34 475 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2015

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 juni 2016

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 18 mei 2016 inzake het jaarverslag Ministerie van Defensie 2015 (Kamerstuk 34 475 X, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De adjunct-griffier van de commissie, Van Eck

1

Wanneer gaat u uitvoering geven aan de motie Eijsink-Bosman (Kamerstuk 29 521, nr. 262, 14 oktober 2014) en de Kamer een evaluatie doen toekomen van het beleid ten aanzien van de inzet en inhuur van lokaal personeel?

De evaluatie nadert zijn voltooiing. U ontvangt deze maand de evaluatie en de daaruit voortvloeiende (aanscherping van) maatregelen ten aanzien van de inzet en inhuur van lokaal personeel.

2

Kunt u in een tabel overzichtelijk aangeven hoeveel geld er in totaal is bijgekomen en bijkomt voor Defensie, per jaar, in de jaren 2014–2020?

(in miljoenen euro's)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Begrotingsafspraken 2014

50

115

114

114

114

114

114

Miljoenennota 2015

0

50

150

100

100

100

100

Contraterrorisme

0

20

57

55

51

51

51

Miljoenennota 2016, excl. BIV

0

0

220

245

270

295

345

Miljoenennota 2016, BIV

0

0

60

60

60

60

60

Voorjaarsnota 2016 (migratie)

0

0

25

0

0

0

0

TOTAAL

50

184

626

574

595

620

670

3

Kunt u aangeven welke verbeterprocessen en -trajecten er op dit moment lopen bij Defensie, en wat de looptijd is van deze processen en trajecten?

Verbetertrajecten worden voortdurend en op alle niveaus uitgevoerd. Voor een belangrijk deel is dat de verantwoordelijkheid van de desbetreffende commandanten. Daar wordt dus niet in alle gevallen centraal op gestuurd. De belangrijkste verbetertrajecten voor heel Defensie zijn het verbeteren van de prestaties van de «voorzien in»-keten, de logistieke keten voor de reservedelen, de vernieuwing van de IT en het vergroten van de financiële duurzaamheid. Het betreft verschillende trajecten met uiteenlopende doorlooptijden.

4

Hoeveel geld denkt u nodig te hebben om de krijgsmacht over de gehele linie volledig op niveau te krijgen voor het huidige ambitieniveau? Hierbij graag een onderscheid maken tussen incidentele en structurele investeringen.

5

Kunt u aangeven welke balans tussen ambities en middelen u realistisch acht? Is deze balans in de praktijk ook haalbaar?

Ik heb u er reeds van op de hoogte gesteld dat het extra budget dat met de begroting 2016 beschikbaar kwam, niet voldoende is om alle knelpunten bij Defensie weg te nemen. Vervolgstappen zijn nodig en ook voorzien. De veiligheidssituatie, nationaal en internationaal, vraagt hierom. Daar heeft ook de Navo op gewezen in de Defence Planning Capability Review (DPCR) over Nederland.

Bij de concretisering van de vervolgstappen geldt uiteraard dat de ambities moeten aansluiten op de beschikbare middelen. Dit kan leiden tot keuzes. Met mijn brief van 8 maart jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 98), heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitwerking van het meerjarig perspectief van Defensie. In deze brief zijn de belangrijkste elementen daarvan geschetst, zoals de verdere versterking van de basisgereedheid en vervanging van wapensystemen. In de brief beschrijft het kabinet tevens de strategische opgaven voor Defensie.

6

Kunt u inzichtelijk maken hoe het met de instroom van lastig te werven categorieën personeel is gesteld? Worden tekorten op dit gebied ingelopen? Graag staven met cijfers.

Door intensieve wervingsinspanningen gericht op de lastig te werven categorieën personeel blijkt het mogelijk om de wervingsresultaten te verhogen. De tekorten vanwege de beperkte instroom worden daardoor voor de meeste categorieën personeel verminderd. Naar verwachting wordt de aanstellingsopdracht voor lastig te werven categorieën, zoals vliegers, luchtverkeersleiders, artsen en tandartsen dit jaar vrijwel volledig gerealiseerd. Echter, vanwege de hogere irreguliere uitstroom wordt het tekort aan luchtverkeersleiders, tandartsen en artsen hiermee slechts ten dele ingelopen. Ook het behoud van personeel blijft dus een belangrijk aandachtspunt.

In algemene zin kan gesteld worden dat het werven voor de technische functies een moeilijke opgave blijft in de huidige Nederlandse arbeidsmarkt. Aandacht voor de tekorten in deze categorieën blijft dus nodig. Vooral op het gebied van avionica-specialisten (zogenaamde B2-functionarissen) is de verwachte realisatie minder dan 50 procent van de aanstellingsopdracht. Defensie richt zich daarom naast de gebruikelijke werving onder (middelbare) schoolverlaters, steeds vaker op alternatieve instroommogelijkheden, zoals horizontale instroom van technici van middelbare leeftijd en de aanstelling van ex-defensiemedewerkers met een technische achtergrond in actieve dienst of als reservist.

7

Kunt u een overzicht geven van hoeveel jaarlijks wordt uitgegeven aan taken die Defensie heeft uitbesteed, zowel binnenlands als op missie, in de jaren 2006–2015?

Onderstaand overzicht geeft de uitbestedingen aan binnen- en buitenlandse leveranciers weer. Het overzicht berust op de rapportageverplichting aan het CBS voor de handel in diensten, die Defensie sinds 2010 levert. Voor die tijd is een dergelijk overzicht niet binnen de beschikbare tijd op te maken door de overgang naar het nieuwe administratiesysteem FINAD.

In onderstaande tabel zijn niet opgenomen: de uitgaven voor contributies in de missies en bijdragen aan de Navo, en voor internationale samenwerking, wetenschappelijk onderzoek en subsidies.

Uitbestedingen (in miljoenen euro's)

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Internationale leveranciers

1.146

1.076

1.005

1.014

850

1.103

– waarvan voor missies

93

48

12

24

29

45

Binnenlandse leveranciers

2.991

2.360

2.265

1.999

2.312

2.009

– waarvan voor missies

211

120

152

150

160

191

Totaal

4.137

3.436

3.270

3.013

3.162

3.111

8

Kunt u aangeven hoe de Defensie-uitgaven als percentage van het BBP zijn uitgevallen in 2015? Hoe verhoudt zich dat tot het jaar 2014 en de prognose voor 2016 en 2017?

10

In hoeverre is de regering de afspraken op de NAVO-top in Wales in 2015 nagekomen, om de Defensie-uitgaven in tien jaar tijd te laten groeien in de richting van de NAVO-norm? Vindt u een daling van de uitgaven als percentage van het BBP in lijn met de belofte van de Minister-President?

Het kabinet komt de afspraken gemaakt tijdens de Navo-top in Wales in 2014 na. In het kader van het meerjarig perspectief zijn de eerste positieve stappen gezet, die hebben geleid tot een einde aan nieuwe bezuinigingen bij Defensie. Het spreekt vanzelf dat de mogelijkheden om vervolgstappen te zetten, evenals het tempo waarin die stappen kunnen worden gezet, afhankelijk blijven van de beschikbare financiële middelen en de internationale veiligheidssituatie. Dit zal onderwerp zijn van politieke besluitvorming. De gemiddelde hoogte van de defensie-uitgaven van de Europese Navo-bondgenoten beschouw ik daarbij als een logisch richtpunt. Het is ook van belang te kijken naar de output van de krijgsmacht.

(in miljarden euro's)

2014

2015

2016

2017

BBP (CPB MLT raming 30 maart 2016)

662,8

679,1

698,6

719,1

Bruto Defensiebudget

7,8

7,8

8,2

8,4

(minus) Ontvangsten

0,3

0,3

0,3

0,3

Netto Defensiebudget jaarverslag 2015 en stand Begroting 20161

7,5

7,5

8

8,1

in% BBP2

1,13%

1,10%

1,14%

1,13%

X Noot
1

Wegens afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

Deze percentages zijn op basis van de nu beschikbare cijfers, en zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de economie.

9

Hoe beoordeelt u de kritiek van de Algemene Rekenkamer dat de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht de afgelopen jaren steeds verder achteruit zijn gegaan? Wat gaat u doen om de neerwaartse spiraal waarin de krijgsmacht zich bevindt te doorbreken?

Ik deel de zorgen van de Algemene Rekenkamer over de materiële gereedheid van de krijgsmacht. Ik heb u hierover regelmatig geïnformeerd, onder meer in mijn brieven van 22 mei en 15 september 2015 (Kamerstukken 33 763, nrs. 74 en 84). Het niet tijdig beschikbaar zijn van het materieel kent diverse oorzaken. Naast het tekort op reserveonderdelen heeft Defensie een gebrek aan technisch personeel in de uitvoering van verschillende onderhoudsprocessen. Hiertoe zijn aanvullende wervingsinspanningen gestart. Voorts heeft Defensie de nodige initiatieven genomen om verbeteringen te bewerkstelligen en knelpunten op te lossen. Waar nodig zal Defensie initiatieven versnellen of versterken en aanvullende maatregelen treffen. Zo zal Defensie de inspanningen ter verbetering van de inzetbaarheid van het materieel bundelen en onderbrengen in een plan van aanpak met hoge prioriteit en met actieve betrokkenheid van alle defensieonderdelen. Ook start Defensie, in samenwerking met het Ministerie van Financiën, een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de gereedstelling. De uitkomsten hiervan worden betrokken bij de maatregelen om de materiële gereedheid verder te verhogen. In de begroting van 2016 is extra budget toegekend voor de verhoging van de basisgereedheid. Het zal echter enige jaren duren alvorens dit budget in volle omvang beschikbaar is en de genomen maatregelen effect sorteren.

10

In hoeverre is de regering de afspraken op de NAVO-top in Wales in 2015 nagekomen, om de Defensie-uitgaven in tien jaar tijd te laten groeien in de richting van de NAVO-norm? Vindt u een daling van de uitgaven als percentage van het BBP in lijn met de belofte van de Minister-President?

Zie het antwoord op vraag 8.

11

Bent u bereid het effect van de bezuinigingen, taakstellingen en voor Defensie koopkracht beperkende maatregelen van het kabinet Rutte 2 te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren? In hoeverre hebben deze bezuinigingen bijdragen aan de dramatische, verslechterende staat waarin de krijgsmacht zich bevindt?

Sinds 2014 heeft het kabinet zich, in het licht van de veranderde veiligheidssituatie en de eisen die de Navo aan onze krijgsmacht stelt, ingezet om de knelpunten bij Defensie geleidelijk weg te nemen. Het extra budget dat met de begroting 2016 beschikbaar kwam, was wederom een stap voorwaarts. Vervolgstappen zijn nodig en ook voorzien in het kader van het meerjarig perspectief. Het kabinet overlegt daarover. Ik kan op de uitkomst van dit overleg niet vooruitlopen.

12

Waarom verwijst u, als het gaat om de dramatische staat van de krijgsmacht, voortdurend naar de bezuinigingen van het kabinet Rutte 1 en nooit naar de bezuinigingen van het kabinet Rutte 2? Vindt u laatstgenoemde bezuinigingen achteraf verantwoord?

13

Bent u bereid, net als bij de AIVD, toe te geven dat de bezuinigingen van het huidige kabinet op Defensie onverantwoord waren? Zo nee, waarom niet? Vind u deze bezuinigingen dan wel verantwoord?

14

Erkent u dat er van uw belofte om met de toekomstnota «In het belang van Nederland» ambities en middelen duurzaam met elkaar in evenwicht te brengen en een stabiel fundamenteel in evenwicht te leggen onder de toekomst van de krijgsmacht, niets is terechtgekomen en dat ambities en middelen steeds verder uit evenwicht zijn geraakt sindsdien? Hoe beoordeelt u dit en wat gaat u doen om uw beloften voor Defensie waar te maken?

Het is duidelijk dat er de afgelopen decennia een zware wissel is getrokken op Defensie. Niet alleen het kabinet Rutte 1, maar ook het kabinet Rutte 2 moest noodgedwongen rekening houden met de economische omstandigheden. Echter, afgezien van een generieke taakstelling bij aanvang, heeft het kabinet Rutte 2 niet bezuinigd op het defensiebudget. Integendeel. Al in het najaar van 2013, bij de Begrotingsafspraken 2014, kwamen voor het eerst sinds lange tijd extra middelen (structureel € 114 miljoen) beschikbaar voor Defensie. De extra middelen stelden Defensie in staat een aantal pijnlijke maatregelen te verzachten. Mede door veranderingen in de geopolitieke situatie in de ring rondom Europa en elders in de wereld besloot het kabinet met de Miljoenennota 2015 tot een aanpassing van het budget van de krijgsmacht (structureel € 100 miljoen) en sprak het de intentie uit om de trendbreuk, waar mogelijk en nodig, verder door te zetten. Met de begroting 2016 voegde het kabinet structureel € 345 miljoen toe aan de defensiebegroting ter versterking van de basisgereedheid en stelde structureel € 60 miljoen beschikbaar voor het Budget Internationale Veiligheid (BIV). Sinds het kabinet Rutte 2 is in totaal structureel € 670 miljoen toegevoegd aan de defensiebegroting.

in miljoenen euro's

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022 e.v.

Regeerakkoord Rutte II

– 61

– 61

– 78

– 100

– 109

– 109

– 109

– 109

– 109

Miljoenennota 2014 (6 mrd pakket)

0

– 15

– 15

– 15

– 15

– 15

– 15

– 15

– 15

Begrotingsafspraken 2014

50

115

114

114

114

114

114

114

114

Miljoenennota 2015

0

50

150

100

100

100

100

100

100

Contraterrorisme

0

20

57

55

51

51

51

51

51

Miljoenennota 2016, excl. BIV

0

0

220

245

270

295

345

345

345

BIV (Miljoenennota 2016)

0

0

60

60

60

60

60

60

60

Bijdrage migratie en strafrechtketen 2015

0

0

– 6

– 6

– 2

0

0

0

0

BVM 2016 (migratie)

0

0

25

0

0

0

0

0

0

TOTAAL

– 11

109

528

454

470

497

547

547

547

Deze cijfers zijn exclusief loon- en prijsbijstelling, interne herschikkingen, (incidentele) overhevelingen van en naar andere departementen en bijstelling van ontvangsten.

Onder meer met behulp van de extra middelen heeft Defensie de afgelopen jaren stappen gezet om de beperkingen beschreven in «In het belang van Nederland» (Kamerstuk 33 763, nr. 1) weg te nemen en de krijgsmacht duurzaam te versterken. Het spreekt vanzelf dat Defensie hiermee doorgaat. De aanhoudende conflicten in de nabijheid van Europa en ook verder weg, evenals de hogere eisen die de Navo in dat verband aan de krijgsmacht stelt, geven hiertoe alle aanleiding. Daarbij zal Defensie zich de komende jaren toespitsen op de vervolgstappen en strategische opgaven, zoals beschreven in mijn brief van 8 maart jl. over het meerjarig perspectief op de verdere versterking van de krijgsmacht (Kamerstuk 33 763, nr. 98).

15

Hoe kan het dat de genoemde relatief kleine verhogingen van het Defensiebudget met respectievelijk € 50 miljoen in 2015, € 150 miljoen in 2016 en vanaf 2017 € 100 miljoen per jaar, – welke de eerdere bezuinigingen niet opheffen – nu nog steeds worden gekwalificeerd als het onderstrepen van noodzaak en urgentie van versterking van de Krijgsmacht, terwijl ook toen al bekend was dat de krijgmacht zich uitholde?

Het kabinet heeft de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet en is voornemens om vervolgstappen te zetten (zie ook Kamerstuk 33 763, nr. 98). Deze stappen zijn afhankelijk van de beschikbare financiële mogelijkheden en van de internationale veiligheidssituatie. De afgelopen jaren is hiervoor, ondanks (de naweeën van) de financiële crisis, ruimte gevonden. Het kabinet voelt derhalve de noodzaak en urgentie van de versterking van de krijgsmacht. Zie ook de tabel met intensiveringen zoals opgenomen bij vraag 2.

16

Kunt u aangeven hoeveel budget nodig is om voldoende te voorzien in vuursteun, medische ondersteuning, transport en CIS-capaciteiten?

52

Hoeveel budget dient er minimaal beschikbaar te zijn om de krijgsmacht volledig te laten voorzien in de eigen gevechtsondersteuning, bij gelijktijdige inzet op land, ter zee en in de lucht?

De inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht worden in hoge mate bepaald door de ondersteunende eenheden (combat support/combat service support). Zoals bekend kampt Defensie met tekorten op dit terrein. Een beroep op internationale partners is in de praktijk lastig gebleken. Ook bij hen zijn deze capaciteiten schaars. Zowel de Navo als de EU beklemtoont dat Nederland zoveel mogelijk zelf in deze operationele ondersteuning moet kunnen voorzien. De mogelijkheden om de operationele (gevechts-)ondersteuning van de krijgsmacht te verbeteren, evenals het tempo hiervan, is afhankelijk van de beschikbare financiële middelen. Dit zal onderwerp zijn van politieke besluitvorming.

17

Kunt u aangeven in welke fase de ontwikkeling van een overdraagbare inlichtingenketen bij MINUSMA is aangekomen?

De organisatie en samenstelling van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA zijn sinds de ontwikkeling in 2013 en 2014 voortdurend aan verandering onderhevig. Er kan niet gesproken worden van vastomlijnde fases in een proces. Elementen van de inlichtingenketen die Nederland heeft ontplooid worden overgedragen. De ISR (Intelligence, Surveillance and Reconnaissance) compagnie te Gao is een van de omvangrijkste elementen die op 1 juni zijn overgedragen aan Duitsland. Het is de verwachting dat eind dit jaar ook het communicatiesysteem ter ondersteuning van de inlichtingenketen wordt overgedragen. Tevens wordt een aantal posities en functionaliteiten in Nederlandse eenheden door andere landen gevuld. Defensie voert voortdurend gesprekken met MINUSMA en de VN of, hoe en wanneer andere elementen kunnen worden overgenomen.

18

Kunt u in een tabel overzichtelijk aangeven hoeveel Defensie per jaar uitgeeft aan innovatie, in de jaren 2005–2015?

19

Kunt u in een tabel overzichtelijk aangeven hoeveel Defensie per jaar uitgeeft aan Research & Development, in de jaren 2005–2015?

Wat betreft de uitgaven aan Kennis & Innovatie en Research & Development betreft kan bij Defensie een onderscheid worden gemaakt naar uitgaven aan kennisontwikkeling en uitgaven aan technologie-ontwikkeling en innovatie (hier kortweg innovatie). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitgaven aan kennis en innovatie in de jaren 2005–2015. Die uitgaven betreffen voornamelijk bijdragen aan drie externe onderzoeksinstituten (TNO, MARIN en NLR). De uitgaven aan innovatie betreffen onder meer bijdragen aan technologieontwikkeling in samenwerking met de «gouden driehoek», financiering van innovatie-instrumenten uit de Defensie Industrie Strategie (bijvoorbeeld de Defensie Innovatie Competitie) en uitgaven voor het gebruik van opgebouwde kennis in innovatieve producten en diensten. Onderstaand overzicht is een weergave van de centrale budgetten voor kennis en innovatie. Decentrale innovatie-initiatieven, bijvoorbeeld innovatie als onderdeel van (vervangings)projecten, zijn niet in een eenvoudige reeks te presenteren en zijn niet meegenomen.

(in duizenden euro's)

2005

2006

2007

2008

2009

Kennis

49.366

49.982

50.612

52.325

51.802

Innovatie

14.239

32.069

28.839

32.113

33.268

Totaal

63.605

82.051

79.451

84.438

85.070

(in duizenden euro's)

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Kennis

47.569

45.458

41.098

34.050

34.625

34.060

Innovatie

27.167

24.766

29.565

25.116

24.778

27.552

Totaal

74.736

70.224

70.663

59.166

59.403

61.612

20

Hoe kan het dat de investeringen in de MALE UAV zijn doorgeschoven naar 2022, terwijl tegelijkertijd de investeringsquote jaar op jaar niet wordt gehaald?

Zoals bekend overschrijden de plannen en behoeften op de lange termijn het beschikbare investeringsbudget. Daarom moeten jaarlijks plannen en ambities binnen de financiële kaders worden gebracht. Dit leidt tot herschikkingen, zoals in de begroting 2016 met de MALE UAV, het licht indirect vurend wapensysteem (LIVS) en de beschermingspakketten van het infanterie gevechtsvoertuig en de Capability Upgrade Elektronische Oorlogsvoering (CUP EOV). De Kamer wordt ieder jaar geïnformeerd over de belangrijkste herschikkingen in het investeringsplan in de ontwerpbegroting en in het Materieel Projectenoverzicht (MPO).

Tegelijkertijd doet zich de laatste jaren onderrealisatie voor bij de investeringen. Mede daarom zet Defensie een deel van de met de begroting 2016 beschikbaar gekomen extra middelen in om de «voorzien in»-keten te versterken en een aantal investeringsprojecten met voorrang uit te voeren. Het ongebruikte investeringsbudget mag overigens via de ongelimiteerde eindejaarsmarge mee schuiven naar volgende jaren. De operationele behoeften blijven echter bestaan, waardoor investeringen dan ook niet worden geschrapt. De oorzaken van onderrealisatie zijn divers. In mijn brief van 28 oktober jl. (Kamerstuk 34 300 X, nr. 39) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van onderrealisatie in de «voorzien in»-keten. Op dit moment werkt Defensie deze aanbevelingen verder uit.

21

Zijn de prijs- en loonbijstelling volledig toegekend? Zo nee, in hoeverre niet? Om welk bedrag gaat het?

De prijs- en loonbijstelling zoals deze op grond van de inflatiecijfers van het CPB voor de uitgaven van de Nederlandse overheid worden berekend, is in 2015 volledig uitgekeerd. De prijsbijstelling was € 9,5 miljoen en de loonbijstelling € 17,3 miljoen. Daarnaast is in 2015 ook € 39,8 miljoen uitgekeerd naar aanleiding van het bovensectoraal loonakkoord.

22

Wat is de oorzaak van het niet tot besteding komen van € 195,6 miljoen in investeringen en exploitatie?

Op artikel 6 (Investeringen Krijgsmacht) komt een bedrag van € 142 miljoen niet in 2015 tot betaling. De oorzaak van het niet tot besteding komen van de geplande uitgaven is als volgt:

  • Op artikel 6.1 (Voorzien in nieuw materieel) komt een bedrag van € 100 miljoen niet tot besteding in 2015. De oorzaak is vertraging bij de volgende projecten: Boxer, ICMS/CBRN, verwerving F-35, Joint Support Ship, Infanterie Gevechtsvoertuig productie en training en de F-16 infraroodgeleide luchtraketten. Tevens wordt de in 2015 verbruikte kapitale munitie in Irak met het BIV verrekend. De verrekening leidt tot lagere investeringsuitgaven van € 32 miljoen.

  • Op artikel 6.3 (Voorzien in IT) komen geplande uitgaven voor een bedrag van € 35 miljoen niet tot besteding in 2015. Het gaat hier om IT-investeringen.

  • Op artikel 6.5 (Bijdrage aan de Navo) komt een bedrag van € 7,4 miljoen niet in 2015 tot betaling.

Voorts komt een bedrag van € 53,6 miljoen op andere artikelen niet tot betaling in 2015 als gevolg van latere uitvoering van diverse regelingen. Het totaalbedrag van € 195,6 miljoen is via de eindejaarsmarge meegenomen naar 2016.

23

Kan de beleidsconclusie over de inzet zo gelezen worden dat, als Defensie de gevraagde inzet wil kunnen blijven doen zonder verder roofbouw op materieel, personeel en geoefendheid te plegen, dit niet kan zonder aanmerkelijke verhoging van het budget en daarmee meer middelen, personeel en oefeningen?

24

Denkt u met het huidige budget van Defensie in het komende jaar te kunnen voldoen aan de vereiste ambitieuze inzet en uiterste inspanning als gevolg van de instabiliteit in de ring rond Europa en diens gevolgen voor de nationale veiligheid?

De gereedstelling van de krijgsmacht gaat gepaard met het stellen van prioriteiten ten aanzien van middelen, personeel en oefeningen, waarbij de inzet en geplande inzet prioriteit hebben. Dit zal in de toekomst niet anders zijn. Zoals bekend is het met de begroting toegekende extra budget onvoldoende om de basisgereedheid volledig op orde te brengen. Ook is reeds gemeld in de begroting 2016 dat de investeringsbehoefte voor alle benodigde vernieuwingen en vervangingen de komende vijftien jaar groter is dan het beschikbare budget. De druk op Defensie is hoog, onder meer door de inzet, de aanhoudende verslechtering van de veiligheidssituatie en de hogere eisen die de Navo aan de krijgsmacht stelt. Bij gelijkblijvend budget zal Defensie ook de komende jaren scherpe keuzes moeten maken.

25

Wat valt er onder de post «MISSIES ALGEMEEN», die staat op de toelichting op de crisisbeheersingsoperaties? Kunt u deze post nader specificeren?

De post «missies algemeen» behelst inzet van de krijgsmacht waarover vanwege de geheime aard van de operaties geen mededelingen kunnen worden gedaan.

26

Wat waren de totale kosten van de beveiliging van 49 Nederlandse koopvaardijschepen in de Indische Oceaan, de Golf van Aden en de Golf van Oman?

De inzet van Vessel Protection Detachments (VPD’s) in 2015 heeft € 4,3 miljoen gekost. De uitgaven van de inzet van de VPD’s zijn verantwoord in artikel 1 (Inzet).

27

Hoe verklaart u het verschil tussen doelstelling en realisatie betreffende de operationeel inzetbare eenheden en het voortzettingsvermogen van NLMARSOF?

NLMARSOF heeft aan de gestelde gereedheidsdoelstelling voldaan. De realisatie is hoger dan voorzien onder meer door de nationale intensivering in het kader van terrorismebestrijding, de inzet in MINUSMA en de voorbereiding voor een Capacity Building Mission Iraq (CBMI) rotatie in 2016. Om aan de intensivering te kunnen voldoen zijn beide eenheden van NLMARSOF in 2015 operationeel gereed gesteld, waarmee ook het extra gevraagde voortzettingsvermogen gegarandeerd was.

28

Hoe is de daling in de uitgaven «waarvan gereedstelling» in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid bij de Marine van € 61,048 miljoen in 2011 naar € 20,161 miljoen in 2015 te verklaren? Wat zijn hiervan de gevolgen?

De daling is volledig het gevolg van wijziging van de begrotingsindeling. De operationele toelages (€ 27 miljoen) waren in 2011 onderdeel van gereedstelling, maar zijn met de begroting 2014 overgeheveld naar personele uitgaven vanwege de rijksbrede definitie van apparaatsuitgaven. De bijdrages aan het agentschap Rijkswaterstaat (€ 16,2 miljoen) en SSO Paresto (€ 2,6 miljoen) waren in 2011 onderdeel van de gereedstelling, maar zijn in 2015 afzonderlijk gepresenteerd.

29

Wat gaat u doen om de almaar grotere achterstand in geoefendheid te keren, daar u constateert dat bij de landstrijdkrachten en de luchtstrijdkrachten – dat om de ambitie waar te maken de opleidingen zich steeds meer beperkten tot specifiek missiegerichte aspecten en ook 2016 weer een groot aantal oefeningen en trainingen zijn geschrapt – er te weinig geld is voor de inzet van reservisten en er te weinig vlieguren beschikbaar zijn?

30

Hoe gaat u voorkomen dat de situatie van steeds minder inzetbare voer-, vaar-en vliegtuigen en de steeds grotere achterstand in geoefendheid de bijdrage aan onze bondgenootschappelijke verdediging steeds minder geloofwaardig wordt?

De belangrijkste oorzaken van de niet toereikende geoefendheid zijn de beperkte beschikbaarheid van materieel en de eenzijdige inzet in missies. Met onder meer de ontwikkeling van het plan van aanpak «verbeteren logistieke keten reservedelen» en de extra middelen uit de begroting 2016 wordt beoogd de prestaties van de logistieke keten reservedelen te verbeteren, waardoor meer materieel beschikbaar komt en de geoefendheid zal toenemen. Dit betekent echter wel dat de geoefendheid van een aantal eenheden onvoldoende is om te kunnen optreden binnen de door de Navo gestelde gereedheidseisen. Het gaat daarbij in het bijzonder om de geoefendheid op de hoogste geweldniveaus. Dit oordeel wordt bevestigd in de NATO Defence Planning Capability Review. Het verklaart ook waarom de verdere versterking van de basisgereedheid de eerste vervolgstap moet zijn in het meerjarige perspectief.

31

Kunt u aangeven over welke luchtafweersystemen Defensie op dit moment beschikt en wat het inzetbaarheidspercentage van deze systemen was in 2015?

De luchtafweersystemen van Defensie bevinden zich bij het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) en bestaan uit drie Patriot Fire Units, twee AMRAAM pelotons en drie Stinger pelotons. In 2015 was de gemiddelde materiële gereedheid voor de Patriot 75 procent, de AMRAAM 71 procent en de Stinger 75 procent. Voor al deze luchtafweersystemen is vanwege de inzet in Turkije en de re-deployement gedurende 2015 een lagere gereedheidstatus van toepassing geweest.

32

Hoe is de daling in de materiële uitgaven in de tabel Budgettaire gevolgen voor de Landmacht van € 238,254 miljoen in 2011 naar € 91,468 miljoen in 2015 te verklaren? Wat zijn hiervan de gevolgen?

35

Hoe is de daling in de materiële uitgaven in de Tabel Budgettaire gevolgen (Luchtmacht) van € 231,817 miljoen in 2011 naar € 128,603 miljoen in 2015 te verklaren? Wat zijn hiervan de gevolgen?

39

Hoe is de daling in de materiële uitgaven voor de KMAR in de tabel Budgettaire gevolgen van € 100,733 miljoen in 2011 naar € 33,745 miljoen in 2015 te verklaren? Wat zijn hiervan de gevolgen?

De daling in de materiële uitgaven van CLAS, CLSK, en de KMar in 2015 ten opzichte van 2011 is vooral het gevolg van een wijziging in de begrotingsindeling. De wijziging betreft het centraliseren van de budgetten voor huisvesting en infra (met uitzondering voor het Caribisch gebied), informatievoorziening (met uitzondering van het Caribisch gebied), Paresto en transport. In onderstaande tabellen is weergegeven hoe de budgetten voor huisvesting en infra, informatievoorziening, Paresto en transport en in 2011 en 2015 waren belegd.

2011:
 

CZSK

CLAS

CLSK

KMAR

Materiële uitgaven

116.657

238.254

231.817

100.733

Huisvesting en Infra

31.692

86.111

57.903

28.735

Informatievoorziening

25.151

53.162

21.044

19.249

PARESTO Subsidiebedrag

4.749

17.664

8.456

2.959

Transport

5.448

0

7.525

6.011

Overig

49.618

81.317

136.888

43.779

2015:
 

CZSK

CLAS

CLSK

KMAR

Materiële uitgaven

65.537

91.468

128.603

33.745

Huisvesting en Infra

4.360

119

0

0

Informatievoorziening

2.488

0

0

0

SSO Paresto

2.173

2.448

2.701

878

Transport

425

0

0

0

Overig

56.091

88.901

125.902

32.867

33

Welke «bedrijfsstoffen» worden bedoeld in de opmerking dat er «aanhoudende slechte beschikbaarheid van bedrijfsstoffen» is?

Met bedrijfsstoffen wordt hier bedoeld een grote diversiteit aan olie-, smeer- en vloeistoffen voor het onderhoud en gebruik van (lucht)wapensystemen.

34

In hoeverre blijft de exportregelgeving (International Traffic in Arms Regulation, ITAR) een probleem voor de operationele gereedheid?

Inmiddels is het duidelijk welke onderdelen van de NH-90 vallen onder deze exportregelgeving. Op afzienbare termijn worden daardoor de problemen voor de operationele gereedheid van de NH-90 door ITAR weggenomen.

35

Hoe is de daling in de materiële uitgaven in de Tabel Budgettaire gevolgen (Luchtmacht) van € 231,817 miljoen in 2011 naar € 128,603 miljoen in 2015 te verklaren? Wat zijn hiervan de gevolgen?

Zie het antwoord op vraag 32.

36

Kunt u in een tabel overzichtelijk aangeven hoeveel de bewaking van de Koninklijke paleizen kost per jaar, in de jaren 2010–2015?

37

Kunt u in een tabel overzichtelijk aangeven hoeveel de bewaking van de Nederlandse Bank kost per jaar, in de jaren 2010–2015?

Over de uitgaven voor de bewaking en beveiliging van zowel de koninklijke paleizen als de Nederlandse bank kunnen om veiligheidsredenen geen uitspraken worden gedaan.

38

Waarom ligt de realisatie van het aantal misdrijfdossiers bij de KMAR van 540 aanmerkelijk lager dan de prognose van 725?

Landelijke prioriteitstellingen als gevolg van de contraterrorisme maatregelen van het kabinet waren nodig om de Hoog Risico Beveiligingstaken te organiseren en om het Mobiel Toezicht Veiligheid te intensiveren. Daardoor is de capaciteitsinzet ten behoeve van de militaire politietaak gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. De KMar concentreert zich hierdoor op zogenaamde «brengzaken» (het opvolgen van meldingen en incidenten, alsmede het verlenen van noodhulp). Dit gaat ten koste van de aandacht voor preventieve taken. Dit heeft ook zijn weerslag gehad op het aantal aangeleverde misdrijfdossiers. In 2015 leverde de KMar 540 misdrijfdossiers aan. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2014, toen in totaal 558 misdrijfdossiers werden aangeleverd.

39

Hoe is de daling in de materiële uitgaven voor de KMAR in de tabel Budgettaire gevolgen van € 100,733 miljoen in 2011 naar € 33,745 miljoen in 2015 te verklaren? Wat zijn hiervan de gevolgen?

Zie het antwoord op vraag 32.

40

Welke mogelijkheden ziet u om de investeringsquote omhoog te brengen tot 20% conform de NAVO richtlijn? Hoe groot schat u de kans in dat de 20% wordt bereikt in de komende jaren? Graag een toelichting.

Defensie streeft ernaar om conform de Navo-richtlijn meerjarig gemiddeld tenminste 20 procent van haar uitgavenbudget te besteden aan investeringen. Daarbij geldt dat de realisatie van de investeringsquote in enig jaar lager of hoger kan uitkomen, bijvoorbeeld door veranderende verwervingsstrategieën, wijzigende behoeftestellingen of vertraging in het sluiten van contracten of het leveren van materieel. In mijn brief van 2 juli 2014 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de initiatieven om het investeringspercentage te verhogen (Kamerstuk 33 750 X, nr. 68). Voorts heb ik uw Kamer op 28 oktober 2015 geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de oorzaken van de onderrealisatie in de «voorzien in»-keten (Kamerstuk 34 300 X, nr. 39). In deze brief heb ik toegezegd dat ik de aanbevelingen uit het rapport laat concretiseren.

De meest recente verwachting over de ontwikkeling van investeringsquote in de komende jaren is weergegeven in de begroting 2016.

41

Wat zijn de praktische effecten van het niet behalen van het investeringsbudget van 20% conform de NAVO richtlijn sinds 2010 voor de inzetgereedheid van eenheden?

42

Hoe groot is het bedrag aan onderrealisatie op de investeringen in deze kabinetsperiode, tot nu toe? Wat zijn de gevolgen hiervan voor Defensie?

Op de langere termijn heeft het een negatieve invloed op gereedstelling, inzet en innovatie. De wapensystemen verouderen, krijgen steeds meer last van storingen en hebben meer onderhoud nodig. Dit leidt tot extra kosten, lagere beschikbaarheid en lagere operationele relevantie. Het is daarom van belang het evenwicht tussen investeringen en exploitatie wordt hersteld. Om die reden werkt Defensie verder aan de ontwikkeling van de levensduurbenadering voor wapensystemen (life cycle costing).

In onderstaande tabel is de onderrealisatie in de jaren 2013, 2014 en 2015 weergegeven. Dit budget blijft beschikbaar voor investeringen van Defensie, aangezien het niet bestede budget via de ongelimiteerde eindejaarsmarge doorschuift naar latere jaren.

 

2013

2014

2015

Begroting

1.173,40

1.193,70

1.308,40

Realisatie

1.019,70

1.065,50

1.101,50

Verschil

153,7

128,2

206,9

43

Kunt ingaan op de door u genoemde vertraging bij de uitvoering van restantwerkzaamheden en van proeftochtpunten op platformgebied bij het JSS, in relatie tot de schade die later ontstaan is aan het JSS? In hoeverre is er een causaal verband?

De schade aan de elektromotor van het Joint Support Ship (JSS) houdt geen verband met de in het jaarverslag genoemde vertraging van de laatste werkzaamheden voor het project. Die vertraging is ontstaan door de inzet van het JSS ten behoeve van de bestrijding van het ebolavirus in West-Afrika van november 2014 tot januari 2015. De beproeving van de elektromotoren was in november 2014 al voltooid. Het JSS heeft pas taken uitgevoerd nadat de desbetreffende capaciteiten van het schip waren beproefd.

44

Wat bedoelt u met de opmerking dat «munitievoorraden onder druk staan»? Betekent dit dat er te weinig munitie beschikbaar is? Zo ja, hoeveel? Zo nee, wat houdt deze opmerking dan in?

Bij inzet worden veel goederen, zoals munitie, verbruikt. Door budgettaire beperkingen is in de afgelopen jaren ingeteerd op munitievoorraden. Daardoor moet Defensie voorzichtiger omgaan met de beschikbare voorraden dan voorheen. Dit heeft niet geleid tot operationele beperkingen tijdens inzet. Wel is een verhoging van de voorraden noodzakelijk, ook met het oog op de hogere eisen die door de Navo worden gesteld. Defensie heeft in 2015 en begin 2016 onderzocht hoe op een effectieve en efficiënte wijze de munitievoorraden op peil kunnen worden gebracht. De knelpunten bij huidige missies en de te verwachten verbruiken bij toekomstige missies zijn daarbij richtinggevend. Met de begroting 2015 is tevens een stap gezet door extra budget beschikbaar te stellen voor het aanvullen van munitievoorraden voor belangrijke zee-, land- en luchtwapensystemen. Aanvullend daarop wordt bezien op welke wijze budget beschikbaar kan worden gesteld om de voorraden nog beter te laten aansluiten op het verwachte verbruik.

45

Kunt u een uitputtende lijst geven van organisaties en instellingen waaraan u subsidie verstrekt en voor welk bedrag?

Ja. In 2015 heeft Defensie subsidies verleend aan 21 instellingen voor een totaal van € 29,1 miljoen. In onderstaande tabel staat een overzicht van de verstrekte subsidies in 2015 per instelling, met bijbehorende bedragen.

(in duizenden euro's)

2015

Koninklijke stichting Defensie Musea

16.420

Stichting Veteraneninstituut

5.782

Stichting de Basis (Maatschappelijk werk voor veteranen)

3.056

Stichting Nederlandse Veteranendag

2.538

Stichting Vincent van Gogh

399

Stichting Nationale Taptoe

263

Stichting Veteranen Platform

165

Koning Boudewijn Stichting, ten behoeve van project Hougoumont

125

Stichting Historische Vlucht

100

Universiteit van Amsterdam (leerstoel militair recht)

74

ASL BISL Foundation

39

Stichting Protestants Interkerkelijk Thuisfront

30

Stichting Maritiem Kenniscentrum

28

Wapen- en dienstvakverenigingen

22

SWOON NLDA

20

Stichting Phantasy in Blue

19

Nationaal Comité Herdenking Capitulatie 1945 Wageningen

15

Stichting Homosexualiteit en Krijgsmacht

10

Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront

10

Multicultureel netwerk Defensie

10

Stichting Gasturbine Onderwijs

5

Totaal

29.130

46

Welke financiële bijdrage is in 2015 verstrekt aan EU-instellingen in het algemeen, en het European Defence Agency (EDA) in het bijzonder?

Het totaalbedrag aan contributiebijdragen EDA 2015 is € 1,334 miljoen. Een deel daarvan (€ 0,412 miljoen) is niet in 2015, maar in 2016 betaald. Voorts betaalde Defensie € 0,606 miljoen aan contributiebijdragen aan het satellietcentrum van de EU.

47

Klopt het dat de operationele commando’s pas eind 2018 een instandhoudingsanalyse moeten hebben gemaakt van de lacunes in de materiële gereedheid, en dat pas nadien een start kan worden gemaakt met correctieve acties?

Het uitvoeren van een instandhoudingsanalyse op een wapensysteem is een intensief traject en vraagt veel capaciteit van de organisatie. Mede door het uitvoeren van missies, de deelname aan oefeningen en de missievoorbereidingen kunnen de instandhoudingsanalyses op de belangrijkste hoofdwapensystemen niet altijd tegelijkertijd worden uitgevoerd. In overeenstemming met de aanbeveling van de Rekenkamer, om met prioriteit uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de in 2015 voltooide interne analyse van de problematiek, versnelt Defensie de uitvoering van de instandhoudingsanalyses. Het streven is om voor eind 2017 de analyses te hebben uitgevoerd. In 2016 worden drie pilots uitgevoerd. Per hoofdwapensysteem worden direct initiatieven genomen om tekortkomingen weg te nemen.

48

Hoe verklaart u dat in 2015 het aantal integriteitsmeldingen over ongewenste omgangsvormen ten opzichte van 2014 bijna is verdubbeld?

De verdubbeling van het aantal integriteitsmeldingen kan worden verklaard door de grotere aandacht voor het onderwerp, een groter vertrouwen in het meldsysteem en een toename in de registratie van vermoedens. Er is geen reden om aan te nemen dat het aantal meldingen van ongewenste omgangsvormen sterk is gestegen. De rapportages over medewerkerstevredenheid laten een vergelijkbaar beeld zien als in 2014. De geregistreerde contacten met vertrouwenspersonen zijn licht gestegen. Hiervoor bestaan twee mogelijke oorzaken. Er is enerzijds sterk aangedrongen op het gebruik van het registratiesysteem. Er worden daardoor meer meldingen geregistreerd dan vroeger. Daarnaast stond 2015 in het teken van het tegengaan van pesten op de werkvloer. De extra aandacht voor pesten op de werkvloer kan het taboe om ongewenst gedrag te melden hebben doen afnemen.

Zoals de heer Van der Steenhoven concludeerde in zijn rapport, registreert nog niet iedere commandant een vermoedelijke integriteitsschending. Dit jaar worden nadere wijzigingen in het Melding Voorvallen Systeem (MVV) doorgevoerd die verdere oorzaken van het niet altijd gebruiken van het systeem zullen wegnemen.

49

Hoe verhoudt het feit dat bij Defensie 114 ambtenaren zijn ontslagen naar aanleiding van integriteitsschendingen zich tot dergelijke ontslagen bij andere ministeries? Is het aantal ontslagen ambtenaren bij Defensie substantieel hoger? Kunt u uw antwoord toelichten met cijfers over het aantal ontslagen ambtenaren bij andere ministeries?

De jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2015 laat zien dat bij het Rijk in 2015 70 ontslagen zijn geregistreerd. Bij Defensie zijn circa 114 ambtenaren ontslagen. Dit verschil tussen het Rijk en Defensie kan als volgt worden verklaard. Voor defensiepersoneel gelden striktere normen, ook voor het gedrag in de privésfeer. Defensie heeft, in tegenstelling tot andere ministeries, bijvoorbeeld een strenger beleid op het gebied van drugs.

50

Hoe beoordeelt u de situatie dat Defensie niet meer geheel kan voldoen aan inzetbaarheidsdoelstelling 1, als het gaat om verdediging van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied? Wat gaat u doen om er met prioriteit voor te zorgen dat Defensie zo snel mogelijk wel weer volledig aan deze doelstelling kan voldoen?

51

Kunt u nader toelichten wat precies wordt bedoeld met de uitspraak dat Nederland niet volledig voldoet aan de eerste inzetbaarheidsdoelstelling, de verdediging van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied? Wat zijn de concrete consequenties van deze conclusie? Kunt u specifiek toelichten in hoeverre Nederland in staat is het eigen grondgebied te verdedigen en op welke terreinen problemen (kunnen) ontstaan door het niet volledig voldoen aan deze doelstelling?

Vanaf het moment dat Nederland zich heeft aangesloten bij de Navo is het niet meer zelfstandig verantwoordelijk voor het verdedigen van het eigen grondgebied. Dat gebeurt sinds die tijd in bondgenootschappelijk verband. Daar tegenover staat dat Nederland een bijdrage levert aan de verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied. Ondanks het niet voldoen aan inzetbaarheidsdoelstelling 1 draagt Nederland vanzelfsprekend bij aan de veiligheid van het eigen of het bondgenootschappelijke grondgebied. De uitspraak betekent dat de geoefendheid van een aantal eenheden onvoldoende is om te kunnen voldoen aan de door de Navo gestelde gereedheidseisen.

Het gaat daarbij vooral om de geoefendheid en de reactietijd. De geoefendheid van een aantal eenheden is niet voldoende om te acteren op de hoogste geweldsniveaus en binnen de daarvoor gestelde termijn. In de afgelopen periode is het belang van juist deze eisen toegenomen in het kader van de verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied. De veranderende veiligheidssituatie in de periferie van Europa geeft daar alle aanleiding toe.

Ook het voortzettingsvermogen bij inzet is beperkt, onder meer vanwege de lage materiële gereedheid. Om verbetering in deze situatie te brengen worden de inspanningen ter verbetering van de inzetbaarheid van het materieel gebundeld en ondergebracht in een plan van aanpak met hoge prioriteit en actieve betrokkenheid van alle defensieonderdelen. Daarbij zal een prioritering van wapensystemen worden gehanteerd. Voor knelpunten die niet direct met specifieke wapensystemen samenhangen, worden bredere oplossingen gevonden. De uitkomsten van het uit te voeren interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar de gereedstelling worden betrokken bij de maatregelen om de materiële gereedheid te verbeteren. Ik onderstreep andermaal dat het verbeteren van de materiële gereedheid tijd kost.

De eenheden die planmatig zijn aangeboden aan de Navo worden getraind tot het vereiste niveau en voldoen aan de eisen die worden gesteld. Dit betekent dat Nederland, zoals dat mag worden verwacht, een significante bijdrage levert aan het beschermen van het bondgenootschappelijk grondgebied.

52

Hoeveel budget dient er minimaal beschikbaar te zijn om de krijgsmacht volledig te laten voorzien in de eigen gevechtsondersteuning, bij gelijktijdige inzet op land, ter zee en in de lucht?

Zie het antwoord op vraag 16.

Naar boven