aangeven, zoals ook aan uw Kamer toegezegd naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Laçin (SP)14. Het onderzoek zal in kaart brengen in welke situaties problemen ontstaan bij de inzet van beschikbare werkmethoden onder de huidige regelgeving en welke veilige oplossingen er voor deze problemen mogelijk zijn. Daarbij wordt ook naar mogelijkheden voor innovatie gekeken.

Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie of de Staatssecretaris de mening deelt dat het van groot belang is dat er op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid en een werkbare oplossing komt in lijn met de motie.

Zoals aangegeven laat ik een onafhankelijk onderzoek uitvoeren om na te gaan in welke situaties op dit moment problemen ontstaan bij de inzet van bestaande werkmethoden onder de huidige regelgeving en welke veilige oplossingen voor deze problemen mogelijk zijn. Ik zie er op toe dat de resultaten van het onderzoek zo snel mogelijk beschikbaar komen.

De SGP-fractie informeert of de Staatssecretaris in het handhavingsbeleid rekening kan houden met het lopende onderzoek en het verzoek van de Kamer om veilig gebruik van werkbakken aan hijskranen mogelijk te maken.

Het saneren van asbestdaken met behulp van een combinatie van een hijskraan en werkbak is op grond van reeds lang bestaande regels niet toegestaan. Bij overtreding van de regels treedt Inspectie SZW handhavend op. De uitkomst van het onderzoek wordt afgewacht om na te gaan welke problemen op dit moment ontstaan bij de inzet van bestaande werkmethoden onder de huidige regelgeving en welke veilige oplossingen voor deze problemen zijn. Mochten er veilige oplossingen zijn waarbij de huidige regelgeving te beperkend is dan zal op basis van het onderzoek bezien worden of aanpassing mogelijk is.

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is van het aangekondigde onderzoek. Voorts willen zij weten of het opleveren van de resultaten versneld kan worden.

De aanbestedingsprocedure is gestart. Zoals ik tijdens de begrotingsbehandeling van 20 en 21 december jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 37, item 8 en Handelingen II 2017/18, nr. 38, items 3 en 5) heb toegezegd komen de resultaten van het onderzoek naar verwachting in ieder geval voor de zomer van 2018 beschikbaar.

De SGP-fractie heeft verder begrepen dat vanuit de sector al onafhankelijk onderzoek is geïnitieerd. Zij vragen wat dan nog de toegevoegde waarde is van het door de Staatssecretaris geïnitieerde onderzoek. Zij willen weten of de Staatssecretaris bereid is de resultaten van het door de sector geïnitieerde onderzoek serieus te nemen en te benutten voor het snel mogelijk maken van het gebruik van werkbakken aan hijskranen.

Het is van belang dat wordt vastgesteld in hoeverre op dit moment problemen ontstaan bij de inzet van bestaande werkmethoden onder de huidige regelgeving en welke veilige oplossingen voor deze problemen mogelijk zijn. Daartoe laat ik het eerder aan uw Kamer toegezegde onderzoek verrichten. Ik heb de sector gevraagd om input voor de opzet van dit onderzoek. De sector heeft daar geen gebruik van gemaakt. Nadien heb ik vernomen dat de sector een eigen onderzoek laat uitvoeren. Daar waar mogelijk zal ik de resultaten, als ik die ontvang, benutten voor en betrekken bij het onderzoek dat ik laat verrichten.

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de bevindingen van onderzoeksbureau Conclusr, die onder meer aangeven dat vier procent van de bedrijven op geen enkele wijze de arboverplichtingen zou hebben geregeld. 15 Deze leden vragen of en op welke wijze dergelijke gegevens worden meegenomen in het voorgenomen beleid voor 2018.

De Inspectie SZW voert jaarlijks onderzoek uit naar de naleving van arboverplichtingen en rapporteert hierover eens in de twee jaar middels de monitor «Arbo in bedrijf». Bij het onderzoek van het onderzoeksbureau Conclusr is de Inspectie SZW niet betrokken geweest. Het beeld dat een deel van de bedrijven geen interne arbodienst heeft en geen externe arbodienstverleners heeft ingeschakeld, komt overeen met de resultaten van de monitor «Arbo in bedrijf 2016». Deze gegevens zijn meegenomen in de programma’s van de Inspectie SZW voor 2018.

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over het handhavingsbeleid met betrekking tot bedrijfsongevallen in relatie tot de verplichte Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). Deze leden ontvangen het signaal dat de Inspectie SZW na het plaatsvinden van bedrijfsongevallen regelmatig boetes oplegt, omdat bedrijven in de ogen van de Inspectie deze ongevallen hadden kunnen voorkomen door in de RI&E de juiste inschatting te maken. Als een ongeval plaatsvindt, wordt bedrijven nogal eens snel verweten geen voldoende inventarisatie te hebben gemaakt, onvoldoende voorlichting te hebben gegeven en onvoldoende toezicht te hebben gehouden, terwijl de door de inspectie gesuggereerde preventie niet realistisch blijkt. De leden vragen of de Staatssecretaris erkent dat het voor bedrijven, zeker ook voor kleine bedrijven, lastig is om precies te voorzien welke ongevallen er zouden kunnen gebeuren en dat bedrijven niet op het redelijkerwijs onvoorzienbare mogen worden afgerekend. Deze leden willen erop wijzen dat het in de praktijk vaak lastig is om precies te voorzien wat allemaal mis kan gaan; regelmatig is juist sprake van ongedachte situaties.

De leden van de SGP-fractie krijgen signalen dat in situaties als de zojuist genoemde nauwelijks sprake lijkt te zijn van maatwerk in de sanctionering, ook niet als sprake is van een uitgebreide RI&E, terwijl de bedoeling van de recente wetgeving juist is om proportioneel te opereren, bijvoorbeeld door het geven van een waarschuwing en het toepassen van boetematiging. De leden van de SGP-fractie willen weten of de Staatssecretaris de mening deelt dat het handhavingsbeleid afgestemd moet zijn op de praktijk en rekening moet houden, ook qua boetematiging, met de dynamiek van de werkvloer en het algehele RI&E-beleid van een bedrijf. Zo ja, is zij bereid dit vorm te geven en hierover in overleg te gaan met de relevante sectoren? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SGP-fractie brengen naar voren dat de Inspectie bij de oplegging van sancties bij bedrijfsongevallen die gerelateerd zijn aan de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E), maatwerk moet leveren en rekening moet houden met het beginsel van proportionaliteit. Ik constateer dat de werkwijze van de Inspectie daarmee in overeenstemming is. Bij de overwegingen om al dan niet tot boeteoplegging over te gaan en of daarbij sprake moet zijn van matiging, worden door de werkgever geleverde inspanningen die gericht waren op het voorkomen van de geconstateerde overtreding door de Inspectie meegenomen. In haar Jaarverslag 2016 heeft de Inspectie toegelicht dat naar aanleiding van uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uit een oogpunt van evenredigheid van de boeteoplegging de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving en de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen zijn aangepast. Dit heeft ertoe geleid dat meer maatwerk kan worden geleverd om tot een evenredige boetehoogte te komen. Als gevolg daarvan is in 2016 in 16% van de zaken met betrekking tot arbeidsomstandighedenwetgeving overgegaan tot matiging van de boete en is in 13% van de zaken besloten niet over te gaan tot boeteoplegging. Bij arbeidsomstandighedenwetgeving is de voorzienbaarheid van een ongeval een aspect van de toetsing of, en zo ja in welke mate, een overtreding aan de potentiële overtreder kan worden toegerekend. Indien een werkgever niet op een overtreding had kunnen anticiperen, wordt niet tot boeteoplegging overgegaan.


X Noot
1

Nu.nl, «21.000 bedrijven en instellingen hebben arbozaken niet geregeld», 12 januari 2017.

X Noot
2

Kamerstuk 34 550 XV, nr. 73.

X Noot
3

CPB (2017), Actualisatie middellange termijnverkenning 2018–2021 (verwerking regeerakkoord), p. 9 en CBS Statline (geraadpleegd op 31 okt. 2017).

X Noot
4

CPB (2017), Actualisatie middellange termijnverkenning 2018–2021 (verwerking regeerakkoord), p. 9.

X Noot
5

Kamerstuk 34 734, nr. 20.

X Noot
6

Gezondheidsraad 2010: Asbest: Risico’s van milieu en beroepsmatige blootstelling.

X Noot
7

De raad geeft aan dat schattingen indiceren dat jaarlijks ongeveer 12% minder gevallen aan longkanker zouden voorkomen als er geen blootstelling aan asbest had plaatsgevonden.

X Noot
8

Jaarverslag 2016 Inspectie SZW, p. 39.

X Noot
9

In een aantal gevallen staat de daadwerkelijke waarde van het conservatoir beslag namelijk nog niet direct vast. Zo is bij roerende- en onroerende zaken pas bij vervreemding of in de executiefase bij openbare verkoop, na eventuele verrekening met hypotheeknemers, duidelijk welke waarde nu daadwerkelijk door het conservatoir beslag is geraakt.

X Noot
10

International Trends in Systems for Inspection of Labor Law Violations, Toshiharu Suzuki, Ibaraki University. Zonder specifieke referentie aan Nederland, wel wordt het Europese Senior Labour Inspectors Committee genoemd.

X Noot
11

«De Staat van eerlijk werk. Loon naar werken? Juni 2017.

X Noot
12

Arbobalans 2016.

X Noot
13

Kamerstuk 34 843, nr. 1.

X Noot
14

Kamerstukken 25 834 en 25 883, nr. 134.

X Noot
15

Nu.nl, «21.000 bedrijven en instellingen hebben arbozaken niet geregeld», 12 januari 2017.

Naar boven