Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2016
Door uw leden Dijkgraaf en Koolmees is na de plenaire behandeling van de begroting
van OCW nog een amendement ingediend op de OCW begroting (Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 95). Het amendement ziet op het inzetten van € 19 miljoen voor de financiering van het
opstarten van het Bèta College Zeeland, te dekken uit onderuitputting op het budget
voor voortijdig schoolverlaten.
Zowel op grond van inhoudelijke overwegingen als ten aanzien van de dekking kan ik
niet anders dan het amendement ontraden. Hieronder licht ik dat verder toe.
De afgelopen jaren is er door het Rijk al fors in het Zeeuwse onderwijs geïnvesteerd.
Bij elkaar is er voor ongeveer € 40 miljoen geïnvesteerd in het behoud en vernieuwing
van kwalitatief goed onderwijs bij de ROC’s, het University College Roosevelt (UCR)
en de Hogeschool Zeeland. Ik zie voorts dat er goed wordt samengewerkt binnen het
Zeeuwse, met alle partijen in het onderwijs, de kennisinstellingen en de regio. Dat
is mijns inziens ook de kracht van de Zeeuwse gemeenschap. In het aan mij gezonden
businessplan voor een tweede Bèta College wordt ook gebruik gemaakt van die samenwerking
en de bestaande relatie die het UCR heeft met de universiteit Utrecht. Ik onderhoud
goede contacten met Zeeland en daarbinnen is de nadere uitwerking van dit businessplan
ook onderwerp van gesprek. De komende periode zal ik dan ook met Zeeland in gesprek
blijven over het tweede Bèta College, zoals ook is toegezegd in de kabinetsreactie
op het advies van de commissie Balkenende (Kamerstuk 29 697, nr. 26).
De voorgestelde dekking van het amendement van de leden Dijkgraaf en Koolmees stuit
daarnaast op bezwaren. Voorgesteld wordt een mogelijke meevaller bij de prestatiesubsidie
voor het tegengaan van voortijdig schoolverlaten hiervoor te benutten. Zoals u weet
moet er nog een ramingsbijstelling worden ingevuld op de begroting van OCW van € 150
miljoen in 2017. Al dan niet bestaande meevallers op mijn begroting zal ik daarom
in moeten zetten om te voorkomen dat deze ramingsbijstelling ten koste zou gaan van
de bekostiging van scholen zoals de motie Pechtold vraagt.
Het amendement lijkt te veronderstellen dat de meevaller die in 2016 op de regeling
prestatiesubsidie voortijdig schoolverlaten is opgetreden structureel van aard is.
Er was de afgelopen jaren weliswaar een meevaller op deze regeling maar of deze meevaller optreedt en hoe hoog de meevaller is hangt
af van de prestaties van de onderwijsinstellingen op dit beleidsterrein en is daarmee
onzeker. Vanaf 2018 wordt de systematiek van de prestatiebekostiging tegengaan voortijdig
schoolverlaten bovendien gewijzigd waardoor vanaf 2018 het beschikbare budget volledig
wordt uitgeput. Door uw Kamer is bij het debat over voortijdig schoolverlaten afgelopen
voorjaar met deze nieuwe aanpak ingestemd (Kamerstuk 26 695, nr. 117 en Handelingen II 2015/16, nr. 77, item 10). De bijbehorende regeling is inmiddels gepubliceerd. Tot slot wijs ik u op de begrotingsregels
van het kabinet. Een (onzekere) meevaller mag niet ingezet worden voor een beleidsmatige
intensivering.
Op dit moment zijn er geen middelen beschikbaar binnen OCW, EZ danwel elders binnen
het Rijk voor het faciliteren van de kosten van het Bèta College van € 20 miljoen
zoals in het businessplan aan het Rijk wordt gevraagd. Vanaf 2018 komen er beperkte
middelen beschikbaar voor onder meer regionale samenwerking door hoger onderwijsinstellingen.
Door de betreffende instellingen kan een subsidieaanvraag worden ingediend. Deze zal
worden beoordeeld op nut en noodzaak en in competitie met aanvragen uit andere regio’s.
Tevens wordt gekeken naar kwaliteit en macrodoelmatigheid. Deze mogelijkheid bestaat
dus ook voor de partijen in Zeeland.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker