34 511 Initiatiefnota van de leden Ypma en Mohandis: «Gelijke onderwijskansen voor alle kinderen, ongeacht hun achtergrond, afkomst of het opleidingsniveau van hun ouders»

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juli 2017

Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister, over de motie van de leden Grashoff, Van Meenen en Jasper van Dijk over het financieel stimuleren van brede brugklassen in het voortgezet onderwijs. Ik maak bovendien van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de stand van zaken van verschillende andere moties en toezeggingen in het primair en voortgezet onderwijs. De overige moties en toezeggingen zijn geclusterd in de thema’s toetsing en examinering (paragraaf 2), curriculum (paragraaf 3), en overig (paragraaf 4).

1. Financieel stimuleren van brede brugklassen in het voortgezet onderwijs

Met de motie van de leden Grashoff en Vermue d.d. 3 november 2016 over het stimuleren van brede brugklassen heeft uw Kamer de regering verzocht om te onderzoeken op welke wijze meer brede brugklassen te realiseren zijn en wat daar financieel voor nodig is.1 Mede in reactie op deze motie heb ik uw Kamer op 26 januari 2017 een brief gestuurd waarin ik de aanpak beschrijf die ik daarbij voorsta.2 Kort daarna, tijdens het Notaoverleg van 30 januari 2017 over de initiatiefnota «Gelijke onderwijskansen voor alle kinderen, ongeacht hun achtergrond, afkomst of het opleidingsniveau van hun ouders» van de leden Ypma en Mohandis, hebben de leden Grashoff, Van Meenen en Jasper van Dijk een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om als onderdeel van de bekostiging een financiële stimulans in te voeren om brede brugklassen aan te bieden.3

Ik vind het belangrijk dat leerlingen en ouders echt iets te kiezen hebben. Alle leerlingen die gebaat zijn bij een brede of heterogene brugklas moeten dit in principe ook kunnen doen.4

In elke regio moet voldoende aanbod zijn van brede brugklassen. Samen met de VO-raad bevorder ik dat schoolbesturen bestuurlijke afspraken maken om lokaal of regionaal een toereikend aanbod van brede brugklassen te waarborgen. Dit wordt ook betrokken bij de regio-aanpak van de Gelijke Kansen Alliantie.

Zoals in genoemde Kamerbrief is aangegeven, bleek uit DUO-onderzoek dat leerlingen in nagenoeg heel Nederland (behoudens enkele dunbevolkte gebieden) in schooljaar 2016/2017 op fietsafstand (circa 7 kilometer hemelsbreed) naar een middelbare school konden gaan waar zij het voortgezet onderwijs in een brede brugklas kunnen beginnen. Ik heb geen reden om aan te nemen dat dat komend schooljaar anders zal zijn. DUO zal echter komend schooljaar het feitelijke brugklasaanbod opnieuw in beeld brengen. Mocht op basis daarvan blijken dat in onvoldoende mate sprake is van bestuurlijke afspraken over een toereikend aanbod, dan kan dat wettelijk voorgeschreven worden. Ik zie hier op dit moment echter nog geen aanleiding toe.

In de motie van de leden Grashoff, Van Meenen en Jasper van Dijk wordt de regering verzocht als onderdeel van de bekostiging een financiële stimulans in te voeren om brede brugklassen aan te bieden. Dat suggereert dat er aanvullende (financiële) maatregelen nodig zouden zijn. Zoals hierboven aangegeven, zie ik deze noodzaak vooralsnog niet. Bovendien zijn hiervoor op de huidige OCW-begroting geen extra middelen beschikbaar en wordt in de motie evenmin een voorstel gedaan voor financiële dekking. Daarom zou het sowieso nodig zijn om verdere besluitvorming aan een nieuw kabinet te laten. Ik zie echter ook (praktische) bezwaren tegen landelijke financiële maatregelen om specifiek brede brugklassen te bevorderen.

Zoals ik ook in mijn brief van 26 januari 2017 aan uw Kamer over brede brugklassen heb geschreven, zijn er geen wettelijke voorschriften over groepssamenstelling in het voortgezet onderwijs.5 Scholen hebben verregaande autonomie ten aanzien van de inrichting van hun onderwijs. In de regel baseren scholen hun keuzes die leiden tot een bepaalde inrichting van de onderbouw (heterogene of homogene brugklassen of beide) op bewuste, integere, en professionele afwegingen. Zij maken die in het belang van de leerlingen en in lijn met de wensen van de ouders. Dezelfde afwegingen kunnen bij verschillende scholen evenwel tot een volkomen tegengestelde uitkomst leiden. Zo komt de ene school op basis van professionele afwegingen, wensen van ouders en praktische randvoorwaarden tot een aanbod van alleen homogene brugklassen, de andere school tot een aanbod van alleen heterogene brugklassen en de derde school tot een combinatie van beide. Scholen zorgen er bovendien ook op andere manieren dan met heterogene brugklassen voor dat te vroege selectie wordt voorkomen en opstroom wordt gefaciliteerd. Landelijke sturing op een bepaalde inrichting van de onderbouw zou dan ook haaks kunnen staan op deze bewuste, professionele keuzes die op schoolniveau worden gemaakt.

Het (financieel) stimuleren van brede brugklassen suggereert verder dat «brede brugklas» een eenduidig begrip is. Dat is het evenwel niet. Het verschilt per school hoe een brede brugklas in de praktijk wordt gezien en ingericht. Dat kan bovendien per vak en per leraar verschillen.

Het gaat daarbij niet alleen om de samenstelling van de groep (welke leerlingen zitten bij elkaar in de klas?), maar ook om de manier van lesgeven (op welk niveau krijgen de leerlingen feitelijk les?). Scholen en leraren maken hierbij verschillende afwegingen. Daarom zou een financiële stimulans stuiten op problemen ten aanzien van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid: wat moet namelijk feitelijk financieel ondersteund worden? Het waarborgen van de doelmatigheid en rechtmatigheid van een eventuele financiële stimulans zou daarbij een gedetailleerd verantwoordings- en toezichtregime vergen.

Ten slotte zijn brede brugklassen niet voor alle leerlingen het meest geschikt, en zijn er ook andere manieren om te vroege selectie te voorkomen of te corrigeren (bijvoorbeeld opstroom en stapelen). Als alleen brede brugklassen financieel ondersteund zouden worden, zou dat ten koste kunnen gaan van andere maatregelen, ook als deze effectiever en meer passend zouden zijn. Waar het om gaat is dat elke leerling in de onderbouw van het voortgezet onderwijs maatwerk krijgt aangeboden, zodat ze worden uitgedaagd op hun niveau, ze optimaal tot hun recht komen en ze kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding die bij hen past. Ook daarom acht ik een financiële prikkel specifiek om meer brede brugklassen te realiseren onwenselijk.

Ik geef er daarom de voorkeur aan door te gaan op de ingeslagen weg: waarborgen van een regionaal toereikend aanbod van brugklassen waar leerlingen baat bij hebben, homogeen en heterogeen. Indien aanvullende maatregelen nodig en mogelijk blijken te zijn om een toereikend aanbod van brede brugklassen te blijven waarborgen (bijvoorbeeld het bevorderen van de samenwerking tussen schoolsoorten en het vergroten van het inzicht in de motieven die scholen hebben om al dan niet brede brugklassen in te richten en hoe dit samenhangt met «concurrentieverhoudingen» en keuzemotieven van ouders), zullen deze uiteraard getroffen worden. We blijven hiervoor de vinger aan de pols houden. Aanvullende (financiële) maatregelen zijn wat mij betreft echter op dit moment niet aan de orde.

2. Toetsing en examinering

Besluit: resultaten rekentoets tellen in schooljaar 2017/2018 niet mee voor behalen van het diploma vmbo en havo

Zoals de Minister en ik uw Kamer hebben gemeld in de brief over het vervolgbeleid rekenen naar aanleiding van de aangenomen moties van 22 oktober 2015, zullen wij de resultaten op rekenen constant monitoren. De resultaten die tot dusverre zijn behaald op de rekentoets geven mij nu nog onvoldoende basis om te kunnen beoordelen of het verantwoord is om het resultaat op de rekentoets te laten meetellen voor het behalen van het diploma in vmbo en havo.

Om leerlingen, leraren en scholen voor komend schooljaar duidelijkheid te geven, heb ik besloten om het resultaat op de rekentoets niet mee te laten tellen voor het behalen van het diploma in vmbo en havo in het schooljaar 2017/2018. Betrokkenen worden hierover geïnformeerd. Het eerdere besluit voor het mbo blijft van kracht: het resultaat op het rekenexamen gaat pas meetellen voor het behalen van het mbo-diploma vier jaar nadat het resultaat op de rekentoets in alle schoolsoorten in het vo meetelt of zoveel eerder als de resultaten dat toelaten.

Alternatieve rekentoets

Momenteel ben ik samen met de Nederlandse Vereniging voor Wiskundeleraren (NVvW) bezig met de verdere ontwikkeling van hun alternatief voor de rekentoets. In de brief van 24 februari 2017 heb ik uw Kamer gemeld dat het alternatief voor de rekentoets rond de zomer naar de Kamer wordt gestuurd, zodat het input kan zijn voor de integrale curriculumherziening.6 De planning van de integrale curriculumherziening geeft de expertgroepen meer ruimte voor de uitwerking van het alternatief, omdat in de huidige planning de ontwikkelteams begin 2018 van start gaan. Na overleg met de NVvW ben ik voornemens de expertgroepen deze extra tijd te geven om het alternatief nog verder uit te werken en betrokkenen bij het rekenonderwijs en het vervolgonderwijs hierover mee te laten denken.

Ontwikkeling digitale examens vmbo bb en kb

Conform de wens van de Tweede Kamer heeft het College voor Toetsen en Examens (CvTE) in kaart gebracht wat de voor- en nadelen zijn van digitale examinering in het vmbo ten opzichte van papieren examens.7 Daarnaast heeft het CvTE meerdere opties voorgesteld voor de openbaarmaking van digitale centrale examens in het vmbo in de examenperiode in 2017.8 Dit is vermeld in de Kamerbrief over centrale examinering van november 2016. In navolging hiervan heeft het CvTE op mijn verzoek uitvoering gegeven aan de optie waarbij het merendeel van de examenopgaven van de digitale centrale examens in vmbo-bb en -kb eind juni 2017 openbaar zijn gemaakt na afloop van de afnameperiode.

Deelexamens: meenemen afgeronde examenvakken naar een volgend schooljaar

Tijdens het algemeen overleg over examens in het voortgezet onderwijs op 15 juni 2016 heb ik de Tweede Kamer toegezegd om voor de zomer van 2017 onderzoek te doen naar de mogelijkheid om deelexamens te introduceren in het voortgezet onderwijs.9 Ook in de brief flexibilisering voortgezet onderwijs/maatwerkdiploma’s/effectieve leerroutes heb ik u toegezegd dat ik uw Kamer voor het einde van schooljaar 2016/2017 zou informeren over het meenemen van afgeronde examenvakken naar een volgend schooljaar. 10

Ik zal uw Kamer in de tweede helft van 2017 informeren over het genoemde onderzoek en het meenemen van afgeronde examenvakken naar een volgend schooljaar. Doordat dit iets later dan gepland gebeurt, kan ik ook de eerste ervaringen van drie regelluwe scholen die met deelexamens experimenteren betrekken bij het onderzoek. Dat levert rijkere informatie op over de uitvoeringsconsequenties van invoering van deelexamens in het dagonderwijs.

3. Curriculum

Afwijzing van het regionale keuzevak food-procestechniek

Tijdens het algemeen overleg over het Onderwijsraadadvies «Sterk vmbo met herkenbaar vakmanschap» op 6 juni 2016 heb ik toegezegd na te gaan waarom het regionale keuzevak food-procestechniek in de regio Zaanstad afgewezen is.11

Regionale keuzevakken moeten in de eerste plaats ontwikkeld zijn door het vmbo, het mbo en het regionale bedrijfsleven en voldoen aan vastgestelde maatstaven om de kwaliteit van het diploma te kunnen garanderen.12 Daarnaast moeten de keuzevakken een aanvulling zijn op de bestaande profiel- en keuzevakken.

Het concept-beroepsgerichte keuzevak food-procestechniek is afgewezen op deze laatste voorwaarde. De eindtermen van food-procestechniek overlapten grotendeels met de eindtermen van twee reeds bestaande beroepsgerichte keuzevakken, waardoor het vak geen toevoeging was op het bestaande palet aan keuzevakken.

Het concept is daarentegen wel bruikbaar als concretisering van het examenprogramma: food-procestechniek is een praktische en eigentijdse vertaling naar het onderwijs in de klas. Met de indieners van het concept zijn inmiddels meerdere gesprekken gevoerd om te bezien hoe de Zaanse scholen het programma dat ze hebben opgesteld met vervolgonderwijs en bedrijfsleven wel kunnen inzetten voor het onderwijs.

Reactie op de zorgen van de Verenging Grafimedia vmbo

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft mij gevraagd om te reageren op de zorgen van de Vereniging Grafimedia VMBO over de toekomstbestendigheid van de profielmodule ICT als onderdeel van het profielvak Media, vormgeving en ict (MVI).13 Het vmbo-profiel MVI is ontwikkeld in nauw overleg met de pilotscholen. Dit heeft in de loop van de ontwikkelfase tot verschillende aanpassingen in het programma geleid. Bij het profiel MVI is dit des te relevanter, omdat de technologische ontwikkelingen elkaar in hoog tempo opvolgen. Ik heb de vernieuwingscommissie en de ontwikkelgroep MVI gevraagd om nogmaals zorgvuldig te bezien of het programma juist wat betreft technologische toepassingen voldoende toekomstbestendig is. Dit heeft geleid tot een aanscherping van de syllabus MVI. Om de toekomstbestendigheid van MVI en de overige profielvakken te kunnen garanderen worden de vakken jaarlijks geëvalueerd.

Vervolgstappen PISA 2015

In december 2016 heb ik u het rapport «Resultaten PISA-2015 in vogelvlucht» aangeboden.14 In mijn beleidsreactie heb ik aangegeven dat ik meer inzicht nodig heb in de PISA-resultaten om onze internationale prestaties te kunnen duiden. Inmiddels heeft de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) een leerplankundige analyse uitgevoerd. De resultaten van deze analyse bespreek ik in september met wetenschappers, leerplandeskundigen, data-analisten en onderwijsdeskundigen. Cito voert daarnaast enkele aanvullende secundaire analyses uit. Op grond van deze activiteiten bezie ik wat nodig is om de kwaliteit van het onderwijs op het terrein van wiskunde, lezen en natuurwetenschappen te versterken.

4. Overig

Vergroten kennis onderwijshuisvesting

Naar aanleiding van de motie Bruins heb ik met de Bouwcampus in Delft een goed gesprek gevoerd over het vergroten van kennis en expertise op het vlak van onderwijshuisvesting.15 Dit thema is, net als het verbeteren van het binnenklimaat op scholen en afspraken over renovatie, onderwerp van gesprek met de VNG en beide sectorraden. Over de voortgang hiervan wordt u eind 2017 geïnformeerd.

Veiligheid in vmbo-praktijklokalen

Tijdens het algemeen overleg over Onderwijsraadadvies «Sterk vmbo met herkenbaar vakmanschap» op 9 juni 2016 heeft u mij gevraagd om bij de arbeidsinspectie een verzoek in te dienen voor een nieuw onderzoek naar de veiligheid in praktijklokalen.16 De inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) houdt in het kader van de reguliere planningscyclus toezicht op de veiligheid van jongeren in praktijklokalen. Omdat ik veiligheid hoog in het vaandel draag, trek ik samen met organisaties zoals VOION en verschillende vmbo-platforms op om jaarlijks aandacht te vragen voor veilig werken in de praktijklokalen. Daarnaast stel ik gesubsidieerd scholingsaanbod beschikbaar rondom het thema veiligheid via www.bijscholingvmbo.nl.

Financiële rapportage Impulstekortmiddelen 2013–2016

In de derde Voortgangsrapportage lerarenagenda »Samen werken aan een doorlopende leerlijn voor leraren (november 2016)» heb ik u toegezegd om voor de zomer van 2017 een financiële rapportage toe te sturen over de Impulstekortmiddelen 2013–2016.17 Ik stuur u de rapportage in het najaar van 2017 tegelijkertijd met de aanpak van het lerarentekort. Op deze manier kunnen we de geleerde lessen meenemen in het kader van de bredere aanpak lerarentekort.

Dyscalculie

In de motie van het lid Siderius c.s. van 22 december 2016 over dyscalculie wordt de regering verzocht om een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden van bekostiging van de diagnosestelling en behandeling van leerlingen met dyscalculie binnen het onderwijs.18 In de motie wordt gesteld dat de diagnosestelling en behandeling voor dyscalculie bij leerlingen niet meer vergoed wordt vanuit de Zorgverzekeringswet of Jeugdwet.

Een school moet leerlingen met speciale zorgbehoeften de juiste ondersteuning bieden, maar dat wil niet op voorhand zeggen dat de school dyscalculieverklaringen moet bekostigen. Los daarvan is een diagnose ook niet noodzakelijk om in het onderwijs de ondersteuning te krijgen die nodig is. Leerlingen kunnen zowel in het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs meer tijd krijgen om een toets te maken. Een vo-leerling kan bovendien zonder officiële verklaring de rekentoets ER maken. In het protocol dyscalculie worden ook richtlijnen gegeven om dyscalculie op tijd te herkennen en te remediëren.

Voor veel scholen is dyscalculie echter nieuw en kan er ondanks de protocollen soms sprake zijn van handelingsverlegenheid. Het masterplan dyscalculie heeft al veel gedaan om scholen voor te lichten over het onderwijs aan en de ondersteuning van leerlingen met rekenproblemen en dyscalculie. Ik zal het gesprek aangaan met de sectororganisaties om te bezien of, en zo ja welke verdergaande voorlichting nodig is. Hiervoor ben ik ook in overleg getreden met het Ministerie van VWS.

Internationale ervaringen met asielzoekersonderwijs

Tijdens het algemeen overleg over het onderwijsgedeelte van de Raad van Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport op 17 februari 2016 heeft de Minister u toegezegd u nader te informeren over de ervaringen van de ons omringende landen met het geven van onderwijs aan asielzoekers en nieuwkomers.19 In de afgelopen periode is nader contact geweest met zowel Vlaanderen als de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Beide regio’s hebben, evenals Nederland, te maken gehad met een sterke instroom van het aantal asielzoekerskinderen. Hoewel het uitwisselen van ervaringen bijzonder interessant was, hebben deze contacten geen inzichten opgeleverd die direct toepasbaar zijn in het Nederlandse asielzoekersonderwijs. De verschillen in eerste opvang van nieuwkomers en de onderwijsstelsels verschillen dusdanig van elkaar dat werkwijzen of lesmethodes niet zonder meer van elkaar overgenomen kunnen worden. In Noordrijn-Westfalen worden leerlingen bijvoorbeeld in de eerste periode bijvoorbeeld nog bijgestaan in de eigen moedertaal, terwijl wij er voor kiezen om jongeren zo snel mogelijk onder te dompelen in het Nederlands. In de tweede voortgangsrapportage asielzoekersonderwijs hebben wij beschreven hoe we deze onderwijsvormen van het primair onderwijs tot en met hoger onderwijs toekomstbestendig willen maken.20 Bij de verdere doorontwikkeling van het asielzoekersonderwijs houden de Minister en ik de ontwikkelingen in de ons omringende landen nauwlettend in de gaten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 40.

X Noot
2

Kamerstuk 31 289, nr. 344.

X Noot
3

Kamerstuk 34 511, nr. 9.

X Noot
4

Daarbij teken ik aan dat een praktische leerroute (bijvoorbeeld van vmbo-kb naar mbo) gelijkwaardig is aan een theoretische leerroute (bijvoorbeeld van havo naar hbo). Het gaat erom dat alle leerlingen een opleiding kunnen volgen die past bij hun capaciteiten, motivatie, leerstijl en (beroeps)interesses. Met brede brugklassen wil ik dus met nadruk geen hiërarchie suggereren, waarbij algemeen vormende opleidingen «beter» zouden zijn dan beroepsgerichte opleidingen.

X Noot
5

Kamerstuk 31 289, nr. 344.

X Noot
6

Kamerstuk 31 332, nr. 84.

X Noot
7

Kamerstuk 31 289, nr. 337.

X Noot
8

Kamerstuk 31 289, nr. 341.

X Noot
9

Kamerstuk 31 289, nr. 337 en Kamerstuk 31 289, nr. 341.

X Noot
10

Kamerstuk 31 289, nr. 322.

X Noot
11

Kamerstuk 31 524, nr. 297.

X Noot
12

Regeling beroepsgerichte keuzevakken vmbo (VO/BZO/869644 van 22 juni 2016).

X Noot
13

Commissiebrief van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreffende Zorgen Vereniging Grafimedia VMBO over toekomstbestendigheid van de profielmodule ICT van 17 december 2015.

X Noot
14

Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 99.

X Noot
15

Kamerstuk 31 289, nr. 308.

X Noot
16

Kamerstuk 31 524, nr. 297.

X Noot
17

Kamerstuk 27 923, nr. 231.

X Noot
18

Kamerstuk 31 497, nr. 229.

X Noot
19

Kamerstuk 21 501-34, nr. 261.

X Noot
20

Kamerstuk 34 334, nr. 24.

Naar boven