34 682 Nationale Omgevingsvisie

Nr. 56 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2020

Op 24 september 2020 heb ik met uw Kamer gesproken over de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (Kamerstuk 34 682, nr. 55). Tijdens dit overleg bleek er te weinig tijd om alle vragen te behandelen. Ik heb daarbij toegezegd de nog openstaande blokjes (8; Uitvoeringsagenda, 9: Omgevingsagenda’s/NOVI-gebieden 10: Overig NOVI en 11: Kustpact) schriftelijk te beantwoorden en die voor het nog in te plannen VAO NOVI aan uw Kamer te sturen. Onder Overig NOVI ga ik ook in op een tweetal vragen waar ik in de tweede termijn op zou terugkomen. Tot slot ga ik in op enkele andere toezeggingen die ik heb gedaan tijdens het overleg.

Beantwoording openstaande vragen

Uitvoering NOVI

Uitvoeringsagenda – Kan de Minister uiteenzetten wat er precies gaat gebeuren? Kan de Minister met een routekaart komen?

Fractie: GroenLinks

In de Uitvoeringsagenda staat beschreven hoe we uitvoering geven aan de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). We geven in de Uitvoeringsagenda een overzicht van alle acties die uitwerking en uitvoering geven aan de beleidskeuzes uit de NOVI. Gekozen is voor de inzet van algemene rijksregels en voorkeursvolgordes, de inzet van bestaande financiële middelen, kennisontwikkeling en het maken van bestuurlijke afspraken.

In de Uitvoeringsagenda is een overzicht opgenomen van de relevante (nationale) programma’s en gebiedsgerichte trajecten zoals Omgevingsagenda’s, NOVI-gebieden etc.

Jaarlijks zal aan de Tweede Kamer gerapporteerd worden over de voortgang en tweejaarlijks over de effecten van het beleid in de monitor NOVI. Eens in de vier jaar zal in een evaluatie worden onderzocht in hoeverre de gewenste integraliteit en samenhang in de uitvoering tot stand komt.

Uitvoeringsagenda – Veelvoud van instrumenten in de Uitvoeringsagenda. Hoe wordt het beleid van alle partijen, of in ieder geval de departementen, gestroomlijnd? Hoe werken de departementen samen?

Fractie: D66

De Uitvoeringsagenda geeft een overzicht van het instrumentarium dat wordt ingezet om integraal samen aan de prioriteiten en nationale belangen uit de NOVI te werken. En dat zijn er vaak veel. De opgaven op de verschillende schaalniveaus zijn complex. Daarbij dient vermeld te worden dat de genoemde instrumenten zeker niet allemaal nieuw zijn. Juist door ze in de Uitvoeringsagenda te noemen en te verbinden aan de 4 prioriteiten en de beleidskeuzes van de NOVI, creëren we samenhang. Aangegeven staat welke nieuwe en bestaande programma’s bijdragen aan de uitvoering van een prioriteit.

De tweede vorm van samenhang komt voort uit het gebiedspecifieke bij elkaar brengen van de opgaven in de regio. Hierbij spelen de Omgevingsagenda’s en de Gebiedsagenda’s Grote Wateren een grote rol. De Omgevingsagenda’s brengen per landsdeel de opgaven en de verschillende instrumenten in beeld en creëren een overzicht en samenhang hiertussen. De Gebiedsagenda’s Grote Wateren zijn het integratiekader voor de fysieke opgaven in de grote wateren.

De derde manier van samenhang komt voort uit de NOVI-cyclus en de governancestructuur die in de Uitvoeringsagenda staat uitgewerkt. Ook zij vormen waarborgen voor een integrale manier van werken en de inhoudelijke samenhang. Dit creëert niet alleen samenhang maar zo waarborgen we ook dat er interdepartementaal samengewerkt blijft worden.

Regionale Investeringsagenda’s (RIA’s) – Hoe denkt de Minister over het instrument de RIA’s, in relatie tot de 8 NOVI-gebieden en de regionale verstedelijkingsstrategieën?

Fractie: VVD/CDA

Regionale Investeringsagenda’s zijn een instrument met een toegevoegde waarde voor de uitvoering van de NOVI. In het RIA-instrument worden regionaal en gebiedsgericht de verschillende opgaven in beeld gebracht en met elkaar verbonden. Ook de beschikbare en benodigde investeringen en bijdragen van publieke en private kant komen in beeld en worden gematcht met de opgaven. Publiek richting geven en privaat initiatief kunnen zo verbonden worden.

Momenteel lopen er vijf RIA-pilots vanuit de NOVI-alliantie. Ik verken momenteel of een koppeling tussen de pilots voor Breda- Tilburg, Arnhem-Nijmegen, Eindhoven en Noord-Holland boven het Noordzeekanaalgebied en de lopende verstedelijkingsstrategieën kansrijk is. In een latere fase kan ook een koppeling van een RIA aan de NOVI-gebieden maatschappelijke meerwaarde bieden.

NOVI-gebieden en Omgevingsagenda’s

Hoe is in de NOVI de keuze gemaakt voor deze Omgevingsagenda’s en NOVI-gebieden? Kunnen gebieden en steden die niet genoemd worden alsnog worden verankerd in de NOVI?

Fractie VVD

Ik ben verheugd dat vele steden en gebieden in Nederland uitvoering willen geven aan de NOVI. We hebben heel Nederland nodig. Met de landsdelige Omgevingsagenda’s maken we dit ook mogelijk. Gezamenlijk zijn deze landsdekkend. Steden en regio’s kunnen hun concrete vraagstukken inbrengen.

In Omgevingsagenda’s worden gemeentelijke, provinciale en nationale opgaven gekoppeld en gebiedspecifieke uitgewerkt. Dit zorgt voor een landsdekkend beeld van de gezamenlijke opgaven en een gedeeld beeld van de gebiedsgerichte opgaven waar Rijk en regio elkaar nodig hebben om de opgaven te realiseren.

Sommige van de in de Omgevingsagenda geïdentificeerde gebiedsgerichte opgaven zijn zo groot en/of complex dat ze zijn benoemd als potentiële NOVI-gebieden. Voor deze gebieden zijn voorlopige NOVI-gebieden aangewezen. Deze zijn zelf door de regio’s voorgedragen en na een afwegingsprocedure heeft dit geleid tot de volgende acht voorlopige NOVI-gebieden: de havengebieden van Amsterdam en Rotterdam, de landelijke gebieden De Peel en het Groene Hart, de regio’s Groningen en Zwolle, Zuid-Limburg en de Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone.

Als ontwikkelingen daar aanleiding toe geven kunnen eventueel gebieden worden toegevoegd en of afvallen.

NOVI-gebieden – Er wordt nu een specifiek aantal gebieden aangewezen. Wat betekent dit precies? En wat betekent dit voor de gebieden die nu geen NOVI-gebied zijn? Het feit dat er een NOVI is betekent toch dat deze er voor heel Nederland is? Wat is de precieze consequentie van wel of geen NOVI-gebied zijn?

Fractie GroenLinks

De NOVI is voor heel Nederland. De NOVI geeft richting en een kader voor de inrichting van de fysieke leefomgeving in heel Nederland. In de Uitvoeringsagenda staat hoe dit middels verschillende instrumenten uitgewerkt wordt.

Belangrijke instrumenten in de Uitvoeringsagenda NOVI zijn Omgevingsagenda’s en de Gebiedsagenda’s Grote Wateren. Hierin worden door Rijk en regio gebiedsgerichte opgaven benoemd en uitgewerkt. Afspraken worden gemaakt over verbinden van lopende programma’s of een nieuwe aanpak waar kansen liggen om tot uitvoering van de opgaven te komen.

In bepaalde gebieden spelen urgente, omvangrijke en grote transities die in het bijzonder vanuit het NOVI-perspectief een extra impuls nodig hebben. Die gebieden zijn de acht voorlopige NOVI-gebieden. Het Rijk is van plan om samen met de regio de NOVI-gebieden een extra impuls te geven, passend bij NOVI-prioriteiten en extra steun te geven aan de aanpak van grote, integrale opgaven, die essentieel zijn voor Nederland. Het vraagt om een langjarig commitment van het Rijk en de regio.

De inzet van het Rijk is maatwerk maar kan bijvoorbeeld zijn:

  • Stroomlijning van de Rijksinzet dan wel gezamenlijke departementale inzet. (Een «loket» Rijk; Een «loket» regio);

  • Zo nodig realiseren van extra ruimte in regels/ kaders en kennisdelen;

  • Zorgen voor gerichte inzet het Planbureau voor de Leefomgeving en het College van Rijksadviseurs;

  • Zorgen voor extra status, zichtbaarheid of aandacht;

  • Draagvlak voor transities creëren bij burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties;

  • We beginnen niet op nul: Rijk sluit waar mogelijk aan bij bestaande samenwerkingsstructuren en -projecten in het betreffende gebied;

  • Ook komt er extra capaciteit en deskundigheid beschikbaar.

NOVI-gebieden – Wat betekent het bijvoorbeeld voor het Groene Hart om een NOVI-gebied te zijn.

Fractie: GroenLinks

Het Groene Hart is aangewezen als één van de acht voorlopige NOVI-gebieden. Hier spelen vele urgente opgaven die vragen om een transitie van het landelijk gebied.

Het landschap van het Groene Hart heeft belangrijke cultuurhistorische waarde en waarde als kraamkamer voor bijvoorbeeld weidevogels. Het is tegelijkertijd ook van groot belang als recreatief uitloopgebied voor miljoenen inwoners van de Randstad. Daarnaast is het van belang voor voedselproductie en in toenemende mate ook voor het vasthouden van zoet water, het produceren van energie en voor verkoeling van omliggende steden.

De ruimte en kwaliteit van de leefomgeving van het Groene Hart staan echter onder druk door de behoefte aan woningen en daaraan gekoppelde mobiliteit in het gebied en de noodzaak van vernatting om bodemdaling tegen te gaan. Daarbij komt ook de noodzaak om een andere manier van landbouw te gaan bedrijven en de behoefte tot opwekken van duurzame energie. Daarnaast is sprake van een toename van «verdozing» en recreatie, teruglopende biodiversiteit en stikstofproblematiek.

Juist deze complexiteit van opgaven, in een groot gebied met een veelvoud aan bestuursverantwoordelijkheden, vraagt om een samenhangende aanpak. Betere uitvoeringskracht kan worden bereikt door gedragen besluitvorming van Rijk, regio en maatschappelijke partijen. Door de status van voorlopig NOVI-gebied toe te kennen wordt dit beoogd.

Overig NOVI

Worden CBS-scenario’s van de bevolkingsontwikkeling tot 2050 betrokken bij de NOVI?

Fractie: CDA

De NOVI is gebaseerd op de CBS prognoses van december 2019 met betrekking tot bevolkingsontwikkeling. Het NIDI heeft daarna scenario’s opgesteld met betrekking tot bevolkingsontwikkeling met zowel meer als minder inwoners. Er is onzekerheid over de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Daarom is de NOVI ook vormgegeven als een dynamisch document dat regelmatig geactualiseerd kan worden.

Wat is de stand van zaken bij de motie Nijboer/Ronnes over de terugkeer van VROM? (Kamerstuk 32 847, nr. 619)

Fractie: PvdA

Voor het gehele antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief van 27 augustus 2020. Samengevat luidt mijn antwoord als volgt.

Of er in het volgend kabinet een Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer moet komen, is een politieke keuze en afweging die politieke partijen betrokken bij een volgende kabinetsformatie is.

Wordt er met de NOVI voldaan aan de motie van het lid Van Gerven (Kamerstuk 34 682, nr. 38): «»randvoorwaarden voor de NOVI»»?

Fractie: SP

Ik meen dat de NOVI voldoet aan de vier in de motie gestelde eisen met betrekking tot democratie, duidelijkheid, duurzaamheid en draagvlak:

  • De NOVI wordt volgens de in ons democratisch bestel geldende regels en besluitvormingsprocedures opgesteld, vastgesteld en uitgevoerd. Daarbij hebben de nationale belangen die voor ons allemaal van belang zijn, in de NOVI een volwaardige plaats;

  • De NOVI is duidelijk en zo helder mogelijk geschreven; De NOVI is goed toegankelijk op de website en samengevat in een compacte versie van de NOVI.

  • De NOVI geeft een lange termijnvisie voor een duurzame leefomgeving;

  • De NOVI is tot stand gekomen door een brede discussie met overheden en veel maatschappelijke partijen. Ook in de uitwerking worden partijen actief betrokken. Uitwerking vindt plaats in de regio’s met aandacht voor alle belanghebbenden. Het resultaat zal altijd teruggelegd moeten worden in de democratisch gekozen bestuursorganen, als gemeenteraad en provinciale staten. Dat schept draagvlak.

Waarom geldt er geen motiveringsplicht op alle voorkeursvolgorden en de afwegingsprincipes?

Fractie: PvdA

Bij ieder besluit dat wordt genomen moet het bevoegd gezag motiveren welke afwegingen daarbij een rol hebben gespeeld. Dat volgt uit het motiveringsbeginsel van de Algemene wet bestuursrecht. Een extra wettelijke regeling vind ik op voorhand niet wenselijk. Ik wil dat het een bestuurlijke afweging is met ruimte voor lokale afwegingen en niet een afweging die vooral juridisch wordt betwist bij de rechter. Daarom maak ik in de samenwerkingsafspraken met de andere overheden afspraken over het hanteren van de afwegingsprincipes en voorkeursvolgordes. Met de monitor NOVI hou ik zicht op de uitvoering van de NOVI en afhankelijk daarvan kan ik de noodzaak tot aanvullende stappen bezien.

PlanMER plicht Regionale Energie Strategieën (RES’en) – Is het mogelijk om het PlanMER verplicht te stellen voor de afzonderlijke plannen en alle RES-plannen gezamenlijk?

Fractie: ChristenUnie

In het AO van 24 september jl. gaf ik aan ook zelf te hechten aan het betrekken van mogelijke gevolgen voor het milieu en leefomgeving bij keuzes die vanuit de RES’en worden gemaakt. Het vroegtijdig betrekken van de gevolgen voor de leefomgeving maakt dat bestuurders en andere betrokken partijen tijdig zicht hebben op de (milieu)gevolgen van bepaalde keuzes over energie en draagt bij aan een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving.

De RES’en zijn zeer gevarieerd qua invulling, concreetheid en proces. In bepaalde gevallen kan het opstellen van een PlanMER van meerwaarde zijn, in andere gevallen is dat minder het geval. Ik wil niet van bovenaf de PlanMER-plicht opleggen op alle RES’en, maar ik wil die keuzevrijheid bij de regio laten. RES’en kunnen als zij dit willen altijd vrijwillig besluiten om een PlanMER op te stellen. Dit gebeurt bijvoorbeeld nu al in de RES’en voor Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid. Het Nationaal Programma Regionale Energie Strategieën (NP RES) ondersteunt zowel RES’en die voor een PlanMER kiezen als die ervoor kiezen om op een andere manier omgevingseffecten te betrekken. Het NP RES organiseert bijvoorbeeld gezamenlijke sessies en besteedt hier aandacht aan in de Handreiking RES en ook in zijn gesprekken over de ingeleverde concept-RES’en.

De informatie over de milieugevolgen van een RES kan worden benut wanneer de keuzes in de RES’en geborgd worden in omgevingsvisies en omgevingsplannen van provincies, gemeenten en waterschappen. In die fase is veelal een formele PlanMER wel verplicht.

Tenslotte komt het onderwerp ook in februari 2021 aan de orde in de analyse van het PBL van de concept-RES’en. Het PBL gaat daarbij onder andere ook op nationaal niveau in op ruimtegebruik en effecten op landbouw en landschap. De overheden bespreken deze analyse binnen het programma.

Tegen deze achtergronden acht ik het niet nodig om het PlanMER voor individuele RES’en en voor het totaal hiervan verplicht te stellen.

Kustpact

Vraag: Hoe kan het dat, ondanks het Kustpact toch weer vakantieparken in de duinen worden vergund?

Fractie: D66

Het Kustpact is een voorbeeld van het samenwerkingsmodel dat ik ook met de NOVI voorsta als het gaat om ruimtelijke opgaven waarvoor de verantwoordelijkheden voor een groot deel decentraal zijn belegd. In het kader van het Kustpact hebben Rijk, provincies, gemeenten en maatschappelijke partners gezamenlijk op basis van kernkwaliteiten en collectieve waarden bepaald waar in de kustzone geen nieuwe recreatieve bebouwing is toegestaan, waar wel en onder welke voorwaarden. Nadat de zonering met succes is afgerond en vastgelegd heb ik met de partners van het Kustpact afgesproken om ook in de toekomst samen te blijven werken aan een betere ruimtelijke kwaliteit voor de kust. Als er nu signalen zijn dat er in strijd met de zonering recreatieve bebouwing mogelijk wordt, spreken Kustpactpartners elkaar hier ook op aan. In dat kader is er onlangs vanuit het Kustpact een overleg geweest over een aantal initiatieven tussen natuurorganisaties, de vertegenwoordiger van de kustgemeenten, de provincies Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland en het Ministerie van BZK. Tijdens dit overleg bleek dat er voor de initiatieven nog geen vergunningen verleend zijn. Ik hou vinger aan de pols of de afspraken uit het Kustpact goed worden nagekomen.

Toezeggingen

Vestiging van kerncentrales – Is het gezien de nadelige gevolgen van de recente gaswinning in Groningen mogelijk om Eemshaven als mogelijke locatie te schrappen?

Fractie: PvdA

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zijn drie gebieden aangewezen waar ruimtelijk waarborgingsbeleid geldt voor de mogelijke vestiging van een kerncentrale. Deze zijn Borssele, Maasvlakte I en Eemshaven.

Het Programma Energiehoofdstructuur richt zich op de ruimtelijke planning van de nationale energie-infrastructuur. In dit programma (onder de NOVI) zal bezien worden of – indien nodig – de drie gebieden nog geschikt zijn en voldoende ruimte bieden voor kernenergiecentrales. Daarbij worden ook milieu en andere omgevingseffecten betrokken. Zo nodig wordt het bestaande beleid geactualiseerd.

Of dit nodig is hangt mede af van de behoefte die bijvoorbeeld kan blijken uit de marktconsultatie, het maatschappelijk debat dat hierover plaatsvindt en ook de klimaatneutrale scenario’s van de netbeheerders over de ontwikkeling van het energiesysteem. In dit stadium wil ik daar niet op vooruit lopen.

De heer Moorlag verwijst in zijn vraag naar de aardgasproblematiek in Groningen. Het Rijk werkt hiervoor aan herstel van woningen en samen met medeoverheden in het Nationaal Programma Groningen aan een goede toekomst voor Groningen. In dit programma investeren de overheden tot 2030 samen in het versterken van de leefomgeving, economie, opleidingen, banen, de natuur en het klimaat.

De Minister heeft toegezegd dat zij met de provincie Utrecht en de gemeente Amersfoort in overleg gaat over de woningbouwopgave in de gemeente Amersfoort. Zij zal de Kamer voorafgaand aan het geplande VAO informeren over de uitkomst van dit overleg.

In de NOVI staat dat het kabinet met publieke en private partners werkt aan de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland; een netwerk dat naast steden in de Randstad ook steden als Zwolle, Arnhem, Nijmegen en de Brabantse Stedenrij omvat. Ook Amersfoort behoort tot dit netwerk. Voor alle steden in het Stedelijk Netwerk Nederland geldt, dat zij zich – in verschillende mate- gesteld zien voor stevige opgaven met betrekking tot woningbouw en bereikbaarheid. In samenhang hiermee worden in de jaarlijkse Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving en Bestuurlijke Overleggen MIRT afspraken gemaakt over de verdere verstedelijking van stedelijke regio’s zoals de regio Amersfoort. Conform de afspraak uit het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving d.d. 25 juni jl. presenteert de regio Amersfoort in het Bestuurlijk Overleg MIRT d.d. 25 november a.s. een aanpak voor een verstedelijkingsperspectief «Ontwikkelbeeld regio Amersfoort 2040» en zal ook de betrokkenheid van het Rijk worden besproken.

Ook de – onlangs ook weer door het Planbureau voor de Leefomgeving gesignaleerde – nauwe samenhang tussen de ontwikkeling van de regio Amersfoort en de ontwikkeling van de Metropoolregio Amsterdam, de regio Utrecht en de regio Foodvalley is van belang. Vanaf begin 2021 wordt samen met betrokken medeoverheden een begin gemaakt met het ontwikkelen van een Omgevingsagenda voor het landsdeel Noordwest, waar ook de regio Amersfoort deel van uitmaakt. In deze Omgevingsagenda worden de gezamenlijke NOVI-brede opgaven en ambities van Rijk en regio in beeld gebracht.

In het Bestuurlijk Overleg van 1 oktober jl. is samen met Utrechtse provinciale en gemeentelijke bestuurders (waaronder uit Amersfoort) vastgesteld, hoe de vraag naar woningen zich in deze provincie tot 2030 naar verwachting zal ontwikkelen. Ook is vastgesteld wat dit, uitgaande van deze ontwikkeling en rekening houdend met een planuitval van 30%, betekent voor de minimaal noodzakelijke plancapaciteit tot 2030. Samen met Amersfoort en de provincie is de woningbouwopgave voor de regio Amersfoort geëxpliciteerd, dit vormde een belangrijke bouwsteen voor deze afspraken. Concreet betekent dit dat, gelet op de totale woningbouwopgave van deze regio van 20.000 woningen tot 2030, de gemeente Amersfoort tot 2030 ten minste 6.000 à 9.000 woningen versneld kan realiseren en de andere gemeenten in de regio Amersfoort circa 11.000 woningen. De gemeente Amersfoort zet daarbij in op de realisatie van circa 6.000 woningen in de spoorzones Amersfoort Centraal en Amersfoort Schothorst en circa 3.000 woningen in het gebied Vathorst-Bovenduist.

Teneinde Amersfoort bij het realiseren van deze ambities – mede in het kader van de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving en MIRT – concreet te ondersteunen, ben ik met Amersfoort en de provincie in gesprek over ondersteuning van Amersfoort bij onder andere de formulering van aanvragen voor bijdragen uit de Woningbouwimpuls, een optimale benutting van de door Amersfoortse corporaties inmiddels aangevraagde (op de uitbreiding van de woningvoorraad gerichte) aftrek van de verhuurderheffing, de inzet van de faciliteit binnenstedelijke transformatie, de benutting van het flexpool-budget ad € 30 mln. dat ik 1 oktober jl. voor aanvragen vanuit provincies heb opengesteld en het programma «wonen en werken» van de provincie en gemeenten (waaronder de regio Amersfoort).

Gelet op deze concrete en ontwikkelingsgerichte samenwerking met (de regio) Amersfoort en de provincie Utrecht, is wat mij betreft het alsnog sluiten van een woondeal met (de regio) Amersfoort niet opportuun; te meer aangezien een aantal andere stedelijke regio’s in het Stedelijk Netwerk Nederland zowel relatief als nominaal met (de regio) Amersfoort vergelijkbare opgaven kennen terwijl met deze regio’s ook geen woondeal wordt gesloten. Graag houd ik vast aan mijn keuze voor woondeals, toegespitst op regio’s waar de woningbouwopgave het meest urgent is.

Met deze reactie geef ik gevolg aan het verzoek van uw Kamer tijdens het AO NOVI van 24 september 2020 om de positie van Amersfoort in de NOVI te versterken, de motie van het lid Smeulders c.s. (Kamerstuk 32 847, nr. 476) en de motie van de leden Van Eijs en Dik-Faber (Kamerstuk 32 847, nr. 487) en mijn toezegging om met de regio Amersfoort en de provincie Utrecht hierover in gesprek te gaan.

Hoe wordt uitvoering gegeven aan motie (Kamerstuk 33 118, nr. 67) van de Kamerleden Ronnes, van Veldhoven en Smaling, waarin de regering wordt verzocht ook in de AMvB's voor de Omgevingswet te borgen dat bestaande recreatieve wandel- en fietsroutes ten minste in stand blijven?

Fractie: SP

De motie is uitgevoerd via het Invoeringsbesluit. Ter uitvoering van genoemde motie is paragraaf 5.1.7.6 Landelijke fiets- en wandelroutes in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) ingevoegd. Dit besluit vult de instructieregels over het omgevingsplan in het Bkl aan met een regel over bepaalde recreatieve fiets- en wandelroutes. De doelstelling van de regel is dat de instandhouding van (bepaalde) bestaande landelijke fiets- en wandelroutes een plek heeft in de besluitvorming van het omgevingsplan. De motie is zo uitgewerkt dat voor zover een omgevingsplan voorziet in nieuwe ontwikkelingen die bepaalde landelijke fiets- en wandelroutes kunnen doorsnijden, het belang van de instandhouding van deze fiets- en wandelroutes bij het omgevingsplan wordt betrokken. Het belang van de instandhouding van de landelijke fiets- en wandelroutes moet worden afgewogen tegen andere belangen zoals woningbouw, natuur, andere infrastructuur, of voorgenomen nieuwe bedrijvigheid. Mocht door nieuwe ontwikkelingen doorkruising niet te voorkomen zijn, dan kan een bestuursorgaan bezien hoe bijvoorbeeld een omlegging opnieuw kan worden ingepast.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven