34 638 Dyslexie en dyscalculie

Nr. 4 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 december 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 7 september 2018 over de stand van zaken rond activiteiten om de aantallen dyslexieverklaringen terug te dringen (Kamerstuk 34 638, nr. 3) en over de brief van 12 september 2018 over de reactie op verzoek commissie inzake wettelijke regelingen voor leerlingen met dyscalculie in voortgezet onderwijs.

De vragen en opmerkingen zijn op 11 oktober 2018 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 5 december 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

5

 

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

6

II

Reactie Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

6

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en zien daarin geen aanleiding voor het stellen van vragen.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en het bijbehorende rapport over de kwaliteit van dyslexieonderzoeken. Deze leden hebben nog enige vragen.

Rapport over dyslexieverklaringen

De leden lezen dat de kwaliteit van de dyslexieonderzoeken nogal te wensen overlaat. Dat varieert van het niet duidelijk aangegeven wie het kind voor diagnostisch onderzoek heeft aangemeld, wat de duur van de geldigheid is van de verklaring en of het diagnostisch onderzoek, het niet uit het onderzoek kunnen afleiden van de ernst van de problematiek, het niet vermelden van de uitkomsten van toetsen en als deze wel zijn vermeld, dan komt het veelvuldig voor dat de uitkomsten van de toetsen boven de normen vallen. Deze leden vragen hoe het kan dat in zoveel gevallen er één of meerdere zaken schortten aan het diagnostisch onderzoek. Kan worden aangegeven of er richtlijnen waren voor de inhoud van het diagnostisch rapport en of deze ook genoegzaam bekend waren bij de sector? De Minister geeft in zijn brief aan duidelijker voorwaarden aan te geven waaraan de diagnostische onderzoeken moeten voldoen. Waarom waren deze er eerder niet en hoe wordt gezorgd dat de sector voldoende op de hoogte is van de nieuwe eisen?

De leden vragen de Minister ook of kan worden aangegeven of duidelijk is of dyslexieverklaringen op basis van deze onvolledige of onduidelijke onderzoeken terecht of onterecht zijn afgegeven en om hoeveel onterecht afgegeven dyslexieverklaringen het dan gaat. Wie beoordeelt op basis van het diagnostische onderzoek of het kind in aanmerking komt voor een dyslexieverklaring? Is ook duidelijk, zo vragen de leden, of deze beoordelende instantie bij het ontbreken van essentiële informatie in het onderzoek gevraagd heeft bij de verstrekker van het onderzoek om de ontbrekende gegevens voordat tot verstrekking van een dyslexieverklaring is overgegaan? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister tevens aangeven of er dyslexieverklaringen zijn uitgegeven op basis van diagnostisch onderzoek waarbij de uitslagen van de toetsen boven de norm vielen? Ziet de Minister aanleiding tot een nader onderzoek naar de afgegeven dyslexieverklaring om te kijken of zij terecht zijn uitgegeven? Zo nee, waarom niet? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide toelichting op al deze vragen.

Bestanden voor dyslexiesoftware

De leden vragen de Minister nader toe te lichten op basis van welke onderzoeken het ministerie heeft besloten dat de markt zelf in de vraag kan voorzien nu het ministerie de productie van bestanden voor dyslexiesoftware (waar visueel beperkte kinderen ook baat bij zouden kunnen hebben) niet langer financieel hoeft te ondersteunen. Deze leden vragen de Minister ook een reflectie te geven hoe deze beslissing zich verhoudt met het recht van ieder kind op onderwijs waarbij goed lesmaterieel naast goede docenten een essentiële voorwaarde is om in dat goede onderwijs te voorzien. Wil de Minister bevestigen dat dit eveneens geldt voor leerlingen met een leesbeperking, zoals leerlingen met dyslexie, blinden en slechtzienden?

De leden vragen de Minister ook om aan te geven wat er is gebeurd met de productie van specifieke lesmaterialen voor de bovengenoemde groepen leerlingen sinds het ministerie heeft besloten om de financiering van de productie van bestanden voor dyslexiesoftware stop te zetten. Vanuit het veld horen de leden dat deze productie is stopgezet en (vooralsnog) niet wordt overgenomen door de markt. Kan de Minister dit bevestigen? Wat is de verwachting van het ministerie ten aanzien van het overnemen van de markt? Klopt het dat, gezien de relatief lage vraag naar aangepaste lesmaterialen, het voor commerciële partijen niet aantrekkelijk genoeg is om in deze vraag te gaan voorzien? Mocht de Minister het besluit tot stopzetten van de financiering van de genoemde bestanden niet willen heroverwegen, wat is hij dan voornemens te doen om commerciële partijen te stimuleren deze productie over te nemen? Welke rol ziet hij daarbij voor zichzelf weggelegd?

De leden vragen de Minister tevens aan te geven wat de gevolgen zijn van het stopzetten van de genoemde financiering. Als dit leidt tot verminderde toegang tot geschikt lesmateriaal voor leerlingen met dyslexie, blinden en slechtzienden welke maatregelen is de Minister dan voornemens te treffen om dit te voorkomen? Is de Minister het met de leden eens dat het niet zo kan zijn dat deze groepen leerlingen in onvoldoende mate kunnen deelnemen aan het onderwijs indien deze specifieke lesmaterialen niet of onvoldoende meer beschikbaar voor hen zijn? Graag ontvangen zij een nadere toelichting.

De leden vragen de Minister in dit kader ook nader toe te lichten of andere groepen leerlingen die ook specifieke behoeften hebben ten aanzien van lesmateriaal, zoals nieuwkomers, wel voldoende worden bediend vanuit de markt. Klopt het dat het lesmateriaal dat wordt gebruikt voor deze nieuwkomers inmiddels ruim dertig jaar oud is? Welke rol ziet de Minister voor zichzelf weggelegd om te zorgen dat ook deze groepen kinderen modern lesmateriaal krijgen dat op hun behoefte is aangepast, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in de aanpak van de Minister en hebben dus geen nadere inbreng over dyslexie en dyscalculie

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de laatste stand van zaken omtrent de plannen om de aantallen dyslexieverklaringen terug te dringen. Over hoe in het onderwijs wordt omgegaan met dyslexie en dyscalculie hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden constateren dat het in sommige gevallen voorkomt dat scholen niet de ondersteuning kunnen bieden aan leerlingen met dyslexie of dyscalculie. Deze leden vragen hoe vaak dit voorkomt en hoe vaak dit tot een geschil met de school heeft geleid. Is bekend hoe vaak scholen hun zorgplicht bij dyslexie en dyscalculie niet nakomen, zo vragen deze leden.

Deelt de Minister de mening van de deze leden dat ieder kind een gelijk recht heeft op goed onderwijs, dus ook de leerlingen met dyscalculie en/of een leesbeperking? Is de Minister van mening dat Nederland voldoet aan internationale verdragen die wijzen op het recht op onderwijs? Is de Minister het met de genoemde leden eens dat er voor kinderen met dyscalculie en/of een leesbeperking nog geen gelijke toegang tot onderwijs is?

De voornoemde leden constateren dat de productie van bestanden voor dyslexiesoftware (waar visueel beperkte kinderen vaak baat bij hebben) niet langer financieel wordt ondersteund, omdat de markt hierin zou moeten voorzien. Heeft de Minister een goed beeld hiervan? Voldoet de markt inderdaad voldoende aan de vraag? Is er sinds het stopzetten van de financiering voldoende productie van deze materialen geweest? Wat zijn de financiële gevolgen voor scholen en de ouders? De leden hebben namelijk verschillende signalen gekregen dat er geen productie meer plaatsvindt van aangepast lesmateriaal voor kinderen met een leesbeperking sinds het stopzetten van de financiering. Zij laten weten dat hierdoor leerlingen met dyslexie, blinden en slechtzienden verminderde toegang hebben tot geschikt lesmateriaal en zij in onvoldoende mate kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs. Deelt de Minister deze analyse, zo vragen de leden. De leden hebben zorgen dat vanwege de beperkte vraag naar lesmateriaal voor leerlingen met een leesbeperking de markt hier niet voldoende in kan voorzien. Is de Minister van mening dat wanneer de markt hier niet goed werkt, het een verantwoordelijkheid van de overheid is om ervoor te zorgen dat voldoende kwalitatief hoogstaand lesmateriaal beschikbaar is voor deze groep leerlingen met een leesbeperking? Is de Minister bereid in te grijpen als de markt faalt, zo vragen deze leden.

De leden vragen in dit kader of er een nieuwe aanbestedingsprocedure komt voor het produceren, reproduceren en distribueren van aangepast lesmateriaal voor leerlingen met dyslexie in het primair – en voortgezet onderwijs. Zo nee, hoe zorgt de Minister ervoor dat leerlingen kunnen beschikken over aangepaste lesmaterialen die straks «op maat» van de leerling in de verbeterde dyslexieverklaringen genoemd worden, zo vragen deze leden.

De leden constateren dat toegang voor de digitale ondersteuning voorbehouden was aan leerlingen met een dyslexieverklaring. Deze leden vragen of dit een reden was voor de toename van dyslexieverklaring. Moet deze ondersteuning niet los gezien worden van de verklaring? Is het niet beter dat elk kind van wie de school ziet dat het extra ondersteuning nodig heeft met lezen en schrijven, deze ondersteuning krijgt? Dus met of zonder dyslexieverklaring.

Met de ontwikkeling van de brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie en het stimuleringsprogramma verwacht de Minister op termijn de aantallen dyslexieverklaringen te kunnen terugdringen. Onderschrijven de deskundigen deze verwachting? Zo ja, kan de Minister iets zeggen over aantallen en percentages? Deze leden vragen voorts wat de laatste aantallen dyslexieverklaringen zijn. Zijn deze aantallen de laatste jaren teruggelopen, zo vragen deze leden.

De leden vragen tevens of er aanwijzingen zijn dat ouders van leerlingen met dyslexie en dyscalculie ook vaak hulp zoeken buiten scholen (en het samenwerkingsverband) om. Volgen kinderen met dyslexie en dyscalculie vaker schaduwonderwijs, bijvoorbeeld bijlessen en examentraining, zo vragen deze leden.

Onderzoek

De leden lezen dat het onderzoek Kwaliteit van dyslexierapporten in 2017 is uitgevoerd. Wat is de reden dat het onderzoek pas op 7 september 2018 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 34 638, nr. 3), zo vragen deze leden. In het voornoemde onderzoek staat vermeld dat het mogelijk is dat kinderen met een migrantenachtergrond ook veel minder vaak in het bezit zijn van een dyslexieverklaring.

Uit een recent rapport in opdracht van de gemeente Amsterdam is gebleken dat bij 2% van de migrantenkinderen dyslexie wordt vastgesteld in vergelijking met 9% bij kinderen van Nederlandse afkomst. Hoe verklaart de Minister dit? Wordt dit meegenomen in de voorlichting en ondersteuning die wordt geboden, zo vragen deze leden

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de stand van zaken rond activiteiten om de aantallen dyslexieverklaringen terug te dringen en de reactie op het verzoek van de commissie inzake wettelijke regelingen voor leerlingen met dyscalculie in het voortgezet onderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen over.

Stand van zaken rond activiteiten om de aantallen dyslexieverklaringen terug te dringen

Acht de Minister het wenselijk dat er dyslexiebureautjes bestaan, die tegen hoge kosten en soms zonder voorafgaand onderzoek dyslexieverklaringen afgeven, waardoor leerlingen en studenten soms onterecht een dyslexieverklaring bemachtigen en de daarbij behorende faciliteiten krijgen? Kan de Minister zijn antwoord toelichten? De leden vragen zich daarnaast af in hoeverre de industrie rondom dyslexieverklaringen met de maatregelen van de Minister aan banden wordt gelegd. Hoe staat de Minister ten opzichte van het meer reguleren van deze markt, zodat alleen bepaalde professionals die verklaringen mogen afgeven, bijvoorbeeld psychologen of orthopedagogen die gespecialiseerd zijn in psychodiagnostisch onderzoek en een BIG-registratie hebben?

Ook vragen de leden waarom de Minister heeft besloten om de productie van bestanden voor dyslexiesoftware niet langer financieel te ondersteunen. Kan hij deze keuze toelichten? Klopt het dat er sinds het stopzetten van de financiering geen productie van dit materiaal meer plaatsvindt? Zo ja, acht de Minister dit wenselijk en welke actie(s) gaat hij ondernemen om ervoor te zorgen dat ook voor leerlingen met dyslexie en leerlingen met een visuele beperking weer passend materiaal geproduceerd gaat worden, zodat ook zij (zoveel als mogelijk) kunnen deelnemen aan regulier onderwijs? Zo nee, wat is dan op dit moment de situatie omtrent de productie van bestanden voor dyslexiesoftware, zo vragen deze leden.

Reactie op verzoek commissie inzake wettelijke regelingen voor leerlingen met dyscalculie in het voortgezet onderwijs

De Minister geeft aan dat de ondersteuning van leerlingen met dyscalculie in principe binnen de basisondersteuning valt die een school moet bieden, zoals de ondersteuning van leerlingen met dyslexie. Dit blijkt echter in de praktijk niet altijd het geval te zijn. Zo blijkt ook uit de brief waar de Minister op heeft gereageerd. Heeft de Minister meer signalen hierover ontvangen? Zo ja, wat was de aard van deze signalen? De leden zijn dan ook benieuwd waarom de Minister de aangenomen motie van het lid Siderius c.s. van 22 december 20161 – die verzoekt om een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden van bekostiging van de diagnosestelling en behandeling van leerlingen met dyscalculie binnen het onderwijs – niet uitvoert. Hoe gaat de Minister dan voorkomen dat leerlingen met dyscalculie, die niet de juiste begeleiding krijgen die ze nodig hebben, van het kastje naar de muur worden gestuurd als zowel de school en de gemeente niet willen betalen en dus beiden hun zorgplicht ontlopen? Is dit, volgens de Minister, de bedoeling geweest van passend onderwijs, zo vragen de leden. Is de Minister alsnog bereid om de bovengenoemde motie van het lid Siderius c.s. uit te voeren, zodat ook leerlingen met dyscalculie een eerlijke kans krijgen in het onderwijs? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer de resultaten van het onderzoek ontvangen? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie volstaan met een blanco inbreng bij het schriftelijk overleg van heden inzake dyslexie en dyscalculie.

II. Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Ik heb met interesse kennisgenomen van de vragen van de fracties van GroenLinks, SP en PvdA en dank de fracties voor hun inbreng. In deze nota naar aanleiding van het verslag zal ik op deze vragen ingaan. Daarbij is zoveel mogelijk dezelfde volgorde aangehouden als in de vraagstelling. Enkele direct na elkaar gestelde (deel)vragen zijn in samenhang beantwoord.

Rapport over dyslexieverklaringen

CDA

Deze leden vragen hoe het kan dat in zoveel gevallen er één of meerdere zaken schortten aan het diagnostisch onderzoek. Kan worden aangegeven of er richtlijnen waren voor de inhoud van het diagnostisch rapport en of deze ook genoegzaam bekend waren bij de sector? De Minister geeft in zijn brief aan duidelijker voorwaarden aan te geven waaraan de diagnostische onderzoeken moeten voldoen. Waarom waren deze er eerder niet en hoe wordt gezorgd dat de sector voldoende op de hoogte is van de nieuwe eisen?

De Universiteit van Amsterdam heeft niet onderzocht wat de reden was dat er in zoveel gevallen één of meerdere zaken aan het diagnostisch onderzoek schortten. Er bestaat een protocol voor het diagnosticeren van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) bij kinderen in de basisschoolleeftijd. Dat protocol is niet voorgeschreven voor het diagnosticeren van andere vormen van dyslexie. Dat is ook de reden waarom met steun van zowel OCW als VWS de ontwikkeling van een brede vakinhoudelijke richtlijn door de beroepsgroepen in gang is gezet. Onderdeel van de ontwikkeling van die richtlijn is een implementatie- en communicatieplan.

De leden van de CDA fractie vragen de Minister ook of kan worden aangegeven of duidelijk is of dyslexieverklaringen op basis van deze onvolledige of onduidelijke onderzoeken terecht of onterecht zijn afgegeven en om hoeveel onterecht afgegeven dyslexieverklaringen het dan gaat.

Het is niet uit te sluiten dat er op basis van onvolledige of onduidelijke onderzoeken onterecht dyslexieverklaringen zijn afgegeven. Om welke aantallen dat gaat is niet duidelijk. Zoals ook in eerdere brieven aan uw Kamer is aangeven, heeft dit onze aandacht en zijn de maatregelen zoals de ontwikkeling van een brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie nu juist bedoeld om het onterecht afgeven van dyslexieverklaringen terug te dringen.

Wie beoordeelt op basis van het diagnostische onderzoek of het kind in aanmerking komt voor een dyslexieverklaring? Is ook duidelijk, zo vragen de leden, of deze beoordelende instantie bij het ontbreken van essentiële informatie in het onderzoek gevraagd heeft bij de verstrekker van het onderzoek om de ontbrekende gegevens voordat tot verstrekking van een dyslexieverklaring is overgegaan? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister tevens aangeven of er dyslexieverklaringen zijn uitgegeven op basis van diagnostisch onderzoek waarbij de uitslagen van de toetsen boven de norm vielen? Ziet de Minister aanleiding tot een nader onderzoek naar de afgegeven dyslexieverklaring om te kijken of zij terecht zijn uitgegeven? Zo nee, waarom niet? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide toelichting op al deze vragen.

Een dyslexieverklaring wordt afgegeven door degene die het diagnostisch onderzoek heeft uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt niet of de diagnosticus om ontbrekende gegevens heeft gevraagd, maar omdat de informatie niet is opgenomen in het diagnostisch rapport, zou men kunnen afleiden dat dat niet is gebeurd. De onderzoekers geven aan dat er dyslexieverklaringen zijn afgegeven waarbij de uitslagen van de toetsen boven de norm uitkwamen.

Ik ben niet voornemens om de reeds afgegeven dyslexieverklaringen aan een nader onderzoek te onderwerpen. Maar zoals in de brief van de staatsecretaris en de toenmalige Minister van OCW van 20 december 2016 (Kamerstuk 34 638, nr. 1) is aangegeven, is aan alle scholen en instellingen een brief met een checklist dyslexieverklaring gestuurd, waarin kon worden afgevinkt of aan alle voorwaarden voor een goed onderbouwde dyslexieverklaring is voldaan. Daarmee kunnen scholen en instellingen bij twijfel een second opinion vragen of in gesprek gaan met ouders en/of diagnosticus.

Bestanden voor dyslexiesoftware

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nader toe te lichten op basis van welke onderzoeken het ministerie heeft besloten dat de markt zelf in de vraag kan voorzien nu het ministerie de productie van bestanden voor dyslexiesoftware (waar visueel beperkte kinderen ook baat bij zouden kunnen hebben) niet langer financieel hoeft te ondersteunen.

De overheid ondersteunt de productie van bestanden ten behoeve van dyslexiesoftware niet langer omdat er inmiddels geen sprake meer is van een nichemarkt. Hierover is met verschillende (markt)partijen gesproken. Een onderzoek is niet verricht. De groep leerlingen met een dyslexieverklaring die aanspraak kan maken op aangepast lesmateriaal is inmiddels substantieel en de financiële ondersteuning daarvan door de overheid aan één partij kan gezien worden als staatssteun. Scholen krijgen van de rijksoverheid middelen om leermiddelen aan te schaffen, daaronder vallen ook leermiddelen voor leerlingen met dyslexie. De door Dedicon reeds omgezette bestanden blijven beschikbaar. De omzetting van leermiddelen voor blinde en slechtziende leerlingen blijf ik wel financieel ondersteunen. Het gaat hier om een dusdanig kleine groep leerlingen dat het voor een marktpartij niet interessant is om hiervoor specifieke leermiddelen te ontwikkelen.

Deze leden vragen de Minister ook een reflectie te geven hoe deze beslissing zich verhoudt met het recht van ieder kind op onderwijs waarbij goed lesmaterieel naast goede docenten een essentiële voorwaarde is om in dat goede onderwijs te voorzien. Wil de Minister bevestigen dat dit eveneens geldt voor leerlingen met een leesbeperking, zoals leerlingen met dyslexie, blinden en slechtzienden?

Iedere leerling heeft recht op goed lesmateriaal. Daarvoor worden scholen in het funderend onderwijs bekostigd. Scholen kiezen een methode en/of besteden de aanschaf van schoolboeken uit. Daarbij kunnen zij ook aangeven dat er bestanden moeten worden geleverd die geschikt zijn voor leerlingen met dyslexie. De uitgevers hebben daarin ook conform het Leesgehandicaptenverdrag een verantwoordelijkheid, die zij moeten oppakken. De uitgevers hebben ook aangegeven dit te willen oppakken. Zoals in het antwoord hierboven aangegeven, blijf ik de omzetting van leermiddelen voor leerlingen met een visuele beperking wel financieel ondersteunen.

De leden vragen de Minister ook om aan te geven wat er is gebeurd met de productie van specifieke lesmaterialen voor de bovengenoemde groepen leerlingen sinds het ministerie heeft besloten om de financiering van de productie van bestanden voor dyslexiesoftware stop te zetten. Vanuit het veld horen de leden dat deze productie is stopgezet en (vooralsnog) niet wordt overgenomen door de markt. Kan de Minister dit bevestigen? Wat is de verwachting van het ministerie ten aanzien van het overnemen van de markt?

De actieve omzetting van lesmethoden is per 1 augustus 2017 stopgezet. De bestanden blijven echter beschikbaar en zijn nu nog steeds te bestellen. Dedicon is voornemens de omzetting van materialen zonder financiële ondersteuning vanuit mijn ministerie ter hand te nemen, de uitgevers hebben toegezegd voor dyslexiesoftware geschikte bestanden te willen aanleveren.

De leden van de CDA fractie vragen of het klopt dat, gezien de relatief lage vraag naar aangepaste lesmaterialen, het voor commerciële partijen niet aantrekkelijk genoeg is om in deze vraag te gaan voorzien? Mocht de Minister het besluit tot stopzetten van de financiering van de genoemde bestanden niet willen heroverwegen, wat is hij dan voornemens te doen om commerciële partijen te stimuleren deze productie over te nemen? Welke rol ziet hij daarbij voor zichzelf weggelegd?

De markt voor leermiddelen voor leerlingen met dyslexie kan inmiddels niet meer gezien worden als een nichemarkt, zoals dat wel geldt voor leerlingen met een visuele beperking. Gemiddeld heeft meer dan tien procent van de leerlingen in het funderend onderwijs een dyslexieverklaring. De uitgevers hebben, op mijn verzoek, aangegeven hun verantwoordelijkheid te willen nemen. Ik zie dan ook geen verdere rol voor mij weggelegd.

De leden van de CDA fractie vragen de Minister tevens aan te geven wat de gevolgen zijn van het stopzetten van de genoemde financiering. Als dit leidt tot verminderde toegang tot geschikt lesmateriaal voor leerlingen met dyslexie, blinden en slechtzienden welke maatregelen is de Minister dan voornemens te treffen om dit te voorkomen? Is de Minister het met de leden eens dat het niet zo kan zijn dat deze groepen leerlingen in onvoldoende mate kunnen deelnemen aan het onderwijs indien deze specifieke lesmaterialen niet of onvoldoende meer beschikbaar voor hen zijn? Graag ontvangen zij een nadere toelichting

Er is geen sprake dat deze leerlingen in onvoldoende mate aan het onderwijs kunnen deelnemen. De door Dedicon omgezette bestanden blijven beschikbaar en de uitgevers hebben aangegeven digitale voor dyslexiesoftware geschikte bestanden te willen aanleveren. Ook heeft Dedicon aangeven de productie van bestanden, zonder financiële ondersteuning, ter hand te willen nemen. Daarnaast zijn er andere commerciële partijen die dit kunnen doen.

De omzetting van leermiddelen voor de kleine groep leerlingen met een visuele beperking ondersteun ik financieel dus ook de toegankelijkheid van voor die groep geschikt lesmateriaal is niet in het geding.

De leden vragen de Minister in dit kader ook nader toe te lichten of andere groepen leerlingen die ook specifieke behoeften hebben ten aanzien van lesmateriaal, zoals nieuwkomers, wel voldoende worden bediend vanuit de markt. Klopt het dat het lesmateriaal dat wordt gebruikt voor deze nieuwkomers inmiddels ruim dertig jaar oud is? Welke rol ziet de Minister voor zichzelf weggelegd om te zorgen dat ook deze groepen kinderen modern lesmateriaal krijgen dat op hun behoefte is aangepast, zo vragen de leden.

De groep nieuwkomers in het voortgezet onderwijs heeft een uiteenlopende onderwijsbehoefte. Scholen maken gebruik van verschillende lesmethoden en -materialen om het onderwijs vorm te geven. Een deel van dit materiaal is verouderd. Daarom wordt momenteel ingezet op het beschikbaar maken van meer modern lesmateriaal.

Uit een eerdere inventarisatie blijkt dat een van de grootste tekorten in lesmateriaal wordt ervaren op het gebied van alfabetisering. Daarom ontwikkelen Schoolinfo en de VO-raad met subsidie van het Ministerie van OCW een leerlijn voor alfabetisering. Dit gebeurt in samenwerking met docenten. Hier wordt vervolgens geschikt bestaand lesmateriaal aan gekoppeld.

Daarnaast zien we de laatste tijd dat uitgeverijen methoden weer geschikt maken voor de huidige tijd en de doelgroep. Op deze manier komt er meer modern lesmateriaal beschikbaar dat past bij de behoefte van nieuwkomers in het voortgezet onderwijs.

Groenlinks

De leden van de Groen Links fractie constateren dat het in sommige gevallen voorkomt dat scholen niet de ondersteuning kunnen bieden aan leerlingen met dyslexie of dyscalculie. Deze leden vragen hoe vaak dit voorkomt en hoe vaak dit tot een geschil met de school heeft geleid. Is bekend hoe vaak scholen hun zorgplicht bij dyslexie en dyscalculie niet nakomen, zo vragen deze leden.

De ondersteuning van leerlingen met dyslexie en dyscalculie valt in de regel binnen de basisondersteuning die een school aan elke leerling moet bieden. Slechts indien een leerling meer ondersteuning nodig heeft dan past binnen de basisondersteuning is sprake van zorgplicht van een school. Bij de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) zijn geen meldingen over het niet nakomen van de zorgplicht in verband met dyslexie of dyscalculie bekend.

Deelt de Minister de mening van deze leden dat ieder kind een gelijk recht heeft op goed onderwijs, dus ook de leerlingen met dyscalculie en/of een leesbeperking? Is de Minister van mening dat Nederland voldoet aan internationale verdragen die wijzen op het recht op onderwijs? Is de Minister het met de genoemde leden eens dat er voor kinderen met dyscalculie en/of een leesbeperking nog geen gelijke toegang tot onderwijs is.

Ieder kind heeft recht op goed onderwijs, ik heb geen reden te veronderstellen dat Nederland hier niet aan voldoet. Vrijwel alle kinderen gaan naar school en leerlingen met dyslexie en dyscalculie vormen hierop geen uitzondering.

De voornoemde leden constateren dat de productie van bestanden voor dyslexiesoftware (waar visueel beperkte kinderen vaak baat bij hebben) niet langer financieel wordt ondersteund, omdat de markt hierin zou moeten voorzien. Heeft de Minister een goed beeld hiervan? Voldoet de markt inderdaad voldoende aan de vraag? Is er sinds het stopzetten van de financiering voldoende productie van deze materialen geweest? Wat zijn de financiële gevolgen voor scholen en de ouders? De leden hebben namelijk verschillende signalen gekregen dat er geen productie meer plaatsvindt van aangepast lesmateriaal voor kinderen met een leesbeperking sinds het stopzetten van de financiering. Zij laten weten dat hierdoor leerlingen met dyslexie, blinden en slechtzienden verminderde toegang hebben tot geschikt lesmateriaal en zij in onvoldoende mate kunnen deelnemen aan het reguliere onderwijs. Deelt de Minister deze analyse, zo vragen de leden.

De bekostiging van de productie van voor dyslexiesoftware geschikte bestanden is vorig jaar stopgezet. De reeds omgezette bestanden blijven beschikbaar. Dedicon heeft aangegeven de productie van bestanden zelf ter hand te willen nemen (zonder financiële steun van de overheid) en de uitgevers hebben aangegeven voor dyslexiesoftware beschikbare bestanden te willen aanleveren.

De subsidiering van het omzetten van leermiddelen voor leerlingen met een visuele beperking wordt onverminderd gecontinueerd. De toegang tot voor hen geschikte leermiddelen evenals deelname aan het onderwijs loopt absoluut geen gevaar.

De leden van de Groenlinks fractie hebben zorgen dat vanwege de beperkte vraag naar lesmateriaal voor leerlingen met een leesbeperking de markt hier niet voldoende in kan voorzien. Is de Minister van mening dat wanneer de markt hier niet goed werkt, het een verantwoordelijkheid van de overheid is om ervoor te zorgen dat voldoende kwalitatief hoogstaand lesmateriaal beschikbaar is voor deze groep leerlingen met een leesbeperking? Is de Minister bereid in te grijpen als de markt faalt, zo vragen deze leden.

De markt voor leermiddelen voor leerlingen met dyslexie is niet klein gelet op het feit dat gemiddeld meer dan 10% van de leerlingen in het funderend onderwijs een dyslexieverklaring heeft. Het is derhalve aan de markt om te voorzien in voor hen geschikte leermiddelen. Scholen ontvangen middelen voor het aanschaffen van schoolboeken en zullen daarmee ook moeten zorgen voor dyslectici geschikte leermiddelen. Uitgevers hebben aangeven leermiddelen in voor dyslexiesoftware geschikte bestanden te willen aanleveren.

De leden vragen in dit kader of er een nieuwe aanbestedingsprocedure komt voor het produceren, reproduceren en distribueren van aangepast lesmateriaal voor leerlingen met dyslexie in het primair – en voortgezet onderwijs. Zo nee, hoe zorgt de Minister ervoor dat leerlingen kunnen beschikken over aangepaste lesmaterialen die straks «op maat» van de leerling in de verbeterde dyslexieverklaringen genoemd worden, zo vragen deze leden.

Er komt geen nieuwe aanbestedingsprocedure voor het produceren, reproduceren en distribueren van aangepast lesmateriaal voor leerlingen met dyslexie in het funderend onderwijs. Zoals reeds aangegeven blijven de omgezette bestanden beschikbaar. Het staat Dedicon en andere marktpartijen vrij de omzetting van bestanden ter hand te nemen. Uitgevers hebben mij gemeld dat zij hun verantwoordelijkheid nemen om te voorzien in voor dyslectici geschikte leermiddelen, waardoor leerlingen kunnen blijven beschikken over voor hen geschikte materialen.

De leden constateren dat toegang voor de digitale ondersteuning voorbehouden was aan leerlingen met een dyslexieverklaring. Deze leden vragen of dit een reden was voor de toename van dyslexieverklaring. Moet deze ondersteuning niet los gezien worden van de verklaring? Is het niet beter dat elk kind van wie de school ziet dat het extra ondersteuning nodig heeft met lezen en schrijven, deze ondersteuning krijgt? Dus met of zonder dyslexieverklaring.

De toegang tot digitale ondersteuning is niet voorbehouden aan leerlingen met een dyslexieverklaring, ook leerlingen met een andere deskundigenverklaring (bijvoorbeeld autisme) komen hiervoor in aanmerking. Ook zonder dyslexieverklaring moet een leerling de ondersteuning krijgen die hij nodig heeft. In het stimuleringsprogramma dyslexie, waarover ik u in mijn brief van 7 september jl. heb geïnformeerd, is daar ook aandacht voor.

Met de ontwikkeling van de brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie en het stimuleringsprogramma verwacht de Minister op termijn de aantallen dyslexieverklaringen te kunnen terugdringen. Onderschrijven de deskundigen deze verwachting? Zo ja, kan de Minister iets zeggen over aantallen en percentages? Deze leden vragen voorts wat de laatste aantallen dyslexieverklaringen zijn. Zijn deze aantallen de laatste jaren teruggelopen, zo vragen deze leden.

Ook geraadpleegde deskundigen zijn van mening dat op termijn door de inzet van de brede vakinhoudelijke richtlijn, het stimuleringsprogramma en andere maatregelen het aantal dyslexieverklaringen teruggedrongen kan worden. Het percentage meldingen bij de inspectie van een aangepaste wijze van examineren in verband met dyslexie lijkt te stabiliseren. Aan uitspraken over de verwachtte daling waag ik mij niet. Het streven is het aantal leerlingen met een dyslexieverklaring dichter te laten komen bij de aantallen die op grond van prevalentiegegevens verwacht mogen worden.

De leden vragen tevens of er aanwijzingen zijn dat ouders van leerlingen met dyslexie en dyscalculie ook vaak hulp zoeken buiten scholen (en het samenwerkingsverband) om. Volgen kinderen met dyslexie en dyscalculie vaker schaduwonderwijs, bijvoorbeeld bijlessen en examentraining, zo vragen deze leden.

Ik sluit niet uit dat ouders van leerlingen met dyslexie en dyscalculie hulp zoeken buiten de school en het samenwerkingsverband. Het is niet bekend of deze leerlingen vaker bijlessen en examentraining volgen.

De leden lezen dat het onderzoek Kwaliteit van dyslexierapporten in 2017 is uitgevoerd. Wat is de reden dat het onderzoek pas op 7 september 2018 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 34 638, nr. 3), zo vragen deze leden.

Het rapport is eind 2017/begin 2018 door de onderzoekers opgeleverd. Daarna is het besproken met de onderzoekers zelf en voorgelegd aan deskundigen. Ik wilde het rapport niet geïsoleerd naar uw Kamer sturen, maar als onderdeel van een pakket aan maatregelen waarvoor het rapport ook input biedt en heeft geboden.

In het voornoemde onderzoek staat vermeld dat het mogelijk is dat kinderen met een migrantenachtergrond ook veel minder vaak in het bezit zijn van een dyslexieverklaring. Uit een recent rapport in opdracht van de gemeente Amsterdam is gebleken dat bij 2% van de migrantenkinderen dyslexie wordt vastgesteld in vergelijking met 9% bij kinderen van Nederlandse afkomst. Hoe verklaart de Minister dit? Wordt dit meegenomen in de voorlichting en ondersteuning die wordt geboden, zo vragen deze leden.

Ja, daar zal in het kader van de ontwikkeling van de brede vakinhoudelijke richtlijn en het stimuleringsprogramma zeker aandacht voor zijn. Uit de nadere analyse van de eerder uitgevoerde quick scans bleek al dat er sprake is van mogelijke onderdiagnostisering bij specifieke groepen. Daarom zal de Universiteit van Amsterdam in Nederland een uit Denemarken afkomstig instrument gaan toetsen, waarmee dyslexie bij anderstaligen beter gediagnosticeerd kan worden.

SP

Stand van zaken rondom het terugdringen van het aantal dyslexieverklaringen.

De leden van de SP fractie vragen of de Minister het wenselijk acht dat er dyslexiebureautjes bestaan, die tegen hoge kosten en soms zonder voorafgaand onderzoek dyslexieverklaringen afgeven, waardoor leerlingen en studenten soms onterecht een dyslexieverklaring bemachtigen en de daarbij behorende faciliteiten krijgen? Kan de Minister zijn antwoord toelichten?

Ik sluit me aan bij hetgeen de toenmalige Minister en staatsecretaris in de brief van 22 april 2016 (Kamerstuk 31 332, nr. 72) hierover hebben gezegd. Een dyslexieverklaring moet betrouwbaar zijn en zou alleen mogen worden afgegeven als een leerling aantoonbaar en onderbouwd dyslexie heeft.

De leden vragen zich daarnaast af in hoeverre de industrie rondom dyslexieverklaringen met de maatregelen van de Minister aan banden wordt gelegd. Hoe staat de Minister ten opzichte van het meer reguleren van deze markt, zodat alleen bepaalde professionals die verklaringen mogen afgeven, bijvoorbeeld psychologen of orthopedagogen die gespecialiseerd zijn in psychodiagnostisch onderzoek en een BIG-registratie hebben?

In artikel 55 van het Eindexamenbesluit VO is opgenomen dat aangepaste wijze van examinering mogelijk is als er een deskundigenverklaring is die door een ter zake kundige psycholoog, orthopedagoog, neuroloog of psychiater is opgesteld. Ook de beroepsgroep zelf hanteert dit uitgangspunt. De brede vakinhoudelijke richtlijn dyslexie waarover ik u in mijn brief van 7 september jl. berichtte zal hier ook duidelijk over zijn.

Ook vragen de leden waarom de Minister heeft besloten om de productie van bestanden voor dyslexiesoftware niet langer financieel te ondersteunen. Kan hij deze keuze toelichten? Klopt het dat er sinds het stopzetten van de financiering geen productie van dit materiaal meer plaatsvindt? Zo ja, acht de Minister dit wenselijk en welke actie(s) gaat hij ondernemen om ervoor te zorgen dat ook voor leerlingen met dyslexie en leerlingen met een visuele beperking weer passend materiaal geproduceerd gaat worden, zodat ook zij (zoveel als mogelijk) kunnen deelnemen aan regulier onderwijs? Zo nee, wat is dan op dit moment de situatie omtrent de productie van bestanden voor dyslexiesoftware, zo vragen deze leden.

In 2012 is met de Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU) afgesproken dat zij lesmateriaal ten behoeve van leerlingen met dyslexie in het primair en voortgezet onderwijs (digitaal) beschikbaar stellen. Ook heeft de GEU toegezegd om bij het ontwikkelen van nieuw materiaal rekening te houden met deze doelgroep.

Daarnaast zijn schoolbesturen gehouden om te voorzien in voor dyslecten toegankelijke leermiddelen en om dat bij de aanbesteding en aanschaf van lesmethoden mee te nemen in de procedure met de uitgevers. Scholen hebben ook budget voor de aanschaf van leermiddelen, remediërende programma’s en ondersteunende materialen, zoals dyslexiesoftware. Door het blijven bekostigen van de omzetting van bestanden door Dedicon hoeven uitgevers en scholen niet aan bovenstaande te voldoen. Het is nu aan de uitgevers en aan scholen om hun rol te pakken. De uitgevers hebben aangegeven hun verantwoordelijkheid op te pakken. De reeds omgezette bestanden blijven beschikbaar en Dedicon heeft aangeven de productie van nieuwe bestanden, zonder financiële ondersteuning van OCW ter hand te willen nemen. Het toegankelijk maken van leermiddelen voor visueel beperkte leerlingen blijft door mij bekostigd worden, de productie loopt absoluut geen gevaar.

Reactie op verzoek commissie inzake wettelijke regelingen voor leerlingen met dyscalculie in het voortgezet onderwijs

De Minister geeft aan dat de ondersteuning van leerlingen met dyscalculie in principe binnen de basisondersteuning valt die een school moet bieden, zoals de ondersteuning van leerlingen met dyslexie. Dit blijkt echter in de praktijk niet altijd het geval te zijn. Zo blijkt ook uit de brief waar de Minister op heeft gereageerd. Heeft de Minister meer signalen hierover ontvangen? Zo ja, wat was de aard van deze signalen?

Met enige regelmaat krijgt mijn departement vragen van ouders en scholen over de ondersteuning van leerlingen met een (leer-)probleem, waaronder dyslexie en dyscalculie. Scholen en ouders komen er meestal, soms met inzet van de onderwijsconsulenten, wel uit. Als dat onverhoopt niet lukt, dan kan het geschil worden voorgelegd aan de geschillencommissie passend onderwijs dan wel het College Rechten voor de Mens.

De leden zijn dan ook benieuwd waarom de Minister de aangenomen motie van het lid Siderius c.s. van 22 december 2016 (Kamerstuk 31 497, nr. 229) – die verzoekt om een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden van bekostiging van de diagnosestelling en behandeling van leerlingen met dyscalculie binnen het onderwijs – niet uitvoert.

In mijn brief van 22 juni 2018 heb ik het volgende aangegeven: «In 2012 en 2013 zijn de protocollen ernstige rekenwiskunde problemen en dyscalculie in alle onderwijssectoren ingevoerd (Kamerstukken 31 497 en 31 293 en 31 289, nr. 261). Het lijkt mij goed om de invoering van die protocollen, mede in het licht van de motie (van het lid Siderius c.s. (Kamerstuk 31 497, nr. 229), te evalueren. Op basis daarvan kan ik, samen met mijn collega van VWS, beter bepalen of en zo ja welke aanvullende activiteiten nodig zijn». Dat onderzoek wordt momenteel binnen de kaders van de evaluatie passend onderwijs uitgezet.

Hoe gaat de Minister dan voorkomen dat leerlingen met dyscalculie, die niet de juiste begeleiding krijgen die ze nodig hebben, van het kastje naar de muur worden gestuurd als zowel de school en de gemeente niet willen betalen en dus beiden hun zorgplicht ontlopen?

In beginsel valt de begeleiding van een leerling met dyscalculie onder de basisondersteuning, de zorgplicht geldt alleen voor leerlingen met extra ondersteuning. In een beperkt aantal gevallen zal de begeleiding die een leerling nodig heeft boven de binnen de basisondersteuning te bieden begeleiding uitstijgen. In die gevallen geldt de zorgplicht wel en zal het onderwijs zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. In tegenstelling tot de vergoede diagnostiek en behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie buiten het onderwijs, is er in het geval van dyscalculie geen eenduidige wetenschappelijk onderbouwde werkzame behandeling die voor vergoeding in aanmerking komt. Ook binnen het onderwijs vindt geen diagnostiek en behandeling van dyscalculie plaats. Wel dient het onderwijs leerlingen met dyscalculie net als leerlingen met een ander leerproblemen passende (onderwijs-)ondersteuning te bieden.

Is dit, volgens de Minister, de bedoeling geweest van passend onderwijs, zo vragen de leden. Is de Minister alsnog bereid om de bovengenoemde motie van het lid Siderius c.s. uit te voeren, zodat ook leerlingen met dyscalculie een eerlijke kans krijgen in het onderwijs? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer de resultaten van het onderzoek ontvangen? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.

Ik verwacht u hierover rond de zomer van 2019 te kunnen informeren. Zie verder het antwoord op de eerdere vraag.


X Noot
1

Kamerstuk 31 497, nr. 229.

Naar boven