34 775 J Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2018

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE WETSARTIKELEN

2

 

Wetsartikel 1

2

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

3

 

1.

Leeswijzer

4

 

2.

Agenda van het Deltafonds

8

 

3.

Productartikelen

16

 

4.

Bijlagen

72

   

1.

Voeding van het Deltafonds en begrotingsstaat per productartikelonderdeel

72

   

2.

Verdiepingsbijlage

75

   

3.

Overzicht Hoogwaterbeschermingsprogramma

105

   

4.

Instandhouding

109

   

5.

Lijst van afkortingen

136

A. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk jaar afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) stelt de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Begroting Hoofdstuk XII) op van de Rijksbegroting, de begroting van het Infrastructuurfonds en de begroting van het Deltafonds.

Voor u ligt de begroting van het Deltafonds.

Door een apart fonds voor water kan beter invulling worden gegeven aan de doelstellingen zoals vastgelegd in de Waterwet (artikel 7.22a t/m 7.22d), te weten de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en sinds 1 januari 2015 ook waterkwaliteit. Zo mag het fonds jaarlijkse saldi (meer of minder uitgaven in enig jaar) overhevelen – in tegenstelling tot de beleidsbegroting van IenM – waardoor (kasmatige) vertragingen en versnellingen van projecten niet hoeven te leiden tot budgettaire knelpunten.

Het Deltafonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de begroting Hoofdstuk XII (artikelonderdeel 26.02). Daarnaast betalen de waterschappen gezamenlijk de helft van de jaarlijkse bijdrage aan de versterkingsmaatregelen van primaire waterschapskeringen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en dragen de waterschappen bij aan de afronding van het HWBP-2. Tevens worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

In het Deltaprogramma zijn de maatregelen, voorzieningen en onderzoeken voor de korte termijn (eerstvolgende zes jaren in detail en de twaalf jaar daaropvolgend indicatief) beschreven en wordt een doorkijk gegeven voor de voorbereidingen die voor de langere termijn worden getroffen om ons land nu en in de (verre) toekomst adequaat te beschermen tegen hoog water en van voldoende zoetwater te blijven voorzien.

Het Deltaprogramma is het jaarlijkse bijstuk bij de Deltafondsbegroting. Het biedt een overzicht van alle maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Deze projecten worden geheel of gedeeltelijk uit het Deltafonds gefinancierd. Ook gaat het Deltaprogramma in op de middellange- en langetermijnstrategieën op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. In de periode tot en met 2014 is in het Deltaprogramma gewerkt aan de voorbereiding van hoofdkeuzes op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening (de deltabeslissingen) en concrete voorkeursstrategieën per gebied als richtinggevend kompas voor het uitvoeren van maatregelen tot 2050. In 2014 zijn de Deltabeslissingen en de voorkeursstrategieën vastgesteld en beleidsmatig verankerd in de Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 2009–2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 710, nr. 34).

1. LEESWIJZER

Structuur

De opzet en de structuur van de begroting voor het Deltafonds zijn gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. De begrotingstoelichting kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd.

  • 1. Allereerst is de begroting(wet)staat voor het Deltafonds voor het jaar 2018 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.

  • 2. In de agenda Deltafonds is vervolgens inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2018 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2018 begint.

  • 3. Het laatste onderdeel van de agenda, «Begroting op hoofdlijnen», verstrekt inzicht in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.

  • 4. In de artikelgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel zijn de MIRT tabellen met de realisatieprojecten alsmede de verkenningen en planuitwerkingprogramma’s opgenomen waarin de begrotingsmutaties op projectniveau zichtbaar zijn gemaakt. Deze MIRT tabellen zijn in ieder geval voorzien van toelichtingen indien sprake is:

    • van een wijziging (anders dan door de verwerking van prijsbijstelling) in het taakstellend projectbudget groter dan 10% of meer dan € 10 miljoen;

    • van een wijziging groter dan 1 jaar in de oplevering van het project.

    De stand «vorig» betreft de stand in de eerste suppletoire begroting 2017.

    Meer gedetailleerde informatie over de projecten die zich thans in de fase van verkenning, planuitwerking en realisatie bevinden, kunt u vinden in de individuele projectbladen van het MIRT Overzicht 2018. Voor de projecten in de MIRT tabellen is waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar het projectblad van dat project in het MIRT Overzicht.

  • 5. In de verdiepingsbijlage is door middel van een meerjarige mutatietabel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit voor de volledige looptijd van het fonds.

  • 6. De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op de rijksbegrotingsvoorschriften de onderstaande punten in de begroting verwerkt:

  • 1. Naar aanleiding van de motie van de leden Van Helvert en Van Veldhoven (Kamerstukken II 2015–2016 34 475 XII, nr. 12) worden bij alle begrotingsartikelen op het Infrastructuurfonds en Deltafonds groter dan € 1 miljard de begrotingsmutaties boven de € 5 miljoen toegelicht. Dit heeft als praktische uitwerking dat bij de artikelen tussen de € 200 miljoen en € 1 miljard de ondergrens voor technische mutaties ook neerwaarts is bijgesteld. Voor beleidsmatige mutaties was er bij de artikelen van deze omvang reeds sprake van een ondergrens van € 5 miljoen. De norm voor het toelichten van de begrotingsmutaties op het niveau van artikelonderdeel is hiermee als volgt:

    Norm bij te verklaren verschillen

    Omvang begrotingsartikel (stand Ontwerpbegroting in € miljoen)

    Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

    Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

    < 50

    1

    2

    ≥ 50 en < 200

    2

    4

    ≥ 200 < 1.000

    5

    5

    ≥ 1.000

    5

    5

  • 2. In bijlage 1 zijn de uitgaven voor het fonds weergegeven. Daarbij is het verschil met artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen van de Begroting hoofdstuk XII uitgewerkt. Dit verschil betreft de overige ontvangsten van het fonds.

  • 3. Op de productartikelen worden onder de desbetreffende tabel «budgettaire gevolgen van de uitvoering» na de begrotingsperiode extracomptabel de budgetten op het niveau van artikelonderdeel weergegeven voor de looptijd tot en met 2031.

  • 4. Significante kasschuiven en begrotingsmutaties op de beschikbare budgetten worden in de verdiepingsbijlage op hetzelfde detailniveau (artikelonderdeel) tot en met 2031 toegelicht. Dit rekening houdend met de norm zoals hierboven is aangegeven.

  • 5. Voor beheer, onderhoud en vervanging is een aparte bijlage opgenomen. Deze bijlage geeft inzicht in zowel het Infrastructuur- als het Deltafonds.

In het Wetgevingsoverleg begrotingsonderzoek van 12 oktober 2016 is uitgebreid met uw Kamer gesproken over kasschuiven op de fondsbegrotingen. In het kader van de informatievoorziening wordt hieronder aangegeven waarom deze kasschuiven worden doorgevoerd op de fondsbegrotingen en op welke plek de in de begroting 2018 doorgevoerde kasschuiven worden toegelicht.

Op de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds vinden jaarlijks kasschuiven plaats. Middels kasschuiven wordt ervoor gezorgd dat de beschikbare kas per jaar en per modaliteit blijft aansluiten op de in de begroting geactualiseerde programmering. Kasschuiven zijn altijd budgetneutraal, hetgeen betekent dat de hoeveelheid middelen die meerjarig beschikbaar is niet wijzigt als gevolg van de kasschuif. In bijlage 2 van de begrotingen van het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn de significante kasschuiven in de begroting 2018 over de gehele looptijd van de begroting inzichtelijk gemaakt en toegelicht. Indien sprake is van politiek relevante kasschuiven dan worden deze tevens opgenomen en toegelicht in de begroting op hoofdlijnen. De begroting op hoofdlijnen treft u op pagina 11 van deze begroting.

Groeiparagraaf: wat is nieuw in deze begroting

In de groeiparagraaf worden de belangrijkste verbeteringen in de begroting beschreven ten opzichte van het voorgaande jaar.

Verbeteringen informatievoorziening via de begrotingscyclus

In aanloop naar de begroting 2017 is er door de rapporteurs mw. Visser en dhr. Hoogland namens de vaste Kamercommissie IenM voor de begrotingscyclus samengewerkt met vertegenwoordigers vanuit IenM om tot verbetervoorstellen voor de informatievoorziening via de begrotingscyclus te komen. In het Wetgevingsoverleg Jaarverslagen op 30 juni 2016 hebben zij over hun aanbevelingen gerapporteerd. Naar aanleiding van deze aanbevelingen zijn er reeds in de begroting 2017, het MIRT Overzicht 2017 en het jaarverslag 2016 verbeteringen aangebracht. Deze verbeteringen zijn toegelicht in de groeiparagraaf van de begroting 2017 en het jaarverslag 2016.

In de begroting 2018 en het MIRT Overzicht 2018 zijn de volgende verbeteringen aangebracht:

  • 1. In het MIRT Overzicht 2018 is bij alle projecten de koppeling tussen project- en beleidsdoelstellingen meer expliciet gelegd. Dit is gedaan door in alle projectbladen in het MIRT Overzicht een onderdeel toe te voegen waarin is aangegeven op welke wijze het desbetreffende project een bijdrage levert aan (een van) de beleidsdoelstellingen zoals geformuleerd in de beleidsbegroting van IenM.

  • 2. Conform aankondiging in de begroting 2017 is onderzocht of in het MIRT Overzicht 2018 een financiële eindverantwoording kan worden geïntroduceerd voor opgeleverde projecten in lijn met de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op dat vlak. Uitkomst van dit onderzoek is dat de vanaf het MIRT Overzicht 2017 opgenomen tabel «ontwikkelingen planning en budget» bij alle projecten in de planuitwerking- en realisatiefase vanaf het MIRT Overzicht 2018 jaarlijks met een jaar zal worden uitgebreid. Op deze wijze wordt geleidelijk het overzicht uitgebreid en ontstaat op termijn voor alle projecten het door de Algemene Rekenkamer aanbevolen totaaloverzicht van de ontwikkelingen in de planning en het budget.

  • 3. In het MIRT Overzicht 2018 is voor alle projecten in de realisatiefase de voortgang van de realisatie inzichtelijk gemaakt door in de tabel «gerealiseerd budget» het gerealiseerde budget uit te drukken als percentage van het totale beschikbare budget.

  • 4. In het MIRT Overzicht 2018 is aanvullend inzicht verschaft in de rijksmiddelen die per departement beschikbaar zijn gesteld voor opgaven in het ruimtelijk domein.

  • 5. In bijlage 4 instandhouding is in de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds inzicht geboden in de budgetbehoefte voor instandhouding.

Met de doorgevoerde verbeteringen zijn alle aanbevelingen van de rapporteurs mw. Visser en dhr. Hoogland verwerkt. Het komende jaar zal de nadruk liggen op het bevorderen van de kwaliteit van de doorgevoerde verbeteringen.

Naast de bovengenoemde verbeteringen in de informatievoorziening is er in deze begroting ook opvolging gegeven aan de Kabinetsreactie op het IBO «flexibiliteit in de infrastructurele planning». Op pagina 14 van deze begroting treft u de verbeteringen in de informatievoorziening die hieruit voortvloeien op de Infrastructuurfonds- en Deltafondsbegroting.

Instandhoudingsbijlage

In deze begroting zijn de onderstaande punten opgenomen in de bijlage 4 Instandhouding:

  • Conform de toezegging uit de voorgaande begroting, en zoals bevestigd in het wetgevingsoverleg van 17 juni 2017, wordt inzicht geboden in de beschikbare budgetten en budgetbehoefte voor instandhouding;

  • Er is invulling gegeven aan de motie Belhaj (Kamerstukken II 2016–2017 34 550, nr. 48). Deze verzoekt om inzicht te bieden in de stand van zaken van het beheer en onderhoud van de grote strategische bruggen op het hoofdwegennet;

  • Er wordt invulling gegeven aan de toezegging uit de eerste suppletoire begroting 2017 om nader inzicht te geven in de balanspost «nog uit te voeren werkzaamheden».

Nieuwe indicator Deltafonds «Waterhuishouding op orde»

In het kader van de nieuwe meerjarige prestatieafspraken (2018–2021) tussen de directoraten-generaal en Rijkswaterstaat over het Beheer en Onderhoud, is gekozen voor een nieuwe indicator op artikel 3.01 watermanagement van het Deltafonds die beter aansluit bij de beleidsdoelstellingen voor de waterhuishouding van het Hoofdwatersysteem. De oude indicatoren «Beschikbaarheid Streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet» en «Spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend» zijn vervangen door een indicator «Waterhuishouding op orde». De indicator is uitgebreid omdat in de vorige indicator (beschikbaarheid streefpeilen) alleen het peilbeheer van de genoemde belangrijke watersystemen werd gemeten. In de vernieuwde indicator worden ook de overige peilgereguleerde rijkswateren meegenomen: de Midden Limburgse en Noord Brabantse kanalen, de Twentekanalen, de Noord-Nederlandse en Zeeuwse kanalen. Ook wordt nu in alle jaargetijden gemonitord. Naast het reguliere peilbeheer toont deze indicator ook in hoeverre wateroverlast en -tekorten met de infrastructuur voorkomen kunnen worden en de verzilting bestreden wordt.

Nieuw artikelonderdeel: 04.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Vooruitlopend op de omzetting van de beschikbare middelen voor de afsluitdijk naar een DBFM-reeks worden de beschikbare bedragen voor de afsluitdijk overgeboekt naar een nieuw artikel 04.02. Geïntegreerde contractvormen/PPS. Hiermee worden de geïntegreerde contractvormen/PPS apart inzichtelijk gemaakt in de begroting.

Nieuw artikelonderdeel: 05.04 Reserveringen

In het verleden werden in de investeringsruimte reserveringen getroffen voor risico’s en nieuwe beleidsvoornemens. Om beter inzicht te geven in de aard van de reserveringen is het nieuwe artikelonderdeel 5.04 Reserveringen gecreëerd. Hierop worden budgetten geraamd voor toekomstige opgaven, maar waarover nog geen startbeslissing is genomen. Op dit moment zijn de volgende posten gereserveerd:

  • Om de regionale keringen in beheer bij het Rijk aan de met ingang van 1 juli 2016 in het Waterbesluit opgenomen normen te laten voldoen, is binnen de programmaruimte voor de periode tot en met 2031 een reservering van € 200 miljoen getroffen.

  • Voor een rijksbijdrage aan de Rijksstructuurvisie Grevelingen/Volkerakzoommeer is € 30 miljoen gereserveerd.

2. AGENDA DELTAFONDS

Werken aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit vraagt continu inspanningen en investeringen. Deze worden verantwoord in het Deltafonds. Het aantal mensen en de waarde van het te beschermen goed veranderen onder invloed van economische en demografische ontwikkelingen. Ook water en bodem veranderen in de loop van de tijd: de zeespiegel stijgt en de bodem daalt. Door de klimaatverandering wordt het warmer en zullen rivierafvoeren en regenval grotere extremen vertonen.

Het Deltaprogramma is het nationale programma waarin Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken om Nederland veilig en aantrekkelijk te houden en goed te blijven voorzien van zoetwater. Zo kan onze economie blijven profiteren van de gunstige ligging in de delta.

Het Deltaprogramma heeft als doel ons land nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde te houden.

Mijlpalen en resultaten 2018

Hieronder wordt ingegaan op de mijlpalen in het lopende programma. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2018 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2018 start.

Beheer, onderhoud en vervanging

Voor het beheer en onderhoud zijn afspraken over prestaties gemaakt voor het watermanagement en beheer en onderhoud waterveiligheid, waaronder kustlijnhandhaving met zandsuppleties, stormvloedkeringen en rijkswaterkeringen zoals dijken, dammen en duinen. Deze afspraken over prestaties zijn nader toegelicht in artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging van het Deltafonds. In 2018 wil IenM onder meer de volgende activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en vervanging uitvoeren:

Beheer, onderhoud en vervanging

Hoofdwatersystemen

• Zandsuppleties basiskustlijn

• Levensduurverlengend onderhoud aan stuwen Nederrijn/ Lek

Voor een nadere toelichting op de stand van zaken van beheer, onderhoud en vervanging wordt verwezen naar bijlage 4 Instandhouding van deze begroting.

Aanleg

In 2018 wordt voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de waterveiligheid, onder andere door het uitvoeren van de programma’s HWBP-2, HWBP, Maaswerken en Ruimte voor de Rivier. Hieronder volgen de mijlpalen die IenM bij deze programma’s in 2018 wil behalen:

Programma’s Waterveiligheid

Programma

Mijlpaal

Project

HWBP-2

• Start realisatie

• HWBP2 Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam

 

• Oplevering

• HWBP2 Lekdijk KIS

   

• HWBP2 Ameland Waddenzeekering

HWBP

• Start realisatie

• Gameren

• Eemshaven–Delfzijl

 

• Oplevering

• Eemdijk/Spakenberg

• Lemsterhoek

• Noorderhaven Hartlingen

• Spuihaven Schiedam

• Keersluis de Whaa

• Ijsseldijk Gouda (urgent deel)

• Blerick bij de oude gieterin

• Pannerden/ Loo

Maaswerken

• Start realisatie

• n.v.t.

 

• Oplevering

• Grensmaas: Itteren

• Grensmaas: Hoogwaterdoelstelling

• Dijkringen clusters A (Ohé en Laak)

• Dijkringen clusters B (Grevenbicht-Roosteren)

Ruimte voor de Rivier

• Start realisatie

• n.v.t.

 

• Oplevering

• Extra Uiterwaardvergraving Millingerwaard

• Dijkverbetering Nederrijn/Arnhemse en Velpsebroek Dijkverbetering Lek/Betuwe/Tieler- en Culemborgerwaard

• Dijkverbetering Lek/Alblasserwaard en Vijfheerenlanden

Overige

• Oplevering

• Legger Vlieland

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor de lopende programma’s wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen, de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer, het Deltaprogramma 2018 en het MIRT Overzicht 2018. Het Deltaprogramma is te vinden op de website1 van de deltacommissaris.

Begroting op hoofdlijnen

Verlenging looptijd investeringsfondsen tot en met 2031

Mede ingegeven door de motie van het lid Harbers c.s. (Kamerstukken II 2015–2016 34 300, nr. 50) is vorig jaar besloten om het Infrastructuurfonds en het Deltafonds met ingang van de begroting 2018 jaarlijks met een jaar te gaan verlengen. Bij de begroting 2018 betekent dit dat de looptijd van de investeringsfondsen wordt verlengd tot en met 2031.

Met de verlenging tot en met 2031 komt in totaal – inclusief structurele ontvangsten – een ruimte van circa € 1,3 miljard beschikbaar op het Deltafonds. Deze ruimte wordt bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding van het huidige areaal. Hiervoor is in 2031 circa € 0,9 miljard benodigd.

De ruimte die in 2031 resteert na aftrek van de doorlopende verplichtingen betreft investeringsruimte en bedraagt circa € 0,4 miljard.

Belangrijkste wijzigingen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2017. Een volledig overzicht van de mutaties is terug te vinden in bijlage 2: Verdiepingsbijlage.

Begroting op hoofdlijnen (bedragen x € 1.000)
   

Art

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023–2030

2031

Stand ontwerp-begroting 2017

 

904.656

1.098.123

1.088.828

1.170.252

1.343.675

1.230.007

9.506.808

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2017

 

62.537

– 239

58.983

9.002

       

Stand 1e suppletoire begroting 2017

 

967.193

1.097.884

1.147.811

1.179.254

1.343.675

1.230.007

9.506.808

 

I Belangrijkste mutaties Deltafonds

 

15.853

21.444

16.251

30.574

25.062

17.853

137.411

1.315.126

 

Kaderrelevante mutaties DF

                 

1

Loon- en Prijsbijstelling 2017

div

14.057

17.270

16.737

17.971

19.536

18.137

145.083

18.136

2

Reservering BRO

5

8.000

10.000

10.000

9.500

5.930

     

3

Overboeking Zoetwatermaatregelen

 

– 9.458

– 9.690

– 12.397

         

4

Bijdrage min EZ: Project Wind op Zee

3/5

5.501

4.368

3.345

4.533

       

5

Extrapolatie 2031

div

             

1.297.274

6

HWBP-2 vrijval

1

           

– 5.400

 

7

Bijdrage eID

5

 

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 2.080

– 260

8

Bouw Nieuwe GEO centrifuge

1

 

– 1.030

– 1.030

– 1.040

       
 

Overige

 

– 2.247

786

– 144

– 115

– 144

– 24

– 192

– 24

                     
 

Mutaties binnen kader DF

                 
                     

9

HWBP-2 vrijval

1

           

– 81.000

 
   

1

           

54.000

 
   

5

           

27.000

 

10

Ruimte voor de rivier

1

           

– 77.600

 
   

5

           

77.600

 

11

Reservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierverruiming

1

           

196.000

 
   

5

           

– 196.000

 

12

Inpassen min-regels

5

150.000

   

– 150.000

       
   

1

– 150.000

   

150.000

       

13

Afsluitdijk

1

– 5.057

– 47.400

– 215.100

– 228.365

– 211.500

– 41.250

– 121.182

 
   

5

     

– 2.970

– 2.970

– 2.970

– 23.760

– 2.970

   

4

5.057

47.400

215.100

231.320

214.470

44.220

144.942

2.970

                     

Stand ontwerp-begroting 2018

 

983.046

1.119.328

1.164.062

1.209.828

1.368.737

1.247.860

9.644.219

1.315.126

Ad 1. Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Ad 2. Bij de begroting 2018 worden op het Infrastructuurfonds en Deltafonds middelen vrijgemaakt voor Basisregistratie Ondergrond (BRO). De vrijgemaakte middelen worden gereserveerd op het Deltafonds en worden in tranches overgeheveld naar de begroting HXII waar de uitgaven voor BRO worden verantwoord.

Ad 3. Naar het Provinciefonds worden voor de jaren 2017, 2018 en 2019 middelen (excl. BTW) overgeheveld ten behoeve van de uitvoering van Zoeterwatermaatregelen door provincies. De BTW componenten voor de jaren 2017, 2018 en 2019, gekoppeld aan de betreffende maatregelen worden afgedragen aan het BTW-compensatiefonds.

Ad 4. Dit betreft een bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken met name ten behoeve van ecologisch onderzoek omtrent het project Wind op zee.

Ad 5. In de begroting 2018 is de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

Ad 6 en 9. In deze begroting is een vrijval van het HWBP-2 verwerkt van € 81 miljoen. Over de middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 hebben de Minister van IenM en de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt in «afsprakenkader nieuwe waterveiligheidsnormen»2 (18 juni 2014), waarbij is afgesproken dat twee derde deel van de vrijval beschikbaar komt voor het HWBP en een derde voor de programmaruimte op het Deltafonds, ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Bij de verwerking moet ook rekening gehouden met de afspraak uit het Bestuursakkoord Water dat de individuele waterschappen 10% bijdragen aan het HWBP met het projectgebonden aandeel, teneinde de 50/50 verhouding in de bijdragen van Rijk en Waterschappen te handhaven. Dit is gedaan door de bijdragen van de waterschappen aan het Deltafonds te verlagen met € 5,4 miljoen.

Ad 10. Dit is op het project Ruimte voor de Rivier de vrije ruimte tussen budget en raming welke aan de investeringsruimte artikel 5.03 wordt toegevoegd.

Ad 11. De beleidsreservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierverruiming zijn de startbeslissingen voor de Rijn- en Maastakken genomen en is overgeboekt van artikel 05.03 Investeringsruimte naar artikelonderdeel 01.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma.

Ad 12. De minregel in 2017 op artikelonderdeel 5.03 Investeringsruimte als gevolg van de generieke kasschuif die bij begroting 2017 is verwerkt, wordt middels een kasschuif via het aanlegprogramma van investeren in veiligheid ingepast.

Ad 13. Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. Afronding van de aanbesteding staat gepland voor 2018. Vooruitlopend hierop zijn de beschikbare middelen voor de Afsluitdijk overgeboekt naar artikel 04.02.01. Geïntegreerde contractvormen/PPS.

Overprogrammering

Het instrument overprogrammering is door het kabinet ingezet om te zorgen dat de budgetten voor aanleg van infrastructuur ook daadwerkelijk tot besteding komen in de jaren waarin deze beschikbaar zijn gesteld. Op het Deltafonds fluctueert de programmering en is per jaar afwisselend sprake van een situatie van over- en onderprogrammering. Over de begrotingsperiode tot en met 2022 is per saldo sprake van een overprogrammering van circa € 458 miljoen. In de totale periode tot en met 2031 is het volledige programma altijd gedekt. Voor de verdere toelichting voor opzet en werking van het instrument op de fondsen wordt naar de leeswijzer van het Infrastructuurfonds verwezen. Voor meer details over dit instrument op het Deltafonds wordt naar artikelonderdeel 1.02 Overige Aanlegprojecten verwezen.

Gemiddelde uitgaven

Onderstaand zijn de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per productartikel in de periode 2017–2031 gepresenteerd.

Gemiddelde uitgaven van het Deltafonds 2017–2031 (€ 1.204 miljoen)

Gemiddelde uitgaven van het Deltafonds 2017–2031 (€ 1.204 miljoen)

IBO Flexibiliteit in infrastructurele planning

In het afgelopen jaar heeft het kabinet de IBO Flexibiliteit in infrastructurele planning (Tweede Kamer 34 550 A nr. 5, 2016–2017) aan de Tweede Kamer verzonden. In de kabinetsreactie heeft het kabinet de behoefte aan flexibilisering in het Infrastructuurfonds en Deltafonds en opgave gericht werken in het MIRT onderschreven. Eén van de aangekondigde verbeteringen is de introductie van een flexnorm, waarmee het inzicht in de meerjarige hardheid van de bestuurlijke afspraken wordt aangescherpt.

In de begroting 2018 wordt een eerste stap genomen om de flexnorm toe te passen in de begroting. De flexnorm is een percentage dat aangeeft welk aandeel van de aanlegbudgetten (inclusief investeringsruimte) naar mening van het kabinet flexibel is om bij nieuwe planvorming te betrekking. Het betreft de ruimte binnen de begroting waar nog geen definitieve oplossing is bepaald en gekozen kan worden voor een alternatieve aanwending of oplossing.

Overigens geldt dat ook waar wel bestuurlijke afspraken zijn gemaakt maar er nog geen juridische verplichtingen zijn aangegaan, de budgetten nog altijd onverminderd door de Tweede Kamer te amenderen zijn.

Met de introductie van de flexnorm komen de termen bestemd, gebonden en verplicht die tot op heden werden gehanteerd om een indicatie te geven van de hardheid van de bestuurlijke afspraken in de huidige memorie van toelichting te vervallen. In de kabinetsreactie bij het IBO is aangeven dat naar mening van het kabinet dit onderscheid niet in voldoende mate scherpte aanbracht in de hardheid van de onderliggende bestuurlijke afspraken.

In onderstaande tabel is weergegeven welke budgetten in de begroting 2018 conform hierboven geschetste flexnorm flexibel zijn om bij nieuwe planvorming te betrekken.

Art. ond.

Omschrijving

Budgetten t/m 2031

(€ mln.)

1.03

Studiekosten

33

2.03

Studiekosten

10

5.03

Investeringsruimte

1.511

5.04

Reserveringen

230

Totaal

1.784

Als percentage van de aanlegbudgetten (inclusief investeringsruimte)

17%

3. PRODUCTARTIKELEN

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het Rijk investeert in waterveiligheid om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de Rijkswateren. Het artikel waterveiligheid is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 1 Investeren in waterveiligheid (in € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

531.871

862.085

276.534

327.824

719.918

897.891

670.450

Uitgaven

587.938

436.921

526.713

382.754

424.265

625.963

657.823

Waarvan juridisch verplicht

   

89%

       

1.01 Grote projecten waterveiligheid

432.091

311.471

352.422

233.226

266.319

58.991

134.702

1.01.01 Programma HWBP-2 Waterschapsprojecten

229.746

163.805

201.768

102.429

110.077

21.950

133.690

1.01.02 Programma HWBP-2 Rijksprojecten

5.018

14.591

63.803

58.041

28.281

1.012

1.012

1.01.03 Ruimte voor de rivier

181.995

109.748

78.758

34.318

37.719

25.742

0

1.01.04 Maaswerken

15.332

23.327

8.093

38.438

90.242

10.287

0

               

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

147.808

114.879

169.799

147.008

155.556

563.972

520.621

1.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma

2.175

21.126

57.561

81.570

79.837

34.494

9.992

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.569

5.009

406

406

406

406

406

1.02.02 Realisatieprogramma

145.633

93.753

112.238

65.438

75.719

529.478

510.629

               

1.03 Studiekosten

8.039

10.571

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

1.03.01 Studie en onderzoekskosten

8.039

10.571

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

1.03.02 Overige studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

208.776

192.955

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid

208.776

192.955

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

1.09.01 Ontvangsten waterschappen HWBP-2

156.754

162.440

116.437

4.543

55.240

193

0

1.09.02 Overige ontvangsten HWBP-2

0

3.480

0

0

0

0

0

1.09.03 Ontvangsten waterschappen HWBP

29.054

22.698

58.118

137.485

117.195

151.189

151.456

1.09.04 Overige ontvangsten HWBP

0

0

0

0

0

0

0

1.09.05 Overige aanleg ontvangsten

22.968

4.337

23.289

20.230

17.122

3.788

0

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, zijn de budgetten in 2018 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2018.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

1 Investeren in waterveiligheid

436.921

526.713

382.754

424.265

625.963

657.823

496.308

531.657

1.01 Grote projecten waterveiligheid

311.471

352.422

233.226

266.319

58.991

134.702

40.800

79.071

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

114.879

169.799

147.008

155.556

563.972

520.621

453.008

450.586

1.03 Studiekosten

10.571

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

2.500

2.000

                 

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid

192.955

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

151.348

151.348

(Vervolg) Bedragen x € 1.000
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

1 Investeren in waterveiligheid

553.267

402.951

498.499

355.450

540.229

428.047

387.611

7.248.458

1.01 Grote projecten waterveiligheid

0

0

0

0

0

0

0

1.477.002

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

551.267

400.951

496.499

353.450

538.229

426.047

385.611

5.727.483

1.03 Studiekosten

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

43.973

                 

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid

145.948

151.348

151.349

151.348

151.349

151.349

151.349

2.405.976

1.01 Grote projecten waterveiligheid

Motivering

Deze projecten, waaraan de Tweede Kamer de status van Groot Project heeft toegekend, dragen bij aan de waterveiligheid in Nederland. Voor meer achtergrondinformatie over programmering in 2018 (en verder) wordt verwezen naar het MIRT 2018, de betreffende voortgangsrapportages en het Deltaprogramma 2018.

Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)

Producten

Onder dit programma vallen de verbetermaatregelen die zijn voortgekomen uit de periodieke toetsing volgens de Waterwet. Uit de resultaten van de eerste (2001) en tweede (2006) toetsing op veiligheid van de primaire waterkeringen bleek dat een deel van deze keringen niet voldeed aan de wettelijke norm (Kamerstukken II, 2007–2008, 27 625 en 18 106, nr. 103). Verder bleek uit een toets in 2003 door RWS en de keringbeheerders dat de zeeweringen langs de Noordzeekust op een aantal locaties op een termijn van twintig jaar niet meer aan de geldende veiligheidsnorm zouden voldoen. Deze locaties zijn aangemerkt als Zwakke Schakels. Op negen van deze locaties ligt tevens een opgave tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de zogenaamde Prioritaire Zwakke Schakels Kust. Deze maken ook onderdeel uit van HWBP-2. Met de oplevering van Zwakke Schakel West-Zeeuws Vlaanderen in 2016 zijn alle zwakke schakels versterkt. Vanuit het HWBP-2 worden subsidies verstrekt aan de waterschappen voor de uitvoering van de vereiste verbetermaatregelen en worden de maatregelen aan de rijkskeringen betaald. Het HWBP-2 is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering. Met het afsluiten van het Bestuursakkoord Water (2011) dragen de waterschappen bij aan de financiering van het HWBP-2 en het HWBP. In bijlage 3 is een nadere toelichting op de financieringsafspraken ten aanzien van de Hoogwaterbeschermingsprogramma’s (HWBP-2 en HWBP) opgenomen.

Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder half jaar een Voortgangsrapportrage: vóór 1 april 2018 Voortgangsrapportage 13 en vóór 1 oktober 2018 Voortgangsrapportage 14.

Meetbare gegevens

Het HWBP-2 bestaat uit 87 versterkingsprojecten, inclusief de Zwakke Schakels. Per 31 december 2017 voldoen 81 projecten aan de vigerende veiligheidsnorm. Het programma bevindt zich inmiddels in de fase dat nagenoeg alle projecten in realisatiefase zijn. Eén project bevindt zich in de planstudiefase en vijf projecten in de realisatiefase. Er zijn zes resterende projecten, waarvan één project in 2018 start met de realisatie. Van de overige vijf projecten die al in uitvoering zijn, worden twee projecten in 2018 afgerond

Waar mogelijk worden innovatieve oplossingen gebruikt, zoals de toepassing van een flexibele kering bij het project Spakenburg. Deze unieke kering komt vanzelf omhoog bij opkomend water en beschermt de historische stadskern. Daarnaast kunnen investeringen vanuit het innovatiebudget HWBP-2 leiden tot nieuwe kennis over ontwerpvoorschriften voor het ontwerpen van damwanden.

In de basisrapportage (Kamerstukken II, 2011/2012, 27 625, nr. 237) is aangegeven dat de meerderheid van de projecten in 2017 is afgerond en dat enkele projecten een geprognosticeerde einddatum van na 2017 laten zien. Dit beeld is in de 11de voortgangsrapportage3 (welke de rapportageperiode van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 bestrijkt) niet gewijzigd. Na 2017 worden nog 6 projecten opgeleverd.

De dalende trend in de programmaraming heeft zich, volgens verwachting, verder doorgezet Hierdoor is het mogelijk om een meer actueel beeld van de programmaraming en actuele projectrisico’s te verkrijgen.

In deze begroting is een vrijval van het HWBP-2 verwerkt van € 81 miljoen. Over de middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 hebben de Minister van IenM en de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt in «afsprakenkader nieuwe waterveiligheidsnormen» (18 juni 2014), waarbij is afgesproken dat twee derde deel van de vrijval beschikbaar komt voor het HWBP en een derde voor de programmaruimte op het Deltafonds, ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Bij de verwerking moet ook rekening gehouden met de afspraak uit het Bestuursakkoord Water dat de individuele waterschappen 10% bijdragen aan het HWBP met het projectgebonden aandeel, teneinde de 50/50 verhouding in de bijdragen van Rijk en Waterschappen te handhaven. Dit is gedaan door de bijdragen van de waterschappen aan het Deltafonds te verlagen met € 5,4 miljoen.

Projectoverzicht tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma; realisatie (Budget in € mln.)
   

Totaal

       

Budget in € mjn.

 

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

later

huidig

vorig

Projecten

                       

Nationaal

                   

2021

2021

HWBP-2 Rijksprojecten

185

183

32

11

60

55

27

0

0

0

   

HWBP-2 Waterschapsprojecten

2.420

2.492

1.570

164

202

102

110

22

134

116

   

Overige projectkosten (programmabureau)

afrondingen

45

45

27

4

4

3

2

1

1

3

   

Programma

                       

Realisatie

2.650

2.720

1.629

179

266

160

139

23

135

119

   

Begroting (DF 01.01.01/02)

   

1.629

179

266

160

139

23

135

119

   

Ruimte voor de Rivier

Producten

De Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier is in 2006 door de beide Kamers vastgesteld. Met de PKB wil het kabinet twee doelstellingen bereiken:

  • Het op het vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen. Dit houdt in dat de veiligheid langs de Rijntakken en het benedenstroomse deel van de bedijkte Maas (vanaf Hedikhuizen) in overeenstemming wordt gebracht met de wettelijke vereiste norm.4

  • Een bijdrage leveren aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied, waardoor het rivierengebied economisch, ecologisch en landschappelijk wordt versterkt.

Uitgangspunt voor de PKB zijn de waterveiligheidsnormen die voorschrijven dat het Nederlandse rivierensysteem een piek in de waterafvoer, die statistisch eens per 1.250 jaar kan voorkomen, veilig kan verwerken. Dit is de maatgevende afvoer. Deze norm is in 2001 voor de Rijn vastgesteld op 16.000m3/s bij Lobith. De Maas benedenstrooms van Hedikhuizen moet uiterlijk in 2015 een maatgevende afvoer van 3.800m3/s bij Borgharen veilig kunnen verwerken. Voor de IJssel wordt de maatgevende afvoer gesteld op verwerking van een gezamenlijke toestroom van 250m3/s vanuit de zijrivieren.

De PKB bevat een besluit over het uiterlijk eind 2015 uit te voeren basispakket van 39 maatregelen en de plaats waar deze getroffen worden. Deze doelstelling is niet in 2015, maar wordt naar verwachting in 2019 behaald (zie Kamerstukken II 2015–2016 30 080, nr. 80 en 83). Vijf maatregelen bleken niet nodig voor het bereiken van de waterveiligheidsdoelstelling, waardoor 34 maatregelen resteren. De PKB geeft bovendien een doorkijk naar de lange termijnopgave voor waterveiligheid. Om flexibiliteit in te bouwen is gekozen voor een programmatische aanpak.

Per brief van 8 februari 2017 heeft de Tweede Kamer de Minister verzocht om de eindevaluatie zoals bedoeld in de Regeling Grote Projecten op te stellen. Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder halfjaar een voortgangsrapportrage. Op 1 april 2018 wordt de 31e en daarmee laatste voortgangsrapportage samen met de eindevaluatie aangeboden aan de Kamer.

Meetbare gegevens

Naar huidige inzichten is de stand per 31 december 2017 als volgt:

  • Voor 100% van het realisatiebudget is de projectbeslissing genomen. Alle maatregelen zijn uitgevoerd dan wel in uitvoering;

  • De waterveiligheidsdoelstelling van het programma Ruimte voor de Rivier is voor alle 25 van de 34 projecten in 2017 gehaald. In 2022 wordt de waterveiligheidsdoelstelling behaald voor IJsseldelta Reevediep (het gaat hier om IJsseldelta fase 2, dit project valt onder het Deltaprogramma).

Projectoverzicht Ruimte voor de rivier; realisatie (Budget in € mln.)
   

Totaal

       

Budget in € mjn.

 

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

later

huidig

vorig

Project Ruimte voor de rivier

                   

2019

2019

Nationaal

                       

Projectbudget

                       

Ruimte voor de rivier

2.313

2.387

2.026

110

79

34

38

26

0

0

   

Programma

                       

Realisatie

2.313

2.387

2.026

110

79

34

38

26

0

0

   

Begroting (DF 01.01.03)

   

2.026

110

79

34

38

26

0

0

   

Het lagere taakstellend budget wordt verklaard door het inboeken van een meevaller op het programma (– € 77 miljoen) en het op prijspeil brengen van het programma (+€ 3 miljoen).

Maaswerken

Producten

Op dit onderdeel worden de uitgaven van de deelprogramma’s Zandmaas en Grensmaas van het programma Maaswerken verantwoord. Maaswerken is voortgekomen uit het Deltaplan Grote Rivieren dat na de twee hoogwaters in de Rijn en de Maas in december 1993 en januari 1995 tot stand kwam. Belangrijkste doelstelling is het verbeteren van de bescherming van inwoners van Limburg en Noord-Brabant tegen hoogwater van de Maas.

Per brief van 8 februari 2017 heeft de Tweede Kamer de Minister verzocht om de eindevaluatie zoals bedoeld in de Regeling Grote Projecten op te stellen. Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder halfjaar een voortgangsrapportrage. Op 1 april 2018 wordt naar verwachting de 33e en daarmee laatste voortgangsrapportage samen met de eindevaluatie aangeboden aan de Kamer.

Voor de Zandmaas ligt de focus in 2018 op het feitelijk afronden van alle werkzaamheden. De hoogwaterdoelstelling is in 2016 gerealiseerd. Voor de Grensmaas ligt de nadruk in 2018 op de verdere realisatie van de zogeheten «11 locaties» (rivierverruiming door grindwinning).

Naast de werken in de Zandmaas en de Grensmaas zijn nog aanvullende maatregelen nodig om in alle dijkringen langs de Maas het wettelijke beschermingsniveau te bereiken (overstromingskans kleiner dan 1/250e per jaar). Het prioritaire deel van dit werk dient in 2020 gereed te zijn. De rest van de werkzaamheden loopt via het HWBP mee. Planuitwerking en realisatie van deze «prioritaire sluitstukkaden» gebeurt grotendeels door het waterschap Limburg en er is hiervoor vanuit het budget van Maaswerken € 75 miljoen beschikbaar gesteld. De aanpak voor de Grensmaas en de afspraken over de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Waterveiligheid Maas van 10 november 2011. De overige afgekeurde dijkringen langs de Maas worden op basis van urgentie geprogrammeerd in het HWBP.

Meetbare gegevens

Indicator

Grensmaas

Hoogwaterbeschermingsprogramma

100% in 2017

Natuurontwikkeling

1.208 ha

Grind

ten minste 35 mln. ton

Grensmaas en Zandmaas, natuurontwikkeling

De aanpassing van de scope Grensmaas en Zandmaas is bij brief van 5 maart 2013 aan de Tweede Kamer gemeld (Kamerstukken II, 2012–2013, 18 106, nr. 216).

De deelprogramma’s Grensmaas en Zandmaas (fase I) dragen primair bij aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. Daarnaast wordt met deze projecten natuur gerealiseerd die ten goede komt aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In het kader van de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur door Rutte I is bij het Zandmaasproject besloten 129 ha natuur niet te realiseren door de nevengeulen Belfeld en Sambeek uit de scope te halen. Deze nevengeulen leveren geen bijdrage aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. De natuuropgave binnen de Zandmaas is gerealiseerd. De feitelijke oplevering en overdracht is afhankelijk van de voortgang van de delfstofwinning.

In de Grensmaas is de scope nagenoeg gelijk gebleven. Alleen de verwerving van natuurgronden bij de locatie Roosteren (44 ha) is komen te vervallen. Deze locatie valt buiten de uitvoeringsovereenkomst met het Consortium Grensmaas. De totale oppervlakte natuurontwikkeling in de Grensmaas wordt daarmee 1.208 ha. Het Ministerie van EZ neemt hiervan thans 728 ha voor haar rekening (TK 18 106, nr. 230, 20 april 2015).

Projectoverzicht Maaswerken; realisatie (Budget in € mln.)
   

Totaal

       

Budget in € mjn.

 

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

later

huidig

vorig

Project

                       

Maaswerken

                       

Projecten Limburg

                       

Grensmaas

151

151

72

3

3

3

70

0

0

0

2017/2024

2017/2024

Zandmaas

398

397

307

20

5

36

20

10

0

0

2020

2017/2020

Programma

                       

Realisatie

549

548

379

23

8

39

90

10

0

0

   

Begroting (DF 01.01.04)

   

379

23

8

39

90

10

0

0

   

Toelichting

  • 1. Grensmaas: het bereiken van de hoogwaterdoelstelling is voorzien in 2017. De grindwinning loopt door tot eind 2023. Naar verwachting wordt het project in 2024 afgerond.

  • 2. Zandmaas: de hoogwaterdoelstelling is bereikt in 2016. De feitelijke oplevering wordt voorzien in de periode tot 2016 en de prioritaire sluitstukkaden in de periode tot 2020.

Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

De kengetallen hieronder geven informatie over de stand van zaken van maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid onder het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2), en de programma’s Ruimte voor de Rivier (RvdR) en Maaswerken. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende programma’s. De beleidsinspanningen van de Minister van lenM die onder Hoofdstuk XII (artikel 11) vallen richten zich op de regie op deze programma’s.

1.02 Overige aanlegprojecten

Motivering

Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma

Producten

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met maatschappelijke meerwaarde op het gebied van waterbeheer te verkennen en daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Op dit artikelonderdeel worden diverse projecten en programma’s verantwoord die zich in de MIRT-verkenningen- en planuitwerkingsfase bevinden.

Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma (Budget in € mln.)
 

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving

Huidig

vorig

PB of TB

Openstelling

Projecten Nationaal

       

Reservering Areaalgroei

14

14

   

Projecten Noordwest-Nederland

       

EPK Planuitw. en verkenningen Waterveiligheid

12

11

   

Ambitie Afsluitdijk

5

14

   

Projecten Zuid-Nederland

       

Ooijen-Wanssum

112

111

2016

2023

meerkosten rivierverruiming Rijn en Maas

193

0

   

Projecten Oost-Nederland

       

IJsseldelta 2e fase

161

121

2018

2022

Projecten Noord-Nederland

       

Legger Vlieland en Terschelling

0

3

2016

2017

Texel NIOZ

2

0

   

Projecten Zuidwest-Nederland

       

Zandhonger Oosterschelde

7

7

2016

2018

         

Totaal programma planuitwerking en verkenning

506

     

Begroting DF 01.02.01

506

     

PB is Projectbeslissing en TB is Trajectbesluit

De belangrijkste mutaties zijn:

Ooijen-Wanssum

In de Najaarsnota 2016 is de bijdrage van IenM aan de planstudiefase van € 10 miljoen overgeheveld naar de provincie Limburg en het resterende budget is geïndexeerd naar prijspeil 2017. In 2016 is het projectbesluit genomen en is de bestuursovereenkomst «realisatiefase gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum» getekend. Daarmee start de realisatiefase. De rijksbijdrage voor de uitvoering van dit project wordt vanaf 2017 structureel overgeheveld naar het provinciefonds. De oplevering van het gehele project (gebiedsontwikkeling) is gepland in 2023. Het bereiken van de waterveiligheiddoelstelling is al eerder voorzien, namelijk in 2020.

Rivierverruiming

Voor de periode tot 2028 heeft het Rijk via het Deltafonds € 196 miljoen ter beschikking voor de meerkosten van rivierverruimingsprojecten langs de Rijn en de Maas. Op basis van de regionale voorstellen is voor de Rijn in het najaar van 2015 door Rijk en regio besloten tot de start van 2 MIRT-verkenningen: de MIRT-Verkenning hoogwatergeul Varik-Heesselt en de MIRT-Verkenning Rivierklimaatpark IJsselpoort. Met betrekking tot deze twee verkenning wordt € 3,0 miljoen overgeboekt naar het Provinciefonds (€ 2,5 miljoen) en BTW-compensatiefonds (€ 0,5 miljoen).

Voor de Maas is in het najaar van 2016 besloten om drie MIRT verkenningen naar rivierverruiming te starten: Venlo, Ravenstein-Lith en Oeffelt/Vortum. Tevens is besloten om de systeemwerking van de Maas te verbeteren door 5 systeemmaatregelen (dijkterugleggingen en inrichting retentiegebieden) mee te nemen in de lopende en urgente verkenningen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP): bij Thorn, Baarlo, Venlo-Velden, Arcen en Well. Met deze verkenningen en onderzoeken voor de Rijn en de Maas wordt invulling gegeven aan de ambitie van het Deltaprogramma om met dijkversterking en rivierverruiming de waterveiligheidsopgave aan te pakken, in combinatie met het realiseren van kansen voor natuur, recreatie en economische ontwikkeling. Voor de rivierverruiming na 2028 werken Rijk en regio conform het DP 2015 gezamenlijk de voorkeursstrategie rivieren verder uit tot een haalbare ambitie rivierverruiming in samenhang met dijkversterking voor de periode 2030–2050 met een doorkijk naar 2075.

Legger Vlieland en Terschelling

Gedeputeerde Staten van Friesland heeft de projectbesluiten voor de verlegging van de primaire waterkeringen op Vlieland en Terschelling op 10 februari 2017 goedgekeurd. Rijkswaterstaat heeft in 2017 een begin gemaakt met de aanleg. Rekening houdend met het stormseizoen en de Natuurbeschermingswet zullen de werkzaamheden in 2019 afgerond zijn. Uit de projectbesluiten blijkt dat minder zandaanvullingen nodig zijn. Het budget is daardoor verlaagd van € 2,5 miljoen naar € 1,5 miljoen. Rijkswaterstaat zal de gewijzigde ligging van de primaire waterkeringen in de legger van de primaire keringen verwerken. Het vrijvallende budget is overgeheveld naar de programmaruimte op artikel 5. Het projectbudget van € 1,5 miljoen is overgeboekt naar het realisatieprogramma artikel 01.02.2.

Texel NIOZ

Voor de meerkosten van het binnendijks brengen van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) bij de dijkversterking Texel heeft het Rijk € 2,4 miljoen gereserveerd en wordt vanuit het HWBP-2 € 3,8 miljoen gefinancierd. NIOZ, de gemeente Texel en het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) dragen bij aan de resterende meerkosten (€ 5,1 miljoen).

IJsseldelta Fase 2

In december 2016 is de voorkeursbeslissing genomen en vastgelegd in de op 14 december 2016 ondertekende Bestuursovereenkomst IJsseldelta Fase 2. De projectbeslissing is voorzien in 2018. IJsseldelta Fase 2 is gekoppeld aan de reeds in gang gezette uitvoering van Ruimte voor de Rivier maatregel IJsseldelta fase 1 (Reevediep). Door versnelling van fase 2 hoeven in fase 1 geen (tijdelijke) spuikokers aangelegd te worden. Het versneld uitvoeren van fase 2 heeft consequenties voor het realiseren van de hoogwaterveiligheidsdoelstelling voor het gebied. Een deel van de waterstandsdaling (21 cm) is reeds in 2016 behaald als gevolg van de zomerbedverlaging van de IJssel (fase 1). Inzet is dat de volledige hoogwaterdoelstelling (41 cm) uit de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier in 2022 wordt gerealiseerd. IJsseldelta Fase 2 wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat, de provincies Overijssel en Flevoland en het Waterschap Zuiderzeeland. In de Voorjaarnota 2017 zijn de middelen beschikbaar gesteld voor de planuitwerking (€ 4,5 miljoen voor het RWS-bouwdeel en € 7,7 miljoen aan de provincie Overijssel voor de drie regionale percelen) en is een risicoreservering van € 50 miljoen toegevoegd voor het tekort op het RWS-bouwdeel. Ten slotte is het budget geïndexeerd naar prijspeil 2017.Ambitie

Ambitie Afsluitdijk

In 2017 worden de resterende verzoeken voor bijdragen voor de Ambities op de Afsluitdijk afgehandeld en wordt de bijdrageregeling beëindigd.

Zandhonger Oosterschelde

Rijkswaterstaat heeft een MIRT-verkenning uitgevoerd naar de meest effectieve maatregelen voor de aanpak van de zandhonger in de Oosterschelde. De uitkomst is dat de effecten van de zandhonger bestreden kunnen worden met het suppleren van zand op intergetijdengebieden. Conform de voorkeursaanpak van de MIRT-verkenning wordt gestart op de Roggenplaat. De zandsuppletie Roggenplaat is voorzien in de winter van 2017–2018. De aanpak van andere locaties is minder urgent. Deze locaties zijn ondergebracht in het bredere MIRT-onderzoek Integrale Veiligheid Oosterschelde, dat op grond van het Deltaprogramma in 2015 en 2016 is uitgevoerd. Over de financiering van de zandsuppletie Roggenplaat is in het Bestuurlijk overleg MIRT Zeeland van 13 november 2014 afgesproken dat regio en Natuurmonumenten € 5 miljoen bijdragen en het Rijk maximaal € 7,3 miljoen (EZ € 1 miljoen, IenM € 6,3 miljoen). De bijdrage van het Rijk is taakstellend. In de bijdrage van de regio is een Europese subsidie van € 3,5 miljoen opgenomen.

Realisatieprogramma

Dit programma levert een bijdrage aan het voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk en bij de waterschappen én levert een bijdrage aan het beheer van de rijkswateren.

Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is een alliantie tussen de waterschappen en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het programma is opgericht voor het aanpakken van de waterveiligheidsopgave die voortvloeit uit de Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen (LRT3) in 2011 en de daaropvolgende beoordelingsrondes. Het programma heeft als doel in 2050 alle waterkeringen in Nederland op orde te hebben. Circa 90% van de primaire waterkeringen is in beheer bij de waterschappen. Het overige deel is vrijwel volledig in beheer bij het Rijk. Door de samenwerking binnen de alliantie wordt de beschikbare kennis en deskundigheid van de verschillende waterbeheerders optimaal benut.

Het HWBP kent een voortrollend karakter, waarbij jaarlijks een actualisatie van het zesjarige programma plaatsvindt en er een nieuw jaar aan de programmering wordt toegevoegd. Met deze werkwijze ontstaat een adaptief programma dat flexibel in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen.

De huidige HWBP opgave komt voort uit de LRT3 (2011) en de verlengde derde toetsing (LRT3+, 2013). Daarnaast zijn in 2017 met het oog op de nieuwe normering waterveiligheid de 13 meest urgente «nieuwe» opgaven opgenomen in het programma 2017–2022. Hiermee is geanticipeerd op de inwerkingtreding van de nieuwe normen. Op basis van de nieuwe landelijke beoordelingsronde overstromingsrisico (LBO-1), die op 1 januari 2017 van start is gegaan, is in het programma 2018-ook een deel van dit areaal opgenomen.

De prioritering van de jaarlijks uit te brengen programmering is gebaseerd op urgentie. De programmering 2018–2023 wordt gelijktijdig met deze begroting op Prinsjesdag als onderdeel van het Deltaprogramma 2018 (paragraaf 3.3) gepresenteerd.

Eind 2018 zijn naar verwachting 42 kilometer dijk en 15 kunstwerken van de totale scope veilig.

Het HWBP is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

Dijkversterking en Herstel steenbekleding Oosterschelde en Westerschelde

Het herstel van de steenbekledingen in Zeeland is in 2015 gereed gekomen. In totaal is langs de Wester- en Oosterschelde 321 kilometer aan steenbekledingen vervangen. In 2017 vond de financiële afwikkeling van het deel steenbekledingen plaats. Daarnaast wordt ook de vooroeververdediging van de dijken in het Ooster- en Westerscheldegebied aangepakt. Het project vooroeverbestortingen is opgedeeld in verschillende clusters die over de tijd worden uitgevoerd. Ook in 2018 wordt gewerkt aan een aantal vooroeverbestortingstrajecten. De realisatie van het huidige laatste cluster loopt tot en met 2021.

Rivierverruiming, niet zijnde Ruimte voor de Rivier

Langs de Maas, de Rijn, de Waal en de Lek worden rivierverruimingsprojecten uitgevoerd om een grotere waterafvoer te kunnen opvangen, de zogeheten NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) projecten. Het NURG-programma werd oorspronkelijk samen met het Ministerie van Economische Zaken (EZ) uitgevoerd en draagt naast veiligheid ook bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied door de aanleg van nieuwe natuur. Inmiddels is het overgrote deel van de opgave gerealiseerd en hebben het Ministerie EZ en Ministerie IenM bij de Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur afspraken gemaakt over de verdeling van de restopgave. Hierin is afgesproken dat elk ministerie zijn nog lopende projecten afmaakt. Op dit moment lopen er nog twee lenM NURG-projecten. Het programma is derhalve grotendeels afgerond. Het project Heesselt wordt in 2020 opgeleverd. Voor het project Afferdense en Deestse Waarden (ADW) is de oplevering voorzien eind 2019. Het project ADW is ook van belang voor het realiseren van de waterveiligheidsdoelstellingen van de PKB Ruimte voor de Rivier.

Afsluitdijk

Het project Afsluitdijk omvat opgaven op het gebied van waterveiligheid en waterafvoer. Het betreft de versterking van het dijklichaam volgens het principe van de overslagbestendige dijk, met behoud van de groene (vegetatie) uitstraling, het versterken van de schut- en spuicomplexen en het vergroten van de waterafvoercapaciteit door het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever. In het rijksinpassingsplan is de oplossingsruimte voor de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de waterveiligheid en de waterafvoer begrensd. Ook worden in het Rijksinpassingsplan diverse regionale ambities (planologisch) mogelijk gemaakt, zoals de vismigratierivier en de opschaling van de Blue Energy centrale. Voor de ambities heeft het Rijk een budget van € 20 miljoen beschikbaar gesteld op basis van financiering met de Regio. In 2016 is de aanbesteding van het project Afsluitdijk gestart. Start realisatie is voorzien in 2018 en openstelling in 2022.

Overige onderzoeken en kleine projecten

Onderdeel van overige onderzoeken en kleine projecten is onder andere het Project Roggenplaat. Rijkswaterstaat heeft in opdracht van de ministeries IenM en EZ een MIRT verkenning uitgevoerd naar een aanpak voor de negatieve effecten van de zandhonger in de Oosterschelde. Het daaruit volgende voorkeursalternatief is het suppleren van de Roggenplaat, omdat door de zandhonger de oppervlakte en hoogte van deze plaat snel afnemen. Het doel van de realisatie is het uitvoeren van een zandsuppletie op de Roggenplaat in de Oosterschelde met een omvang van 213 ha en 1,3 miljoen m3. De aanleg is voorzien in 2017 en 2018. Een ander klein project is de primaire kering Vlieland en Terschelling. Dit project omvat een gedeeltelijke verlegging van het zandige deel van de primaire waterkeringen op Vlieland en Terschelling. Om aan de veiligheidsnormen te voldoen zijn voor beide verleggingen zandaanvullingen noodzakelijk.

Het project omvat tevens de verhoging van de dijk van het bedrijventerrein op Vlieland ter plaatse van het terrein van Rijkswaterstaat. De oplevering voor de werkzaamheden in Vlieland is voorzien in 2018.

Projectoverzicht; Realisatieprogramma (Budget in € mln.)
   

Totaal

       

Budget in € mjn.

 

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

later

huidig

vorig

Projecten

                       

Nationaal

                       

HWBP Overige projectkosten (programmabureau)

80

79

18

11

7

5

5

5

5

24

2021

2020

HWBP Rijksprojecten

608

601

3

5

15

11

6

23

39

506

 

2020

HWBP Waterschapsprojecten

4.642

4.170

249

101

84

154

261

518

424

2.851

 

2020

Maatregelen irt rivierverrruiming

192

191

147

17

9

7

12

0

0

0

2020

2018

WBI 2023

25

25

0

3

5

5

5

4

3

0

   

Zandhonger Oosterschelde

10

0

0

3

7

0

0

0

0

0

   

Projecten

                       

Noord-Nederland

                       

Primaire waterkering Vlieland

2

0

0

0

1

1

0

0

0

0

2018/2019

 

Projecten

                       

Noordwest-Nederland

                       

Afsluitdijk

5

875

5

0

0

0

0

0

0

0

2022

2022

Projecten

                       

Oost-Nederland

                       

Monitoring Langsdammen Waal

5

1

0

1

2

1

1

0

0

0

   

Pannerdensch kanaal, kribverlaging

18

18

0

1

1

3

13

0

0

0

2019

2019

Projecten

                       

Zuidwest-Nederland

                       

Overige onderzoeken en kleine projecten

1.166

1.169

1.155

7

2

0

1

1

0

0

   

Dijkversterking en herstel steenbekleding

823

815

767

3

9

0

23

21

0

0

2021

2018

Programma

                       

Realisatie

7.576

7.944

2.344

152

142

187

327

572

471

3.381

   

Begroting (DF 01.02.02)

7.601

 

2.371

94

112

65

76

529

511

3.843

   

Overprogrammering

     

– 58

– 30

– 122

– 251

– 43

40

462

   
1.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van waterveiligheid.

Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Producten

Hieronder vallen studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken). Het Deltaprogramma (DP) is een programma van maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities gericht op de korte, middellange en lange termijn waterveiligheid en zoetwatervoorziening van Nederland. Voor een nadere toelichting over deze onderzoeken wordt verwezen naar het Deltaprogramma 2018.

Op dit onderdeel worden vooral de onderzoeken voor waterveiligheid verantwoord.

  • Het Nationaal Watermodel is een geïntegreerde set van modellen om het waterhuishoudkundig systeem van Nederland door te rekenen. Deze is oorspronkelijk ontwikkeld voor het Deltaprogramma. Het model is gebruikt om de effecten van maatregelen op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening te berekenen. In 2018 blijft het Deltamodel in gebruik voor het beantwoorden van vragen die bij de uitvoering van het Deltaprogramma spelen. De doorontwikkeling van het model heeft als doel de waterhuishoudkundige basis ervan ook in andere rekentoepassingen te gebruiken om zo de onderlinge vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van die toepassingen te garanderen en genereert het model de waterhuishoudkundige basis voor waterkwaliteitsmodellen.

  • MIRT-Onderzoek Integrale Veiligheid Oosterschelde (IVO): dit onderzoek richt zich op een toekomstbestendige aanpak van de waterveiligheidsopgave voor de Oosterschelde, vanuit een optimale combinatie van een aangepast beheer van de Oosterscheldekering, (innovatieve) dijkversterkingen en zandsuppleties op intergetijdengebieden. IVO is in 2015 en 2016 uitgevoerd door Rijkswaterstaat, samen met de provincie Zeeland en Waterschap Scheldestromen. Vanaf 2017 wordt vervolgonderzoek uitgevoerd voor de verbinding met gebruiksfuncties vanuit economie, ecologie en landschap. Hiervoor zijn in de begroting Hoofdstuk XII middelen beschikbaar besteld.

  • Systeemstudie IJsselmeergebied: dit betreft een studie naar de samenhang tussen waterafvoer, peilbeheer en de benodigde sterkte van de dijken in het gebied. Doel van de studie is het inzichtelijk maken van het gehele, complexe watersysteem van het IJsselmeergebied ten behoeve van huidige en toekomstige vraagstukken rondom waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Een belangrijke te beantwoorden vraag is wat de effecten zijn van de verschillende opties in het peilbeheer op de kosten van de benodigde dijkversterkingen. Tijdshorizon is 2050 en verder, mede met het oog op keuzes die dan zullen spelen bij de vervanging van spuicomplexen in de Afsluitdijk. Na de probleemanalyse (2015) zijn in 2016 samenhangende strategieën voor het peilbeheer na 2050 opgesteld en is een methodiek voor de analyse daarvan ontwikkeld. In de laatste fase, die in 2018 wordt afgerond, wordt de methodiek verfijnd en uitgebreid en volgt een nadere analyse van de strategieën.

  • MIRT-onderzoeken naar de waterveiligheid in de Rijn-Maasdelta: voor de verwachte stijging van de zeespiegel, toenemende extreme rivierafvoeren en sociaaleconomische veranderingen zijn langetermijnstrategieën ontwikkeld voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Daarbij worden de strategieën en maatregelen voor waterveiligheid en sociaaleconomische ontwikkeling in synergie met elkaar en met oog voor ruimtelijke kwaliteit ontwikkeld. Komende jaren wordt met maatregelen en nadere beleidsuitwerking vervolg gegeven aan de gemaakte beleidskeuzes voor dit gebied.

  • Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie: in de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afgesproken waterveiligheid en klimaatbestendigheid in 2020 integraal mee te gaan wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen, zodat Nederland in 2050 ook daadwerkelijk klimaatbestendig is ingericht. Van 2015 tot en met 2017 zijn vanuit het Deltafonds middelen beschikbaar gesteld voor het Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie om deze transitie te ondersteunen met diverse activiteiten en producten. Hierbij kan gedacht worden aan kennisportaal, het organiseren van themabijeenkomsten, ondersteuning van voorbeeldprojecten, stresstesten en living labs en het faciliteren van kennis- en leernetwerken. In 2017 heeft een tussentijdse evaluatie plaatsgevonden waarin de nadruk om te blijven stimuleren en er een tandje bij te doen zijn onderstreept. Daarom zal ook vanaf 2018 geïnvesteerd worden in stimulering en ondersteuning van de transitie. Het Deltaplan dat opgeleverd is op Prinsjesdag 2017 geeft invulling aan de benodigde activiteiten.

  • Toetsing Regionale keringen in beheer van het Rijk: Rijkswaterstaat is begonnen met de toetsing van de regionale keringen in beheer van het Rijk. Ook kunstwerken en niet-waterkerende objecten worden getoetst. Verwacht wordt dat de toetsing van deze regionale keringen in 2018 afgerond zal zijn.

  • Nieuwe normering: de gewijzigde Waterwet is in 2016 met algemene stemmen aangenomen in de Eerste en Tweede Kamer en de wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. Ook de bijhorende regeling voor de beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen, een wijziging van het Waterbesluit en aanpassing van de subsidieregeling voor de versterking van de primaire keringen zijn aangepast en per 1 januari 2017 in werking getreden.

    In 2017 zijn de beheerders gestart met de eerste beoordeling van de primaire waterkeringen op basis van de nieuwe waterveiligheidsnormen, de nieuwe regeling beoordeling veiligheid primaire keringen en onderliggende technische leidraden en software. Om de beheerders te ondersteunen worden de komende jaren nog verbeteringen doorgevoerd in deze instrumenten. Ook worden de voorbereidingen getroffen voor het instrumentarium van 2023, zodat de voorschriften voor de beoordelingsronde die in 2023 start aansluiten op de actuele kennis en de ervaringen die in de nu lopende eerste beoordelingsronde worden opgedaan.

    Als uit de beoordeling blijkt dat een primaire kering niet aan de norm voldoet, neemt een beheerder maatregelen. De Minister stelt conform de Waterwet een ontwerpinstrumentarium (OI) beschikbaar die strekt tot aanbeveling bij het ontwerpen van een kering. Vanaf 1 januari 2017 is een actualisatie van het OI 2014 beschikbaar conform de overstromingskansbenadering. De komende periode wordt het OI doorontwikkeld op basis van ervaring en nieuwe kennis. In 2018 stelt de Minister een nieuwe versie van het OI ter beschikking.

    Daarnaast is gewerkt aan de stroomlijning van de informatie-uitwisseling tussen beheerders en Hoogwaterbeschermingsprogramma en het Ministerie van IenM. Aangezien sprake is van een geheel vernieuwde wijze van normering worden komende jaren opleidingen en trainingen op het gebied van risicobenadering en het omgaan met overstromingskansen gegeven. Ook is er intensieve ondersteuning via de Helpdesk Water geboden in 2017. Dit wordt in 2018 voortgezet.

  • Lange termijn ambitie/Kennisprogrammering Waterveiligheid: het Rijk heeft een wettelijke taak (artikel 2.6 Waterwet) om zorg te dragen voor de totstandkoming en verkrijgbaarstelling van technische leidraden voor het ontwerp, het beheer en het onderhoud van de primaire waterkeringen in Nederland.

    Hiertoe worden langjarige activiteiten (onderzoek) uitgevoerd om een solide kennisbasis te ontwikkelen. De kennis over waterveiligheid wordt hiermee op het vereiste niveau gehouden, zodat sprake is van actueel, effectief en uitvoerbaar waterveiligheidsbeleid. Dit is de lange termijn ambitie voor waterveiligheid, vormgegeven door de uitvoering van de Kennisagenda Waterveiligheid.

    Het programmeren van de kennis voor waterveiligheid, die met input van de waterveiligheidssector tot stand is gekomen, is gebaseerd op de volgende drie pijlers:

    • Techniek: hiermee wordt invulling gegeven aan de wettelijke verantwoordelijkheid (artikel 2.5 Waterwet) voor het beschikbaar stellen van een Beoordelingsinstrumentarium (WBI) voor de primaire waterkeringen en het actualiseren van de onderbouwende leidraden (LD) en technische rapporten (TR) (o.a. over faalmechanismen als macrostabiliteit, piping en de belasting van de primaire waterkeringen door waterstanden en golven);

    • Systeem: verantwoordelijkheid voor de kennisbasis over het gedrag van kust- en riviersystemen en uitvoering van EU-verplichtingen, zoals de Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR);

    • Leefomgeving: omgevingsfactoren die van invloed zijn op de totstandkoming van het waterveiligheidsbeleid, zoals klimaatverandering, ruimtelijke adaptatie en wateroverlast.

    Het belang van een structurele reservering is om hiermee de genoemde solide basis te kunnen garanderen vanuit de wettelijke taak en om hiermee zo goed mogelijk aan te sluiten bij de langjarige programmering van andere partijen, zoals NWO/STW en ook NKWK benutten.

    In 2017 is een meerjarenprogrammering opgesteld. Hiervoor is € 28 miljoen beschikbaar in de periode 2018–2031. In de programmering van de lange termijn ambitie is een bijdrage van € 3,1 miljoen voor een nieuwe Geocentrifuge opgenomen. Dit bedrag wordt middels een subsidie op artikel 11 van Hoofdstuk XII aan Deltares ter beschikking gesteld.

1.09 Ontvangsten

Ontvangsten waterschapsprojecten

Conform de Spoedwet (Stb. 2011, nr. 302) dragen de waterschappen vanaf 2011 € 81 miljoen per jaar bij aan het HWBP. Deze bijdrage van de waterschappen is conform het regeerakkoord Rutte I en het Bestuursakkoord Water aangevuld tot € 131 miljoen in 2014 en tot € 181 miljoen structureel vanaf 2015 (inclusief project gebonden aandeel, prijspeil 2010). Deze bijdrage wordt geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën. Vanaf 2017 en verder komt dit bedrag jaarlijks uit op ongeveer € 188 miljoen (inclusief project gebonden aandeel).

De middelen van de waterschappen worden eerst ingezet voor de waterschapsprojecten van het HWBP-2 en vervolgens voor de waterschapsprojecten van het HWBP. Het in 2013 door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 465) is per 1 januari 2014 in werking getreden. De wet regelt dat het Rijk en de waterschappen jaarlijks elk de helft van de bijdrage aan het HWBP gaan betalen.

In bijlage 3 is een nadere toelichting op de financieringsafspraken voor het HWBP opgenomen.

Artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

Motivering

Op het gebied van zoetwatervoorziening is het beleid gericht op een duurzame zoetwatervoorziening die economisch doelmatig is. De uitvoering is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van tekorten. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en gebruikers. Het Ministerie van IenM werkt samen deze partijen in het Deltaprogramma Zoetwater. De maatregelen die in uitvoering worden genomen staan in het Deltaplan Zoetwater.

In periodes van ernstig watertekort (in droge zomers) wordt water verdeeld op basis van een verdringingsreeks.

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De waterkwaliteit maatregelen in het hoofdwatersysteem die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening worden op artikel 7 van het deltafonds verantwoord.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal waterbeleid) op de begroting van hoofdstuk XII.

Ambities voor zoetwater

Nederland heeft een unieke ligging in een delta. Water speelt niet alleen een cruciale rol in de leefbaarheid van onze omgeving, het is ook een verbindend element in onze economische positie. Zelfs in droge tijden komen via de Rijn en de Maas nog honderdduizenden liters zoetwater ons land binnen. Dit is een belangrijk concurrentievoordeel ten opzichte van landen die deze rivieren niet hebben. Nederland bezit unieke kennis en kunde op het gebied van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee: 8% van de Nederlanders werkt in een sector met afhankelijkheid van water en verdient daar 17,5% van het Nederlands Bruto Nationaal Product mee.

Om de bijdrage van zoetwater aan onze sterke economische positie te behouden en te versterken, in harmonie met de leefomgeving, is het zaak dat er geanticipeerd wordt op toekomstige trends en ontwikkelingen. Nu al zijn er knelpunten en deze nemen toe bij klimaatverandering. De ambitie is om de rol die zoetwater in onze sterke economische positie speelt niet alleen te behouden, maar ook te versterken en ervoor te zorgen dat water blijft bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Rijk, regio en gebruikers nemen samen de verantwoordelijkheid voor een goede zoetwatervoorziening en het voorkomen van tekorten. Het Ministerie van IenM draagt financieel bij aan het uitvoeringsprogramma voor de periode 2015–2021 en investeert in het ontwikkelen van kennis en beleid ten behoeve van besluitvorming over de periode na 2021. IenM levert een belangrijke (financiële en personele) bijdrage aan het Programmabureau Zoetwater ten behoeve van de uitvoering van de Deltabeslissing Zoetwater.

De ambitie is uitgewerkt in vijf nationale zoetwaterdoelen:

  • Het in stand houden en bevorderen van een gezond en evenwichtig watersysteem.

  • Het beschermen van de cruciale gebruiksfuncties drinkwater (volksgezondheid), energie, kwetsbare natuur, waterkeringen en het tegengaan van klink en zetting.

  • Het effectief en zuinig gebruiken van het beschikbare water.

  • Het bevorderen van de concurrentiepositie van Nederland wat betreft aan water gerelateerde economie.

  • Het ontwikkelen van waterkennis, -kunde en -innovatie ten behoeve van de zoetwaterdoelen.

Met de Deltabeslissing Zoetwater zijn een adaptieve strategie voor zoetwater en een uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater, beschikbaar gekomen. Het Deltaplan Zoetwater beschrijft de maatregelen die worden genomen in de periode 2015–2021. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het Deltaplan en het Nationaal Waterplan 2016–2021.

Van ambities naar uitvoering

Met de deltabeslissing Zoetwater en de daaruit volgende Zoetwaterstrategie wordt beoogd een duurzaam en economisch doelmatige zoetwatervoorziening te realiseren. Het Deltaprogramma Zoetwater kent een korte- en langetermijnstrategie. Voor de korte termijn (tot 2028) levert het Deltaprogramma de uitwerking van de waterbeschikbaarheid (voorheen het voorzieningenniveau), een investeringsprogramma waarin maatregelen zijn opgenomen voor het robuuster maken van het watersysteem (nationaal en regionaal) en een kennisagenda voor verdere onderbouwing en ontwikkeling van de adaptieve strategie. Met de waterbeschikbaarheid wordt helderheid gegeven over het risico op tekort aan zoetwater voor gebruikers en de inspanningen en verantwoordelijkheden die de overheid voor de zoetwatervoorziening heeft. De langetermijnstrategie voor zoetwater (na 2028) is gericht op het behouden van beleidsopties en het benutten van meekoppelkansen, gezien de onzekerheid van klimaatontwikkeling.

Het Nationaal Waterplan 2016–2021 bevat de elementen van de Deltabeslissing Zoetwater voor het rijksbeleid. Er is een gezamenlijk (Rijk en regio) uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater. Dit Deltaplan gaat in op de inzet (financiële bijdrage) van Rijk en regio voor de korte en lange termijn.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 2 Investeren in zoetwatervoorziening (in € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

45.088

34.184

8.516

28.222

41.472

53.021

523

Uitgaven

33.918

27.432

21.863

33.913

49.672

41.586

458

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.01.01 Verkenning en planuitwerking waterkwantiteit

             

2.01.02 Realisatieprogramma waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

               

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

31.830

24.777

18.913

30.963

46.122

41.471

458

2.02.01 Verkenningen en planuitwerking zoetwatervoorziening

0

9.500

0

0

0

458

458

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

0

0

0

0

0

0

0

2.02.02 Realisatieprogramma zoetwatervoorziening

31.830

15.277

18.913

30.963

46.122

41.013

0

               

2.03 Studiekosten

2.088

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

2.03.01 Studie en onderzoekskosten Deltaprogramma

2.088

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

2.03.02 Overige studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

6.716

1

3.041

0

0

0

0

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en zoetwatervoorziening

6.716

1

3.041

0

0

0

0

2.09.01 Ontvangsten zoetwatervoorzieningen

6.716

1

3.041

0

0

0

0

2.09.02 Overige aanleg ontvangsten

             

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, zijn de budgetten in 2018 juridisch verplicht op de peildatum 1 januari 2018.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2 Investeren in zoetwatervoorziening

27.432

21.863

33.913

49.672

41.586

458

1.833

1.833

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

24.777

18.913

30.963

46.122

41.471

458

1.833

1.833

2.03 Studiekosten

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

0

0

                 

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en zoetwatervoorziening

1

3.041

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

2 Investeren in zoetwatervoorziening

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

0

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

0

2.03 Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

0

                 

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en zoetwatervoorziening

0

0

0

0

0

0

0

3.042

2.01 Aanleg waterkwantiteit

Motivering

Er worden op dit artikelonderdeel nu geen projecten verantwoord.

2.01 Aanleg waterkwantiteit

Er worden op dit artikelonderdeel nu geen projecten verantwoord.

2.02 Overige waterinvesteringen Zoetwatervoorziening

Motivering

Het betreft projecten die de zoetwatervoorziening bevorderen en de kwaliteit waarborgen. Dit zijn maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming en waar nodig beperking van waterschaarste en ook ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen, voor zover deze onderdeel uitmaken van opgaven op het gebied van zoetwatervoorziening.

Verkenningen- en Planuitwerkingsprogramma

Producten

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma (Budget in € mln.)
 

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving

Huidig

vorig

PB of TB

Openstelling

Projecten Nationaal

       

EPK Planuitwerking en verkenningen Zoetwatervoorzieningen

12

15

   

Projecten Zuid-Holland

       

Roode Vaart

10

10

   
         

Totaal programma planuitwerking en verkenning

22

     

Begroting DF 02.02.01

22

     

Toelichting:

Roode Vaart: in 2017 is de gemeente Moerdijk gestart met de uitvoering van het project Roode Vaart. Via het gemeentefonds wordt de bijdrage van € 9,5 miljoen voor het project Roode Vaart beschikbaar gesteld.

Vanuit de planuitwerking en verkenningen is bijna € 3 miljoen overgeheveld artikel 11 van HXII voor met name het programma Lumbricus op HXII.

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2016–2031 weergegeven voor aanleg onderzoek, planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2031.

Realisatieprogramma Zoetwatervoorziening

Projectoverzicht realisatieprogramma (Budget in € mln.)
   

Totaal

       

Budget in € mjn.

 

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

later

huidig

vorig

Projecten

                       

Nationaal

                       

Zoetwatermaatregelen

123

138

3

7

10

25

40

38

0

0

2021

2021

Projecten

                       

Zuidwest-Nederland

                       

Besluit Beheer Haringvlietsluizen

76

76

60

7

9

0

0

0

0

0

2018

2018

Ecologische Maatr. Markermeer

17

17

1

1

0

6

6

3

0

0

2021/2022

2020

afrondingen

       

– 1

1

           

Programma

                       

Realisatie

216

231

64

15

18

32

46

41

0

0

   

Begroting (DF 02.02.02)

     

15

18

32

46

41

0

0

   

Toelichting:

  • Besluit Beheer Haringvlietsluizen: de werkzaamheden liggen op schema, zodat de Haringvlietsluizen in 2018 op «een Kier» gezet kunnen worden.

  • Ecologische Maatregelen Markermeer (EMM, voorheen project Luwtemaatregelen Hoornse Hop): een van de maatregelen om in het Markermeer-IJmeer een toekomstbestendig ecologisch systeem te creëren was de Luwtemaatregel Hoornse hop. Deze maatregel moest ertoe leiden dat de vertroebeling van het water in de Hoornse Hop afneemt. In 2016 bleek het effect van de maatregel veel beperkter dan eerder berekend. Na overleg met de andere financiers en betrokken overheden is het project gestopt en is een verkenning gestart naar maatregelen die meer bijdragen aan de gewenste ecologische verbetering van het Markermeer. Een deel van het projectbudget (afkomstig van het KRW-programma) is losgekoppeld, zodat de KRW-doelstellingen voor 2021 behaald kunnen worden. De «Verkenning ecologische maatregel Markermeer» wordt eind 2017 afgerond. In het BO MIRT 2016 hebben Rijk en provincies afgesproken om bij de besluitvorming over de uitkomst van de verkenning de inzet van de oorspronkelijk voor Hoornse Hop gereserveerde middelen te heroverwegen.

  • Zoetwatermaatregelen van nationaal belang: deze maatregelen hebben als doel huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering.

Onderdeel van dit budget zijn (incidentele) subsidies en uitkeringen aan andere overheden. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in regel 2.02.02 realisatieprogramma zoetwatervoorziening een bedrag van € 52,6 miljoen aan subsidieverplichtingen opgenomen voor de periode 2015–2021. De bedragen hebben betrekking op de verlening van subsidies aan de volgende waterschappen: Stichtse Rijnlanden, Hollandsche Delta, Brabantse Delta, Delfland en Rivierenland.

Deze maatregelen hebben als doel de huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering.

Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening(en) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

IenM boekt in de periode 2015–2021 ook een bedrag van in totaal € 63,5 miljoen over naar het Provinciefonds voor het nemen van zoetwatermaatregelen. Deze middelen dragen ook bij aan het verminderen van huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening en aan het opvangen van mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Deze zoetwatermaatregelen van nationaal belang zijn opgenomen in het Deltaplan Zoetwater, onderdeel van het Deltaprogramma.

Een aantal zoetwatermaatregelen van nationaal belang worden door het Rijk uitgevoerd. Voor de programmering van deze maatregelen is ten behoeve van zoetwatermaatregelen van Rijkswaterstaat € 17,3 miljoen toegevoegd vanuit artikelonderdeel 5.03, investeringsruimte.

2.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Op dit onderdeel van de begroting staan de studie- en onderzoekskosten ten behoeve van het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) die betrekking hebben op zoetwatervoorziening. Het Deltaprogramma is een programma om Nederland nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken verschillende overheden en andere organisaties samen. De plannen komen tot stand onder leiding van de regeringscommissaris voor het Deltaprogramma: de Deltacommissaris. Het Deltaprogramma heeft in 2014 voorstellen voor deltabeslissingen uitgebracht. Het kabinet heeft deze beleidsmatig verankerd in het Nationaal Waterplan 2016–2021. Deltabeslissingen zijn hoofdkeuzen voor de aanpak van waterveiligheid en zoetwatervoorziening in Nederland. Zij geven richting aan de maatregelen die Nederland hiervoor inzet, op korte en op lange termijn. Per 1 januari 2015 is de organisatie van het Deltaprogramma veranderd. In de organisatie vanaf 2015 worden zeven gebieden (Rijnmond-Drechtsteden, Zuidwestelijke Delta, IJsselmeergebied, Rivieren Rijn, Rivieren Maas, Kust en Waddengebied) en drie generieke thema’s (Veiligheid, Zoetwater en Ruimtelijke Adaptatie) onderscheiden. Verder wordt onderzoek gedaan naar:

  • Zoetwatervoorziening: het zorgen voor de benodigde kennis om de adaptatiepaden zoals beschreven in het Deltaprogramma voor zoetwater verder te onderbouwen en te ontwikkelen ten behoeve van een strategie voor de beschikbaarheid van zoetwater vanwege klimaatverandering en de ontwikkeling in de zoetwatervraag.

  • IJsselmeergebied: vanwege klimaatverandering en daarmee samenhangende vraagstukken van waterveiligheid en veranderende zoetwatervraag, is een flexibeler peilbeheer nodig en wordt gestreefd naar een meer flexibele inrichting van het watersysteem. Daartoe wordt een nieuw peilbesluit opgesteld (2015–2018). Friesland werkt aan de verdere vormgeving en uitvoering van een adaptief werkprogramma waarin het gaat om het koppelen van maatregelen om de Friese IJsselmeerkust robuuster/klimaatbestendiger te maken en maatregelen ter realisatie van de provinciale visie op de toekomst van de Friese IJsselmeerkust.

Artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van instandhouding verantwoord. Dit betreft het watermanagement, het regulier beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Doel hierbij is het duurzaam op orde houden van het watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, zodat Nederland droge voeten heeft.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid en beleidsartikel 12 Waterkwaliteit op de Begroting hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 3 Beheer, onderhoud en vervanging (in € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

187.652

146.052

163.977

153.461

111.175

130.069

195.520

Uitgaven

210.854

189.653

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

3.01 Watermanagement

7.047

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

3.01.01 Watermanagement

7.047

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

7.047

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

               

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

203.807

182.541

181.654

171.065

104.492

115.738

183.450

3.02.01 Waterveiligheid

145.706

110.083

122.834

120.725

78.504

97.993

99.939

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

145.706

110.083

122.834

120.725

78.504

97.993

99.939

3.02.02 Zoetwatervoorziening

20.900

15.731

21.093

20.995

22.176

17.644

17.531

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

20.900

15.731

21.093

20.995

22.176

17.644

17.531

3.02.03 Vervanging

37.201

56.727

37.727

29.345

3.812

101

65.980

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

3.09.01 Ontvangsten

             

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

3 Beheer, onderhoud en vervanging

189.653

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

208.004

215.685

3.01 Watermanagement

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

7.083

7.108

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

182.541

181.654

171.065

104.492

115.738

183.450

200.921

208.577

                 

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

3 Beheer, onderhoud en vervanging

279.889

224.898

240.747

230.591

230.591

230.591

230.591

3.073.082

3.01 Watermanagement

7.108

7.108

7.308

6.908

6.908

6.908

6.908

105.900

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

272.781

217.790

233.439

223.683

223.683

223.683

223.683

2.967.182

                 

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

3.01 Watermanagement

Motivering

Met Watermanagement streeft IenM naar:

  • Het goed voorbereid zijn op crisissituaties door te zorgen voor een robuuste informatievoorziening;

  • Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem onder normale omstandigheden en bij zowel (extreem) hoogwater als laagwater;

  • Een duurzaam watersysteem, met zowel een goede chemische als ecologische kwaliteit, dat voorziet in de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker.

Producten

Binnen het watermanagement worden de volgende activiteiten uitgevoerd:

  • Monitoring waterstanden, waterkwaliteit en informatievoorziening;

  • Crisisbeheersing en -preventie;

  • Regulering gebruik door vergunningverlening en handhaving;

  • Het nakomen van bestuurlijke afspraken waterverdeling en gebruik (onder andere in waterakkoorden);

  • Regulering waterverdeling (operationele modellen actualiseren en toepassen, bediening (stormvloed)keringen, stuwen, gemalen en spuien).

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

De doelstellingen voor het waterkwantiteitsbeheer van de rijkswateren zijn:

  • Het op orde brengen en houden van de samenhang tussen het regionaal- en het hoofdwatersysteem, zodat zowel wateroverlast als watertekort wordt bestreden;

  • Het kunnen beschikken over voldoende water in de Rijkswateren, zodat kan worden voldaan aan de behoeften die voortvloeien uit de gebruiksfuncties.

Daarnaast is zorg gedragen voor een adequate informatievoorziening over de reguliere waterkwantiteit en waterkwaliteit. Dit houdt de vergaring en beschikbaarstelling in van interne en externe informatie over het watersysteem. Het gaat daarbij om de dagelijkse informatie voor de verschillende gebruikers (waaronder scheepvaart, drinkwaterbedrijven, zwemwaterkwaliteit/provincies en recreatie) en om berichtgeving bij uitzonderlijke situaties over hoog- en laagwater, naderende stormvloeden, verontreinigingen en ijsvorming.

Meetbare gegevens

Omvang areaal (budget x € 1.000)
 

Areaaleenheid

Omvang

   

Budget 2018

   

2016

2017

2018

 

Watermanagement

km2 water

90.312

90.313

90.313

7.111

Toelichting

Voor 2018 zijn geen veranderingen voorzien.

Indicatoren Watermanagement

Indicator

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

RWS verstrekt informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit bij maatschappelijk vitale processen. (1)

95%

95%

95%

Tot en met 2017:

     

Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

100%

90%

De spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend

99,8%

100%

Vanaf 2018:

     

Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde rijkswateren (2)

100%

Toelichting

De indicatoren voor de uitvoering van de RWS-taken op het gebied van watermanagement zijn geënt op het leveren van snelle en betrouwbare informatie en op het handhaven van de afgesproken peilen.

Ad 1.

Deze indicator, betreft de informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, laagwater, ijsgang of calamiteuze lozingen. RWS verstrekt dan informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit over ijsberichtgeving, berichtgeving over hoogwater, laagwater, stormvloed en berichten over verontreinigingen.

Ad 2.

In het kader van de nieuwe meerjarige prestatieafspraken (2018–2021) tussen de directoraten-generaal en Rijkswaterstaat over het Beheer en Onderhoud, is gekozen voor een nieuwe indicator die beter aansluit bij de beleidsdoelstellingen voor de waterhuishouding van het Hoofdwatersysteem. De oude indicatoren «Beschikbaarheid Streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet» en «Spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend» zijn vervangen door een indicator «Waterhuishouding op orde». Hierbij wordt gemonitord op alle peilgereguleerde rijkswateren en in alle jaargetijden. Naast het reguliere peilbeheer toont deze indicator ook in hoeverre wateroverlast en -tekorten met de infrastructuur voorkomen kunnen worden en de verzilting bestreden wordt.

De nieuwe indicator toont in hoeverre de «Waterhuishouding op orde» is, door de functievervulling van de vier onderliggende hoofdwatersysteemfuncties te meten:

  • Peilhandhaving Kanalen en Meren

  • Hoogwaterbeheersing Kanalen

  • Wateraanvoer bij droogte

  • Zoutindringing tegengaan

De streefwaarde voor deze nieuwe Indicator («Waterhuishouding op orde») is gesteld op 100%. De functievervulling van de vier onderliggende deelfuncties wordt op basis van de prestatieafspraken gewogen per watersysteem (netwerkschakel) meegenomen in de berekening van de totaalscore. De totaal-PIN scoort lager dan 100% zodra overlast ontstaat door het onvoldoende realiseren van afspraken die zijn vastgelegd in Waterakkoorden en Peilbesluiten.

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Motivering

Het beheer en onderhoud omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening. Het is gericht op het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als voor de zoetwatervoorziening wordt vervuld.

Producten

Het beheer en onderhoud omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening. De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

3.02.01 Waterveiligheid

Binnen waterveiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • Kustlijnhandhaving (conform de herziene basiskustlijn 2001).

  • Beheer en onderhoud (BenO) Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen (conform de Waterwet).

  • Beheer en Onderhoud uiterwaarden.

RWS heeft de wettelijke zorg voor de primaire waterkeringen en de stormvloedkeringen, die in beheer zijn bij het Rijk, en voor de handhaving van de basiskustlijn (het Nationaal Waterplan 2016–2021). De handhaving van de basiskustlijn gaat afslag van strand en duinen tegen (veiligheid) en houdt Nederland (het strand) op zijn plaats. Het zijn voornamelijk de waterschappen die de primaire waterkeringen (dijken en duinen) beheren, ook die langs de Nederlandse kustlijn. Het weergegeven areaal betreft alleen het areaal dat in beheer is bij RWS.

ad 1. Kustlijnhandhaving

Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu tekort aan zand mede als gevolg van de zeespiegelstijging. Vanaf 2001 wordt ook extra zand in het kustfundament gesuppleerd om de zandverliezen dit tekort (deels) te compenseren. Daarnaast zijn lokale maatregelen zoals onderhoud van dammen en strandhoofden van belang, om structurele kusterosie te bestrijden.

ad 2. Beheer en Onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen

• Rijkswaterkeringen

RWS beheert en onderhoudt 180 kilometer primaire waterkeringen. Er wordt vast onderhoud uitgevoerd, bijvoorbeeld het maaien van dijken. Daarnaast wordt variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen.

Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Waterwet vallen omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater. Het gaat met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland en Zuid-Holland. In 2011 is de derde landelijke toetsing van primaire waterkeringen afgerond. Keringen die bij deze inspectie zijn afgekeurd worden meegenomen in het kader van het HWBP. Naast deze primaire waterkeringen beheert en onderhoudt RWS ook 652 kilometer niet-primaire waterkeringen (dijken en duinen) meestal aangeduid als regionale keringen. Deze hoeven geen bescherming te bieden tegen het buitenwater. De normen voor deze regionale keringen in beheer bij het Rijk zijn in 2015 door de Minister vastgesteld na afstemming met de provincies.

• Stormvloedkeringen

Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Deze stormvloedkeringen zijn ook primaire waterkeringen die vallen onder de Waterwet. Het Rijk heeft sinds 2014 vijf stormvloedkeringen in beheer: de Oosterscheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering, de Hollandse IJsselkering en de Ramspolkering. In 2018 krijgen de Haringvlietsluizen tevens de status van Stormvloedkering, waarmee het aantal op zes uitkomt.

Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van schuiven en overige constructiedelen, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden periodiek inspecties uitgevoerd.

ad 3. Beheer en Onderhoud uiterwaarden

Het Rijk beheert 5.684 hectare aan uiterwaarden. Het beheer en onderhoud is gericht op het op orde houden van de vegetatie in de uiterwaarden teneinde hoogwater effectief te kunnen afvoeren. Dit betreft een reguliere beheer en onderhoud taak die losstaat van de inhaalslag Stroomlijn die verantwoord wordt op artikelonderdeel 3.02.03 Vervanging. Na uitvoering vallen deze uiterwaarden weer onder het regulier beheer en onderhoud.

3.02.02 Zoetwatervoorziening

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem zodanig te onderhouden dat de beoogde functies voor waterverdeling volgens de vigerende regelgeving en waterakkoorden kunnen worden vervuld. De beoogde functies voor waterverdeling zijn opgenomen in het Beheer- en Ontwikkelsplan voor de Rijkswateren (BPRW). Dit betreft onder meer het beheer en onderhoud voor:

  • 1. Waterverdeling en peilbeheer;

  • 2. Stuwende en spuiende kunstwerken;

  • 3. Natuurvriendelijke oevers, implementatie Kaderrichtlijn Water (KRW), implementatie Waterwet en Natura 2000.

Onder zoetwatervoorziening valt ook de uitwerking van respectievelijk «Anders omgaan met water; Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) en de maatregelen in het kader van Natura-2000. Natura-2000 streeft naar het beschermen van gezonde watersystemen die een duurzaam gebruik mogelijk maken. Uitgaven voor de KRW in het hoofdwatersysteem worden verantwoord op artikel 7 Waterkwaliteit.

Binnen het Deltaprogramma Zoetwater worden de functies voor waterverdeling onder de loep genomen via de uitwerking van het instrument waterbeschikbaarheid. De functies voor waterverdeling en de daaraan gekoppelde activiteiten worden in beeld gebracht en waar mogelijk geoptimaliseerd. Waar relevant zullen resultaten hiervan hun doorwerking krijgen in volgende begrotingen. Het generen van indicatoren om de waterbeschikbaarheid voor de gebruiksfuncties inzichtelijk te maken is onderdeel van het plan van aanpak voor uitwerking van de waterbeschikbaarheid.

Beheer en Onderhoud

Meetbare gegevens

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor kunstwerken, dijken, dammen, duinen, stormvloedkeringen, kustfundament en oevers. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

Waterveiligheid (budget x € 1 mln.)

Omvang Areaal

Eenheid

Omvang 2016

Omvang 2017

Omvang 2018

Budget 2018

Kustlijn

km

293

293

293

41

Stormvloedkeringen

stuks

5

5

6

45

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

       

37

– Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen

km

180

180

180

 

– Niet-primaire waterkeringen/duinen

km

652

652

652

 

– uiterwaarden in beheer Rijk

ha

5.684

5.677

5.677

 

Totaal

       

123

Toelichting

  • In 2018 treedt het «Kierbesluit» in werking. Daarmee krijgen de Haringvlietsluizen, naast de spuifunctie, ook een status als Stormvloedkering. Daarmee komt het aantal Stormvloedkeringen in 2018 op zes uit.

  • De omvang van de uiterwaarden in beheer van het Rijk neemt in 2017 met circa 7 hectare af als gevolg van Ruimte voor de Rivier projecten waarbij uiterwaarden plaatsmaken voor extra waterbergingen.

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Meetbare gegevens

Beheer en Onderhoud

Indicatoren BenO Waterveiligheid

Indicator

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

De basiskustlijn is voldoende op zijn plaats gebleven (minstens 90% van de meetlocaties ligt zeewaarts van de afgesproken kustlijn).

92%

90%

90%

De zes stormvloedkeringen zijn tijdens het stormseizoen steeds beschikbaar om hoogwater te keren en voldoen aan de veiligheidsnormen uit de Waterwet. De Indicator is het percentage van het aantal stormvloedkeringen dat voldoet aan de afgesproken faalkanseis of het beschermingsniveau.

60 %

100%

100%

Toelichting

  • De eerste indicator geeft aan of de basiskustlijn niet verder landinwaarts is verschoven dan in 1990 is afgesproken (en in 2001 is herijkt). Kleine verschuivingen zijn normaal en toegestaan, en worden door middel van het programma voor kustsuppletie gecorrigeerd.

  • De tweede indicator is erop gericht dat de zes stormvloedkeringen te allen tijde (in het stormseizoen) voldoen aan de afgesproken eis voor de faalkans (faalkanseis). Deze eisen gaan over de kans dat de kering bij een sluitvraag niet gesloten kan worden. De kansen worden uitgedrukt in aantal sluitvragen: bij hoeveel sluitvragen mag een kering één keer falen.

Faalkans van de zes stormvloedkeringen in beheer bij Rijkswaterstaat

Stormvloedkeringen

Faal- of overschrijdings-kans

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Norm waterwet1

Maeslantkering (1)

faalkans bij sluiten

1:100

1:100

1:100

Harte kering (2)

faalkans bij sluiten

1:19

1:10

1:10

Hollandsche IJsselkering

faalkans bij sluiten

1:47

1:188

1:200

Ramspolkering (3)

faalkans bij sluiten

zie toelichting

1:100

1:100

Oosterscheldekering

Beschermingsniveau in jaren

1:4.000

1:10.000

1:10.000

Haringvlietsluizen (4)

Beschermingsniveau in jaren

zie toelichting

1:1000

1:1000

X Noot
1

Moet uiterlijk 2050 zijn gerealiseerd

Toelichting

De faalkanseisen voor de stormvloedkeringen worden op basis van de normering van de achterliggende waterkeringen vastgesteld. Bepalend daarvoor zijn de beschermingsniveaus van de achterliggende dijkringen, ook wel aangeduid als het «achterland». Gegeven de veiligheidseis aan het achterland, en de hoogte en sterkte van de waterkerende objecten die het achterland beschermen kan afgeleid worden welke aanvullende veiligheid, in termen van waterstandsverlaging, de keringen moeten borgen. Deze waterhuishoudkundige samenhang resulteert uiteindelijk in verschillende faalkanseisen per kering.

  • Voor stormvloedkeringen met maximaal twee kerende deuren of balgen, kan het effect op de waterveiligheid van het achterland direct worden doorvertaald naar de prestatie-eis. Dit geldt voor de Ramspol kering, de Maeslantkering, de Hartelkering en de Hollandsche IJsselkering. De Maeslantkering mag bijvoorbeeld bij honderd sluitvragen één keer falen (1 : 100).

  • De methodiek van faalkansberekening is bij de Oosterscheldekering en Haringvlietsluizen afwijkend van de andere stormvloedkeringen vanwege de constructie met 62 schuiven. Bij deze keringen is het van belang dat de combinatie wordt gemaakt van de verschillende faalscenario’s (partieel falen) en het gecombineerde effect daarvan op de waterveiligheid van het achterland. De kans wordt uitgedrukt in jaren (Bijvoorbeeld 1 : 10.000 jaar).

Per 1 januari 2017 is in het kader van de nieuwe Waterwet de nieuwe veiligheidsnormering ingevoerd. Deze normering gaat uit van een overstromingsrisico-benadering, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de kans op een overstroming, maar ook naar de gevolgen ervan. Met deze nieuwe normering krijgt iedereen in Nederland dezelfde bescherming («basisbescherming») tegen overstromingen. Dit moet uiterlijk 2050 zijn gerealiseerd.

In 2017 besluit DGRW welke faalkanseisen voor de Hollandse IJsselkering, Oosterscheldekering en Ramspol in de periode 2018–2021 zullen worden gehanteerd.

Ad 1

Bij de Maeslantkering is in 2014 duidelijk geworden dat de betrouwbaarheid van de besturingssoftware, die in 2013 is vervangen, niet kwantitatief kan worden aangetoond. Aanpassingen van de software zijn naar verwachting pas in 2017 operationeel. Dit leidt er toe dat de actuele faalkans niet kwantitatief kan worden vastgesteld. In verband met eventuele storingen van het besturingssysteem zijn extra beheermaatregelen genomen om bij falen in te kunnen grijpen. Tevens is het onderhoud op voldoende niveau. Het oordeel van RWS is dat de Maeslantkering veilig is. Om deze reden blijft de streefwaarde in de begroting gehandhaafd.

Ad 2

Het faalkansniveau van de Hartelkering, is voor 2018 aangepast aan de wijzigingen in de Waterwet per 1 januari 2017.

Ad 3

Het destijds Waterschap Groot Salland (nu Waterschap Drents Overijsselse Delta) heeft in 2014 de Ramspolkering overgedragen aan RWS. De faalkanseis van 1:100 is nu wettelijk vastgelegd in het nieuwe Beoordelings Instrumentarium (WBI2017), conform de Waterwet. Dat geldt overigens ook andere stormvloedkeringen waarvoor per 1 januari 2017 het WBI2017 van kracht is. Dit houdt in dat alle waterkeringen opnieuw beoordeeld moeten worden op de kans op overstromen én de gevolgen van de overstroming. Versterkingen en verbeteringen die buiten het reguliere beheer en onderhoud vallen en nodig zijn om aan nieuwe faalkanseisen te kunnen voldoen worden opgepakt in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP).

Ad 4

In 2018 treedt het «Kierbesluit» in werking. Daarmee krijgen de Haringvlietsluizen, naast de spuifunctie, ook een status als Stormvloedkering. Rijkswaterstaat borgt de consistentie tussen de faaldefinities van de Oosterscheldekering en de Haringvlietsluizen.

Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de basiskustlijn is overschreden.

Toelichting

Het aantal raaien waarin de basiskustlijn wordt overschreden mag maximaal 15% zijn; het streven is om het aantal overschrijdingen onder 10% te houden. De geel/blauwe balken in bovenstaande figuur geven de over de afgelopen jaren gerealiseerde suppleties weer.

Suppleren voor kustlijnzorg

Om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven, wordt een zandsuppletieprogramma opgesteld en worden meerjarige contracten afgesloten. Het suppletieprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd aan de hand van de laatste kustmetingen. De inhoud en omvang van dit programma kan jaarlijks variëren naargelang de specifieke behoefte en budgettaire mogelijkheden. Om te bereiken dat voor het beschikbare budget de maximale hoeveelheid zand wordt gesuppleerd, is vanaf 2012 een nieuwe marktbenadering gekozen met meerjarige contracten. Binnen het contract hebben de aannemers de vrijheid om de suppletiewerkzaamheden over meerdere jaren te spreiden

Prognose kustsuppleties
 

Prognose in mln. m3

Prognose in mln. m3

 

2012–2015 (incl. uitloop 2016/17)

2016–2019 (incl. uitloop 2020)

Handhaven basiskustlijn en kustfundament

48

28

Toelichting

Het suppletievolume over de periode 2012–2015 bedroeg 48 miljoen m3 (met uitloop tot 2017). Voor de periode 2016–2019 (met uitloop naar 2020) blijkt dat er minder zand nodig is om de kust in stand te houden dan voorheen. Dit komt onder andere doordat het recent gesuppleerde zand langer blijft liggen dan verwacht (effectievere suppleties). Ook speelt de grote hoeveelheid zand die de laatste jaren extra in het kustsysteem is aangebracht een rol (o.a. Zandmotor en zandige versterkingen die gezamenlijk circa 35 miljoen m3 bedragen).

Het suppletieprogramma 2016–2019 wordt jaarlijks geactualiseerd. Vanwege de voornoemde tijdelijke lagere zandbehoefte, zal Rijkswaterstaat naar verwachting ongeveer 28 miljoen m3 suppleren in de periode 2016–2019 (gemiddeld 7 miljoen m3 per jaar).

Zoetwatervoorziening (budget x 1 € mln.)

Areaal Zoetwatervoorziening

Eenheid

Omvang 2018

Budget 2018

Binnenwateren en daarin gelegen kunstwerken (spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen)1

km2

3.050

 

Aantal kunstwerken

stuks

105

 

Totaal

   

21

X Noot
1

Het areaal binnenwateren omvat alle door RWS beheerde wateren (onder meer rivieren, kanalen en IJsselmeer), exclusief de Noordzee, water in Caribisch Nederland, de Waddenzee en de Westerschelde.

Toelichting

  • In 2018 zal met de effectuering van het Kier-besluit voor de Haringvlietsluizen de 17 spuisluizen in de Haringvlietsluizen van functie overgaan naar een stormvloedkering. Daarmee zal het aantal kunstwerken (spui-, uitwateringskolken, stuwen en gemalen) afnemen van 122 (2017) naar 105.

3.02.03 Vervanging

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als zoetwatervoorziening vervuld kan worden.

Producten

De waterveiligheid en beschikbaarheid moet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en met name ook vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk zal toenemen. De projecten zijn opgenomen in het MIRT Overzicht4.

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid. De projecten in het programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Meetbare gegevens

Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige begrotingsperiode is opgenomen, is bestemd voor de werkzaamheden ten behoeve van de stuwen Nederrijn/Lek.

Water

Project

Gereed

Nederrijn /Lek

Renovatie stuwensemble in Nederrijn en Lek

2021

Artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Waterwet voorziet in een zogenoemde experimenteerbepaling die het mogelijk maakt om uit het Deltafonds uitgaven te doen voor maatregelen en voorzieningen op andere beleidsterreinen zoals natuur, milieu of economische ontwikkeling. Voorwaarde is wel dat deze maatregelen samenhangen met maatregelen ten behoeve van waterveiligheid of zoetwatervoorziening en dat er sprake is van additionele financiering in de vorm van het toevoegen van extra middelen aan het fonds afkomstig van andere begrotingen van het Rijk of derden.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 4 Experimenteren cf art. III Deltawet (in € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

0

16.404

669.330

12.758

19.580

16.536

12.915

Uitgaven

0

7.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

4.01 Experimenteerprojecten

0

3.000

0

0

0

0

0

4.01.01 Experimenteerprojecten

0

3.000

0

0

0

0

0

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

0

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

4.02.01 Geintegreerde contractvormen/PPS

0

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel

0

0

0

0

0

0

0

4.09.01 Ontvangsten Experimenteerartikel

             

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau.

Bedragen x € 1.000
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

4 Experimenteren cf art. III Deltawet

7.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

4.01 Experimenteerprojecten

3.000

0

0

0

0

0

0

0

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

                 

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel

0

0

0

0

0

0

0

0

                 
(Vervolg) Bedragen x € 1.000
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

4 Experimenteren cf art. III Deltawet

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

918.246

4.01 Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

0

0

3.000

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

915.246

                 

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel

0

0

0

0

0

0

0

0

4.01 Experimenteerprojecten

Motivering

Het experimenteerartikel staat ten dienste van een integrale uitvoering van het Deltaprogramma en biedt de mogelijkheid tot integrale bekostiging.

Producten

Eerste fase Marker Wadden: in 2016 is € 3,0 miljoen toegezegd als extra bijdrage vanuit IenM aan de voltooiing van eerste fase Marker Wadden. De Kamer is hierover geïnformeerd (Vergaderjaar 2019–2017, Kamerstuk 33 576-94).

4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Motivering

Bij infrastructuurprojecten waarbij sprake is van publiek-private samenwerking (PPS) bestaat de betaling uit een geïntegreerd bedrag voor aanleg, onderhoud én financiering gedurende een langdurige periode. De meest toegepaste vorm is DBFM (Design, Build, Financeand Maintain) waarbij de overheid pas na oplevering betaalt voor een dienst (beschikbaarheid) in plaats van mijlpalen voor een product tijdens de bouwfase. Deze contractvorm garandeert een efficiënte en effectieve beschikbaarheid van de noodzakelijke capaciteit om, rekening houdend met de aspecten veiligheid en leefomgeving, een betrouwbaar systeem te realiseren.

Producten

In de brief van 14 juni 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 A, nr. 83; Prioritering Investeringen Mobiliteit en Water) is een lijst van in totaal 32 potentiële DBFM-projecten opgenomen. Aangezien op dit moment nog geen geïntegreerd project bij het hoofdwatersysteem in uitvoering is, worden er op dit artikel (nog) geen uitgaven verantwoord. Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. De aanbesteding wordt in 2018 afgerond.

Projectoverzicht Geïntegreerde contractvormen/PPS (Budget in € mln.)
   

Totaal

       

Budget in € mjn.

 

Oplevering

Eind contract

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

later

huidig

vorig

 

Projecten

                         

Noordwest-Nederland

                         

Afsluitdijk

915

0

0

5

48

217

234

217

45

149

2022

 

2047

                           

Programma

                         

Realisatie

915

 

0

5

48

217

234

217

45

149

     

Begroting (DF 04.02.01)

   

0

5

48

217

234

217

45

149

     

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Staf deltacommissaris geraamd alsmede de investeringsruimte, de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit dit Deltafonds zijn toe te wijzen.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art . 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven (in € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

295.552

298.577

304.729

299.612

296.350

287.919

273.006

Uitgaven

295.574

298.661

304.609

299.492

296.230

287.799

273.006

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

5.01 Apparaat

222.368

226.673

230.529

225.771

223.015

219.791

210.625

5.01.01 Staf Deltacommissaris

1.655

2.174

1.790

1.790

1.790

1.790

1.790

5.01.02 Apparaatskosten RWS

220.713

224.499

228.739

223.981

221.225

218.001

208.835

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

220.713

224.499

228.739

223.981

221.225

218.001

208.835

               

5.02 Overige uitgaven

73.206

62.911

64.200

63.841

63.835

62.198

62.381

5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven

72.214

61.266

62.197

61.838

61.845

62.161

62.344

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

72.214

61.266

62.197

61.838

61.845

62.161

62.344

5.02.02 Programma-uitgaven DC

992

1.645

2.003

2.003

1.990

37

37

5.02.03 Overige uitgaven

             
               

5.03 Investeringsruimte

0

9.077

9.880

9.880

9.380

5.810

0

5.03.01 Programmarruimte

0

9.077

9.880

9.880

9.380

5.810

0

5.03.02 Beleidsruimte

0

0

0

0

0

0

0

               

5.04 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

05.04.01 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

59.384

127.032

0

0

0

0

0

5.09 Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

5.09.01 Overige ontvangsten

             

05.10 Saldo afgesloten rekeningen

59.384

127.032

0

0

0

0

0

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

298.661

304.609

299.492

296.230

287.799

273.006

273.444

387.404

5.01 Apparaat

226.673

230.529

225.771

223.015

219.791

210.625

211.038

213.930

5.02 Overige uitgaven

62.911

64.200

63.841

63.835

62.198

62.381

62.406

62.684

5.03 Investeringsruimte

9.077

9.880

9.880

9.380

5.810

0

0

0

5.04 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

110.790

                 

5.09 Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten

127.032

0

0

0

0

0

0

0

                 
(Vervolg) Bedragen x € 1.000
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

294.829

500.161

378.679

509.275

535.632

653.484

693.920

5.986.625

5.01 Apparaat

215.792

220.328

220.327

220.351

220.351

220.351

220.351

3.299.223

5.02 Overige uitgaven

62.827

62.823

64.280

60.949

60.648

60.648

60.648

937.279

5.03 Investeringsruimte

0

114.010

94.072

227.975

254.633

372.485

412.921

1.520.123

5.04 Reserveringen

16.210

103.000

0

0

0

0

0

230.000

                 

5.09 Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

127.032

5.01 Apparaat

Motivering

In uitzondering op de systematiek van «Verantwoord Begroten» worden op deze begroting ook de apparaatskosten van de Staf deltacommissaris en RWS gepresenteerd.

Staf Deltacommissaris

Producten

Overeenkomstig de Deltawet heeft de Deltacommissaris een eigen staf ter ondersteuning van zijn taken en een toereikend budget voor de hem toebedeelde taken. Op dit artikel worden personele en materiële kosten gepresenteerd, die nodig zijn om de ondersteunende taken van de Staf Deltacommissaris te kunnen uitvoeren.

Apparaatskosten Rijkswaterstaat

Dit betreft de apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) voor de programma’s Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, HWBP-2, HWBP, overige aanlegprojecten, verkenningen en planuitwerkingen, watermanagement, Beheer en Onderhoud en de uitvoering van landelijke taken en inhuur.

5.02 Overige Uitgaven

Overige netwerkgebonden uitgaven

Producten

Onder overige kosten zijn de externe kosten verantwoord die niet direct toewijsbaar zijn aan de producten van het Infrastructuurfonds en Deltafonds. Hiertoe behoren externe kosten voor de landelijke taken basisinformatie, sectorspecifieke ICT, kennisontwikkeling & innovatie, watermanagement, beheer en onderhoud en overige.

Programmauitgaven Deltaprogramma

Deze uitgaven worden gedaan voor het Deltaprogramma en de hoofdtaken van de deltacommissaris. Dit betreffen vooral programma-uitgaven voor:

  • kennis- en strategieontwikkeling;

  • monitoring en evaluatie in het kader van het bewaken van de voortgang en samenhang van de uitvoering van het Deltaprogramma (systematiek meten, weten, weten en handelen);

  • de totstandkoming en het bevorderen van de uitvoering van het jaarlijkse Deltaprogramma;

  • het betrekken en informeren van belanghebbenden en publiek (communicatie en Deltacongres).

5.03 Investeringsruimte

Op dit artikel wordt de voor het Deltafonds beschikbare investeringsruimte tot en met 2031 verantwoord. Een deel van deze investeringsruimte wordt volledig vrij beschikbaar gehouden voor toekomstige kabinetten. Deze ruimte wordt aangemerkt als beleidsruimte. Ruimte die beschikbaar is voor het kabinet wordt aangeduid als programmaruimte.

Het kabinet heeft besloten tot een jaarlijkse verlenging van de investeringsfondsen. In deze begroting betekent dit een verlenging tot en met 2031. Na aftrek van de doorlopende verplichtingen (beheer, onderhoud en vervanging, netwerkkosten RWS en bijdrage HWBP) betekent dit een toevoeging van € 413 miljoen aan investeringsruimte in 2031. Na de verlenging van het Deltafonds en de onderstaande budgettaire aanpassingen bedraagt de generieke investeringsruimte € 1.520 miljoen.

Deze generieke investeringsruimte is beschikbaar voor het nieuwe Kabinet voor de prioritaire beleidsopgaven van water. De uitwerking van het Deltaprogramma is in volle gang. Gedurende de lopende trajecten, zoals de beoordeling op basis van de nieuwe waterveiligheidsnormen, de verkenning van de lange termijn ambitie rivierverruiming, het Deltaplan zoetwater en de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater, zullen de komende jaren deze investeringsmiddelen op adaptieve wijze nader worden geprogrammeerd.

In de programmaruimte van € 806 miljoen zijn risicoreserveringen opgenomen van in totaal circa € 380 miljoen.

5.04 Reserveringen

In het verleden werden in de investeringsruimte reserveringen getroffen voor risico’s en nieuwe beleidsvoornemens. Om beter inzicht te geven in de aard van de reserveringen is het nieuwe artikelonderdeel 5.04 Reserveringen gecreëerd. Hierop worden budgetten geraamd voor toekomstige opgaven, maar waarover nog geen startbeslissing is genomen. Op dit moment zijn de volgende posten gereserveerd:

  • Om de regionale keringen in beheer bij het Rijk aan de met ingang van 1 juli 2016 in het Waterbesluit opgenomen normen te laten voldoen, is binnen de programmaruimte voor de periode tot en met 2031 een reservering van € 200 miljoen getroffen.

  • Voor een rijksbijdrage aan de Rijksstructuurvisie Grevelingen/Volkerakzoommeer is € 30 miljoen gereserveerd.

Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen van het Rijk

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste van de begroting van IenM komen. De doelstellingen van het onderliggend beleid zijn terug te vinden in de Begroting hoofdstuk XII.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investeringsfondsen op de Begroting hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk (in € 1.000)

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk (in € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Ontvangsten

999.533

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

6.09 Ten laste van begroting IenM

999.533

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op ditzelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

               

6.09 Ten laste van begroting IenM

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

951.382

1.042.378

(Vervolg) Bedragen x € 1.000
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

               

6.09 Ten laste van begroting IenM

1.042.891

1.039.337

1.029.308

1.011.652

1.158.107

1.163.777

1.163.777

15.515.932

6.09 Bijdragen ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit begrotingsartikel is technisch van aard.

Artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) worden verantwoord op artikelonderdeel 7.01.

Waterveiligheid en waterkwaliteit vragen specifiek aandacht in de Zuidwestelijke Delta en in delen van de grote wateren. Hierbij is mede aandacht voor ontwikkelingsmogelijkheden en veiligheid van de scheepvaart en voor natuurcompensatie, recreatie en het verbeteren van de habitat van flora en fauna (Natura 2000). Dit is verantwoord op artikel 7.02.

Het artikel investeren in waterkwaliteit is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting Hoofdstuk XII.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 7 Investeren in waterkwaliteit (in € 1.000)

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 7 Investeren in waterkwaliteit (in € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

10.090

53.567

37.591

60.761

49.874

15.932

11.308

Uitgaven

19.090

22.479

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

16.317

19.917

25.676

46.975

67.391

63.682

72.861

               

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

2.493

282

777

777

21.170

0

0

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.445

279

768

768

20.929

0

0

               

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

280

2.280

3.195

4.645

5.545

9.950

8.450

               

Ontvangsten

0

224

0

0

0

0

0

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

0

224

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de nog niet in uitvoering genomen aanlegprojecten worden de budgetten in 2018 voor de Kaderrichtlijn Water en de waterkwaliteitsprojecten als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2018.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2031 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2031 toegelicht.

Bedragen x € 1.000
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

7 Investeren in waterkwaliteit

22.479

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

69.511

51.867

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

19.917

25.676

46.975

67.391

63.682

72.861

61.411

51.867

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

282

777

777

21.170

0

0

0

0

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

2.280

3.195

4.645

5.545

9.950

8.450

8.100

0

                 

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

224

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

7 Investeren in waterkwaliteit

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

639.873

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

574.702

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

23.006

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

42.165

                 

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

224

7.01 Investeringen waterkwaliteit

Motivering

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland schoon (drink)water heeft.

Verbeterprogramma Waterkwaliteit

Producten

Het Verbeterprogramma Waterkwaliteit bestaat uit maatregelen die zijn geclusterd tot concrete projecten. De projecten richten zich op het herstel van natuurlijkere overgangen tussen land en water, zoet en zout en van verbindingen, waaronder die tussen het hoofd- en regionaal watersysteem. Het betreft vooral aanlegprojecten om een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen te bewerkstelligen. Dit moet bijdragen aan het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van de watersystemen, zoals de Europese Kaderrichtlijn vraagt. Tevens draagt dit bij aan de doelen voor Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Meetbare gegevens

De uitvoering van het verbeterprogramma is in een drietal tranches verdeeld. De eerste tranche (vanaf 2009) is bijna afgerond. De eerste tranche bestaat uit 49 projecten (ca. 300 maatregelen). Bijna alle projecten zijn afgerond en enkele zijn nog in de realisatiefase.5 Eind 2017 wordt decharge aangevraagd voor de eerste tranche. De tweede tranche is gestart in 2016. De tweede tranche bestaat op dit moment uit 12 projecten (ca. 242 maatregelen). Eind 2021 wordt de tweede tranche afgerond. De derde tranche (2021–2027) is nog niet gestart.

Over de uitvoering van alle maatregelen, ook die uitgevoerd door de waterschappen, gericht op de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de uitvoering gericht op een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via De Staat van ons Water, voorheen «Water in Beeld» (laatste publicatie: Kamerstukken II, 2014–2015, 27 625, nr. 338). Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de 6 jaar mogelijk. Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit in het Compendium voor de Leefomgeving.

Projectoverzicht realisatieprogramma (Budget in € mln.)
   

Totaal

       

Budget in € mjn.

 

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

later

huidig

vorig

Projecten

                       

Nationaal

                       

KRW 1e tranche

40

42

28

2

5

5

0

0

0

0

   

KRW 2e en 3e tranche

576

571

12

18

21

42

67

64

73

279

2027

2027

                         

Programma

                       

Realisatie

616

613

40

20

26

47

67

64

73

279

   

Begroting (DF 07.01.01)

   

40

20

26

47

67

64

73

279

   
7.02 Overige investeringen waterkwaliteit

Motivering

Naast het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren ten behoeve van de KRW zijn hieronder de overige aanlegprojecten inzake waterkwaliteit opgenomen.

Producten

De overige investeringen waterkwaliteit hebben betrekking op de volgende producten:

  • Verruiming vaargeul Westerschelde

    De derde verruiming van de vaargeul van de Westerschelde (zowel op Vlaams als Nederlands grondgebied) is uitgevoerd en gefinancierd door het Vlaams Gewest. Dit geldt ook voor het onderhoud van de verruimde vaargeul. Nederland financiert maximaal € 30 miljoen op Nederlands grondgebied voor wrakkenberging, kabels- en leidingenbescherming, vaargeulwandverdediging, onderzoek en monitoring.

Projectoverzicht Realisatieprogramma
   

Totaal

       

Budget in € mjn.

 

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

later

huidig

vorig

Projecten

                       

Waterkwaliteit

                       

Projecten Nationaal

                       

Verruiming vaargeul Westerschelde

25

25

2

0

1

1

21

         

Projecten Noordwest/Nederland

                       

Natuurlijker Markermeer Ijmeer

8

8

8

                 

Programma

                       

Realisatie

33

 

10

0

1

1

21

0

0

0

   

Begroting (DF 07.02.01)

   

10

0

1

1

21

0

0

0

   
7.03 studiekosten waterkwaliteit

Motivering

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van waterkwaliteit.

Producten

In de Delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwater zal op basis van de prioriteiten en kennisleemten bepaald worden waar nader onderzoek gedaan wordt. Speerpunten in de aanpak zijn het terugdringen van de problematiek van nutriënten in het grond- en oppervlaktewater, de belasting van het water door de lozing van gewasbeschermingsmiddelen en tenslotte het verminderen van waterverontreiniging als gevolg van medicijnresten en nieuwe stoffen. De uit te voeren onderzoeken zullen zich deels richten op de analyse van deze vraagstukken maar ook in belangrijke mate op het identificeren van effectieve maatregelen.

4. DE BIJLAGEN

BIJLAGE 1. VOEDING VAN HET DELTAFONDS EN BEGROTINGSSTAAT PER ARTIKELONDERDEEL

Bedragen x € 1.000

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

1

Investeren in waterveiligheid

436.921

526.713

382.754

424.265

625.963

657.823

496.308

531.657

553.267

402.951

498.499

355.450

540.229

428.047

387.611

7.248.458

1.01 Grote projecten waterveiligheid

311.471

352.422

233.226

266.319

58.991

134.702

40.800

79.071

0

0

0

0

0

0

0

1.477.002

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

114.879

169.799

147.008

155.556

563.972

520.621

453.008

450.586

551.267

400.951

496.499

353.450

538.229

426.047

385.611

5.727.483

1.03 Studiekosten

10.571

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

2.500

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

43.973

                                   

1.09

Ontvangsten

192.955

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

151.348

151.348

145.948

151.348

151.349

151.348

151.349

151.349

151.349

2.405.976

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

243.966

328.869

220.496

234.708

470.793

506.367

344.960

380.309

407.319

251.603

347.150

204.102

388.880

276.698

236.262

4.842.482

                                   

2

Investeren in zoetwatervoorziening

27.432

21.863

33.913

49.672

41.586

458

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

185.922

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

24.777

18.913

30.963

46.122

41.471

458

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

173.702

2.03 Studiekosten

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

12.220

                                   

2.09

Ontvangsten

1

3.041

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3.042

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

27.431

18.822

33.913

49.672

41.586

458

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

182.880

                                   

3

Beheer, onderhoud en vervanging

189.653

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

208.004

215.685

279.889

224.898

240.747

230.591

230.591

230.591

230.591

3.073.081

3.01 Watermanagement

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

7.083

7.108

7.108

7.108

7.308

6.908

6.908

6.908

6.908

105.900

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

182.541

181.654

171.065

104.492

115.738

183.450

200.921

208.577

272.781

217.790

233.439

223.683

223.683

223.683

223.683

2.967.181

                                   

3.09

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

189.653

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

208.004

215.685

279.889

224.898

240.747

230.591

230.591

230.591

230.591

3.073.081

                                   

4

Experimenteren cf art. III Deltawet

7.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

918.246

4.01 Experimenteerprojecten

3.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3.000

4.02 Geintegreerde contractvormen/PPS

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

915.246

                                   

4.09

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

7.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

918.246

                                   

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

298.661

304.609

299.492

296.230

287.799

273.006

273.444

387.404

294.829

500.161

378.679

509.275

535.632

653.484

693.920

5.986.625

5.01 Apparaat

226.673

230.529

225.771

223.015

219.791

210.625

211.038

213.930

215.792

220.328

220.327

220.351

220.351

220.351

220.351

3.299.223

5.02 Overige uitgaven

62.911

64.200

63.841

63.835

62.198

62.381

62.406

62.684

62.827

62.823

64.280

60.949

60.648

60.648

60.648

937.279

5.03 Investeringsruimte

9.077

9.880

9.880

9.380

5.810

0

0

0

0

114.010

94.072

227.975

254.633

372.485

412.921

1.520.123

5.04 Reserveringen

0

0

0

0

0

0

0

110.790

16.210

103.000

0

0

0

0

0

230.000

                                   

5.09

Ontvangsten

127.032

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

127.032

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

171.629

304.609

299.492

296.230

287.799

273.006

273.444

387.404

294.829

500.161

378.679

509.275

535.632

653.484

693.920

5.859.593

                                   

7

Investeren in waterkwaliteit

22.479

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

69.511

51.867

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

639.873

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

19.917

25.676

46.975

67.391

63.682

72.861

61.411

51.867

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

574.702

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

282

777

777

21.170

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

23.006

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

2.280

3.195

4.645

5.545

9.950

8.450

8.100

0

0

0

0

0

0

0

0

42.165

                                   

7.09

Ontvangsten

224

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

224

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

22.255

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

69.511

51.867

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

639.649

                                   

6

Bijdragen andere begrotingen Rijk

                               

06.09

Ontvangsten

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

951.382

1.042.378

1.042.891

1.039.337

1.029.308

1.011.652

1.158.107

1.163.777

1.163.777

15.515.931

                                   
 

Totaal uitgaven

983.046

1.119.328

1.164.062

1.209.828

1.368.737

1.247.860

1.102.730

1.193.726

1.188.839

1.190.685

1.180.657

1.163.000

1.309.456

1.315.126

1.315.126

18.052.205

 

Totaal ontvangsten

320.212

200.885

162.258

189.557

155.170

151.456

151.348

151.348

145.948

151.348

151.349

151.348

151.349

151.349

151.349

2.536.274

 

Totaal Bijdrage van hfdst XII (art 26)

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

951.382

1.042.378

1.042.891

1.039.337

1.029.308

1.011.652

1.158.107

1.163.777

1.163.777

15.515.931

BIJLAGE 2. VERDIEPINGSBIJLAGE

In de verdiepingsbijlage is per productartikel een meerjarige begrotingsmutatietabel opgenomen op artikelonderdeelniveau met daarbij de aansluiting tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand voor de volledige looptijd van het fonds. Bij het toelichten van de begrotingsmutaties wordt de normering die is opgenomen in de leeswijzer gehanteerd. Dit houdt in dat de begrotingsmutaties, waarbij het verschil kleiner is dan de aangegeven norm niet worden toegelicht (tenzij beleidsmatig toch relevant). De begrotingsmutaties zijn in alfabetische volgorde in de tabellen opgenomen en worden ook in deze volgorde toegelicht.

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Totaal mutatie

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 1.01 Grote projecten waterveiligh.

 

373.919

323.350

267.896

245.997

43.914

72.234

76.497

175.082

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

19.353

0

9.981

10.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 1.01 Grote projecten waterveiligh.

 

393.272

323.350

277.877

255.997

43.914

72.234

76.497

175.082

0

0

0

0

0

0

0

HWBP-2 vrijval

– 81.000

             

– 81.000

             

Kasschuiven

0

– 86.083

25.223

30.297

7.294

14.405

60.936

– 36.161

– 15.911

             

Monitoring Langsdammen Waal

– 827

   

– 827

                       

Prijsbijstelling 2017

16.817

3.720

3.849

2.652

3.028

672

1.532

464

900

             

Regeling Inundatieschade

562

562

                           

Ruimte voor de Rivier meevaller

– 76.773

   

– 76.773

                       

Mutaties Miljoenennota 2018

 

– 81.801

29.072

– 44.651

10.322

15.077

62.468

– 35.697

– 96.011

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 1.01 Grote projecten waterveiligh.

 

311.471

352.422

233.226

266.319

58.991

134.702

40.800

79.071

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

 

153.751

247.809

290.807

258.054

801.693

640.861

470.854

324.054

426.733

430.138

542.732

413.029

400.150

374.070

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

20.146

– 1.941

46.400

– 4.500

– 9.600

– 8.100

– 8.100

0

0

4.437

0

– 400

91.640

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 1.02 Ov.aanlegprojecten Waterveiligh.

 

173.897

245.868

337.207

253.554

792.093

632.761

462.754

324.054

426.733

434.575

542.732

412.629

491.790

374.070

0

Afsluitdijk

– 869.854

– 5.057

– 47.400

– 215.100

– 228.365

– 211.500

– 41.250

– 50.050

– 2.250

– 2.250

– 2.250

– 2.250

– 62.132

     

BCF/PF Rivierverruiming Rijn

– 3.028

– 3.028

                           

Bijdrage EiD

0

 

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

3.380

– 260

– 260

– 260

– 260

Deltaplan grote rivieren

– 436

                 

– 436

         

Deltaplan Zoetwater

0

   

– 13.150

– 4.150

               

17.300

   

Duurzaamheidspilots Beheer en Onderhoud

0

 

– 1.125

– 1.125

– 1.125

– 1.125

       

4.500

         

Extra capaciteit waterveiligheidexperts

0

– 607

– 604

– 600

– 606

– 596

– 596

– 596

– 596

– 596

– 596

– 596

– 596

– 596

7.781

 

Extrapolatie 2031

374.471

                           

374.471

HWBP-2 vrijval

48.600

             

81.000

– 5.400

– 27.000

         

Jaarlijkse bijdrage VNSC/ extrapolatie

802

                 

802

         

Kasschuiven

0

99.529

– 29.792

– 38.807

– 14.216

– 25.354

– 75.775

33.867

40.280

57.323

– 4.717

– 51.014

– 19.056

1.738

25.994

 

Inpassen min-regel

0

– 150.000

   

150.000

                     

Lange termijn Ambitie Waterveiligheid

0

 

– 820

– 1.012

– 964

– 964

– 964

– 964

– 964

– 964

– 964

– 964

– 964

11.472

– 964

 

Lange termijn Ambitie Waterveiligheid/rivieren

0

 

– 500

– 500

– 500

– 500

– 500

– 500

         

3.000

   

Legger Vlieland en Terschelling

– 1.000

                   

– 1.000

       

Markerwadden fase 1

0

– 3.000

                     

3.000

   

Monitoring Langsdammen Waal

4.140

1.000

986

2.154

                       

Natuurlijk Markermeer-Ijmeer

0

   

5

           

– 5

         

Payrollers

0

                             

Prijsbijstelling 2017

62.827

3.105

4.479

3.009

4.001

8.354

8.381

9.372

9.937

10.271

10.667

– 53.628

10.679

11.400

11.400

11.400

Programma Lumbricus

0

   

– 500

– 500

500

500

                 

Regeling Inundatieschade

0

– 562

                 

562

       

Reservering BRO- correctie bijdrage DGRW

0

523

                   

– 523

     

Reservering NIOZ Texel- meerkosten

2.400

                     

2.400

     

Risicoreservering Zandwinning

0

                 

– 60

 

60

     

Reservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierverruiming

196.000

               

67.025

69.083

59.892

       

Ruimte voor de Rivier

0

   

76.773

           

– 76.773

         

Steenbestorting Westerschelde

7.844

                     

7.844

     

Stormvloedkering Ramspol

0

– 626

– 622

– 618

– 625

– 615

– 615

– 615

– 615

– 615

– 615

– 615

– 615

– 615

8.026

 

Strategische capaciteitsmanagement

0

– 295

– 411

– 468

– 688

– 1.061

– 1.061

         

3.984

     

Stroomlijn

0

       

5.000

       

– 5.000

         

Mutaties Miljoenennota 2018

 

– 59.018

– 76.069

– 190.199

– 97.998

– 228.121

– 112.140

– 9.746

126.532

124.534

– 33.624

– 46.233

– 59.179

46.439

51.977

385.611

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

 

114.879

169.799

147.008

155.556

563.972

520.621

453.008

450.586

551.267

400.951

496.499

353.450

538.229

426.047

385.611

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 1.03 Studiekosten

 

9.008

980

920

930

500

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

3.795

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 1.03 Studiekosten

 

12.803

980

920

930

500

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Bouw Nieuwe GEO centrifuge

– 3.100

 

– 1.030

– 1.030

– 1.040

                     

Extrapolatie 2031

2.000

                           

2.000

Kasschuiven

0

– 2.172

2.042

130

                       

Lange termijn Ambitie Waterveiligheid

26.000

 

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

 

Lange termijn Ambitie Waterveiligheid/rivieren

3.000

 

500

500

500

500

500

500

               

naar PBL-opdracht Kwartiermakers on climate Adaptation

– 60

– 60

                           

Mutaties Miljoenennota 2018

 

– 2.232

3.512

1.600

1.460

2.500

2.500

2.500

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 1.03 Studiekosten

 

10.571

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

2.500

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 1.04 GIV/PPS

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 1.04 GIV/PPS

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 
 

0

                             

Mutaties Miljoenennota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 1.04 GIV/PPS

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2017 Inv. in waterveiligheid

 

536.678

572.139

559.623

504.981

846.107

713.095

547.351

499.136

426.733

430.138

542.732

413.029

400.150

374.070

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2017 Inv. in waterveiligheid

 

579.972

570.198

616.004

510.481

836.507

704.995

539.251

499.136

426.733

434.575

542.732

412.629

491.790

374.070

0

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Inv. in waterveiligheid

 

436.921

526.713

382.754

424.265

625.963

657.823

496.308

531.657

553.267

402.951

498.499

355.450

540.229

428.047

387.611

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 1.09 Ontv. Investeren in waterveiligheid

 

186.805

192.608

150.433

177.389

153.406

149.734

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

 

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

3.999

3.059

9.981

10.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 1.09 Ontv. Inv.in waterveiligheid

 

190.804

195.667

160.414

187.389

153.406

149.734

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

0

Afsluitdijk

– 15

     

– 15

                     

Extrapolatie 2031

149.628

                           

149.628

HWBP-2 vrijval

– 5.400

               

– 5.400

           

Kasschuiven

0

9

– 38

 

29

                     

Prijsbijstelling 2017

27.325

2.142

2.215

1.844

2.154

1.764

1.722

1.720

1.720

1.720

1.720

1.721

1.720

1.721

1.721

1.721

Mutaties Miljoenennota 2018

 

2.151

2.177

1.844

2.168

1.764

1.722

1.720

1.720

– 3.680

1.720

1.721

1.720

1.721

1.721

151.349

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 1.09 Ontv. Investeren in waterveiligheid

 

192.955

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

151.348

151.348

145.948

151.348

151.349

151.348

151.349

151.349

151.349

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Afsluitdijk

Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. Afronding van de aanbesteding staat gepland voor 2018. Vooruitlopend hierop zijn de beschikbare middelen voor de Afsluitdijk overgeboekt naar artikel 04.02.01. Geïntegreerde contractvormen/PPS.

Extrapolatie 2031

Bij de begroting 2018 wordt de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

HWBP-2 vrijval

In deze begroting is een vrijval van het HWBP-2 verwerkt van € 81 miljoen. Over de middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 hebben de Minister van IenM en de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt in «afsprakenkader nieuwe waterveiligheidsnormen» (18 juni 2014), waarbij is afgesproken dat twee derde deel van de vrijval beschikbaar komt voor het HWBP en een derde voor de programmaruimte op het Deltafonds, ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Bij de verwerking moet ook rekening gehouden met de afspraak uit het Bestuursakkoord Water dat de individuele waterschappen 10% bijdragen aan het HWBP met het projectgebonden aandeel, teneinde de 50/50 verhouding in de bijdragen van Rijk en Waterschappen te handhaven. Dit is gedaan door de bijdragen van de waterschappen aan het Deltafonds te verlagen met € 5,4 miljoen.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk. De kasschuiven hebben met name betrekking op de projecten Markermeerdijk, actualisatie Maaswerken en uitvoeringsprogramma Ruimte voor de Rivier.

Lange termijn ambitie Waterveiligheid

De lange termijn ambitie waterveiligheid betreft met name de (langjarige) activiteiten waarmee een continue kennisbasis gevormd kan worde die als basis dient voor een actueel, degelijk, effectief en uitvoerbaar beleid. Hiertoe is op basis van de actuele programmering een kasschuif uitgevoerd en worden de middelen overgeboekt vanuit de programmaruimte artikel 5.03 naar artikel 01.03 Studie en onderzoekskosten waterveiligheid.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Reservering Rijksbijdragen aan meerkosten van rivierverruiming

De beleidsreservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierverruiming zijn de startbeslissingen voor de Rijn- en Maastakken genomen en is overgeboekt van artikel 05.03 Investeringsruimte naar artikelonderdeel 01.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma.

Ruimte voor de Rivier meevaller

Dit is, op het project Ruimte voor de Rivier, de vrije ruimte tussen budget en projectraming. Deze ruimte wordt aan de investeringsruimte (artikel 05.03) toegevoegd.

Steenbestorting Westerschelde

Op het project Steenbestortingen Zeeland gaat doet zich een tegenvaller van enkele miljoenen voordoen. De steenbestortingen hebben geleid tot bezwaren van belangengroeperingen. De Raad van State heeft de bezwaren (deels) gesanctioneerd. Dit leidt tot een aanpak met meer compenserende maatregelen. Het vervangen van de steenbestortingen is gestuit op bezwaren om milieuredenen die zich vertaald hebben in compensatiemaatregelen. Daarnaast speelt er een arbitragezaak die kan leiden tot herstelwerkzaamheden en dus extra kosten. De totale tegenvaller van € 7,8 miljoen wordt gecompenseerd vanuit de investeringsruimte artikel 05.03.

Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

Totaal mutatie

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 2.01 Aanleg waterkwantiteit

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 2.01

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Miljoenennota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 2.01

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 2.02 Overige waterinvest.zoetwatervoorz.

 

36.928

38.561

30.672

31.992

32.289

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

5.334

0

– 500

– 500

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 2.02 BenO

 

42.262

38.561

30.172

31.492

32.289

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

Deltaplan Zoetwater

17.300

   

13.150

4.150

                     

Kasschuiven

0

– 8.308

– 9.933

– 606

9.806

9.566

– 525

                 

Overboeking Zoetwatermaatregelen

– 31.545

– 9.458

– 9.690

– 12.397

                       

Prijsbijstelling 2017

2.090

281

325

494

524

466

                   

Programma Lumbricus

0

   

500

500

– 500

– 500

                 

Waterkwaliteit

– 1.750

 

– 350

– 350

– 350

– 350

– 350

                 

Mutaties Miljoenennota 2018

 

– 17.485

– 19.648

791

14.630

9.182

– 1.375

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 2.02 BenO

 

24.777

18.913

30.963

46.122

41.471

458

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 2.03 Studiekosten

 

2.045

2.950

2.950

3.550

115

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

610

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 2.03 Studiekosten

 

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Miljoenennota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 2.03 Studiekosten

 

2.655

2.950

2.950

3.550

115

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2017 Inv. in zoetwatervoorziening

 

38.973

41.511

33.622

35.542

32.404

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2017 Inv. in zoetwatervoorziening

 

44.917

41.511

33.122

35.042

32.404

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Inv. in zoetwatervoorziening

 

27.432

21.863

33.913

49.672

41.586

458

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 2.09 Ontv.Inv. Waterkwant. en zoetwatervoorz.

 

0

3.006

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 2.09 Ontvangsten

 

1

3.006

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling 2017

35

0

35

                         

Mutaties Miljoenennota 2018

 

0

35

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 2.09 Ontvangsten

 

1

3.041

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

Deltaplan Zoetwater

Zoetwater is een van de pijlers binnen het Deltaprogramma. Met de Deltabeslissing is een investeringsprogramma gestart met maatregelen door rijk en regio gezamenlijk gefinancierd. Het rijk draagt € 150 miljoen bij aan de uitvoering. Voor een aantal maatregelen zijn er nieuwe ramingen die leiden tot kostenoverschrijding. Het betreft Peilbesluit IJsselmeer (€ 5 miljoen), Noordervaart (€ 9 miljoen) en Bypass Irene Sluis (€ 3,3 miljoen). Totaal wordt nu € 17,3 miljoen vanuit de programmaruimte overgeheveld naar de Zoetwatermaatregelen in de periode 2019/2020.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk. De kasschuiven hebben met name betrekking op actualisatie programmering zoetwatermaatregelen en het project Roode Vaart.

Overboeking Zoetwatermaatregelen

Naar het Provinciefonds worden voor de jaren 2017, 2018 en 2019 middelen (excl. BTW) overgeheveld ten behoeve van de uitvoering van Zoetwatermaatregelen door provincies. De BTW componenten voor de jaren 2017, 2018 en 2019, gekoppeld aan betreffende maatregelen, worden afgedragen aan het BTW-compensatiefonds.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

Totaal mutatie

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 3.01 Watermanagement

 

7.031

7.030

7.002

7.002

7.002

7.002

7.002

7.027

7.027

7.027

7.225

6.829

6.829

6.829

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 3.01 Watermanagement

 

7.031

7.030

7.002

7.002

7.002

7.002

7.002

7.027

7.027

7.027

7.225

6.829

6.829

6.829

0

Extrapolatie 2031

6.829

                           

6.829

Prijsbijstelling 2017

1.209

81

81

81

81

81

81

81

81

81

81

83

79

79

79

79

Mutaties Miljoenennota 2018

 

81

81

81

81

81

81

81

81

81

81

83

79

79

79

6.908

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 3.01 Watermanagement

 

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

7.083

7.108

7.108

7.108

7.308

6.908

6.908

6.908

6.908

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

 

162.435

156.914

152.918

105.426

122.538

188.774

210.180

224.557

271.843

217.269

232.886

223.208

223.208

223.208

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

3.187

50

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 3.02 Beheer, onderhoud vervanging

 

165.622

156.964

152.918

105.426

122.538

188.774

210.180

224.557

271.843

217.269

232.886

223.208

223.208

223.208

0

Bijdrage min EZ: Project Wind op zee

15.289

3.961

3.450

3.345

4.533

                     

Duurzaamheidspilots Beheer en Onderhoud

4.500

 

1.125

1.125

1.125

1.125

                   

Extrapolatie 2031

223.208

                           

223.208

Kasschuiven

0

11.786

18.956

11.837

– 6.861

– 3.381

– 5.962

– 10.000

– 16.375

0

0

0

0

0

0

0

Monitoringsysteem TBES

800

   

800

                       

Prijsbijstelling 2017

22.682

2.032

2.019

1.900

1.129

1.316

1.498

1.601

1.255

1.798

1.381

1.413

1.335

1.335

1.335

1.335

Stroomlijn

– 5.000

       

– 5.000

                   

Waterveiligheid Stormvloedkeringen Zuid-Holland

– 12.900

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

– 860

Mutaties Miljoenennota 2018

 

16.919

24.690

18.147

– 934

– 6.800

– 5.324

– 9.259

– 15.980

938

521

553

475

475

475

223.683

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

 

182.541

181.654

171.065

104.492

115.738

183.450

200.921

208.577

272.781

217.790

233.439

223.683

223.683

223.683

223.683

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2017 B&O en verv.

 

169.466

163.944

159.920

112.428

129.540

195.776

217.182

231.584

278.870

224.296

240.111

230.037

230.037

230.037

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2017 B&O en verv.

 

172.653

163.994

159.920

112.428

129.540

195.776

217.182

231.584

278.870

224.296

240.111

230.037

230.037

230.037

0

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 B&O en verv.

 

189.653

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

208.004

215.685

279.889

224.898

240.747

230.591

230.591

230.591

230.591

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 3.09 Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 3.09 Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Miljoenennota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 3.09 Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

Bijdrage min EZ: Project Wind op zee

Dit betreft een bijdrage van Ministerie van Economische Zaken met name ten behoeve van ecologisch onderzoek omtrent het project Wind op zee.

Duurzaamheidspilots beheer en onderhoud

Voor de realisatie van een tweetal duurzaamheidspilots (duurzame bestrijding riviererosie en zwerfvuil rivieren) bij op het gebied van het Beheer en Onderhoud met betrekking tot riviererosie en zwerfvuil wordt € 4,5 miljoen vanuit de programmaruimte ingezet € 4,5 miljoen beschikbaar gesteld.

Extrapolatie 2031

In de begroting 2018 wordt de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk. De kasschuiven hebben met name betrekking op de projecten Amelander Zeegat, Stroomlijn, groot variabel onderhoud Stuwen in de Lek.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Stroomlijn

Op het project Stroomlijn is een aanbestedingsmeevaller ad € 5 miljoen gerealiseerd dat wordt toegevoegd aan de investeringsruimte van het Deltafonds.

Waterveiligheid stormvloedkeringen Zuid-Holland

Begin 2016 geconstateerd dat er bij een aantal stormvloedkeringen (Maeslantkering, Hartelkering, Hollandse IJsselkering en Haringvlietsluizen) sprake is van een formatietekort van in totaal 10,2 FTE. De extra formatie is nodig vanwege de complexiteit van de objecten. De capaciteit wordt ingezet voor o.a. het opstellen van faalkansrapportages en een intensievere begeleiding door Rijkswaterstaat richting de aannemers. Dit laatste vanwege de specifieke objectkennis die nodig is om aannemers in staat te stellen kwalitatief goed werk te leveren ten aanzien van het beheer en onderhoud van de stormvloedkeringen.

Artikel 4 Experimenteren c.f. art. III Deltabegroting

Totaal mutatie

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 4.01 Experimenteerprojecten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 4.01 Exp.projecten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Markerwadden fase 1

3.000

3.000

                           

Mutaties Miljoenennota 2018

 

3.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 4.01 Exp.projecten

 

3.000

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Afsluitdijk

905.479

5.057

47.400

215.100

231.320

214.470

44.220

53.020

5.220

5.220

5.220

5.220

65.102

2.970

2.970

2.970

Payrollers

– 639

– 213

– 213

– 213

                       

Prijsbijstelling 2017

10.406

56

543

2.471

2.660

2.466

509

610

60

60

60

60

749

34

34

34

Mutaties Miljoenennota 2018

 

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

 

4.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2017 Exp. cf, art. III Deltabegroting

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2017 Exp. cf, art. III Deltabegroting

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Exp. cf, art. III Deltabegroting

 

7.900

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

53.630

5.280

5.280

5.280

5.280

65.851

3.004

3.004

3.004

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 4.09 Ontvangsten exp.artikel

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 4.09 Ontvangsten exp.art.

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Miljoenennota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 4.09 Ontvangsten exp.art.

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

Marker Wadden fase 1

De reservering voor Marker Wadden fase 1 was opgenomen in de programmaruimte. Dit budget wordt in 2017 overgeboekt naar het Groenfonds. Middels een kasschuif wordt het betreffende budget naar voren gehaald en overgeheveld.

Afsluitdijk

Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. Afronding van de aanbesteding staat gepland voor 2018. Vooruitlopend hierop zijn de beschikbare middelen voor de Afsluitdijk overgeboekt naar artikel 04.02.01. Geïntegreerde contractvormen/PPS.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Totaal mutatie

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 5.01 Apparaat

 

218.112

221.983

218.158

215.428

211.910

202.895

204.369

207.261

209.123

213.659

213.658

213.682

213.682

213.682

 

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

383

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 5.01 Apparaat

 

218.495

221.983

218.158

215.428

211.910

202.895

204.369

207.261

209.123

213.659

213.658

213.682

213.682

213.682

0

Bijdrage min EZ: Project Wind op zee

2.458

1.540

918

                         

Extra capaciteit waterveiligheidexperts

8.973

607

604

600

606

596

596

596

596

596

596

596

596

596

596

596

Extrapolatie 2031

213.682

                           

213.682

Herschikking apparaatsgelden

– 50

– 50

                           

Loonbijstelling 2017

57.041

3.309

4.031

3.982

3.947

3.902

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

Payrollers

639

213

213

213

                       

Prijsbijstelling 2017

12.239

662

887

872

861

847

811

811

811

811

811

811

811

811

811

811

Stormvloedkering Ramspol

9.256

626

622

618

625

615

615

615

615

615

615

615

615

615

615

615

Strategische capaciteitsmanagement

4.100

411

411

468

688

1.061

1.061

                 

Waterveiligheid Stormvloedkeringen Zuid-Holland

12.900

860

860

860

860

860

860

860

860

860

860

860

860

860

860

860

Mutaties Miljoenennota 2018

 

8.178

8.546

7.613

7.587

7.881

7.730

6.669

6.669

6.669

6.669

6.669

6.669

6.669

6.669

220.351

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 5.01 Apparaat

 

226.673

230.529

225.771

223.015

219.791

210.625

211.038

213.930

215.792

220.328

220.327

220.351

220.351

220.351

220.351

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 5.02 Overige uitgaven

 

63.703

63.685

63.330

63.324

61.514

61.695

61.719

61.994

62.135

62.131

63.870

59.982

59.982

59.982

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

– 1.500

– 198

– 198

– 198

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 5.02 Overige uitgaven

 

62.203

63.487

63.132

63.126

61.514

61.695

61.719

61.994

62.135

62.131

63.870

59.982

59.982

59.982

0

Bijdrage minEZ: Zoutwinning

11

11

                           

Extrapolatie 2031

59.982

                           

59.982

Kasschuiven Overige uitgaven

0

                   

– 296

296

     

KNMI offerte 2017

– 360

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

Prijsbijstelling 2017

10.694

721

737

733

733

708

710

711

714

716

716

730

695

690

690

690

Mutaties Miljoenennota 2018

 

708

713

709

709

684

686

687

690

692

692

410

967

666

666

60.648

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 5.02 Overige uitgaven

 

62.911

64.200

63.841

63.835

62.198

62.381

62.406

62.684

62.827

62.823

64.280

60.949

60.648

60.648

60.648

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 5.03 Investeringsruimte

 

– 148.400

0

0

150.000

0

0

0

122.790

144.564

185.847

45.612

226.586

387.753

419.503

 

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

140

0

0

0

0

0

0

0

0

– 4.437

0

400

– 91.640

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 5.03 Investeringsruimte

 

– 148.260

0

0

150.000

0

0

0

122.790

144.564

181.410

45.612

226.986

296.113

419.503

0

Afsluitdijk

– 32.670

     

– 2.970

– 2.970

– 2.970

– 2.970

– 2.970

– 2.970

– 2.970

– 2.970

– 2.970

– 2.970

– 2.970

 

Bijdrage EiD

– 3.640

                   

– 3.640

       

Deltaplan grote rivieren

436

                 

436

         

Deltaplan Zoetwater

– 17.300

                       

– 17.300

   

Duurzaamheidspilots Beheer en Onderhoud

– 4.500

                 

– 4.500

         

Extra capaciteit waterveiligheidexperts

– 8.973

                         

– 8.377

– 596

Extrapolatie 2031

414.132

                           

414.132

Financiering BRO

– 480

 

– 120

– 120

– 120

– 120

                   

HWBP-2 vrijval

27.000

                 

27.000

         

Jaarlijkse bijdrage VNSC/ extrapolatie

– 802

                 

– 802

         

Kasschuiven

0

– 140

1.180

988

4.006

4.006

4.006

4.006

– 7.994

– 57.323

4.717

51.520

18.760

– 1.738

– 25.994

 

Inpassen min-regel

0

150.000

   

– 150.000

                     

Lange termijn Ambitie Waterveiligheid

– 26.000

 

– 1.180

– 988

– 1.036

– 1.036

– 1.036

– 1.036

– 1.036

– 1.036

– 1.036

– 1.036

– 1.036

– 13.472

– 1.036

 

Lange termijn Ambitie Waterveiligheid/rivieren

– 3.000

                       

– 3.000

   

Legger Vlieland en Terschelling

1.000

                   

1.000

       

Markerwadden fase 1

– 3.000

                       

– 3.000

   

Natuurlijk Markermeer-Ijmeer

5

                 

5

         

Prijsbijstelling 2017

64.040

                   

64.040

       

Regeling Inundatieschade

– 562

                   

– 562

       

Reservering BRO- Bijdrage DGB

43.430

8.000

10.000

10.000

9.500

5.930

                   

Reservering BRO- correctie bijdrage DGRW

0

– 523

                   

523

     

Reservering NIOZ Texel- meerkosten

– 2.400

                     

– 2.400

     

Reservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierverruiming

– 196.000

               

– 67.025

– 69.083

– 59.892

       

Reservering regionale keringen in beheer bij het rijk

– 200.000

             

– 97.000

 

– 103.000

         

Reservering Rijksstructuurvisie Grevelingen/Volkerakzoommeer

– 30.000

             

– 13.790

– 16.210

           

Risicoreservering Zandwinning- meerkosten

0

                 

60

 

– 60

     

Ruimte voor de Rivier

76.773

                 

76.773

         

Steenbestorting Westerschelde

– 7.844

                     

– 7.844

     

Stormvloedkering Ramspol

– 9.256

                         

– 8.641

– 615

Strategische capaciteitsmanagement

– 3.984

                     

– 3.984

     

Stroomlijn

5.000

                 

5.000

         

Mutaties Miljoenennota 2018

 

157.337

9.880

9.880

– 140.620

5.810

0

0

– 122.790

– 144.564

– 67.400

48.460

989

– 41.480

– 47.018

412.921

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 5.03 Investeringsruimte

 

9.077

9.880

9.880

9.380

5.810

0

0

0

0

114.010

94.072

227.975

254.633

372.485

412.921

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 5.04 Saldo van de afgesloten rekeningen

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 5.04 Reserveringen

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Reservering regionale keringen in beheer bij het rijk

200.000

             

97.000

 

103.000

         

Reservering Rijksstructuurvisie Grevelingen/Volkerakzoommeer

30.000

             

13.790

16.210

           

Mutaties Miljoenennota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

110.790

16.210

103.000

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 5.04 Reserveringen

 

0

0

0

0

0

0

0

110.790

16.210

103.000

0

0

0

0

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2017 Netwerkgeb.kosten en ov.uitg.

 

133.415

285.668

281.488

428.752

273.424

264.590

266.088

392.045

415.822

461.637

323.140

500.250

661.417

693.167

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2017 Netwerkgeb.kosten en ov.uitg.

 

132.438

285.470

281.290

428.554

273.424

264.590

266.088

392.045

415.822

457.200

323.140

500.650

569.777

693.167

0

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 Netwerkgeb.kosten en ov.uitg.

 

298.661

304.609

299.492

296.230

287.799

273.006

273.444

387.404

294.829

500.161

378.679

509.275

535.632

653.484

693.920

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Afsluitdijk

Bij de Afsluitdijk wordt de waterafvoercapaciteit vergroot door het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever. Deze areaalgroei brengt extra beheerkosten met zich mee, waarvoor een risicoreservering binnen de programmaruimte op het Deltafonds is gedaan. Het project Afsluitdijk wordt met een DBFM-contract op de markt gezet. Afronding van de aanbesteding staat gepland voor 2018. Vooruitlopend hierop zijn de beschikbare middelen voor de Afsluitdijk overgeboekt naar artikel 04.02.01. Geïntegreerde contractvormen/PPS.

Bijdrage eID

Voor de stelselkosten van het programma elektronisch identificeren (eID) is structureel € 16 miljoen is benodigd vanaf 2018. IenM levert hieraan een bijdrage van € 2 miljoen structureel. Deze mutatie betreft de budgettaire verwerking van het aandeel van het Deltafonds.

Deltaplan zoetwater

Zoetwater is een van de pijlers binnen het Deltaprogramma. Met de Deltabeslissing is een investeringsprogramma gestart met maatregelen die door Rijk en Regio gezamenlijk worden gefinancierd. Het rijk draagt € 150 miljoen bij aan de uitvoering. Voor een aantal maatregelen zijn er nieuwe ramingen die zullen leiden tot kostenoverschrijding. Het betreft Peilbesluit IJsselmeer (€ 5 miljoen), Noordervaart (€ 9 miljoen) en Bypass Irene Sluis (€ 3,3 miljoen). Totaal wordt nu € 17,3 miljoen vanuit de programmaruimte overgeheveld naar de Zoetwatermaatregelen in de periode 2019/2020.

Extra capaciteit waterveiligheidexperts

Deze waterveiligheidsexperts zijn nodig om het hoofdkennisveld «Waterveiligheid» te versterken. In de Kenniskoers is vastgesteld dat »waterveiligheid» een critical field is dat versterkt moet worden. Het gaat daarbij met name om het verbinden van de theoretische kennis van de kennisinstituten/universiteiten met de praktijk van de waterbeheerder. Daarvoor zijn experts nodig met enerzijds voldoende diepgaande kennis om de theoretische kennis te doorgronden, en daarnaast in staat zijn om deze kennis in de breedte te verbinden met de praktijk (en het beleid).

Extrapolatie 2031

In de begroting 2018 is de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

HWBP-2 vrijval

In deze begroting is een vrijval van het HWBP-2 verwerkt van € 81 miljoen. Over de middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 hebben de Minister van IenM en de Unie van Waterschappen afspraken gemaakt in «afsprakenkader nieuwe waterveiligheidsnormen» (18 juni 2014), waarbij is afgesproken dat twee derde deel van de vrijval beschikbaar komt voor het HWBP en een derde voor de programmaruimte op het Deltafonds, ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Bij de verwerking moet ook rekening gehouden met de afspraak uit het Bestuursakkoord Water dat de individuele waterschappen 10% bijdragen aan het HWBP met het projectgebonden aandeel, teneinde de 50/50 verhouding in de bijdragen van Rijk en Waterschappen te handhaven. Dit is gedaan door de bijdragen van de waterschappen aan het Deltafonds te verlagen met € 5,4 miljoen.

Lange termijn ambitie waterveiligheid

De lange termijn ambitie waterveiligheid betreft met name de (langjarige) activiteiten waarmee een continue kennisbasis gevormd kan worde die als basis dient voor een actueel, degelijk, effectief en uitvoerbaar beleid. Hiertoe is op basis van de actuele programmering een kasschuif uitgevoerd en worden de middelen overgeboekt vanuit de programmaruimte artikel 5.03 naar artikel 01.03 Studie en onderzoekskosten waterveiligheid.

Loon- en prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Reservering BRO

In de begroting 2018 zijn op het Infrastructuurfonds en Deltafonds middelen vrijgemaakt voor de realisatie van de Basisregistratie Ondergrond (BRO). De vrijgemaakte middelen worden gereserveerd op het Deltafonds en worden tranchegewijs naar de begroting HXII overgeheveld waar de uitgaven voor BRO worden verantwoord.

Reservering rijksbijdragen aan meerkosten van rivierverruiming

De beleidsreservering Rijksbijdrage aan meerkosten van rivierverruiming zijn de startbeslissingen voor de Rijn- en Maastakken genomen en is overgeboekt van artikel 05.03 Investeringsruimte naar artikelonderdeel 01.02.01 Verkenningen en planuitwerkingsprogramma.

Reservering regionale keringen in beheer bij het rijk

Reservering Rijksstructuurvisie Grevelingen/Volkerakzoommeer

Voorgesteld wordt om de beleidsreservering regionale keringen in beheer bij het rijk en rijksstructuurvisie Grevelingen/Volkerakzoommeer over te boeken naar het nieuwe artikelonderdeel 05.04 Reserveringen.

Ruimte voor de Rivier

De vrije ruimte tussen budget en projectraming bij het project Ruimte voor de Rivier wordt toegevoegd aan de investeringsruimte (artikel 05.03).

Steenbestorting Westerschelde

Op het project Steenbestortingen Zeeland doet zich een tegenvaller van enkele miljoenen voor. De steenbestortingen hebben geleid tot bezwaren van belangengroeperingen. De Raad van State heeft de bezwaren (deels) gesanctioneerd. Dit leidt tot een aanpak met meer compenserende maatregelen. Daarnaast speelt er een arbitragezaak die kan leiden tot herstelwerkzaamheden en dus extra kosten. De totale tegenvaller van € 7,8 miljoen wordt gecompenseerd vanuit de investeringsruimte artikel 05.03.

Stormvloedkering Ramspol

Het toenmalige Waterschap Groot Salland (nu Waterschap Drents Overijsselse Delta) heeft in 2014 de Ramspolkering overgedragen aan Rijkswaterstaat. De faalkanseis van 1:100 is nu wettelijk vastgelegd in het nieuwe Beoordelings Instrumentarium (WBI2017), conform de Waterwet. RWS brengt de beoordelingssystematiek voor de faalkansprestatie in lijn met de uniforme RWS standaarden en de eis vanuit de Waterwet. Ter financiering hiervan wordt € 0,6 miljoen per jaar overgeboekt vanuit de programmaruimte naar Apparaatskosten RWS.

Stroomlijn

Deze mutatie betreft een aanbestedingsmeevaller ad € 5 miljoen op het project stroomlijn. Dit bedrag wordt toegevoegd aan de investeringsruimte.

Waterveiligheid stormvloedkeringen Zuid-Holland

Begin 2016 geconstateerd dat er bij een aantal stormvloedkeringen (Maeslantkering, Hartelkering, Hollandse IJsselkering en Haringvlietsluizen) sprake is van een formatietekort van in totaal 10,2 FTE. De extra formatie is nodig vanwege de complexiteit van de objecten. De capaciteit wordt ingezet voor o.a. het opstellen van faalkansrapportages en een intensievere begeleiding door Rijkswaterstaat richting de aannemers. Dit laatste vanwege de specifieke objectkennis die nodig is om aannemers in staat te stellen kwalitatief goed werk te leveren ten aanzien van het beheer en onderhoud van de stormvloedkeringen.

Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

Totaal mutatie

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Ontwerpbegroting 2017 art.ond.6.09 Ten laste van begroting IenM

 

717.851

902.509

938.395

992.863

1.190.269

1.080.273

935.251

1.026.247

1.026.760

1.023.206

1.013.177

995.521

1.141.976

1.147.646

 

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

– 68.719

– 3.298

49.002

– 998

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 art.ond. 6.09 Ten laste van begroting IenM

 

649.132

899.211

987.397

991.865

1.190.269

1.080.273

935.251

1.026.247

1.026.760

1.023.206

1.013.177

995.521

1.141.976

1.147.646

0

BCF/PF Rivierverruiming Rijn

– 3.028

– 3.028

                           

Bijdrage EiD

– 3.640

 

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

– 260

Bijdrage minEZ: Bedrijfswaterwijzer

– 150

– 150

                           

Bijdrage min EZ: Project Wind op zee

17.747

5.501

4.368

3.345

4.533

                     

Bijdrage minEZ: Zoutwinning

11

11

                           

Bouw Nieuwe GEO centrifuge

– 3.100

 

– 1.030

– 1.030

– 1.040

                     

Extrapolatie 2031

1.147.646

                           

1.147.646

Financiering BRO

– 480

 

– 120

– 120

– 120

– 120

                   

Herschikking apparaatsgelden

– 50

– 50

                           

KNMI offerte 2017

– 360

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

– 24

Loonbijstelling 2017

57.041

3.309

4.031

3.982

3.947

3.902

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

3.787

Monitoring Langsdammen Waal

1.986

1.000

986

                         

naar PBL-opdracht Kwartiermakers on climate Adaptation

– 60

– 60

                           

Overboeking Zoetwatermaatregelen

– 31.545

– 9.458

– 9.690

– 12.397

                       

Prijsbijstelling 2017

182.437

8.535

10.971

10.911

11.870

13.870

12.628

12.628

12.628

12.628

12.628

12.628

12.628

12.628

12.628

12.628

Reservering BRO- Bijdrage DGB

43.430

8.000

10.000

10.000

9.500

5.930

                   

Strategische capaciteitsmanagement

116

116

                           

Mutaties Miljoenennota 2018

 

13.702

19.232

14.407

28.406

23.298

16.131

16.131

16.131

16.131

16.131

16.131

16.131

16.131

16.131

1.163.777

Stand ontwerpbegroting 2018 art.ond.6.09 Ten laste van begroting IenM

 

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

951.382

1.042.378

1.042.891

1.039.337

1.029.308

1.011.652

1.158.107

1.163.777

1.163.777

                                 

Totaal ontvangsten stand ontwerpbegroting 2017 Bijdr. andere begr. Rijk

 

717.851

902.509

938.395

992.863

1.190.269

1.080.273

935.251

1.026.247

1.026.760

1.023.206

1.013.177

995.521

1.141.976

1.147.646

0

Totaal ontvangsten stand eerste suppletoire begroting 2017 Bijdr. andere begr. Rijk

 

649.132

899.211

987.397

991.865

1.190.269

1.080.273

935.251

1.026.247

1.026.760

1.023.206

1.013.177

995.521

1.141.976

1.147.646

0

Totaal ontvangsten stand ontwerpbegroting 2018 Bijdr. andere begr. Rijk

 

662.834

918.443

1.001.804

1.020.271

1.213.567

1.096.404

951.382

1.042.378

1.042.891

1.039.337

1.029.308

1.011.652

1.158.107

1.163.777

1.163.777

Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

Bijdrage eID

Voor de stelselkosten van het programma elektronisch identificeren (eID) is structureel € 16 miljoen is benodigd vanaf 2018. IenM levert hieraan een bijdrage van € 2 miljoen structureel. Deze mutatie betreft de budgettaire verwerking van het aandeel van het Deltafonds.

Bijdrage min EZ: Project Wind op zee

Dit betreft een bijdrage van Ministerie van Economische Zaken met name ten behoeve van ecologisch onderzoek omtrent het project Wind op zee.

Extrapolatie 2031

Bij de begroting 2018 wordt de looptijd van het Deltafonds met een jaar verlengd tot en met 2031. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2030 stand begroting 2017 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

Loon- en prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Overboeking Zoetwatermaatregelen

Naar het Provinciefonds worden voor de jaren 2017, 2018 en 2019 middelen (excl. BTW) overgeheveld ten behoeve van de uitvoering van Zoetwatermaatregelen door provincies. De BTW componenten voor de jaren 2017, 2018 en 2019, gekoppeld aan betreffende maatregelen, worden afgedragen aan het BTW-compensatiefonds.

Reservering BRO

Bij de begroting 2018 worden op het Infrastructuurfonds en Deltafonds middelen vrijgemaakt voor Basisregistratie Ondergrond (BRO). De vrijgemaakte middelen worden gereserveerd op het Deltafonds en worden tranchegewijs naar de begroting HXII overgeheveld waar de uitgaven voor BRO worden verantwoord.

Artikel 7 investeren in waterkwaliteit

Totaal mutatie

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

 

24.850

33.098

51.376

66.625

62.200

54.713

52.425

51.277

53.130

54.930

54.989

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

9.885

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

 

34.735

33.098

51.376

66.625

62.200

54.713

52.425

51.277

53.130

54.930

54.989

0

0

0

0

Kasschuiven investeren

0

– 15.044

– 7.714

– 3.608

 

758

17.320

8.288

               

Monitoring Langsdammen Waal

– 1.327

   

– 1.327

                       

Prijsbijstelling 2017

6.531

226

292

534

766

724

828

698

590

611

632

630

       

Mutaties Miljoenennota 2018

 

– 14.818

– 7.422

– 4.401

766

1.482

18.148

8.986

590

611

632

630

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

 

19.917

25.676

46.975

67.391

63.682

72.861

61.411

51.867

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 7.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

 

279

768

1.804

20.929

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

– 231

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 7.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

 

48

768

1.804

20.929

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Kasschuiven investeren

0

231

 

– 231

                       

Monitoringsysteem TBES

– 800

   

– 800

                       

Natuurlijk Markermeer-Ijmeer

– 5

   

– 5

                       

Prijsbijstelling 2017

262

3

9

9

241

                     

Mutaties Miljoenennota 2018

 

234

9

– 1.027

241

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 7.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

 

282

777

777

21.170

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 7.03 Studiekosten waterkwaliteit

 

995

995

995

995

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

1.435

1.850

3.300

4.200

9.600

8.100

8.100

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 7.03 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

 

2.430

2.845

4.295

5.195

9.600

8.100

8.100

0

0

0

0

0

0

0

0

Bijdrage minEZ: Bedrijfswaterwijzer

– 150

– 150

                           

Waterkwaliteit

1.750

 

350

350

350

350

350

                 

Mutaties Miljoenennota 2018

 

– 150

350

350

350

350

350

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 7.03 Studiekosten waterkwaliteit

 

2.280

3.195

4.645

5.545

9.950

8.450

8.100

0

0

0

0

0

0

0

0

                                 

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2017 investeren in waterkwaliteit

 

26.124

34.861

54.175

88.549

62.200

54.713

52.425

51.277

53.130

54.930

54.989

0

0

0

0

Totaal uitgaven stand eerste suppletoire begroting 2017 investeren in waterkwaliteit

 

37.213

36.711

57.475

92.749

71.800

62.813

60.525

51.277

53.130

54.930

54.989

0

0

0

0

Totaal uitgaven stand ontwerpbegroting 2018 investeren in waterkwaliteit

 

22.479

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

69.511

51.867

53.741

55.562

55.619

0

0

0

0

                                 

Ontwerpbegroting 2017 artikelonderdeel 7.09 Ontvangsten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

224

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand eerste suppletoire begroting 2017 artikelonderdeel 7.09 Ontvangsten

 

224

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Mutaties Miljoenennota 2018

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2018 artikelonderdeel 7.09 Ontvangsten

 

224

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

Monitoring Langsdammen Waal

Op artikelonderdeel 1.02 wordt op het project monitoring Langsdammen Waal een tekort voorzien wat met name wordt veroorzaakt doordat de meeste noodzakelijke meet- en peilwerkzaamheden, inclusief verwerking en analyses, voor de pilot niet in eigen huis worden gedaan en uitbesteed moeten worden. Compensatie voor dit tekort is gevonden binnen het programma Kader richtlijn water 1.

Loon- en Prijsbijstelling 2017

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2017 die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds.

Waterkwaliteit

Dit betreft een onttrekking van het onderdeel waterkwaliteit uit de reservering zoetwatervoorziening/waterkwaliteit, die vanwege het zwaartepunt op artikel 2.02 zoetwater stonden begroot, ten behoeve van uitvoering/financiering MIRT-onderzoeken waterkwaliteitsprojecten die nodig zijn voor uitvoering van de waterambitie. De middelen voor dit waterkwaliteitsonderdeel worden overgeboekt naar artikel 07.03 «Investeren in waterkwaliteit» waar ze dienen te worden verantwoord.

BIJLAGE 3. OVERZICHT HOOGWATERBESCHERMINGSPROGRAMMA

(bedragen x € 1 miljoen)

Oorspronkelijke financiering

Bijdragen

 

Totaal

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023–2031

Waterschappen

Totaal

251

250

2

           

Spoedwet

HWBP-2

239

239

             
 

HWBP

4

4

             
 

Overige bijdrage

8

7

2

           

Rijk

Totaal

1.006

733

39

39

39

39

39

80

 

Oorspronkelijke financiering

HWBP-2

963

730

39

39

39

39

39

40

 
 

HWBP

44

4

         

40

 

Totaal bijdragen oorspronkelijke financiering

1.258

983

40

39

39

39

39

80

 

Bestuursakkoord Water

Bijdragen

 

Totaal

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023–2031

Waterschappen

Totaal (50%)

3.338

520

188

188

188

188

188

188

1.691

 

HWBP-2

788

451

161

116

5

55

     
 

HWBP

2.039

44

23

58

137

117

151

151

1.357

 

Projectgebonden aandeel (10%)

511

24

4

13

46

15

37

37

334

Rijk

Totaal (50%)

3.338

522

188

188

188

188

188

188

1.691

 

HWBP-2

675

295

102

76

57

65

72

7

 
 

HWBP

2.663

227

85

111

130

123

116

181

1.691

Rijksbijdrage Rijkskeringen HWBP

608

3

5

15

11

6

23

39

506

Totaal bijdragen Bestuursakkoord Water

7.284

1.045

381

390

387

381

398

415

3.887

                     

Totaal bijdragen

 

8.541

2.028

421

429

426

420

437

495

3.887

Gezamenlijke uitgaven Rijk en Waterschappen

Uitgaven

 

Totaal

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023–2031

HWBP-2

Totaal

2.420

1.571

164

202

102

110

22

134

116

 

Waterschapsprojecten

2.420

1.571

164

202

102

110

22

134

116

HWBP

Totaal (100%)

5.233

292

116

103

204

281

559

465

3.212

 

Waterschapsprojecten

4.546

203

89

83

148

255

512

418

2.838

 

Programmabureau

71

17

5

5

5

5

5

5

26

 

Innovatie

96

46

11

1

6

6

6

6

14

 

HWBP: opleidingen nieuwe normering/waterveligheid

9

1

6

2

         
 

Projectgebonden aandeel (10%)

511

24

4

13

46

15

37

36

334

Totaal gezamenlijke uitgaven Rijk en Waterschappen

7.653

1.862

280

305

306

391

581

599

3.328

Uitgaven Rijk

Uitgaven

 

Totaal

t/m 2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023–2031

HWBP-2

Totaal

253

73

17

66

61

31

1

1

4

 

Rijksprojecten

185

32

11

60

56

27

     
 

Interne kosten

23

13

3

3

3

3

     
 

Programmabureau

45

27

4

4

3

2

1

1

4

HWBP

Totaal

635

8

6

16

13

7

24

40

520

 

Rijksprojecten

608

3

5

15

11

6

23

39

506

 

Interne kosten

27

5

2

2

2

2

2

2

14

Totaal uitgaven Rijk

 

888

80

24

83

73

38

25

41

524

Toelichting bij het extracomptabele overzicht voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma

Conform het wetsvoorstel doelmatigheid en bekostiging Hoogwaterbescherming wordt in de jaarlijkse begroting en verantwoording van het Deltafonds een extra-comptabel overzicht opgenomen waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de bijdragen van het Rijk en waterschappen zich verhouden tot de uitgaven van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Voor een nadere toelichting op de bekostigingssystematiek van het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt verwezen naar de memorie van toelichting van het voornoemde wetsvoorstel. Het extracomptabele overzicht is als volgt opgebouwd:

De ontvangsten en bijdragen van de waterschappen respectievelijk het Rijk.

  • 1. De bijdrage van de waterschappen bestaat uit de volgende drie elementen.

    • a) De jaarlijkse bijdragen van de waterschappen in de periode 2011–2013 aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma die voortvloeien uit de Spoedwet.

    • b) De bijdragen die voortvloeien uit het Bestuursakkoord Water: totaal € 131 miljoen in 2014 en jaarlijks € 181 miljoen vanaf 2015. Vanaf 2016 worden deze bedragen geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën. De bijdragen van de waterschappen bestaan uit een projectgebonden aandeel voor het HWBP dat door de betreffende beheerder direct wordt betaald en een solidariteitsdeel dat via het Deltafonds wordt verevend. Het projectgebonden aandeel bedraagt 10% van de (bruto) begrote uitgaven voor waterschapsprojecten binnen het HWBP.

    • c) Incidentele ontvangsten bijvoorbeeld in het kader van de eindafrekening van projecten.

  • 2. De bijdrage van het Rijk bestaat uit de volgende drie elementen:

    • a) De bijdrage van het Rijk zoals vastgelegd in de bijlage van het Bestuursakkoord Water (nadere toelichting op het onderdeel «Financiering van een beheersbaar programma voor de waterkeringen» van het Bestuursakkoord Water), uitgaande van het toen beschikbare budget binnen de Rijksbegroting voor het Hoogwaterschermingsprogramma.

    • b) De bijdragen die voortvloeien uit het Bestuursakkoord Water: € 131 miljoen in 2014 en € 181 miljoen vanaf 2015. Vanaf 2016 worden deze bedragen geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën, geïndexeerd met terugwerkende kracht ten opzichte van het prijspeil 2011. Het jaarbedrag prijspeil 2017 bedraagt € 188 miljoen (inclusief project gebonden aandeel).

    • c) De bijdrage van het Rijk aan de maatregelen voor rijkskeringen.

De uitgaven voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma

De uitgaven ten behoeve van hoogwaterbeschermingsmaatregelen bestaan uit:

  • a) Waterschapsprojecten: de subsidies (Lees: bij HWBP 100 respectievelijk 90% van de kosten van een sober en doelmatig ontwerp) voor versterkingen van primaire keringen in beheer van de waterschappen.

  • b) Rijksprojecten: de kosten van versterkingen van primaire keringen in beheer van het Rijk. Deze uitgaven komen voor wat betreft het HWBP volledig ten laste van het Rijk.

  • c) Programmabureau: de kosten van het programmabureau.

  • d) Het projectgebonden aandeel van 10%: wordt door de betreffende beheerder zelf direct betaald.

  • e) De interne kosten hebben betrekking op de kosten van de inzet van Rijkswaterstaat-medewerkers binnen de programmabureau’s en maken voor de bekostigingssystematiek geen deel uit van de programmabudgetten. Deze kosten vallen onder de 50/50 verdeling en zijn daarom afzonderlijk weergegeven.

  • f) innovatie: Betreft innovaties waaronder de projectoverstijgende verkenningen. Deze kosten vallen onder de 50/50 verdeling. De subsidie beschikking betreft hier 100% bijdrage.

De uitgaven die vallen onder a), c) en f) worden door Rijk en waterschappen voor ieder de helft bekostigd.

De kasschuiven die voortvloeien uit de verschillen tussen de geraamde en begrote uitgaven.

De ontvangsten van de waterschappen vormen een deel van de uitgaven voor het HWBP. Het andere deel wordt bekostigd door het Rijk. De uitgaven van het HWBP in de begroting wordt in een bepaald uitgaventempo geraamd. Deze kasplanning komt tot stand op basis van de planningen van de diverse projecten, ingediend door de waterschappen (en RWS). Indien de daadwerkelijke uitgaven afwijken van de geraamde uitgaven of planningen van projecten wijzigen worden de uitgavenbudgetten aangepast door middel van kasschuiven binnen de kaders van de IenM-begroting.

BIJLAGE 4 INSTANDHOUDING

In deze bijlage wordt, in vervolg op eerdere bijlagen met betrekking tot het beheer en onderhoud en vervanging, een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van IenM vallen. Dit betreft het Hoofdwatersysteem, het Hoofdwegennet, het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdspoorwegnet.

Allereerst wordt de instandhoudingsfilosofie nader toegelicht. Vervolgens is een overzicht van beschikbare en benodigde middelen tot en met 2031 opgenomen waarna verder wordt ingegaan op de wijze waarop met Beheer en Onderhoud wordt omgegaan in relatie tot DBFM contracten.

1. In stand houden Rijksinfrastructuur

De Nederlandse infrastructuurnetwerken behoren tot de beste én meest intensief gebruikte netwerken ter wereld. Een goede instandhouding van deze netwerken is een randvoorwaarde voor de veiligheid en de bereikbaarheid van Nederland. Om dit zo te houden borgen IenM en de uitvoeringsorganisaties RWS en ProRail systematisch de instandhouding van de netwerken over de gehele levenscyclus.

Scope instandhouding

Onder instandhouding vallen alle activiteiten op het vlak van beheer en onderhoud en vervanging en renovatie van de bestaande infrastructuur. Bij Spoor wordt hiervoor de afkorting BOV gehanteerd. Bij de RWS netwerken wordt onderscheid gemaakt tussen respectievelijk Beheer en Onderhoud (BenO) en Vervanging en Renovatie (VenR). Tot het domein van het beheer behoren activiteiten die gericht zijn op het reguleren van het gebruik: verkeersleiding en capaciteitsmanagement, verkeersmanagement en watermanagement. Onderhoud betreft de activiteiten die erop zijn gericht de beoogde (ontwerp)levensduur van de infrastructuur te realiseren. Vervanging is het begin van een nieuwe levenscyclus van een nieuw object, terwijl renovatie zich erop richt de levensduur van het bestaande object te verlengen. Het gaat expliciet niet om activiteiten die gericht zijn op aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur.

Aanpak instandhouding

De instandhouding van de netwerken wordt op de volgende wijze aangepakt:

Uitgangspunt 1: Een goede instandhouding moet worden geborgd over de gehele levenscyclus van infrastructuur

Een goede instandhouding van het hoofd(vaar)wegennet, het hoofdwatersysteem en het hoofdspoorwegennet is een randvoorwaarde voor de veiligheid, de bereikbaarheid en de leefbaarheid van Nederland. Om dit te bereiken moet de duurzame instandhouding van de netwerken systematisch over de gehele levenscyclus worden geborgd.

Uitgangspunt 2: Prestaties en optimalisatie kosten/hinder staan centraal

Bij de instandhouding van de netwerken staan de prestaties die deze netwerken moeten leveren en de doelmatigheid van onderhoud centraal. Het zijn immers de prestaties, zoals de beschikbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de infrastructuur die de gebruikers zelf direct ervaren. Over deze te leveren prestaties maakt IenM afspraken met ProRail en worden binnen IenM afspraken gemaakt met RWS. Deze afspraken vormen de basis van het onderhoud dat door ProRail en RWS wordt verzorgd.

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De indicatoren leggen de verbinding tussen de sturing van en verantwoording over de gewenste prestaties.

De prestatieafspraken met ProRail zijn opgenomen in de 10-jarige beheerconcessie en de jaarlijkse beheerplannen. Met RWS wordt een Service Level Agreement (SLA) met een looptijd van vier jaar afgesproken. In 2018 wordt een nieuwe SLA van kracht, deze loopt tot en met 2021.

Met de uitvoeringsorganisaties worden afspraken gemaakt over de gewenste prestaties en hiervoor worden de benodigde middelen beschikbaar gesteld. De uitvoeringsorganisaties RWS en ProRail zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de daarbij horende beheer- en onderhoudsregimes.

Daarop aanvullend wordt bij de netwerken van RWS voor vervangingsopgaven projectsturing toegepast. Ook hierbij staan prestaties van het netwerk en optimalisatie centraal. De projectmatige sturing van vervangingsopgaven verloopt op basis van opdrachten voor tranches van projecten. Deze projecten worden in een doorlopende cyclus van lange termijn prognoses en inspecties bepaald.

Prestaties RWS

Prestatiegebied

Prestatie-indicator

Streefwaarde

Hoofdwegennet

Beschikbaarheid

Technische beschikbaarheid van de weg

90%

 

Files door werk in uitvoering a.g.v. aanleg en gepland onderhoud

10%

 

Levering verkeersgegevens:

 
 

– Beschikbaarheid data voor derden

90%

 

– Actualiteit data voor derden

95%

Veiligheid

Voldoen aan norm voor verhardingen

99,7

 

Voldoen aan norm voor gladheidbestrijding

95%

Hoofdvaarwegennet

Beschikbaarheid/

Betrouwbaarheid

Stremmingen gepland onderhoud

0,8%

 

Stremmingen ongepland onderhoud

0,2%

 

Tijdig melden ongeplande stremmingen

97%

 

Vaargeul op orde:

 
 

– Toegangsgeulen

95%

 

– Hoofdtransportassen

90%

 

– Hoofdvaarwegen

70%

 

– Overige vaarwegen

65%

Veiligheid

Vaarwegmarkering op orde

95%

Hoofdwatersysteem

Waterveiligheid

Handhaving kustlijn

90%

 

Beschikbaarheid stormvloedkeringen

100%

 

Waterhuishouding op orde

100%

 

Betrouwbaarheid informatievoorziening

95%

Prestaties ProRail
 

Bodemwaarde

Streefwaarde 20191

Prestatie-indicator

   

Klantoordeel reizigersvervoerders

6

7,0

Klantoordeel goederenvervoerders

6

7,0

Reizigerspunctualiteit 5 minuten HRN (gezamenlijk met NS)

89,20%

91,30%

Reizigerspunctualiteit 15 minuten HRN (gezamenlijk met NS)

96,70%

97,30%

Reizigerspunctualiteit 5 minuten HSL (gezamenlijk met NS)

82,50%

84,30%

Punctualiteit 3 minuten reizigersverkeer totaal

87,00%

90,00%

Punctualiteit 3 minuten regionale series

92,40%

93,40%

Punctualiteit 3 minuten goederenverkeer

80,00%

N.t.b.

Geleverde treinpaden

97,50%

98,20%

Klanthinder als gevolg van storingen infra

610

546

X Noot
1

Handhaving op de geleverde prestaties vindt plaats op basis van de afgesproken bodemwaarde. Voor het jaar 2019 geldt een streefwaarde waarop een evaluatie plaats vindt bij de midterm review van de huidige concessie.

IenM en ProRail hebben een aantal prestatie-indicatoren doorontwikkeld zodat deze beter aansluiten bij de beleving van de reiziger en verlader en daarnaast beter passen bij de sturing door ProRail. In 2017 is in dit kader al een aantal prestatie-indicatoren gewijzigd. Met ingang van 2018 wordt de prestatie-indicator punctualiteit goederenverkeer vervangen door de prestatie-indicator transitietijd. Met deze indicator wordt de gerealiseerde rijtijd ten opzichte van geplande rijtijd (in het oorspronkelijke plan van de goederenvervoerders) binnen Nederland gemeten. IenM en ProRail werken op dit moment de ambities voor de bodem- en streefwaarde voor deze nieuwe indicator uit.

Verbeteren prestatiesturing Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

In 2015 is bij het opstellen van de SLA gebleken dat het opdrachtgeverschap nog verbetering behoeft. Besloten is de toen lopende SLA met een jaar te verlengen en 2016 te gebruiken om de prestatiesturing te versterken en een actieve aanpak van duurzaamheid daarin te integreren. In die periode zijn belangrijke stappen gezet om het oorzakelijke verband tussen beleidsdoelen, prestaties, instandhoudingsmaatregelen en kosten voor de drie netwerken inzichtelijk te maken. Er is echter ook gebleken dat het keuzeproces nog optimalisatie vergt en prestatiesturing nog doorontwikkeling behoeft. Een ontwikkelingsslag is nodig om een betere doorvertaling te kunnen maken van de beleidsdoelen naar instandhoudingsregimes. In de SLA worden daarom ontwikkelafspraken gemaakt ter verbetering van het systeem om het assetmanagement te koppelen aan verschillende prestatieniveaus. In de SLA 2018–2021 zijn – in aanvulling op en als integraal onderdeel van de prestatieafspraken en het beschikbaar stellen van budgetten – ontwikkelafspraken vastgelegd. Deze hebben betrekking op het aanpassen van de systematiek, het uitvoeren van pilots en het toepassen van nieuwe technieken. De ontwikkelafspraken moeten er toe leiden dat bij de daaropvolgende SLA (2022–2025) keuzemogelijkheden beter kunnen worden onderbouwd en er meer inzicht is in de mogelijkheden om prestaties te differentiëren en de effecten die dat heeft op zowel de beleidsdoelen als de benodigde middelen.

IenM onderzoekt, in lijn met de aanbeveling van de Rekenkamer, de mogelijkheid indicatoren te ontwikkelen om de doelmatigheid van onderhoud van de door RWS beheerde netwerken inzichtelijk te maken. Het ontwikkelen van indicatoren die daadwerkelijk iets zeggen over doelmatigheid van BenO is complex. Er zijn veel factoren die van invloed zijn op input, output, outcome en de bijbehorende doelmatigheid. Dat geldt voor exogene factoren zoals bijvoorbeeld klimaat (vorstschade, klimaatverandering). Maar ook voor de tijdfactor: zo levert bijvoorbeeld een extra impuls in onderhoud (extra B&O-uitgaven) in een bepaald jaar, in dat betreffende jaar zelf meer verkeershinder en dus meer voertuigverliesuren (VVU’s) (en dus lagere outcome-prestaties) op, terwijl het positieve effect van de impuls vaak pas één of meer jaren later meetbaar is. En ook hebben de werksoorten aanleg, VenR en BenO invloed op de doelmatigheid van iedere afzonderlijke werksoort. Zo kunnen bijvoorbeeld bezuinigingen bij de aanleg leiden tot hogere uitgaven voor BenO. Dit betekent dat het traject om te komen tot een doelmatigheidsindicator op voorhand niet geheel voorspelbaar zal zijn. Het is uitvoeren, evalueren en bijschaven ofwel: al doende leren.

Flexibele onderhoudsplanning

Voor de verschillende onderdelen van het areaal is een flexibele onderhoudsplanning beschikbaar. De keuze van het juiste moment van ingrijpen bij het verrichten van onderhoud aan of het vervangen of renoveren van infrastructuur wordt bepaald aan de hand van:

  • 1. Het onderhoud dat volgens het vigerend beheerconcept noodzakelijk is voor de te leveren prestaties van het netwerk.

  • 2. Resultaten uit het inspectieprogramma van de assets.

  • 3. De mogelijkheid voor het bundelen van werkzaamheden om hinder te beperken en/of kosten te besparen.

Ad 1. Het onderhoud dat volgens het vigerend beheerconcept noodzakelijk is voor de te leveren prestaties van het netwerk.

Op basis van de beleidsdoelen bereikbaarheid, veiligheid en duurzaamheid worden de prestatieniveaus van de netwerken bepaald en de (functie) eisen aan het areaal toegekend. Hierbij valt te denken aan de functies die de onderdelen van het areaal moeten vervullen en de manier waarop deze functies bijdragen aan de prestaties op netwerkniveau. Ieder onderdeel van het areaal heeft een hierbij aansluitend onderhoudsplan waarin rekening wordt gehouden met de risico’s voor de prestatie bij het gehanteerde onderhoudsscenario. Dit geheel resulteert in het vigerend beheerconcept. Uit het onderhoudsplan volgt een voorzien moment voor het onderhoud.

RWS en ProRail zorgen dat netwerken voldoen aan de prestatieafspraken die IenM met hen maakt (respectievelijk SLA en beheerconcessie). Vanzelfsprekend is het mogelijk om de prestatie- afspraken en/of andere randvoorwaarden aan te passen indien daar aanleiding toe bestaat.

Ad 2. Resultaten uit het inspectieprogramma van de assets.

De beheerders van de netwerken hebben een actueel inzicht in (de staat van) het bestaande areaal en de onderhoudsbehoefte daarvan. De daarvoor noodzakelijke informatie wordt actueel gehouden op basis van (een programma van) risicogestuurde inspecties waarmee de werkelijke staat van objecten wordt bijgehouden.

Ad 3. De mogelijkheid voor het bundelen van werkzaamheden om hinder te beperken en/of kosten te besparen.

Behalve de staat van de objecten wordt bij het plannen van de uitvoering van werkzaamheden ook rekening gehouden met de mogelijkheden om activiteiten te bundelen om daarmee kosten te besparen en/of hinder voor gebruikers te beperken.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

De hierboven geschetste aanpak leidt ertoe dat de planning van onderhoudswerkzaamheden flexibel van aard is. Dit betekent dat met het oog op de efficiëntie, onderhoud eerder of later kan worden uitgevoerd dan volgt uit het vigerende beheerconcept. Er is dan sprake van vervroegd of uitgesteld onderhoud.

Voor uitgesteld onderhoud wordt de volgende definitie gehanteerd:

«Er is sprake van uitgesteld onderhoud (of vervanging) als de assets wel blijven voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken6 terwijl bewust wordt afgeweken van het vigerend beheerconcept waarbij de keuze voor het moment van onderhoud of vervanging wordt bepaald op basis van feitelijke technische conditie en planoptimalisatie of prestatieafspraken.»

Met uitstel en vervroegen van onderhoud wordt beoogd om efficiënter en met minder hinder te werken.

Uitgesteld onderhoud wordt onderscheiden van «achterstallig onderhoud». Voor achterstallig onderhoud wordt de volgende definitie gehanteerd:

«Er is sprake van achterstallig onderhoud (of vervanging) als de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.»

Achterstallig onderhoud wordt direct aangepakt indien dit noodzakelijk is voor het veilig functioneren van de netwerken.

In het jaarverslag van het Infrastructuurfonds (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 725 A, nr. 1) en van het Deltafonds over 2016 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 725 J, nr. 1) is voor de eerste keer gerapporteerd over het volume aan uitgesteld en achterstallig onderhoud aan het einde van 2016.

De komende jaren wordt de omvang van het uitgesteld onderhoud jaarlijks gemonitord. Na een aantal jaren kan worden bezien of er een norm (beheersbare prikkel) uit af te leiden valt hoeveel uitgesteld onderhoud acceptabel is. Dit past in de lijn die is uitgedragen in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer over de Instandhouding van het Hoofdwatersysteem dat eerst ervaring wordt opgedaan en dat inzichtelijke informatie werkende weg zal worden aangescherpt.

Het bepalen van de omvang van het uitgesteld onderhoud is geoperationaliseerd door te kijken welke onderhoudsmaatregelen per 1 januari 2017 op basis van het gebruikte onderhoudsregime een geadviseerd onderhoudsmoment hadden in 2016 of eerder. Voor het bepalen van de omvang van het achterstallig onderhoud is van de uitgestelde onderhoudsmaatregelen beoordeeld of de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.

Naar aanleiding van de overgenomen motie van het lid Belhaj (Kamerstukken 34 550 XII, nr. 48) is met de brief van 10 juli 2017 inzicht geboden in de stand van zaken van het beheer en onderhoud van de grote strategische bruggen op het hoofdwegennet en de beantwoording van de vraag of sprake is van achterstallig onderhoud bij deze bruggen en zo ja, hoeveel dit is en welke bruggen het betreft.

In onderstaande tabel is de totale omvang van het volume aan uitgesteld- en achterstallig onderhoud per modaliteit weergegeven.

Netwerk

volume uitgesteld onderhoud

waarvan achterstallig

Hoofdwegennet

€ 226 miljoen

€ 15 miljoen

Hoofdvaarwegennet

€ 244 miljoen

€ 24 miljoen

Hoofdwatersysteem1

€ 37 miljoen

Hoofdspoorwegnet

X Noot
1

Hierbij zijn de kosten voor de kustlijnzorg buiten beschouwing gelaten. Dit is gedaan omdat de opdrachtnemer de vrijheid heeft de suppleties uit te voeren binnen de door het contract bepaalde periode, met een beperkte mogelijkheid tot uitloop.

Uitgesteld onderhoud heeft geen gevolgen voor de veiligheid. Uitgangpunt is dat de assets blijven voldoen aan geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken. Daar waar sprake is van achterstallig onderhoud worden de onderhoudsmaatregelen die nodig zijn om de achterstalligheid op te heffen zo snel mogelijk in de onderhoudsprogrammering opgenomen en uitgevoerd. Daar waar de verkeersveiligheid in het geding kan zijn worden bovendien tijdelijke beheersmaatregelen genomen zoals tijdelijke afscherming of snelheidsverlaging.

De hiervoor beschreven aanpak voor het in stand houden van de infrastructuur leidt er toe dat de planning van onderhoudswerkzaamheden flexibel van aard is. Met het uitstellen en vervroegen van onderhoud wordt beoogd efficiënter en met minder hinder te werken. In de brief van 30 juni 2017 is Tweede Kamer geïnformeerd over de gezamenlijk met partijen in de spoorsector ontwikkelde nieuwe visie en werkwijze voor toekomstbestendig en efficiënt werken aan het spoor. Het gezamenlijke vertrekpunt waaruit gewerkt wordt, is de optimale balans tussen 1. de onderhouds- en vervangingsbehoefte die nodig is om het spoor betrouwbaar te houden; 2. daarbij zo min mogelijk hinder voor reizigers en verladers als gevolg van werkzaamheden aan het spoor te veroorzaken; en 3. het efficiënt omgaan met de beschikbare financiële middelen voor het werken aan het spoor. In dat kader wordt ook gekeken op welke wijze zinvol binnen de toegepaste onderhoudsfilosofie gerapporteerd kan worden over het eventuele volume aan uitgesteld en achterstallig onderhoud.

Nog uit te voeren werkzaamheden (NUTW)

In de begroting van het agentschap Rijkswaterstaat is de balanspost reeds uitgevoerde/nog uit te voeren werkzaamheden opgenomen. De omvang van deze balanspost wordt aan het eind van ieder jaar rekenkundig bepaald. De post is bedoeld om vertragingen en/of versnellingen in de werkzaamheden van het agentschap Rijkswaterstaat op te vangen. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden kan immers blijken dat deze op een later of eerder moment gerealiseerd zullen worden dan tijdens de planning van de begroting was voorzien. Dat kan diverse oorzaken hebben. Zo wordt met uitstel en vervroegen van onderhoud beoogd om efficiënter en met minder hinder te werken. Daarnaast kan er sprake zijn van uitvoeringstegenvallers of vertragingen in de aanbestedingsprocedures.

De omvang van de balanspost is ultimo 2016 t.o.v. ultimo 2015 gestegen met 96 miljoen. Deze stijging wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat de in het verleden ontstane tekorten als gevolg van schadevaren en -rijden zijn aangevuld. Dit was nodig om te waarborgen dat uitgestelde onderhoudsmaatregelen ook daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden. De opbouw van de post NUTW per ultimo 2016 is als volgt:

Omschrijving

Bedrag € mln.

Beheer en onderhoud en verkeersmanagement

   

a) Hoofdwatersysteem

262

 

b) Hoofdwegennet

–/– 6

 

c) Hoofdvaarwegennet

–/– 35

 

Subtotaal Beheer en onderhoud en verkeersmanagement inclusief Landelijke Taken

 

221

     

Overig

   

w) Hoofdwatersysteem

44

 

x) Hoofdwegennet

17

 

y) Hoofdvaarwegennet

61

 

z) Overig

5

 

Subtotaal Overig

 

127

     

Totaal

 

348

Hieronder worden de belangrijkste posten toegelicht die de opbouw van de post NUTW bepalen.

Ad a) Van de € 262 miljoen voor het Hoofdwatersysteem heeft € 61 miljoen betrekking op de middelen die in de begroting 2015 beschikbaar zijn gesteld voor het nieuwe artikel waterkwaliteit op het Deltafonds. Deze middelen zijn aan dat artikel toegevoegd in de jaren 2017 tot en met 2020. De balanspost wordt hierdoor in hetzelfde tempo verminderd.

Een post van € 74 miljoen heeft betrekking op middelen voor de kustlijnzorg. Die mogen door de opdrachtnemer besteed worden binnen de contractperiode, zodat deze de uitvoeringsplanning over de looptijd van het contract kan optimaliseren. Daarnaast is € 103 miljoen bestemd voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen in de SLA 2018–2021.

Ad c) De reeds uitgevoerde werkzaamheden op het Hoofdvaarwegennet ad € 35 miljoen hebben voor € 29 miljoen betrekking op de Overdracht van de Gekanaliseerde Hollandse IJssel aan het Waterschap. De toekomstige beheer en onderhoudslasten zijn toen in één keer afgekocht. Deze post loopt af in jaarlijkse porties van € 3 miljoen.

Ad w) Van de € 44 miljoen voor het Hoofdwatersysteem heeft € 19 mln. betrekking op Herstel en Inrichting en € 21 miljoen op Verkenningen en Planuitwerkingen.

Ad x) Van de € 17 miljoen op het Hoofdwegennet is € 49 miljoen bestemd voor servicepakketten. Daar staat tegenover dat er sprake is van Reeds Uitgevoerd Werk van € 22 miljoen voor Verkenningen en Planuitwerkingen en van € 9 miljoen voor landelijke taken aanleg.

Ad y) Van de € 61 miljoen op het Hoofdvaarwegennet is € 56 miljoen bestemd voor NoMo AOV.

Na afloop van de huidige SLA-periode (2018) wordt bekeken in hoeverre de middelen op de balanspost die betrekking hebben op het beheer en onderhoud nodig zijn voor werkzaamheden die wel waren gepland binnen de SLA periode, maar die nog niet (volledig) zijn uitgevoerd of later zijn geprogrammeerd, te weten in de SLA periode 2018–2021. Indien er meer middelen beschikbaar zijn dan daadwerkelijk nodig voor deze nog niet volledig uitgevoerde werkzaamheden kunnen deze alternatief worden aangewend. Bij te weinig middelen op de balanspost zal op analoge wijze aanvulling plaats moeten vinden. Daarover zal dan in het kader van de reguliere begrotingsbesluitvorming worden gerapporteerd en besloten.

Uitgelicht: schaderijden en schadevaren

Rijkswaterstaat spant zich maximaal in om de schade die wordt aangebracht te verhalen. Echter soms is de veroorzaker van de schade niet bekend of is de schade hoger dan de verzekeraar uitkeert of is er sprake van niet verzekerd zijn, waarbij verder verhaal op de veroorzaker niet mogelijk is omdat deze niet over andere middelen beschikt om de schade alsnog te compenseren.

Eigenaren van schepen kunnen bovendien, tenzij de schade met opzet of door roekeloosheid is veroorzaakt, aansprakelijkheid voor aanvaringen beperken. Dat heeft tot gevolg dat de partij die door een aanvaring schade lijdt alleen tot een bepaald maximumbedrag zijn schade vergoed kan krijgen. Het meerdere blijft voor zijn eigen rekening. De hoogte van dat maximumbedrag hangt af van de grootte van het betreffende schip. De beperking van aansprakelijkheid is vastgelegd in Internationale verdragen. Om volledig kostenverhaal mogelijk te maken zou wijziging van de betreffende verdragen noodzakelijk zijn.

Balansposten ProRail

Tussen IenM en ProRail is sprake van een subsidierelatie waarbij is afgesproken dat:

  • Overschotten bij ProRail op uitgevoerde werkzaamheden (zoals aanbestedingsmeevallers) worden toegevoegd aan de egalisatiereserve op de balans bij ProRail, waarbij de egalisatiereserve maximaal 5% van de (gemiddelde) subsidie mag bedragen. De egalisatiereserve per eind 2016 bedraagt € 31 miljoen. Eventuele tekorten op uitgevoerde werkzaamheden worden ten laste van de egalisatiereserve gebracht.

  • Overschotten bij ProRail die betrekking hebben op verleende subsidies die pas later in de tijd benodigd blijken te zijn, worden jaarlijks, na vaststelling van de subsidie, terugbetaald aan IenM en weer toegevoegd aan de middelen in het Infrastructuurfonds, waarna ze door ProRail weer kunnen worden aangevraagd in het jaar dat deze middelen alsnog benodigd zijn.

Ontwikkelingen in het areaal

Bovenstaande aanpak wordt toegepast bij het beheer en onderhoud van bestaande infrastructuur. Bovendien krijgt instandhouding bij de aanleg van nieuwe infrastructuur reeds aandacht door bij de besluitvorming de onderhoudskosten over de hele levenscyclus in beeld te brengen (Life Cycle Costing, LCC). Op deze wijze worden niet alleen de kosten voor aanleg, maar ook de kosten voor toekomstig onderhoud bij de besluitvorming betrokken. Indien een beslissing tot de nieuwe aanleg tot hogere onderhoudskosten leidt, worden bij de startbeslissing van de verkenning, naast de investeringskosten, ook deze meerkosten voor het onderhoud op de begroting van de fondsen gereserveerd. Wanneer de realisatie van het aanlegproject aanvangt worden deze gereserveerde middelen toegevoegd aan het Beheer en Onderhoudsbudget.

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij RWS en ProRail per verantwoording 2016.

Areaal Hoofdwegen

Eenheid

 

Rijbaanlengte

Hoofdrijbaan

km

5.803

Verbindingswegen en op- en afritten

km

1.650

Areaal asfalt

Hoofdrijbaan

km2

76

 

Verbindingswegen en op- en afritten

km2

14

Groen areaal

 

km2

182

Verkeerssignalering op rijbanen

 

km

2.716

Verkeerscentrales

 

stuks

6

Spits- en plusstroken

 

km

324

Viaduct over RW

 

stuks

1.007

Viaduct in RW

 

stuks

1.842

Brug vast

 

stuks

726

Brug Beweegbaar

 

stuks

54

Tunnel

 

stuks

27

Aquaduct

 

stuks

15

Areaal Hoofdvaarwegen

Eenheid

 

Vaarwegen:

km

7.004

– waarvan binnenvaart

km

3.460

– waarvan zeevaart

km

3.544

Schutsluiskolken

stuks

129

Bruggen beweegbaar

stuks

115

Bruggen vast

stuks

213

Afmeervoorziening

stuks

9.803

Areaal Hoofdwatersysteem

Eenheid

 

Kustlijn

km

293

Stormvloedkeringen

aantal

5

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

   

– Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen

km

180

– Niet primaire waterkeringen/duinen

km

652

– Uiterwaarden in beheer Rijk

ha

5.684

Binnenwateren

km2

3.050

Spui-, uitwateringssluiskolken

stuks

92

Gemaal

stuks

20

Kunstwerken t.b.v. natuur

stuks

13

Stuwcomplex

stuks

10

Hoogwaterkering

stuks

3

Waterreguleringswerken

stuks

92

Sifons/duikers/hevel

stuks

263

Bron: RWS NIS

Areaal Spoorwegen

 

Eenheid

 

Netlengte in exploitatie

Totaal

km

3.434

 

Waarvan enkelsporig

km

950

 

Waarvan meersporig

km

2.484

 

Netlengte geëlektrificeerd

km

2.167

Totale spoorlengte

 

km

7.219

Wissels

 

stuks

7.006

Overwegen

 

stuks

2.370

Seinen

 

stuks

12.093

Stations

 

stuks

404

Bruggen (beweegbaar)

 

stuks

56

Tunnels

 

stuks

15

2. Budgettaire aspecten

Onderstaand zijn per netwerk zowel de beschikbare budgetten als de budgetbehoefte tot en met 2031 gepresenteerd. Hiermee zijn de budgetbehoefte en de beschikbare budgetten voor Instandhouding in een overzicht samengebracht. Het overzicht is uitgesplitst naar de budgetten voor het verkeers- en watermanagement, het beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Hiermee wordt tevens voldaan aan de tijdens het wetgevingsoverleg over de Jaarverslagen Infrastructuur & Milieu op 29 juni 2017 door de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu gedane toezegging om in de begroting voor 2018 informatie op te nemen over de budgetbehoefte voor langjarig onderhoud, beheer en vervanging.

2. Totaaloverzicht beheer, onderhoud, vervanging en renovatie wegen, spoor, vaarwegen en water (x € 1.000)
1. Budgetten verkeers-/watermanagement en Beheer en Onderhoud1

Artikelonderdeel

 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

Hoofdwegen

Behoefte/raming

579.976

620.580

567.278

499.236

572.603

538.173

540.034

540.714

565.868

565.869

565.867

575.023

585.137

585.137

585.137

8.486.633

IF 12.01

Budget verkeersmanagement

3.680

3.680

3.681

3.680

3.677

3.674

3.673

3.672

3.670

3.670

3.670

3.678

3.678

3.678

3.678

55.139

IF 12.06.02

Budget verkeersmanagement Landelijke Taken

17.177

21.113

19.594

19.770

20.342

15.890

15.860

15.721

15.633

15.634

15.631

16.089

16.089

16.089

16.089

256.720

IF 12.02.01

Budget Beheer en Onderhoud

543.123

576.208

525.938

457.546

529.706

424.364

426.275

427.224

452.537

452.537

452.538

460.833

470.947

470.947

470.947

7.141.670

IF 12.06.02

Budget Beheer en Onderhoud Landelijke Taken

15.996

19.580

18.066

18.241

18.878

14.445

14.426

14.297

14.229

14.229

14.229

14.623

14.623

14.623

14.623

235.105

Totaal budget verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdwegen

579.976

620.580

567.278

499.236

572.603

458.373

460.234

460.914

486.068

486.069

486.067

495.223

505.337

505.337

505.337

7.688.633

 

Potentieel tekort hoofdwegen

0

0

0

0

0

– 79.800

– 79.800

– 79.800

– 79.800

– 79.800

– 79.800

– 79.800

– 79.800

– 79.800

– 79.800

– 798.000

                                   

Spoorwegen

Behoefte/raming

484.074

471.098

441.846

439.076

439.858

423.920

421.910

409.153

405.005

407.016

406.902

408.080

465.850

465.858

503.871

6.593.516

IF 13.02

Budget beheer en onderhoud (incl. verkeersmanagement)2

484.074

471.098

441.846

439.076

439.858

423.920

421.910

409.153

405.005

407.016

406.902

408.080

465.850

465.858

503.871

6.593.516

Totaal budget Beheer en Onderhoud Hoofdspoorwegen

484.074

471.098

441.846

439.076

439.858

423.920

421.910

409.153

405.005

407.016

406.902

408.080

465.850

465.858

503.871

6.593.516

 

Potentieel tekort Spoorwegen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

                                   

Hoofdvaarwegen

Behoefte/raming

296.729

290.464

305.071

284.111

213.213

232.262

231.424

230.344

230.283

231.239

229.815

265.109

265.110

265.110

242.613

3.812.895

IF 15.01

Verkeersmanagement

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

8.525

127.875

IF 15.06.02

Verkeersmanagement Landelijke Taken

4.986

4.986

4.986

4.986

4.997

4.997

4.997

4.997

4.997

4.997

4.997

4.997

4.997

4.997

4.997

74.907

IF 15.02.01

Beheer en Onderhoud

278.408

272.164

286.759

265.808

194.675

195.729

194.921

193.821

193.765

194.720

193.301

228.590

228.590

228.591

206.094

3.355.936

IF 15.06.02

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken

4.810

4.789

4.801

4.792

5.016

5.011

4.980

5.001

4.997

4.997

4.993

4.998

4.998

4.998

4.998

74.179

Totaal verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud Hoofdvaarwegen

296.729

290.464

305.071

284.111

213.213

214.262

213.424

212.344

212.283

213.239

211.815

247.109

247.110

247.110

224.613

3.632.897

 

Potentieel tekort Hoofdvaarwegen

0

0

0

0

0

– 18.000

– 18.000

– 18.000

– 18.000

– 18.000

– 18.000

– 18.000

– 18.000

– 18.000

– 18.000

– 180.000

                                   

Hoofdwatersysteem

Behoefte/raming

146.138

164.238

162.003

120.963

135.950

157.583

180.944

150.440

198.255

161.556

165.013

156.926

156.926

156.926

156.926

2.370.786

DF 3.01.01

Watermanagement

7.112

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

7.083

7.108

7.108

7.108

7.308

6.908

6.908

6.908

6.908

105.900

DF 5.02.01

Watermanagement Landelijke Taken

3.947

3.947

3.947

3.947

3.958

3.958

3.958

3.933

3.933

3.933

4.043

3.822

3.822

3.822

3.822

58.792

DF 3.02.01

Beheer en Onderhoud Waterveiligheid

110.083

122.834

120.725

78.504

97.993

99.939

123.075

92.683

140.498

103.799

106.188

100.236

100.236

100.236

100.236

1.597.263

DF 3.02.02

Beheer en Onderhoud Zoetwatervoorziening

15.731

21.093

20.995

22.176

17.644

17.531

17.756

17.644

17.644

17.644

18.140

17.148

17.148

17.148

17.148

272.594

DF 5.02.01

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken Waterveiligheid

6.923

6.912

6.912

6.912

6.924

6.924

6.924

6.924

6.924

6.924

7.120

6.731

6.731

6.731

6.731

103.250

DF 5.02.01

Beheer en Onderhoud Landelijke Taken Zoetwatervoorziening

2.341

2.341

2.341

2.341

2.348

2.348

2.348

2.348

2.348

2.348

2.414

2.281

2.281

2.281

2.281

34.987

Totaal Watermanagement en Beheer en Onderhoud Watersysteem

146.138

164.238

162.003

120.963

135.950

137.783

161.144

130.640

178.455

141.756

145.213

137.126

137.126

137.126

137.126

2.172.786

 

Potentieel tekort Hoofdwatersysteem

0

0

0

0

0

– 19.800

– 19.800

– 19.800

– 19.800

– 19.800

– 19.800

– 19.800

– 19.800

– 19.800

– 19.800

– 198.000

                                   

Totaal budget verkeers-/watermanagement, beheer en onderhoud

1.506.916

1.546.380

1.476.198

1.343.386

1.361.623

1.234.337

1.256.711

1.213.050

1.281.812

1.248.080

1.249.997

1.287.539

1.355.423

1.355.431

1.370.947

20.087.831

X Noot
1

Exclusief apparaatskosten en bijdragen derden.

X Noot
2

De aanleg en operationele activiteiten van verkeersmanagement is bij Spoorwegen opgenomen onder «Beheer en Onderhoud» vanwege het feit dat ProRail dit niet apart inzichtelijk maakt.

2. Vervangingen en renovaties

Vervanging1

Artikel

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–20302

Hoofdwegen

Behoefte/raming

                             

2.536.395

IF 12.02.04

Budget Hoofdwegen

71.252

69.385

111.737

72.237

100.121

162.708

164.007

192.001

192.000

192.000

292.916

292.916

292.916

330.199

ntb

2.536.395

Spoorwegen

Behoefte/raming

                             

7.156.590

IF 13.02

Budget Hoofdspoorwegen

469.071

428.089

450.843

509.089

514.834

512.903

517.890

535.200

512.007

540.021

547.868

552.109

531.829

534.837

ntb

7.156.590

Hoofdvaarwegen

Behoefte/raming

                             

1.256.149

IF 15.02.04

Budget Hoofdvaarwegen

59.300

107.400

99.888

28.601

19.961

102.468

135.402

67.029

38.076

38.001

38.056

83.193

90.887

82.887

ntb

991.149

Nader toe te delen Infrastructuurfonds

                               

IF 18.12

Budget vervanging en renovatie

                           

445.202

 

Hoofdwatersysteem

Behoefte/raming

                             

630.325

DF 3.02.03

Budget Hoofdwatersysteem

56.727

37.727

29.345

3.812

101

65.980

60.090

98.250

114.639

96.347

109.111

106.299

106.299

106.299

106.299

1.097.325

Totaal budget vervangingen en renovaties

656.350

642.601

691.813

613.739

635.017

844.059

877.388

892.480

856.722

866.369

987.951

1.034.517

1.021.931

1.054.223

1.086.365

12.761.521

               

Totaal Budget Beheer, onderhoud, vervanging en renovatie wegen, spoor, vaarwegen en water

2.163.266

2.188.981

2.168.011

1.957.125

1.996.640

2.078.396

2.134.100

2.105.530

2.138.533

2.114.448

2.237.948

2.322.056

2.377.353

2.409.654

2.457.312

32.849.353

X Noot
1

De definitie van vervanging en renovatie verschilt per beheerder (RWS en ProRail). De budgetten zijn om die reden per modaliteit niet één-op-één te vergelijken.

X Noot
2

De budgetbehoefte is bepaald tot en met 2030. De exacte toedeling per jaar wordt bepaald aan de hand van de tranches die in realisatie zullen worden genomen. Daarom zijn de budgetten ook nog niet over de jaren verdeeld. Voor 2031 en verder moet de budgetbehoefte en de verdeling over de modaliteiten nog nader worden vastgesteld.

3. Gereserveerde budgetten BenO

Artikelonderdeel

 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2017–2031

Hoofdwegen

                                 

IF 12.03.02

Reserveringen binnen verkenningen en planuitwerkingen (m.n.LCC)

0

0

0

69

2.028

2.333

9.103

27.963

35.293

40.311

40.384

44.155

28.175

28.175

31.194

289.182

IF 12.07.01

Reservering potentieel tekort beheer en onderhoud

                     

140.862

122.272

135.624

 

398.758

 

Totaal reserveringen hoofdwegen1

0

0

0

69

2.028

2.333

9.103

27.963

35.293

40.311

40.384

185.017

150.447

163.799

31.194

687.940

Spoorwegen

                                 

IF 13.08

Reserveringen binnen IR (risico's BOV)2

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal reserveringen spoorwegen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Hoofdvaarwegen

                                 

IF 15.03.02

Reservering consequenties areaalgroei op BenO

         

18.744

18.744

18.744

18.744

18.745

22.162

22.161

22.161

22.161

22.161

204.526

IF 15.07.01

Reservering potentieel tekort beheer en onderhoud

                           

90.000

90.000

 

Totaal reserveringen hoofdvaarwegen

0

0

0

0

0

18.744

18.744

18.744

18.744

18.745

22.162

22.161

22.161

22.161

112.161

294.526

Watersysteem

                                 

DF 1.02.01

Reservering areaalgroei

                     

5.095

8.834

   

13.929

DF 1.02.01

Reservering potentieel tekort beheer en onderhoud

                         

99.000

 

99.000

 

Totaal reserveringen watersystemen

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

5.095

8.834

99.000

0

112.929

                                   

Totaal reserveringen

 

0

0

0

69

2.028

21.077

27.847

46.707

54.037

59.056

62.545

212.273

181.442

284.960

143.355

1.095.395

                         

Totaal Budget beheer, onderhoud, vervanging wegen, spoor, vaarwegen en water, incl. reserveringen

2.163.266

2.188.981

2.168.011

1.957.194

1.998.668

2.099.473

2.161.946

2.152.236

2.192.570

2.173.504

2.300.494

2.534.328

2.558.795

2.694.614

2.600.667

33.944.748

X Noot
1

Op basis van de verwachte beheer en onderhoudsuitgaven is binnen de reservering voor LCC op Art. 12.03.02 voldoende ruimte aanwezig om alle geprogrammeerde projecten te dekken. De in OB2017 binnen de Investeringsruimte Wegen opgenomen reservering voor consequenties areaalgroei op BenO is niet meer nodig.

X Noot
2

De in de begroting 2017 gereserveerde € 400 miljoen is overgeheveld naar het budget voor BOV.

Door verschillen in aansturing en organisatie tussen ProRail en RWS is een vergelijking tussen de budgetten voor BOV van Spoor met de RWS-netwerken (Wegen, Vaarwegen en Water) niet altijd te maken:

  • De budgetten Verkeersmanagement zijn bij ProRail onderdeel van de reguliere BOV-budgetten.

  • De apparaatskosten van ProRail (exclusief de apparaatskosten van aanlegprojecten) maken deel uit van de BOV reeksen. Voor een goede vergelijking van de cijfers zijn ze in bovenstaande tabel niet meegenomen. Hierdoor wijken de budgetten af van die in artikel 13 van de begroting van het Infrastructuurfonds.

2a Budgetbehoefte en beschikbaar budget Beheer en Onderhoud Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

RWS heeft, zoals aangekondigd in de instandhoudingsbijlage van de begroting 2017, ten behoeve van de SLA 2018–2021 het benodigde langjarige bedrag voor Beheer en onderhoud voor het geldende prestatieniveau in beeld gebracht. Dit is gebeurd aan de hand van de hierboven beschreven flexibele en risico- en prestatiegestuurde onderhoudsplanning (assetmanagement). Na herijking van de lange termijn ramingen is met RWS in overleg gegaan en is kritisch gekeken of aanvullend budget echt nodig is. Voor de SLA 2018–2021 is de conclusie getrokken dat voor het Hoofdwegennet aanvullende budget noodzakelijk is. De begroting is daarop aangepast, zodat de prestaties gehandhaafd kunnen blijven. Voor het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem past de programmering bij gelijkblijvend prestatieniveau binnen de tot en met 2021 beschikbare middelen.

Voor de periode na 2022 ligt voor de drie netwerken de prognose van het benodigde langjarige bedrag om het huidige prestatieniveau voor beheer en onderhoud te handhaven hoger dan het beschikbare budget. De tabellen laten zien dat er in de periode 2022 tot en met 2031 ca. € 8,5 miljard beschikbaar is voor Beheer en Onderhoud van de netwerken (inclusief bijdragen derden). De budgetbehoefte voor instandhouding van de RWS-netwerken bedraagt ca. € 9,7 miljard in de periode 2022–2031. Voor het verschil, het potentiële tekort van bijna € 1,2 miljard, is een reservering van 50% getroffen binnen de Investeringsruimte van de desbetreffende modaliteiten. Bij een kans van optreden tussen de 33 en 66% bedraagt de risicoreservering van 50%.

Daarom zal de komende periode in samenspraak tussen de beleidsdirecties van IenM en Rijkswaterstaat worden bekeken welke maatregelen zoals versobering of aanpassing van de prestatiedoelen mogelijk zijn om budgetbehoefte en budget met elkaar in overeenstemming te brengen en wat daarvan de consequenties zullen zijn voor de gebruikers van de netwerken. Op basis hiervan kan in de aanloop naar de SLA 2022–2025 overgegaan worden tot het treffen van maatregelen of aanpassing van het budget om te voorkomen dat achterstanden ontstaan.

2b. Versobering en efficiency Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

In bijlage 4.2 van de Infrastructuurbegroting 2012 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de toen niet gedekte onderhoudsproblematiek tot en met 2020 en over de mix van maatregelen om deze problematiek te beheersen.

Een van de maatregelen betreft een pakket aan efficiencymaatregelen en versoberingen van het onderhoudsniveau. De afspraken over deze te realiseren maatregelen zijn opgenomen in het Programma Versobering en Efficiency. De versoberingen en efficiencymaatregelen zijn stapsgewijs geïmplementeerd, omdat dit de mogelijkheid bood om binnen het afgesproken budgettaire kader door een verstandige mix van maatregelen passend bij de lokale situatie optimalisaties aan te brengen. Hierdoor konden en kunnen eventuele negatieve gevolgen voor doorstroming en veiligheid worden beperkt.

In bijlage 5 van de Infrastructuurbegroting 2013 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingmaatregelen van € 1,64 miljard naar netwerk gepresenteerd. Hiervan is tot en met 2016 € 891 miljoen gerealiseerd. In die bijlage is tevens een eerste inschatting opgenomen van effecten op veiligheid en doorstroming.

In bijlage 4 van de Infrastructuurbegroting 2015 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingsmaatregelen a € 1,64 miljard naar netwerk uitgesplitst en de prognose bijgesteld. In deze bijlage is de verwachte bandbreedte op basis van de verdere uitwerking en implementatie van de maatregelen in beeld gebracht. Wanneer het totaalpakket aan maatregelen bij de onderkant van de bandbreedte dreigt uit te komen, zal worden bijgestuurd door nieuwe maatregelen te treffen. Op basis van het huidige beeld is de inschatting dat het realiseren van het totale pakket van € 1,64 miljard aan versobering- en efficiencymaatregelen mogelijk is. Ten opzichte van de vorige begroting zijn de inzichten niet gewijzigd.

Netwerk

Maatregel

Initiële Bedrag in € miljoen t/m 2020

Prognose realisatie bedragen in € miljoen t/m 2020

HWN

Verminderen communicatie bij onderhoud

30

30

HWN

Versoberen bermbeheer

40

35

HWN

Onderhoud kunstwerken uiterste jaar

50

45–50

HWN

Versoberen verlichting

35

30–35

HWN

Verruimen werkvensters en op delen van het netwerk overdag werken met minder flankerende maatregelen.

75

75–80

HWN

Versoberen DVM

165

150

HVWN

Minder maaien taluds

10

10

HVWN

Minder baggeren hoeken zeetoegangen

35

40

HVWN

Verminderen (wal)voorzieningen schippers

10

10

HVWN

Minder baggeren vaarwegen

45

55

 

Subtotaal versoberingen

495

480–495

Alle

Efficiencymaatregelen

800

815- 820

 

Subtotaal efficiencymaatregelen

 

815–820

Alle

Besparing Landelijke Taken

200

200

Alle

Bijzondere baten t.b.v. B&O

100

30

HVWN

Opbrengsten HVWN

60

HWS

Heffen Leges1

HWN

Verhoging BenO budget

45

45

 

Subtotaal overige maatregelen

345

305

 

Totaal

1.640

1.630–1.650

X Noot
1

Noot 1: Het voornemen leges te heffen op grond van de waterwet is nog niet ten uitvoer gebracht gelet op de invoering van de omgevingswet.

2c. De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging ProRail

ProRail ontvangt van IenM gemiddeld € 1,3 miljard subsidie per jaar (inclusief btw) ter dekking van de instandhoudingskosten van de hoofdspoorweginfrastructuur. Daarnaast ontvangt ProRail van vervoerders (gebruiksvergoeding) en andere derden (doorbelaste onderhoudskosten) gemiddeld € 0,3 miljard per jaar, waarmee het totale budget voor de jaarlijkse instandhoudingskosten voor ProRail uitkomt op € 1,6 miljard inclusief btw.

Op 15 september 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de audit PwC c.s. op de financiële meerjarenreeksen van ProRail voor beheer, onderhoud en vervangingen van het spoor. Hierbij is geconstateerd dat er sprake is van een potentieel tekort van € 475 miljoen dat zich in de periode vanaf 2018 tot en met 2028 kan voordoen. Daarnaast is ook een aantal risico’s gesignaleerd, waarvoor op de begroting een reservering was getroffen van € 400 miljoen, en is een risico op indexeringsverschillen benoemd. In de volgende passages is de actuele stand van zaken met betrekking tot het potentieel tekort en de risico’s opgenomen.

Potentieel tekort en toekomstbestending en efficiënt onderhoud van het spoor

Naast het verminderen van het potentiële tekort moet ook de manier waarop ProRail onderhoud aan het spoor uitvoert, veranderen, omdat de hoeveelheid werk toeneemt, de hinder toeneemt en de daartoe beschikbare tijd en middelen tekort schieten. Dit heeft geleid tot een gefaseerde aanpak om te komen tot een toekomstbestendig en efficiënt onderhoud van het spoor, waarover de Tweede Kamer op 16 juni 2016 is geïnformeerd. In de brief van 30 juni 2017 is Tweede Kamer geïnformeerd over de gezamenlijk met partijen in de spoorsector ontwikkelde nieuwe visie en werkwijze voor toekomstbestendig en efficiënt werken aan het spoor. Het gezamenlijke vertrekpunt waaruit gewerkt wordt, is de optimale balans tussen 1. de onderhouds- en vervangingsbehoefte die nodig is om het spoor betrouwbaar te houden; 2. daarbij zo min mogelijk hinder voor reizigers en verladers als gevolg van werkzaamheden aan het spoor te veroorzaken; en 3. het efficiënt omgaan met de beschikbare financiële middelen voor het werken aan het spoor.

Risico’s en reservering BOV

Uit de door ProRail ingediende subsidieaanvragen 2016 en 2017 van ProRail blijkt dat een groot deel van de eerder door PWC c.s. gesignaleerde risico’s zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. Het betreft dan met name de correctie van bovenbouwvernieuwingen in de financiële meerjarenreeksen (audit PwC), hogere uitgaven voor de instandhouding en lagere ontvangsten uit gebruiksvergoeding voor het gebruik van de Betuweroute, het vervangen van de Oosterdokbruggen, het verplaatsen van de verkeersleidingspost op Kijfhoek en het effect van de uitspraak van de ACM op de hoogte van de gebruiksvergoeding. Hierop is besloten om de risicoreservering binnen de investeringsruimte spoor ad € 400 miljoen over te hevelen naar het budget voor beheer, onderhoud en vervanging. Daarnaast is aanvullend € 142 miljoen uit de investeringsruimte spoor overgeheveld naar het budget voor beheer, onderhoud en vervanging om opgetreden indexeringsverschillen op te kunnen vangen.

2d. DBFM en budgetten voor beheer en Onderhoud

Bij DBFM is de opdrachtnemer niet alleen verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van het project, maar ook voor de financiering en het totale onderhoud. Het is dus een geïntegreerde contractvorm. Bij traditionele contracten koopt het Rijk een product in: bijvoorbeeld een rijksweg met 2x2 rijstroken. Bij een DBFM-contract neemt het Rijk echter een dienst af: een beschikbare rijksweg. Het benodigde budget komt uit drie bronnen: (i) het aanlegbudget, (ii) het beschikbare beheer en onderhoudsbudget van reeds aanwezige infrastructuur en (iii) het budget voor areaalgroei voor dat deel van de infrastructuur dat nieuw wordt aangelegd.

Ten behoeve van de aanbesteding van een DBFM contract wordt een referentieraming opgesteld voor de te verwachten aanleg- en beheer en onderhoudskosten bij traditionele uitvoering. Deze referentieraming wordt gebruikt om de plafondprijs (het acceptabele maximum) voor de bieding te bepalen. Deze ramingen worden tegenwoordig op dezelfde wijze uitgevoerd als de ramingen die voor LCC worden uitgevoerd.

De aanbesteding verloopt in een aantal stappen. Na de laatste stap vindt ook de budgettaire verwerking in de begroting plaats. De beschikbare middelen vanuit Aanleg, BenO (incl. areaalgroei) wordt overgeboekt naar het GIV/PPS-artikel. De middelen worden met eenzelfde «netto contante waarde» omgezet in een langjarige reeks ter betaling van de beschikbaarheidsvergoedingen. Dit is de zgn. financiële inpassing of DBFM conversie. Er wordt hiermee geen budget toegevoegd aan het project, de kasreeks wordt alleen aangepast aan de contractvorm. De prestatie-eisen en uitrustingsniveaus van de infrastructuur binnen het DBFM contract zijn dezelfde als die aan RWS worden gesteld. Op het moment van aanbesteden wordt bij de M (maintain) van DBFM, een serviceniveau uitgevraagd dat past bij het onderhoudsregime (Service Level Agreement) wat op dat moment van toepassing was. Dat niveau geldt voor de looptijd van het contract en is daarmee niet budgettair flexibel. Er wordt momenteel overigens wel aan gewerkt om bij de nog af te sluiten DBFM contracten ook bijstelling mogelijk te maken.

Bij DBFM geldt dat voor een periode van 20–25 jaar het consortium verantwoordelijk is voor het onderhoud van infrastructuur. Na afloop van het DBFM-contract valt dit deel van het areaal weer binnen het reguliere beheer en onderhoud van RWS. De mutaties tussen het beheer, onderhoud en vervanging artikel (voor wegen artikelonderdeel 12.02, vaarwegen artikelonderdeel 15.02) en het DBFM artikel (voor wegen artikelonderdeel 12.04, vaarwegen artikelonderdeel 15.04) zijn zichtbaar in de begroting en worden toegelicht. Na afloop van een DBFM-contract zal het BenO-deel weer aan de reguliere onderhoudsbudgetten van RWS worden toegevoegd.

Naar aanleiding van de toezegging in de begroting 2017 in het kader van de verbetering van de kwaliteit van de informatievoorziening treft u in het jaarverslag 2016 en de begroting 2018 van het Infrastructuurfonds bij artikelonderdeel 12.04 (Hoofdwegennet) en artikelonderdeel 15.04 (Hoofdvaarwegennet) aanvullende informatie over DBFM.

In onderstaand overzicht is aangegeven voor welke projecten eind 2017 DBFM contracten zullen zijn afgesloten. Voor de financiering van deze projecten zijn de genoemde BenO middelen (per jaar) ingezet. Deze zullen na afloop van het DBFM contract weer beschikbaar komen tegen het dan geldende prijspeil.

Project

Areaalinformatie

Einde DBFM contract

Uitgenomen B&O budget/jaar (€)

Hoofdwegennet

Baanlengte1

Grote kunstwerken

Wegconfiguratie in M-fase

   

A59 Rosmalen-Geffen

23 km

 

2x2

2019

1,0 miljoen

N31 Leeuwarden-Drachten

56 km

Langdeel aquaduct

2x2

2022

5,5 miljoen

A12 Lunetten-Veenendaal

65 km

 

2x4, 2x3

2033

5,9 miljoen

A10 Tweede Coentunnel

39 km

1ste en 2de Coentunnel

2x3+2x2, 2x4

2037

12,0 miljoen

N33 Assen-Zuidbroek

105 km

 

2x2

2034

2,8 miljoen

A15 Maasvlakte-Vaanplein

129 km

nieuwe Botlekbrug, Thomassentunnel, Botlektunnel

2x3+2x2, 2x3, 2x2

2035

31,7 miljoen

A1/A6 Diemen-Almere Havendreef (SAA)

72 km

Aquaduct Muiden, verbrede Hollandse Brug

2x5+2, 2x4+2

2042

11,9 miljoen

A12 Veenendaal-Ede-Grijsoord

50 km

 

2x3

2032

2,2 miljoen

A9 Holendrecht-Diemen (Gaasperdammerweg, SAA)

41 km

Gaasperdammertunnel

2x5+1

2038

14,2 miljoen

N18 Varsseveld Enschede

70 km

 

2x2+2x1

2043

1,8 miljoen

A27/A1 Utrecht Noord–knpt. Eemnes–Bunschoten

53 km

 

2x3+2x4

2043

3,9 miljoen

A6 Almere

39 km

 

2x5

2039

3,3 miljoen

A24 Blankenburgverbinding

ntb2

Blankenburgtunnel, Aalkeettunnel

2x3

ntb2

ntb2

Hoofdvaarwegennet

Vaarweglengte

       

Keersluis Limmel

 

Nieuwe Keersluis Limmel, incl. verkeersbrug over sluis

 

2048

0,4 miljoen

Beatrixsluis 3e Kolk

4 km

Complex Prinses Beatrixsluis incl. baggeren, onderhoud oevers en ligplaatsen langs Lekkanaal

 

2046

2,8 miljoen

Zeetoegang IJmond

 

Nieuwe zeesluis en sluiseilanden

 

2045

2,5 miljoen

Sluis Eefde

 

nieuwe schutsluis inclusief onderhoud voorhavens (bestaande schutsluis tot 2021)

 

2047

1,0 miljoen

Hoofdspoorwegnet

         

HSL

         
X Noot
1

Baanlengte omvat: hoofdrijbanen, verbindingswegen en op- en afritten

X Noot
2

Dit contract is nog niet afgesloten op het moment van schrijven van de Begroting. De definitieve cijfers worden vastgesteld bij afsluiten van het contract.

3. Opgave Vervanging en renovatie

Bij einde van de technische levensduur van infrastructurele objecten wordt overgegaan tot vervanging of renovatie van deze objecten. Einde technische levensduur wordt breed opgevat. Ook niet langer ondersteunde, verouderde technologie worden als reden voor einde technische levensduur beschouwd. Hetzelfde geldt voor economisch niet meer verantwoord onderhoud. De keuze voor vervanging dan wel renovatie is mede gebaseerd op de kosten over de resterende dan wel nieuwe levenscyclus. Zo is voor grote bruggen, tunnels en sluizen renovatie vaak een goedkoper alternatief rekening houdend met de levenscyclus, dan het geheel nieuw bouwen van eenzelfde object.

Toekomstige vervangingen hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem

Door RWS is de vervangingsopgave voor het Hoofdwegennet, het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem geactualiseerd. De prognose voor het vervangen of renoveren van objecten is gebaseerd op het handhaven van de bestaande functionaliteit en het prestatieniveau, naar huidige technische standaarden. Voor de korte termijn zijn de aan te pakken objecten vastgesteld via inspecties en/of herberekeningen. Dat gebeurt met een bandbreedte wanneer dat precies moet. Voor de langere termijn is dit inzicht er op objectniveau niet. Maar wel voor groepen objecten met vergelijkbare problemen, waarvan vervanging en renovatie op middellange termijn verwacht wordt. Voor de langere termijn wordt de prognose gebaseerd op een statistische analyse van het areaal.

Ten opzichte van de vorige prognose (2014) is de behoefte voor de periode 2021–2030 beter in beeld, waarbij de toegenomen kosten voor issues als bruggen (stalenbruggen en draagkracht) en het opnemen van damwandenproblematiek voor een verhoging van de opgave voor het HVWN verklaren.

Dekking van de opgave

Om de toekomstige VenR-opgaven te dekken zijn op basis van het prognoserapport 2010 in de begrotingen van het IF en DF reserveringen gemaakt. Deze reserveringen dekken de totale VenR opgave, echter binnen de verdeling over de netwerken zijn de middelen voor HVWN ontoereikend.

De prognose 2017 heeft ertoe geleid dat binnen het IF vanuit de reservering voor de VenR-opgave voor het HWN € 334 miljoen is overgeheveld naar het VenR-budget voor het HVWN. Op de reservering voor het HWN resteert hiermee voldoende budget om de opgave voor het HWN te dekken. Voor het HVWN resteert een verschil van € 265 miljoen om de VenR-opgave voor het HVWN te dekken.

De objecten op het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem hebben vaak een functie op beide netwerken. Ik laat onderzoeken of de nu gehanteerde toewijzing van objecten en/of kosten aan het Hoofdvaarwegennet of het Hoofdwatersysteem overeenstemt met het zwaartepuntprincipe en of dit gewijzigd moet worden. Daarna kan worden bezien of een overheveling tussen het Hoofdwatersysteem en het Hoofdvaarwegennet in de begroting 2019 nodig is.

Op verzoek van de Kamer worden in het MIRT projectenoverzicht de vervanging en renovatie projecten met een budgettair beslag van meer dan € 10 miljoen separaat toegelicht.

Vervangingen spoor

De vervangingsinvesteringen maken onderdeel uit van de BOV-reeksen in de begroting en bedragen in 2018 circa € 430 miljoen en lopen op tot circa € 535 miljoen in 2030. Voor de periode na 2030 is een verhoging van de vervangingskosten te verwachten, met name omdat het einde van de levensduur van een groot aantal kunstwerken zal zijn bereikt. Daarnaast zullen vanaf die periode de bovenleidingportalen (in totaal 100.000 stuks) worden vervangen.

Beschikbaar budget Infrastructuurfonds voor VenR vanaf 2031

Op artikel 18.12 van het Infrastructuurfonds zijn noodzakelijke middelen opgenomen voor Vervanging en Renovatie voor Hoofdwegen, Hoofdspoorwegen en Hoofdvaarwegen vanaf 2031. Het budget voor Vervanging en Renovatie is daarbij op het niveau van 2030 doorgetrokken. Deze middelen worden nog niet toegewezen aan de afzonderlijke netwerken. Toewijzing van deze middelen zal op een later moment geschieden op grond van een nadere onderbouwing van de vervangingsbehoefte per netwerk. Voor Spoor betreft dit alleen de verwachte toename van de vervangingsopgave vanaf 2031.

4. Duurzaamheid

Het klimaat verandert merkbaar, de natuur staat onder druk, grondstoffen worden schaarser en mensen ervaren hinder. Daarom wordt voor zowel de netwerken beheerd door RWS als voor het spoor ingezet op onder andere het terugdringen van het energieverbruik en hergebruik van materialen, aansluitend op de visie en ambitie Duurzaam IenM. Daarin zijn klimaat en energie, circulaire economie en interne verankering (in bijvoorbeeld alle opdrachten) de drie prioriteiten binnen een breder scala aan duurzaamheidsdoelen waar IenM op actief is. Op verantwoordingsdag 2016 is het duurzaamheidsverslag IenM 2016 aan de Kamer gestuurd, waarin nadere informatie is te vinden.

4a. Duurzaamheid hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem

Bij het beheer en onderhoud van de door RWS beheerde netwerken worden momenteel maatregelen genomen en pilots gedaan op de thema’s «klimaat en energie», «circulaire economie» en «vitaal natuurlijk kapitaal». De aanpak op deze fronten wordt jaarlijks doorontwikkeld naar aanleiding van de resultaten van de uitgevoerde maatregelen.

Energie en Klimaat

Het doel is om in 2030 als IenM geheel klimaatneutraal te zijn en de netwerken energieneutraal te hebben gemaakt. Hierop wordt binnen IenM gestuurd middels de CO2 prestatieladdersystematiek.

De cijfers met betrekking tot CO2 emissies en energiebesparing worden halfjaarlijks intern gerapporteerd. De CO2 reductie ten opzichte van 2009 is in 2017 ca 28%, waarmee het gestelde doel van 20% reductie in 2020 al ruimschoots behaald is. Hiervoor verantwoordelijk zijn de inkoop van garanties van oorsprong (GVO) van groene stroom uit Nederland, het toepassen van biobrandstoffen bij de Rijksrederij en (nog beperkt) de overgang naar LED in de openbare verlichting verantwoordelijk. Opwekking van hernieuwbare energie op eigen areaal voor het eigen gebruik, draagt nog niet substantieel bij, maar is in potentie zeer omvangrijk. De lange termijn strategie is erop gericht om steeds minder afhankelijk te worden van de inkoop van GVO’s en klimaat- en energieneutraliteit te verkrijgen door besparen, het vergroenen van het energieverbruik (elektrificeren, groene brandstoffen en gas) en opwekking van duurzame energie op eigen areaal voor eigen gebruik.

Energiebesparing is cruciaal, maar blijft ook een uitdaging, met name vanwege de nieuwe aanleg die sinds 2009 heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt, met extra energievraag tot gevolg. Dat maakt dat vermindering van het energieverbruik goed in het MIRT proces verankerd moet worden en er in het staande areaal structureel naar energiebesparing moet worden gekeken.

Circulaire economie

Ten aanzien van materiaalgebruik en grondstoffen worden korte termijn doelen nog nader vastgesteld in het licht van de lange termijn transitie naar een circulaire economie. Door middel van onder andere duurzaam inkopen wordt hier al wel op gestuurd. Zo is bijvoorbeeld De CO2-Prestatieladder inmiddels onderdeel van het contractenbuffet en wordt door gecertificeerde bedrijven jaarlijks zo’n 1,6% CO2 bespaart. De eerste interne rapportage duurzaam inkopen GWW over 2017 zal in de eerste helft van 2018 worden opgeleverd, wat een belangrijke basis oplevert voor een vervolgaanpak

Vitaal natuurlijk kapitaal

Aan de positieve impact die de transitie met zich meebrengt ten aanzien van het toepassen van hernieuwbare grondstoffen en stimuleren van biodiversiteit, wordt invulling gegeven door de pilots die op diverse locaties in uitvoering zijn. Met deze pilots wordt ervaring opgedaan ten aanzien van de monitoring en sturing op een optimaal gebruik en behoud van het natuurlijk kapitaal. Elementen daarvan kunnen vervolgens in de standaardpraktijk worden opgenomen.

4b. Duurzaamheid spoor

Ook in de toekomst moet het spoor één van de meest duurzame vormen van vervoer blijven. In 2016 is een Meerjarenplan Duurzaamheid vastgesteld. Hierin staan voor zowel de stations als de spoorinfrastructuur de doelstellingen voor 2020 en 2030. Om dit te bereiken wordt zoveel mogelijk samengewerkt met andere partijen in de sector.

Voor 2018 zijn een aantal thema’s tot speerpunten bestempeld: energie; CO2, grondstoffen en materialen; het duurzaam werken en ruimtelijke kwaliteit.

Efficiënt omgaan met energie

ProRail wil haar energie-efficiency met 30% in 2030 ten opzichte van 2015 verbeteren. Voor 2018 betekent dit een reductie van het verbruik van 3% ten opzichte van 2017. In de komende jaren worden onder andere ledverlichting op emplacementen en stations geïnstalleerd. Verder zullen het aantal wissels worden verminderd. Ook worden samen met vervoerders maatregelen getroffen die moeten leiden tot minder energieverbruik door treinen. Mede in dit kader worden In 2017 de maatschappelijke kosten en baten en benodigde investeringen in kaart gebracht van het verhogen van de bovenleidingspanning naar 3kV.

CO2, grondstoffen en materialen

Een grote uitdaging is het realiseren van de CO2-reductiedoelstelling in de materiaalketen. Dit is uitdagend, omdat materialen lang meegaan en het introduceren van nieuwe materialen lastig is. Om een beter inzicht te krijgen in het CO2-verbruik wordt in 2018 de dominantie-analyse (=impactanalyse) geactualiseerd en wordt een digitaal afvalregistratiesysteem voor projecten geïntroduceerd.

Duurzaam werken

In alle bedrijfsprocessen is duurzaamheid tegenwoordig een vanzelfsprekend onderdeel van het werk. Centraal staat hierbij de Aanpak Duurzaam GWW (Grond, Weg en Waterbouw). De kern van deze aanpak is dat er afspraken worden gemaakt om binnen de gehele sector één systematische werkwijze toe te passen en een uniform instrumentarium te hanteren voor de verduurzaming van producten en bedrijfsprocessen. Voor de realisatie van projecten betekent dit dat al in een vroeg stadium van de verkenning en het ontwerp aandacht wordt gegeven aan duurzaamheid. In de afgelopen jaren is hierbij al substantiële winst behaald met duurzaam materiaalgebruik (circulair), vermindering van hinder voor de omgeving tijdens de bouw en het opwekken van energie op perronkappen en stationsdaken. Deze aanpak wordt in 2018 toe op alle nieuw op te starten projecten toegepast. Ook het beheer en onderhoud verduurzaamt. In 2018 zal ProRail bijzondere aandacht geven aan de verduurzaming van de onderhoudscontracten. Het ecologisch bermbeheer en het energiegebruik op emplacementen krijgen hierbij bijzondere aandacht.

BIJLAGE 5. LIJST VAN AFKORTINGEN

BenO

Beheer en Onderhoud

BGR

Beleidslijn Grote Rivieren

BO MIRT

Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

BPRW

Beheersplan voor de Rijkswateren

DBFM

Design, Build, Finance and Maintain

DF

Deltafonds

DP

Deltaprogramma

EHS

Ecologische Hoofdstructuur

EZ

Ministerie van Economische Zaken

GDI

Generieke Digitale Infrastructuur

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWBP-2

Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IF

Infrastructuurfonds

KRW

Kaderrichtlijn Water

LCC

Life Cycle Costing

LRT3

Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen

MKS

Missiekritieke systemen

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

OB

Ontwerpbegroting

OV SAAL

Openbaar Vervoer Schiphol Amsterdam Almere Lelystad

PIP

Principaal Inpassingsplan

PHS

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PKB

Planologische Kernbeslissing

PPS

Publiek-private samenwerking

RWS

Rijkswaterstaat

TBES

Toekomstbestendig Ecologisch Systeem

TTC

Tidal Test Centre

VGR

Voortgangsrapportage

WB21

WBI2023

Waterbeleid voor de 21e eeuw

Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium 2023

WTI

Wettelijk Toetsinstrument


X Noot
3

Kamerstukken II, 2016/2017, 32 698, nr. 33

X Noot
4

Zoals eerder gemeld aan de Tweede Kamer is deze doelstelling niet in 2015 behaald maar vindt dit naar verwachting in 2019 plaats.

X Noot
5

Noot: de streefwaarde was 300 maatregelen gereed eind 2015. Door politieke besluiten in de periode 2010–2015 is het programma aangepast en zijn er een aantal maatregelen ingetrokken of getemporiseerd.

X Noot
6

Er zijn situaties denkbaar waarbij assets niet (langer) voldoen aan de prestatieafspraken, zonder dat dit verband houdt met de onderhoudsconditie (bijvoorbeeld bij een tweetal stormvloedkeringen). In dergelijke situaties is geen sprake van uitgesteld (of achterstallig) onderhoud

Naar boven