33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 98 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2016

Inleiding

Tijdens het algemeen overleg op 9 februari jl., ter voorbereiding op de Navo-ministeriële, heb ik toegezegd u nader te informeren over de uitwerking van het meerjarig perspectief voor de verdere versterking van de krijgsmacht, en de stand van zaken daarvan. Bij deze doe ik mijn toezegging gestand.

Zoals bekend heeft het kabinet in zijn brief van 19 juni 2015 (Kamerstuk 33 763, nr. 59) reeds de belangrijkste elementen geschetst. De mate waarin en de snelheid waarmee dit perspectief kan worden gerealiseerd, is afhankelijk van de internationale ontwikkelingen en de financiële mogelijkheden de komende jaren.

Bij de meest recente Algemene Politieke Beschouwingen heeft de Tweede Kamer het kabinet, in de motie van het lid Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 300, nr. 27), wederom aangespoord werk te maken van dit meerjarig perspectief. De aanhoudende verslechtering van de internationale veiligheidssituatie geeft daartoe ook aanleiding.

Strategische opgaven

Voor het kabinet is de behoefte aan een krijgsmacht met een effectief handelingsvermogen evident. Crises komen snel op en er is sprake van een groeiende diversiteit aan dreigingen en ook een toegenomen complexiteit van die dreigingen. Gelet op deze veiligheidscontext en de hoofdtaken van Defensie, ligt het voor de hand – zoals ik reeds tijdens de begrotingsbehandeling uiteen heb gezet – om de Nederlandse defensie-inspanning de komende jaren toe te spitsen op drie strategische opgaven:

  • Het waarborgen van de veiligheid van het eigen grondgebied en dat van de Navo en de EU alsmede de veiligheid van onze samenleving;

  • Het bevorderen van stabiliteit en het tegengaan van dreigingen in de ring rondom Europa en het Koninkrijk;

  • Het beschermen van de fysieke en digitale knooppuntfunctie van Nederland in de wereld, met inbegrip van de aan- en afvoerlijnen.

De betekenis van deze strategische opgaven voor de inzetbaarheidsdoelstellingen van de krijgsmacht wordt op dit ogenblik onderzocht. Het spreekt vanzelf dat de opgaven nauw met elkaar samenhangen. Door het proces van mondialisering en de toenemende verwevenheid van de interne en externe veiligheid hebben veel vraagstukken in onze samenleving een belangrijke internationale dimensie. Het migratievraagstuk waarmee Europa op dit ogenblik wordt geconfronteerd, is hiervan een sprekend voorbeeld. Niet zelden moeten problemen (ook) bij de bron, en dus (ver) buiten de eigen landsgrenzen, worden aangepakt. De verwevenheid van de interne en externe veiligheid vraagt, nationaal en internationaal, om een geïntegreerde inspanning. (Inter)nationale samenwerking en het leveren van een geloofwaardige militaire bijdrage in Navo-, EU- en VN-verband blijven belangrijke uitgangspunten. Defensie, en daarmee Nederland, zal zich als betrouwbare bondgenoot en partner moeten kunnen blijven manifesteren.

Om operationeel relevant te blijven, moet de krijgsmacht de komende jaren voorts krachtig blijven innoveren. Het militaire overwicht van westerse krijgsmachten is immers geen gegeven. Voor de Nederlandse krijgsmacht geldt bovendien: wie niet groot is, moet slim zijn. Defensie moet derhalve actief kunnen inspelen op snelle technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Vooral de mondiale opkomst van digitale informatietechnologie en de convergentie van – en wisselwerking tussen – de oorspronkelijk gescheiden velden van onderzoek en ontwikkeling kunnen verstrekkende gevolgen hebben.

Elementen voor het meerjarige perspectief

Tegen deze achtergrond, en in het licht van de eerdergenoemde motie van het lid Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 300, nr. 27), zijn de belangrijkste vervolgstappen in het kader van het meerjarig perspectief:

  • Verdere versterking van de basisgereedheid en vervanging van wapensystemen. De krijgsmacht moet snel, flexibel en toereikend kunnen inspelen op veranderende veiligheidssituaties. Met de middelen die zijn toegekend in het kader van de begroting 2016 heeft Defensie een impuls kunnen geven aan de verbetering van de basisgereedheid. Zoals bekend, zijn we er echter nog niet. De krijgsmacht moet bovendien uitgerust zijn met het juiste materieel. Een hierop toegeruste voorzien-in keten is dan een belangrijke voorwaarde. Zoals in de begroting 2016 vermeld, is de investeringsbehoefte voor de benodigde vernieuwingen, instandhoudingsprogramma’s en vervangingen de komende vijftien jaar groter dan het beschikbare budget. De Navo en EU onderstrepen dat vervanging, versterking en vernieuwing van noodzakelijke wapensystemen cruciaal zijn;

  • De verbetering van de operationele (gevechts-)ondersteuning van de krijgsmacht (Combat Support & Combat Service Support). De inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht worden in hoge mate bepaald door ondersteunende operationele eenheden. Zoals bekend, kampt Defensie met tekorten op deze gebieden. Het gaat dan bijvoorbeeld om inlichtingen- en waarnemingsmiddelen (inclusief MALE UAV), vuursteun, genie, geneeskundige ondersteuning, bevoorrading, C2-support en tactisch en strategisch transport. Ook de Navo en de EU beklemtonen dat Nederland zoveel mogelijk zelf in deze operationele ondersteuning moet kunnen voorzien. Dit is van wezenlijk belang om sneller en beter op crises te kunnen reageren. Een beroep op internationale partners is in de praktijk zeer problematisch gebleken, omdat deze capaciteiten ook bij hen schaars zijn;

  • De uitbreiding van de slagkracht. In de Beleidsbrief Internationale Veiligheid Turbulente tijden in een instabiele omgeving (Kamerstuk 33 694, nr. 6) gaat het kabinet ervan uit dat de krijgsmacht de komende jaren gelijktijdig, voor langere duur en met voldoende omvang moet kunnen deelnemen aan uiteenlopende activiteiten en operaties. Hierbij moet worden gedacht aan (geruststellende en afschrikkende) activiteiten en operaties ter verdediging van het Navo en EU-grondgebied evenals de bevordering van de internationale rechtsorde. Bovendien moet de krijgsmacht tegenstanders het hoofd bieden die steeds capabeler worden waardoor het waarborgen van onze escalatiedominantie nadrukkelijk aandacht vergt. Als gevolg van het samengestelde (hybride) karakter van huidige en toekomstige dreigingen, moet tevens rekening worden gehouden met een verhoogde inzet in het kader van de nationale bijstandstaken van de krijgsmacht (zoals dat nu reeds het geval is bij terrorismebestrijding en de migratieproblematiek). Bij de uitbreiding van de slagkracht moet worden gedacht aan gevechtscapaciteiten in de domeinen zee, land en lucht alsmede het ontwikkelen en verkrijgen van nieuwe capaciteiten in het cyber- en informatiedomein.

Een stabiele begrotingsuitvoering en een beheerste projectvoering zijn voorwaarden voor (de uitvoering van) het meerjarig perspectief. Om die reden onderzoekt het kabinet, zoals bekend, de ontwikkeling van materieel- en munitieprijzen in relatie tot de te ontvangen prijsbijstelling en de omgang met valutakoerswisselingen. Over de resultaten hiervan wordt u ten tijde van de Voorjaarsnota 2016 geïnformeerd.

Vervolg

Het spreekt vanzelf dat de mogelijkheden om bovenstaande stappen te zetten, evenals het tempo waarin die stappen kunnen worden gezet, afhankelijk blijven van de beschikbare financiële middelen en de internationale veiligheidssituatie. Dit zal onderwerp zijn van politieke besluitvorming.

In aanloop naar de Navo-Top van regeringsleiders in Warschau op 8 en 9 juli aanstaande zal het kabinet u vanzelfsprekend nader informeren over de Nederlandse inbreng, mede in relatie tot de afspraken die in 2014 tijdens de Navo-Top in Wales zijn gemaakt.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven