34 775 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2018

Nr. 53 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 februari 2018

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 12 februari 2018 inzake berichtgeving ontmoeting met president Poetin (Kamerstuk 34 775 V, nr. 49).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 februari 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Met wie heeft u gedeeld dat de ontmoeting met Poetin destijds nooit heeft plaatsgevonden?

Antwoord:

Met niemand. De ontmoeting van mijn bron met president Poetin heeft namelijk wel degelijk plaatsgevonden.

Vraag 2

Heeft u dit, in de vorige functie, gedeeld met leden van de VVD fractie? En zo ja, wat was de reactie? En zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Ik heb niet met mensen binnen de VVD gedeeld dat ik er niet bij was.

Vraag 3

Klopt het dat de werkelijke getuige gesproken heeft met De Volkskrant? Heeft De Volkskrant laten weten waarom zijn/haar verificatie van het verhaal niet is opgenomen in het interview en de berichtgeving van de krant?

Antwoord:

De Volkskrant heeft inmiddels zelf bevestigd dat er contact is geweest tussen de bron en de hoofdredacteur van de Volkskrant. De wijze waarop de Volkskrant deze informatie verwerkt heeft in het artikel van 12 februari jl. is een autonome, journalistieke afweging geweest.

Vraag 4

Kunt u uitgebreid toelichten op basis van welke concrete aanwijzingen u vermoedt dat Rusland in geopolitieke zin handelt op basis van Groot-Rusland denken? Kunt u bijvoorbeeld aangeven welke onderdelen van de Russische buitenlandstrategie of welke facetten van de Russische buitenlandpolitiek deze zorg bij u opwekken?

Antwoord:

Rusland vormt een toenemende nucleaire, conventioneel militaire, hybride en cyberdreiging tegen Nederlandse, bondgenootschappelijke en Europese belangen. Het Russisch militair-technologisch vermogen bedreigt in toenemende mate de effectiviteit en inzetbaarheid van westerse wapensystemen en beperkt de vrijheid van handelen op zee, land en in de lucht. Ook is Rusland de afgelopen jaren bereid gebleken elders militaire middelen in te zetten, zoals in Georgië, Oekraïne en Syrië. Bovendien vormde de illegale annexatie van de Krim een schending van het internationale recht en een bedreiging van de Europese veiligheidsarchitectuur. Rusland’s gedrag maakt daarmee de Euro-Atlantische veiligheidsomgeving minder stabiel en voorspelbaar. Dit heeft geleid tot spanningen in de betrekkingen met de NAVO. Een openlijk militair conflict tussen Rusland en de NAVO blijft vooralsnog onwaarschijnlijk.

Vraag 5

Waarom heeft u uw leugen over uw aanwezigheid bij de bijeenkomst met Poetin niet eerder gemeld?

Antwoord:

Zoals gemeld in de brief die uw Kamer gisteren toeging (Kamerstuk 34 775 V, nr. 49), heb ik mijn bron gepoogd te beschermen. De wijze waarop ik dit heb gedaan was onverstandig. Ik hecht eraan op te merken dat ik stond en sta voor de geopolitieke betekenis van de weergave van de woorden van president Poetin.

Vraag 6

Wat deed u besluiten nu wel openheid te geven over uw leugen?

Antwoord:

Ik heb de vragen die de Volkskrant mij stelde tijdens het interview van 10 februari jl. beantwoord. Dit was overigens niet de eerste keer dat ik deze antwoorden aan journalisten heb gegeven, wanneer zij er naar vroegen, sinds mijn aantreden.

Vraag 7

Wie wisten ten tijde van de speech op het VVD congres in 2016 van de politici of medewerkers van de VVD dat de ontmoeting met Poetin zoals in de speech genoemd nooit had plaatsgevonden?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.

Vraag 8

Wanneer heeft u dit met de premier gedeeld?

Antwoord:

In de week van 29 januari jl., in de aanloop naar het interview met de Volkskrant, heb ik de Minister-President op de hoogte gebracht.

Vraag 9

Wanneer heeft u het feit dat u over dit voorval heeft gelogen precies aan de Minister-President gemeld?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 8.

Vraag 10

Waarom heeft noch u noch de premier daarna direct de Kamer ingelicht?

Antwoord:

Ik heb de premier gemeld dat er waarschijnlijk een vervelend verhaal over de speech van 2016 in de Volkskrant zou verschijnen. Ik heb de premier verteld dat de beschrijving van de gebeurtenis klopt, maar dat ik er niet zelf bij was en dat ik dit in volledige openheid aan de Volkskrant zou gaan melden in het gesprek dat ik met hen zou gaan hebben in opmaat naar een eventueel artikel. De voorgenomen openheid was de reden om geen melding te maken aan uw Kamer.

Vraag 11

Wanneer heeft u de woordvoerders van het ministerie op de hoogte gebracht?

Antwoord:

Als Minister is het aan mij en niet aan mijn ambtenaren om verantwoording af te leggen aan uw Kamer. Daarom ga ik vandaag vanzelfsprekend het debat met uw Kamer aan.

Vraag 12

Wat was het advies van de Minister-President aan u nadat u de Minister-President over uw leugen had geïnformeerd?

Antwoord:

In de week van 29 januari jl., in de aanloop naar het interview met de Volkskrant, heb ik de Minister-President geïnformeerd en gaf ik aan vragen hierover naar waarheid te zullen beantwoorden. De Minister-President heeft aangegeven dit te ondersteunen.

Vraag 13

Welke opdracht hebben de woordvoerders van het ministerie gekregen over het al dan niet aanwezig zijn bij het genoemde gesprek destijds? En waarom is gekozen voor de oorspronkelijke woordvoeringslijn?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 11.

Vraag 14

Waarom heeft u tussen 2006 en nu nooit het verhaal ontkend?

Antwoord:

De uitspraken van president Poetin kwamen mij in 2014 ter ore. In 2016 heb ik op onverstandige wijze dit verhaal op mezelf betrokken in een poging mijn bron te beschermen. Na specifieke vragen van journalisten in december 2017 heb ik aangegeven dat ik niet zelf bij de bijeenkomst met president Poetin aanwezig was. In een interview met de Volkskrant heb ik deze lezing herhaald. Zoals ik gisteren aan uw Kamer schreef (Kamerstuk 34 775 V, nr. 49), betreur ik mijn handelwijze in dezen.

Vraag 15

Waarom heeft de Minister-President de Kamer niet geïnformeerd nadat hij door u geïnformeerd was over uw leugen?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 10.

Vraag 16

Waarom heeft u bij eerdere vragen van journalisten het verhaal niet eerder ontkend, ook op het moment dat u al Minister was?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 14.

Vraag 17

Zijn er meer van dergelijke zaken die de Kamer over u zou moeten weten?

Antwoord:

Nee.

Vraag 18

Heeft u letterlijk geciteerd wat er tijdens de betreffende bijeenkomst door Poetin is gezegd?

Antwoord:

Ik heb de strekking van het verhaal in mijn eigen woorden herhaald, op basis van wat de bron mondeling met mij en met anderen heeft gedeeld.

Vraag 19

Waarop baseert u de conclusie dat de geopolitieke betekenis van de woorden van president Poetin groot was nu u niet zelf bij het gesprek aanwezig was?

Antwoord:

Zoals ik heb gezegd, heb ik de anekdote vernomen in de eerste helft van 2014 in de context van het optreden van Rusland in Oekraïne. Eerst was er sprake van een militaire operatie op de Krim, gevolgd door de illegale annexatie door Rusland. Daarna begon Rusland met het destabiliseren van het oosten van Oekraïne, met alle gevolgen vandien. De Europese Unie heeft naar aanleiding daarvan sancties afgekondigd tegen Rusland. De uitspraak van president Poetin gaf in dat licht goed weer hoe hij aankijkt tegen de rol van Rusland in de regio.

Vraag 20

Is er een verslag van de bespreking die volgens u heeft plaatsgevonden? En zo nee, waarom meent u dan zeker te weten wat Poetin heeft gezegd nu u daar niet zelf bij bent geweest?

Antwoord:

Het is mij niet bekend of er een verslag bestaat van deze bijeenkomst.

Vraag 21

Heeft u vaker anekdotes van anderen verteld alsof u ze zelf heeft meegemaakt?

Antwoord:

Nee.

Vraag 22

Welke risico's zijn er verbonden aan uw recente uitspraken voor uw bron?

Antwoord:

Ondanks de keuze van de Volkskrant om gemaakte afspraken niet na te komen, hecht ik eraan om nog steeds geen uitspraken te doen over mijn bron. Ik heb te allen tijde de vertrouwelijkheid van mijn bron in acht genomen.

Vraag 23

Welke internationale reacties heeft u ontvangen?

Antwoord:

Tot op heden is er behalve een persbericht van de Russische ambassade in Den Haag en algemene mediaberichtgeving in buitenlandse pers geen internationale reactie ontvangen.

Vraag 24

Heeft u in het gesprek met de formateur gemeld dat u publiekelijk een onwaar verhaal hebt verkondigd over een ontmoeting met de Russische president? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Nee, dit heb ik niet gemeld.

Vraag 25

Waarom heeft u enkele weken geleden aan de Minister-President gemeld dat dit verhaal niet klopte? Wat was de aanleiding?

Antwoord:

In de week van 29 januari jl. heb ik de Minister-President op de hoogte gebracht. De directe aanleiding om de Minister-President te informeren was het verzoek voor een interview met de Volkskrant.

Vraag 26

Wie gaf de opdracht aan de VVD om het nieuws te verspreiden?

Antwoord:

Ik ben niet op de hoogte van een opdracht. Als deze opdracht gegeven is, kwam deze niet van mij.

Vraag 27

Wanneer heeft u voor het eerst dit verhaal verteld? Bij welke gelegenheid?

Antwoord:

Het verhaal kwam mij in 2014 ter ore via mijn bron. Bij het VVD congres in 2016 heb ik de strekking van het inhoudelijke verhaal verteld, echter heb ik op onverstandige wijze het verhaal op mezelf betrokken.

Vraag 28

Kunt u een tijdlijn en een overzicht geven wanneer wat gezegd is?

Antwoord:

Teneinde uw Kamer een volledig overzicht te kunnen verschaffen, verwijs ik u naar het mondelinge debat met uw Kamer.

Vraag 29

Wat is er veranderd dat u nu wel antwoord geeft op vragen van de Volkskrant en in eerdere instantie niet?

Antwoord:

Direct na mijn aantreden als Minister van Buitenlandse Zaken heb ik de afweging gemaakt niet inhoudelijk te reageren op persvragen over dit onderwerp. Toen begin 2018 opnieuw vragen werden gesteld door de Volkskrant heb ik besloten daar in een persoonlijk gesprek op te reageren.

Vraag 30

Welke betekenis heeft dit voor de Nederlandse positie in de VN-Veiligheidsraad en de Nederlandse geloofwaardigheid?

Antwoord:

Op de kwestie van geloofwaardigheid ga ik in tijdens het debat met uw Kamer.

Vraag 31

Denkt u dat de Russische autoriteiten weten wie in 2006 aanwezig is geweest bij de betreffende bijeenkomst? In hoeverre is dat een overweging geweest bij het toe-eigenen van de anekdote?

Antwoord:

Het is mij niet bekend welke informatie de Russische autoriteiten hebben of vastleggen over deze bijeenkomst. Dit heeft geen rol gespeeld bij mijn handelen. De enige reden was de bescherming van mijn bron.

Vraag 32

Wanneer heeft u voor het laatst verkondigd dat u al in 2006 president Poetin hebt ontmoet? Bij welke gelegenheid?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 27.

Vraag 33

Wanneer heeft u de coalitiepartijen ingelicht?

Antwoord:

In aanloop naar de publicatie van het Volkskrant interview heb ik contact gehad met de coalitiepartijen.

Vraag 34

Waarom heeft u de verslaggever van de Volkskrant juist nu verteld dat uw verhaal niet waar was?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 29.

Vraag 35

Wat is de reden dat u eerst u eerst de media te woord heeft gestaan en daarna pas de Kamer heeft geïnformeerd?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 10.

Vraag 36

Is dit besproken tijdens de gesprekken met de formateur? En zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Nee.

Vraag 37

Wat was de datum van het gesprek met Poetin in 2006 waar u niet bij aanwezig was? Was u op die datum wel in Rusland?

Antwoord:

De exacte datum van het gesprek in 2006 is mij niet bekend. Ik was in 2006 wel zelf in Rusland.

Vraag 38

Wat voor type bijeenkomst was dit? Waren er, naast Poetin, ook niet-Russische politici bij aanwezig?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 31.

Vraag 39

Hoeveel mensen waren er aanwezig bij het gesprek met Poetin in 2006?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 31.

Vraag 40

Wie waren er aanwezig bij het gesprek in 2006?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 31.

Vraag 41

Is er een verslag van de bijeenkomst in 2006 gemaakt? Zo ja, kunt u die met de Kamer delen? Zo nee, bent u bekend met de inhoud van het verslag en hoe waardeert u dit?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 31.

Vraag 42

Wie hebben toegang tot dit verslag, indien dat gemaakt is?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 31.

Vraag 43

Wanneer en waar bent u geïnformeerd over de uitspraak van Poetin in 2006?

Antwoord:

De uitspraken van president Poetin kwamen mij in 2014 ter ore via mijn bron.

Vraag 44

Is hetgeen u beweert over de uitspraak van Poetin een letterlijke weergave van hetgeen de anonieme bron u heeft gemeld? Zo nee, op welke onderdelen en hoe wijkt dit af?

Antwoord:

Ik heb het verhaal in mijn eigen woorden herhaald, zoals de bron mij mondeling heeft medegedeeld. De strekking van het inhoudelijke verhaal komt hiermee overeen.

Vraag 45

Is hetgeen u beweert over de uitspraak van Poetin ook de inschatting van het kabinet en de inlichtingendiensten wat betreft de Russische ambities in de genoemde landen?

Antwoord:

Ik verwijs in deze naar de Kamerbrief van mei 2015 «Betrekkingen met Rusland» waarin het kabinetsbeleid wordt uiteengezet (Kamerstuk 34 000 V, nr. 69).

Vraag 46

Waarom heeft u deze leugen niet eerder rechtgezet?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.

Vraag 47

Waarom moet de anonimiteit van de bron na 12 jaar alsnog gewaarborgd worden? Heeft de bron van deze bewering de afgelopen weken bevestigd anoniem te willen blijven? Wanneer is dat voor het laatst gebeurd?

Antwoord:

Ik heb de afweging gemaakt mijn bron te beschermen. De wijze waarop ik dit heb gedaan was onverstandig.

Vraag 48

Aan wie heeft u eerder al laten weten dat u er niet bij was in de datsja met Poetin?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 7.

Vraag 49

Waarom had u anderen al wel, maar de Kamer niet geïnformeerd?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 10.

Vraag 50

Vindt u dit informatie om niet aan de Kamer te melden?

Antwoord:

De inhoud van het verhaal stond en staat voor mij niet ter discussie. Dit laat onverlet dat ik onverstandig heb gehandeld in de wijze waarop ik mijn bron heb willen beschermen.

Vraag 51

Wanneer heeft u de Minister-President voor het eerst geïnformeerd over deze leugen? Wat is er toen met die informatie gedaan?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 12.

Vraag 52

Wanneer heeft uw bron de inhoud van uw verhaal vertrouwelijk aan de Volkskrant bevestigd?

Antwoord:

Voorafgaand aan de publicatie van het interview in de Volkskrant.

Vraag 53

Wat verstaat u onder Groot-Rusland?

Antwoord:

Daaronder versta ik Rusland en de gebieden die Rusland, op grond van historische en culturele banden, tot zijn invloedsfeer rekent. Dit gebied komt grotendeels overeen met dat van de voormalige Sovjet-Unie. Rusland zet sinds het begin van de eeuw politieke, economische en militaire middelen in om haar invloed in deze gebieden te vergroten.

Vraag 54

Wat bedoelt u als u zegt dat Poetin terug wil naar Groot-Rusland en vervolgens een rijtje landen opsomt?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 53.

Vraag 55

Wat is uw definitie van nepnieuws en van desinformatie?

Antwoord:

Ik kan mij vinden in de definitie dat nepnieuws desinformatie is, die wordt verspreid om geld te verdienen of om de publieke opinie te beïnvloeden.

Vraag 56

Klopt het dat VVD-collega’s aan deze niet gebeurde anekdote hebben gerefereerd toen u inmiddels Minister was? Waarom is dat gebeurd? Heeft u daar tegen opgetreden? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Dat is bij mij niet bekend.

Vraag 57

Is er, behalve het vertrouwen in een anonieme bron, een manier om te verifiëren dat het verhaal naar uw zeggen «gewoon waar» is? Zo ja, welke?

Antwoord:

Naar mijn weten heeft de bron voorafgaand aan publicatie bij de Volkskrant bevestigd dat het verhaal klopt. Daarnaast zijn er ook derden die de lezing kunnen bevestigen.

Vraag 58

In welke taal deed Poetin deze uitspraak? In het Russisch? Wie heeft de uitspraak vertaald?

Antwoord:

De uitspraken van president Poetin zijn mij in 2014 via de bron ter ore gekomen.

Vraag 59

U stelt dat u uzelf in het verhaal hebt opgevoerd om de bron te beschermen. Bevestigt deze bron het verhaal over de uitspraken die door president Poetin zouden zijn gedaan?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 57.

Vraag 60

Heeft De Volkskrant contact kunnen leggen met deze bron om het verhaal te verifiëren? De Volkskrant heeft daar in haar artikel in elk geval niet naar verwezen, waarom is dat volgens u?

Antwoord:

Ja. Journalistieke overwegingen laat ik aan de Volkskrant.

Vraag 61

Hebt u, sinds uw aantreden, dit verhaal, en in het bijzonder uw eigen aanwezigheid, nog bevestigd in een publieke setting?

Antwoord:

Nee. Niet in een publieke noch in een besloten setting.

Vraag 62

Bent u zelf van mening nog over voldoende gezag te beschikken om het gesprek met de Russische Federatie en haar vertegenwoordigers aan te gaan en daarbij de belangen van het Koninkrijk optimaal te dienen?

Antwoord:

Hierover ga ik graag het debat aan met uw Kamer.

Vraag 63

Heeft u niet een te alarmistisch beeld geschetst van de geopolitieke intenties van Rusland?

Antwoord:

Het beeld dat ik wilde schetsen is dat van een assertief Rusland dat zijn directe buren ziet als zijnde zijn invloedssfeer, mede op basis van historische argumenten. De landen in kwestie zijn soevereine landen die zelf willen kunnen beschikken over hun oriëntatie. We hebben gezien in het geval van Oekraïne welke gevolgen dat kan hebben.

Vraag 64

Heeft u na uw aantreden als Minister melding gemaakt van het feit dat u niet zelf aanwezig was in de datsja van president Poetin? Zo ja, aan wie en wanneer?

Antwoord:

Ja. Dit verhaal heb ik in december 2017 naar aanleiding van een directe vraag van de media reeds verteld, in de context van een interview.

Vraag 65

Waarom hebt u ervoor gekozen om tot op heden uw bron te beschermen?

Antwoord:

Ik achtte het juist om de bron te beschermen vanwege potentiële gevolgen voor hem en zijn bedrijf.

Vraag 66

Zijn er derden met wie uw bron hetzelfde verhaal heeft gedeeld?

Antwoord:

Ja.

Vraag 67

Is er reden om te twijfelen aan de inhoud van uw verhaal? Graag een toelichting.

Antwoord:

Ik heb het verhaal vernomen van de persoon die dit direct van de Russische president heeft gehoord. De bron heeft aangegeven dat de strekking van mijn woorden overeenkomt met de woorden die hij president Poetin hoorde uitspreken.

De uitspraak zelf past in een breder beeld zoals geschetst in de antwoorden op vragen 4 en 19.

Vraag 68

Heeft u aanwijzingen dat de kwestie gevolgen heeft voor Russische medewerking binnen het MH17-dossier?

Antwoord:

MH17 is en blijft de hoogste prioriteit van het kabinet. De kern daarvan vormt het strafrechtelijk onderzoek van het OM en de eventuele vervolging en berechting. Als Minister van Buitenlandse Zaken zet ik mij net als mijn voorgangers in voor het internationale draagvlak van MH17. Rusland is daarbij net als alle andere landen gehouden aan VNVR-resolutie 2166. Rusland heeft ook meerdere malen toegezegd die ook te implementeren en mee te werken aan het onderzoek.

Vraag 69

Welke militaire en niet-militaire middelen heeft de Russische Federatie de afgelopen jaren ingezet teneinde de westerse (rechts)orde te destabiliseren?

Antwoord:

Niet-militaire middelen is het hele pallet dat reikt van ongewenste buitenlandse inmenging via desinformatie tot het inzetten van economische instrumenten zoals energiebeleid. Over militaire middelen, zie onder meer antwoord op vraag 4. Daarnaast verwijs ik naar de relevante Kamerbrieven1.

Vraag 70

Waarom vond u het van belang deze uitspraken van president Poetin wereldkundig te maken?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 4

Vraag 71

Wanneer heeft u voor het eerst kennis genomen van de informatie over de uitspraken die president Poetin in 2006 zou hebben gedaan?

Antwoord:

De uitspraken van president Poetin kwamen mij in 2014 via mijn bron ter ore.

Vraag 72

Klopt het dat u deze informatie hebt gekregen van de toenmalige CEO van Shell, de heer Van der Veer?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 22.

Vraag 73

Waarom brengt u het punt van bronbescherming naar voren als u zelf de informatie naar buiten heeft gebracht? Als u dat niet had gedaan zou uw bron toch niet in de problemen kunnen komen?

Antwoord:

Ik achtte het van belang het inhoudelijke verhaal van president Poetin wereldkundig te maken, omdat de geopolitieke betekenis van die woorden groot was en is. Ik heb er hierbij voor gekozen om de bron te beschermen. De wijze waarop ik heb gehandeld, is onverstandig.

Vraag 74

Was in dit geval bronbescherming aan de orde, aangezien de heer Van der Veer heeft bevestigd dat hij bij een gesprek met de heer Poetin aanwezig was, waarbij volgens de heer Van der Veer de Minister in zijn toenmalige functie niet aanwezig was?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 22.

Vraag 75

Is het juist dat president Poetin de uitspraken heeft gedaan in het kader van het schetsen van een historisch perspectief?

Antwoord:

Volgens de bron komt de strekking van mijn woorden overeen met de woorden van president Poetin.

Duidelijk is dat zijn uitspraken in het licht van de ontwikkelingen in Georgië in 2008, die in Oekraïne in 2014 en de spanningen in de Baltische landen relevant zijn.

Vraag 76

Kunt u aangeven wat precies het geopolitieke belang van deze informatie is en in hoeverre die afwijkt van uitlatingen die president Poetin bij andere gelegenheden heeft gedaan over de positie en de ambities van Rusland?

Antwoord:

De uitspraak van Poetin heeft in essentie betrekking op wat hij ziet als invloedsfeer van Rusland. Van soortgelijke uitspraken is later in 2014 ook melding gemaakt. Ik doel daarbij op uitspraken van president Poetin tegen respectievelijk president Porosjenko en commissie-president Barroso, waar de media melding van heeft gemaakt: http://www.sueddeutsche.de/politik/berichte-des-ukrainischen-praesidenten-putin-soll-europa-massiv-gedroht-haben-1.2134168.

Vraag 77

Waarom vond u het pas in het voorjaar van 2016 opportuun deze informatie naar buiten te brengen, onder meer in een interview met NRC Handelsblad in maart en op een congres van de VVD in mei?

Antwoord:

Deze informatie is mij in 2014 via mijn bron ter ore gekomen. Ik achtte het van belang het inhoudelijke verhaal van president Poetin wereldkundig te maken, omdat de geopolitieke betekenis van die woorden groot was en is.

Vraag 78

Heeft u na uw publieke mededeling op het congres van de VVD deze zaak besproken met de Minister-President en/of de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken?

Antwoord:

Nee.

Vraag 79

Heeft u dit onderwerp aan de orde gesteld tijdens uw gesprek met de Minister-President voorafgaande aan uw benoeming tot Minister van Buitenlandse Zaken en zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Nee, dit heb ik niet gemeld, omdat de inhoud van het verhaal wat mij betreft niet ter discussie stond.

Vraag 80

U zegt in het interview met de Volkskrant van 12 januari dat u de Minister-President «een paar weken geleden hebt geïnformeerd over de uitspraken van Poetin en de wijze waarop ik de bron van deze informatie heb willen beschermen». Kunt u aangeven wanneer dat precies is geweest en bij welke gelegenheid?

Antwoord:

Ik heb hierover in de week van 29 januari jl., in aanloop naar het interview met de Volkskrant, gesproken met de Minister-President.

Vraag 81

Kunt u uitleggen waarom noch uzelf, noch de Minister-President «een paar weken geleden» hebben besloten hierover de Kamer te informeren, zeker gezien de gevoeligheid in de betrekkingen tussen Nederland en Rusland?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 10.

Vraag 82

Bent u van mening dat u in de ontstane situatie in het buitenland de belangen van Nederland nog effectief en geloofwaardig kunt behartigen?

Antwoord:

Op de kwestie van geloofwaardigheid ga ik in tijdens het debat met uw Kamer.

Vraag 83

Wanneer werd u zich er van bewust dat uw verhaal over uw aanwezigheid bij de bijeenkomst met Vladimir Poetin in 2006 een leugen was?

Antwoord:

De inhoud van het verhaal staat voor mij niet ter discussie. De wijze waarop ik heb geprobeerd om mijn bron te beschermen was onverstandig.

Vraag 84

Gezien het feit dat u heeft aangegeven dat het niet uw eigen ervaring betreft, maar die van een beschermde bron: van wie heeft u het verhaal gehoord?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 22.

Vraag 85

Indien u niet kunt aangeven van wie u het verhaal heeft «geleend», hoe kunnen we uw verhaal van een fabricatie onderscheiden?

Antwoord:

Voor mij staat de strekking van het verhaal niet ter discussie. Dit heeft de bron bevestigd.

Vraag 86

Hoe is uw verhaal te verifiëren?

Antwoord:

De bron heeft aan de Volkskrant bevestigd voorafgaand aan de publicatie dat de strekking van mijn woorden overeenkomt met hetgeen hij van president Poetin heeft gehoord.

Vraag 87

En indien dat niet kan, hoe kunt u dan verwachten dat we u geloven?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik u naar het antwoord op vraag 86.

Vraag 88

Wanneer heeft de Volkskrant u benaderd met het verhaal over uw gefabriceerde ontmoeting met Poetin?

Antwoord:

Op de dag van het aantreden van het nieuwe kabinet heeft de Volkskrant voor het eerst contact gezocht. In januari jl. werd ik opnieuw benaderd door de Volkskrant met een aantal vragen dat ik op 10 februari jl. in een mondeling interview heb beantwoord.

Vraag 89

Kunt u een overzicht geven van wie, naast de Volkskrant, de afgelopen jaren nog meer hebben gevraagd naar de feitelijke juistheid van uw verhaal over uw ontmoeting met Poetin in 2006? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

In december heb ik journalisten die er specifiek naar vroegen verteld dat ik niet aanwezig was. Deze lezing heb ik bevestigd in het gesprek met de Volkskrant op 10 februari jl.

Vraag 90

Klopt het dat u uw bron in contact heeft gebracht met de Volkskrant, zoals de u aangaf in uw interview met Nu.nl? Zo nee, is hier tevens sprake van een «geleend» verhaal?

Antwoord:

Ik heb de Volkskrant de gelegenheid geboden om mijn verhaal te verifiëren bij de bron.

Vraag 91

Indien de bron van het «geleende» verhaal daadwerkelijk bestaat, zou u uw bron dan kunnen aansporen om naar een besloten hoorzitting te komen om ten overstaan van de Commissie voor Buitenlandse Zaken het verhaal nogmaals te vertellen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Indien uw Kamer dit wenselijk acht, kunt u dit verzoek richten tot de bron.

Vraag 92

Wanneer heeft u het verhaal gehoord over de ontmoeting met Poetin en diens uitspraken bij de betreffende bijeenkomst in 2006?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 43.

Vraag 93

Wanneer besloot u dit verhaal te «lenen» en te presenteren als eigen ervaring?

Antwoord:

Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 14.

Vraag 94

Hoe heeft u gepoogd het verhaal van uw bron te verifiëren?

Antwoord:

De geloofwaardigheid van de bron stond voor mij niet ter discussie, evenals de inhoud van het verhaal. Ik hecht eraan op te merken dat er derden zijn die mijn lezing bevestigen.

Vraag 95

Wanneer heeft u de Minister-President op de hoogte gesteld van uw gefabriceerde verhaal?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 8.

Vraag 96

Is uw «geleende» verhaal aan de orde gekomen in uw gesprek met de formateur? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft u de formateur hierover medegedeeld?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 24.

Vraag 97

Wanneer vond de bijeenkomst in het buitenhuis van de Russische President plaats?

Antwoord:

Volgens de bron vond deze ontmoeting met president Poetin in 2006 plaats.

Vraag 98

Kunt u aangeven in welk buitenhuis van Poetin de bijeenkomst precies plaatsvond?

Antwoord:

Dit is mij niet bekend.

Vraag 99

Wie waren er wél aanwezig bij de bijeenkomst?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar een antwoord op vraag 31.

Vraag 100

Hoeveel andere verhalen heeft u «geleend» en van wie? Graag toelichten met voorbeelden.

Antwoord:

Geen.

Vraag 101

Was u echt aanwezig bij de bomaanslag in Bogota zoals u in 2015 bij Pauw beweerde? Zo ja, kunt u dit bewijzen? Zo nee, kunt u aangeven van wie u dit verhaal heeft «geleend»? (https://nos.nl/artikel/2070202-zijlstra-getuige-van-bomaanslag-in-2003.html)

Antwoord:

Ja.

Vraag 102

In hoeverre is uw buitenlands beleid gebaseerd op «geleende» verhalen?

Antwoord:

Het buitenland beleid van het kabinet is gebaseerd op het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) en bestaande beleidslijnen.

Vraag 103

Heeft u kennis genomen van de grote verontwaardiging die vandaag in de internationale pers ontstond over uw leugens? Zo nee, hoe blijft u op de hoogte van het internationale nieuws?

Antwoord:

Ik heb kennis genomen van de berichtgeving.

Vraag 104

Wat denkt u dat de impact is van deze nieuwsberichten op het imago van Nederland in het buitenland?

Antwoord:

Op de kwestie van geloofwaardigheid ga ik in tijdens het debat met uw Kamer.

Vraag 105

Deelt u de opvatting dat u hiermee het internationale imago van Nederland schaadt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Nee, die opvatting deel ik niet. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 104.

Vraag 106

Wat denkt u dat de impact is van deze nieuwsberichten op uw onderhandelingspositie bij het vertegenwoordigen van de Nederlandse belangen ten opzichte van het buitenland?

Antwoord:

Hierbij verwijs ik naar het antwoord op vraag 104.

Vraag 107

Gezien de gespannen diplomatieke verhoudingen tussen Nederland en Rusland, in hoeverre denkt u deze verhoudingen te verbeteren met het fabriceren van verhalen over een ontmoeting met de Russische President?

Antwoord:

De realiteit is dat Rusland zich steeds meer af lijkt te keren van de internationale rechtsorde en de bestaande veiligheidsordening in Europa, waar Nederland bijzonder aan hecht. Dergelijk handelen van Rusland resulteerde enkele jaren geleden reeds in een complexe relatie met het land. Ik beoog de verhoudingen te verbeteren door helder te zijn richting Rusland en in te blijven zetten op communicatie en functionele contacten. Ik zie voor deze opstelling geen realistisch alternatief.

Vraag 108

Gezien het aanstaande voorzitterschap van Nederland van de VN- Veiligheidsraad: hoe denkt u dit nog geloofwaardig te kunnen doen?

Antwoord:

Het Koninkrijk der Nederlanden geniet een uitstekende en solide reputatie binnen de Verenigde Naties. Ik heb geen twijfel dat ook tijdens onze voorzitterschapsmaand in maart – en de rest van het jaar – de inzet en prioriteiten van het Koninkrijk goed verwezenlijkt kunnen worden.

Vraag 109

Hoe denkt u nu nog op een geloofwaardige wijze Nederland te kunnen vertegenwoordigen in het buitenland en in internationale organisaties?

Antwoord:

Op de kwestie van geloofwaardigheid ga ik in tijdens het debat met uw Kamer.


X Noot
1

Kamerstuk 26 643, nrs. 496 en 508

Naar boven