34 556 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van scholingsuitgaven (Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing)

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2016

In deze brief reageer ik op meerdere verzoeken van de leden van de vaste commissie voor Financiën verband houdend met het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing (Kamerstuk 34 556, nr. 2).

Hoofdlijnennotities

U verzoekt om een hoofdlijnennotitie voor beide onderwerpen waarbij voor de inhoudelijke behandeling het voortouw ligt bij de vaste commissie voor OCW.

Monumenten

De omzetting van de fiscale aftrek uitgaven voor monumentenpanden naar een onderhoudssubsidie voor rijksmonumenten is onderdeel van een herijking van het financiële stelsel van de monumentenzorg. In mijn brief van 9 november jl. worden nut en noodzaak van die herijking aangegeven (Kamerstuk 34 556, nr. 9). Ik zal de komende maanden gebruiken om met organisaties die actief zijn op het gebied van erfgoed de uitwerking van een onderhoudsregeling voor de komende jaren verder bespreken. Ook de niet georganiseerde eigenaren wil ik bij deze discussie zo goed mogelijk proberen te betrekken. Ik zal de resultaten van die consultatie en mijn voorstellen voor een herijking komend voorjaar in de vorm van een hoofdlijnennotitie voorleggen aan de vaste commissie voor OCW.

De gevraagde analyse is ontdaan van privacy gevoelige informatie en is in die vorm als bijlage bij deze brief gevoegd 1.

Scholing

De Minister van SZW en ik voeren op verzoek van de vaste commissie voor OCW op 24 november a.s. overleg met uw Kamer over leven lang leren. Op de agenda staat de voortgangsrapportage leven lang leren waarin de omzetting van de fiscale aftrek naar een voucherregeling is aangekondigd. Mede op basis van de brief van 9 november jl. treedt het kabinet de komende maanden in overleg met partijen uit het veld over de voorgenomen omzetting

van de fiscale aftrek scholingsuitgaven naar scholingsvouchers. Deze overleggen gebruikt het kabinet om te komen tot een regeling die in januari aan de beoogde uitvoerder kan worden voorgelegd voor uitvoeringstoets. De uitvoeringstoets neemt maximaal 8 weken in beslag, waarna de regeling naar verwachting nog moet worden aangepast. De regeling kan in de Kamer worden besproken en kan gepubliceerd worden in het voorjaar van 2017. Bij de uitwerking van de nieuwe regeling zal ik ook betrekken de motie van de leden Bruins (CU) en Straus (VVD) over het recht op bekostigd onderwijs (Kamerstuk 34 475 VIII, nr. 14), de motie Rog (CDA) over het verhogen van de leeftijd voor het levenlanglerenkrediet (Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 23), het SER-advies over post-initieel leren dat dit voorjaar verschijnt en de aanbevelingen van commissie Sap die volgens planning 1 maart komen. De regeling kan derhalve naar verwachting gepubliceerd worden in het voorjaar van 2017.

Het doel van bovenstaande stappen is met de vaste commissie voor OCW tot overeenstemming te komen over de voorgenomen afschaffingen van de fiscale aftrekposten en de daaruit voortvloeiende vervangende regelingen. Wanneer die overeenstemming bereikt is kunnen het wetsvoorstel en een eventuele nota van wijziging worden geagendeerd voor behandeling in de Tweede en Eerste Kamer.

Budgettaire consequenties

Het aanhouden van het wetsvoorstel betekent dat in 2017 de mogelijkheid van fiscale aftrek voor het onderhoud van monumentenpanden blijft bestaan. Ook de fiscale aftrek scholingsuitgaven blijft in 2017 van kracht. Dit laatste was ook in het oorspronkelijke voorstel het geval. Per saldo betekent dit in 2017 een besparingsverlies van € 25 miljoen. Zoals ik in mijn brief van 9 november jl. heb gemeld zal ik dit bij komende voorjaarsnota inpassen in mijn begroting.

Het uitgangspunt van de hierboven beschreven stappen blijft om per 1 januari 2018 de mogelijkheid tot fiscale aftrek van scholingsuitgaven en onderhoud van monumentenpanden af te schaffen. In de onderwijsbegroting is per 2017 een bezuiniging van € 131 miljoen structureel ingeboekt. Daarvan is structureel € 25 miljoen voor monumenten en € 106 miljoen uit hoofde van het omzetten van de aftrek scholingskosten in een voucherregeling ingeboekt. Omdat in het voorstel van het kabinet van een opbrengst hiervoor in 2017 nog geen sprake is, wordt in de jaren 2018 tot en met 2022 een bedrag van 21,2 miljoen extra bezuinigd op de voucherregeling (totaal dus € 127,2 miljoen). Met een kasschuif worden deze extra opbrengsten naar het juiste jaar (2017) geschoven. Deze kasschuif is ingepast in de uitgavenkaders. In onderstaande tabel is dit weergeven.

Bedragen x € 1 miljoen

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Opbrengst omzetten monumentenaftrek

 

25

25

25

25

25

Alternatieve dekking door aanhouden monumentenaftrek

25

         

Opbrengst omzetten aftrek scholingsuitgaven

 

127,2

127,2

127,2

127,2

127,2

Kasschuif

106

–21,2

–21,2

–21,2

–21,2

–21,2

Totaal

131

131

131

131

131

131

Mochten de Tweede en Eerste Kamer niet kunnen instemmen met het afschaffen van één van of beide aftrekposten dan zullen vervangende regelingen ook niet van kracht worden. Dit betekent voorts dat het besparingsverlies dat hierdoor optreedt alternatief moet worden gedekt binnen mijn begroting, inclusief de middelen die via een kasschuif naar 2017 zijn gebracht.

Tenslotte wijs ik bij de monumentenaftrek nogmaals op het risico dat dit uitstel een aanzuigende werking heeft, dat eigenaren werkzaamheden versneld uitvoeren en de derving voor de Staat hoger wordt en dat met het aanhouden van het voorstel tot afschaffing van de aftrek voor monumentenpanden ik niet kan garanderen een bedrag ook in de toekomst beschikbaar te hebben om de overgang naar een nieuw systeem te faciliteren.

Ik hoop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven