Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 34453 nr. AJ |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 34453 nr. AJ |
Vastgesteld 24 januari 2023
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning1 heeft tijdens haar commissievergadering van 6 december 2022 kennisgenomen van de brief2 van 14 november 2022 en haar leden gelegenheid gegeven tot het stellen van nadere vragen over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). De leden van de fracties van de PvdA en het CDA gezamenlijk, en de leden van de fractie van de PVVhebben van de geboden mogelijkheid gebruikgemaakt. De leden van de fracties van GroenLinks en de ChristenUnie sluiten zich aan bij de door de leden van de fracties van de PvdA en het CDA gestelde vragen.
Naar aanleiding hiervan is op 13 december 2022 een brief gestuurd aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
De Minister heeft op 23 januari 2023 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman
Aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Den Haag, 13 december 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) heeft tijdens haar commissievergadering van 6 december 2022 kennisgenomen van uw brief3 van 14 november 2022 en haar leden gelegenheid gegeven tot het stellen van nadere vragen over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). De leden van de fracties van de PvdA en het CDA gezamenlijk en de leden van de fractie van de PVVhebben van de geboden mogelijkheid gebruikgemaakt. De leden van de fracties van GroenLinks en de ChristenUnie sluiten zich aan bij de door de leden van de fracties van de PvdA en het CDA gestelde vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de PvdA en het CDA
De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen een reactie van u op de zorgen van het Veiligheidsberaad dat het niveau van brandveiligheid niet gehandhaafd blijft onder de Wkb enonder de huidige omstandigheden worden de zorgen alleen maar groter. De (extra) proefprojecten van het afgelopen jaar geven het Veiligheidsberaad geen reden tot afname van deze zorg, evenmin als uw antwoorden.4 Kunt u deze zorgen weg nemen?
Vanwege het risico op onvoldoende kwaliteitsborgers wordt door u voorgesteld een tijdelijke knip van 6 maanden in gevolgklasse 1 door te voeren, eerst nieuwbouw onder de Wkb en daarna overig, zoals verbouwactiviteiten, die dus nog 6 maanden onder «oud» toezicht blijven. Het risico op stagnatie in de bouwproductie is juist bij nieuwbouw het grootst. Is het om die reden niet verstandiger deze volgorde om te draaien, met andere woorden eerst overig en verbouw, en nieuwbouw nog in oude regime houden?
Anderzijds is het voorstel in uw brief begrijpelijk, om juist voor de kleine verbouwingen de invoering van de Wkb uit te stellen, zodat de kwaliteitsborgers beschikbaar zijn voor nieuwbouw, en burgers voor kleine verbouwingen geen last van een tekort aan kwaliteitsborgers hebben. De leden ontvangen graag uw commentaar op deze afweging? En is het gelet op deze lastige afweging niet beter de gehele invoering van de Wkb een jaar op te schorten tot 1 januari 2024?
Bij het voornemen van een gefaseerde invoering van gevolgklasse 1 gaan de financiële krenten naar de markt en de onrendabele pap (verbouw) blijft bij de gemeenten. Wat is daarbij afgesproken over financiële compensatie, of aanvullend artikel 2 onderzoek, zodat er afdoende financiële middelen voor de gemeenten zijn, die ook al de handhaving moeten voorfinancieren (omdat dat niet is meegenomen in het eerdere artikel 2 onderzoek)? Waarom is de evaluatie verlegd naar 5 jaar, in plaats van na 3 jaar. Moeten gemeenten daardoor nog langer en meer voorschieten?
Een duaal stelsel, oud en nieuw regime enige tijd naast elkaar, is volgens u ongewenst. Veel gemeenten herkennen zich echter niet in deze stellingname. Kunt u aangeven hoe tot deze conclusie is gekomen?
In uw brief wordt een aantal zorgen weggenomen, zonder dat daarvoor bewijslast wordt aangeleverd, zoals over het aantal kwaliteitsborgers, omgaan met deelleveringen, werking van het DSO en extra kosten voor kwaliteitsborging in relatie tot kwaliteitsverbetering, geen nulmeting et cetera. Acht u het voldoende u te verlaten op alleen informatie van direct belanghebbenden als de organisaties van kwaliteitsborgers? Opnieuw dringen deze leden er op aan de bewijslast hiervoor door een onafhankelijke partij aan te laten aantonen. Graag ontvangen deze leden een reactie.
Ook u bereiken regelmatig signalen dat bepaalde materialen, zoals warmtepompen en zonnepanelen, op dit moment slecht leverbaar zijn, en u geeft aan dat het aanbrengen van een tijdelijke, alternatieve voorziening in dat geval een goede oplossing is als oplevering en ingebruikname anders in het gedrang komen. En dat dit niet aan een verklaring van de kwaliteitsborger en gereedmelding bij het bevoegd gezag in de weg staat. Op een later tijdstip kan dan de definitieve voorziening worden aangebracht. Maar, zo vragen deze leden, tijdelijke alternatieve voorzieningen worden in de praktijk toch niet toegepast? In de praktijk zal eerder sprake zijn van tekortkomingen om de verklaring af te kunnen geven. Hoe ziet u het voor zich dat tijdelijke alternatieve voorzieningen worden toegepast en een verklaring kan worden afgegeven en daarna nog aanpassingen gedaan worden? Kan dit worden geïllustreerd met een voorbeeld, bijvoorbeeld zonnepanelen of een warmtepomp? Dient de kwaliteitsborger dan tweemaal een controle uit te voeren en te rapporteren aan de initiatiefnemers en het bevoegd gezag?
In de huidige situatie weet het bevoegd gezag wat en hoe er gebouwd wordt. Die informatiepositie heeft het bevoegd gezag straks niet meer, tenzij ze hiermee heel actief zelf aan de slag gaat en in feite gaat zorgen voor een gelijke informatiepositie als nu onder het vergunningenstelsel. Dit zou voor een deel dubbel werk betekenen. Dat is echter niet de bedoeling van de Wkb. Bent u het met de leden eens dat in een dergelijke situatie de Wkb in zijn huidige vorm dan niet goed werkt? Kan de informatieplicht om het bevoegd gezag te informeren door de kwaliteitsborger alsnog worden geregeld? Bovendien wordt het probleem van het niet voldoen aan bouwregelgeving bij de gemeenten neergelegd.
Ook, zo stelt u, bij het vraagstuk van de deelleveringen (maar ook bij de eerdergenoemde problemen met de levering van bepaalde installaties) biedt de jurisprudentie gemeenten de ruimte voor maatwerk. De Wkb versterkt dit door de informatieplicht van de kwaliteitsborger en de mogelijkheid om te allen tijde informatie op te kunnen vragen. Zo, stelt u, maakt dat deelleveringen feitelijk al mogelijk. Indien nodig kan een gemeente hierover zelf afspraken maken en richtlijnen opstellen. Bent u het met de leden eens dat lokale verschillen in Nederland over hoe men omgaat met de bouwpraktijk niet bijdragen aan duidelijkheid voor de spelers in die praktijk? Is het niet voor alle partijen ongewenst en zouden niet juist wetgeving en jurisprudentie hierin moeten voorzien?
Het is goed dat gemeenten hiertoe uitstekend in staat worden geacht. Echter, volgens de wet is die ruimte er niet en geldt wel een beginselplicht tot handhaving. De wet laat ingebruikname zonder bewijslast niet toe. Wat eigenlijk gebeurt, is dat een onmogelijkheid in de wet met maatwerk wordt weggeschoven richting de gemeente. Hoe ziet u dit? U schrijft immers: «Het dossier bevoegd gezag moet na afronding van de bouwwerkzaamheden – die zijn opgenomen in een bouwmelding door de initiatiefnemer – aan het bevoegd gezag worden verstrekt als onderdeel van de gereedmelding. Het dossier bevoegd gezag bestaat uit gegevens en bescheiden waaruit blijkt wat er daadwerkelijk is gebouwd en een verklaring van de kwaliteitsborger dat het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de bouwactiviteit aan de bouwtechnische regels voldoet. Het bevoegd gezag beoordeelt dit dossier niet inhoudelijk, maar controleert of het dossier compleet is. Twee weken na de gereedmelding mag het bouwwerk vervolgens in gebruik worden genomen.»5
Bent u nu van mening veranderd, zo vragen deze leden. De initiatiefnemer legt inhoudelijk verantwoording af. In een eerdere uitleg in brieven aan de Eerste Kamer is aangegeven dat dat het bevoegd gezag niet een louter administratieve taak heeft, maar ook zelf moet in alle gevallen dat het dat wenst, kunnen waarnemen, beoordelen en ingrijpen, zelf informatie- en controlemomenten moet kunnen opleggen, wat immers ook logisch is om te alle tijden bestuurlijk verantwoordelijk te kunnen blijven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
Op 21 november 2022 ontvingen de leden van de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ een gezamenlijke mail van de Regionaal Commandant Brandweer Veiligheidsregio Hollands Midden, de Directeur Brandweerrepressie Veiligheidsregio Utrecht, de Portefeuillehouders Brandveiligheid Brandweer Nederland en de Raad Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio waarin zij hun zorgen uiten over het brandveiligheidsniveau onder het stelsel van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.6
In deze mail stellen zij dat het nog onduidelijk is hoe u gaat zorgen dat de brandweerorganisatie tijdig in het systeem is geborgd. Kunt u nader aangeven hoe deze borging van de brandweerorganisatie zal plaatsvinden?
Voorts stellen betrokkenen in deze mail: «Verder zien wij dat ook in de gevolgklasse 2 en 3 al proefprojecten worden gedaan (zie ook kamerbrief van 12 juli 2022 / Kenmerk 2022–0000377538). Dit is een aandachtspunt aangezien voor gevolgklasse 2 en 3 geen spelregels zijn en daarom gebruik gemaakt wordt van de spelregels voor proefprojecten in gevolgklasse 1. Het Bestuursakkoord zegt over de evaluatie van de proefprojecten in gevolgklasse 1, dat de ervaringen in gevolgklasse 1 niet automatisch leiden tot conclusies over zwaardere gevolgklassen omdat deze van een andere orde zijn en vragen om eigen afspraken en uitgangspunten. Uit praktijkervaring blijkt dat de Brandweer helaas nauwelijks betrokken wordt bij de proefprojecten in gevolgklasse 2 en 3 en geen onderdeel is van de beoogde beheersorganisatie voor evaluatie. Dit is een groot risico voor de (brand)veiligheid van het opgeleverde bouwwerk.».
Kunt u aangeven of de constatering klopt dat bij proefprojecten in gevolgklassen 2 en 3 wordt teruggevallen op de spelregels voor gevolgklasse 1? Kunt u duiden wat dit betekent voor het zorgvuldig kunnen afwegen van het aspect van brandveiligheid voor de (proefprojecten in de) zwaardere gevolgklassen? Kunt u aangeven of de constatering klopt dat de brandweer nauwelijks wordt betrokken bij proefprojecten in gevolgklasse 2 en 3 en geen onderdeel is van de beheersorganisatie voor evaluatie? Zo ja, waarom wordt de brandweer hier (nauwelijks) bij betrokken en kunt u aangeven of op deze manier de brandveiligheid onder het nieuwe stelsel voor kwaliteitsborging wel afdoende geregeld is?
Ook stellen de brandweerprofessionals: «Uit meerdere incidenten en onderzoeken – waaronder onderzoeken van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de recente brand in het appartementencomplex in Amsterdam Nieuw-West (wooncomplex Riekerhaven) waarbij 72 woningen verloren gingen, – leren we dat het bouwwerk aan de regelgeving kan voldoen, maar dat dit niet vanzelfsprekend betekent dat het bouwwerk ook daadwerkelijk (brand)veilig is. (…) Gezien de kwaliteitsborger enkel toeziet op het voldoen aan wet en regelgeving, is het van belang dat in het gehele stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen: 1) brandveiligheid meer aandacht krijgt en 2) dat de expertise die de Brandweer heeft onderdeel is van het kwaliteitsborgingsproces.».
Kunt u aangeven of hij de conclusie onderschrijft dat er in het VTH-stelsel verder moet worden gekeken dan alleen het toezien op wet- en regelgeving vanuit kwaliteitsborging, maar ook de brandweerexpertise een vast onderdeel van het proces moet zijn en zo ja, op welke wijze? De brandweerprofessionals schrijven ook over nieuwe ontwikkelingen die de brandveiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Kunt u in dit kader aangeven in hoeverre onder het nieuwe stelsel kwaliteitsborging voor het bouwen rekening wordt gehouden met het toenemende gebruik van elektrische auto’s (en andere accu-toepassingen) en de specifieke gevolgen daarvan voor brandbestrijding/blusmethoden? Specifiek wordt de brand in het project Riekerhaven genoemd, dit betreft een voorbeeld van flexwoningen (containerwoningen)7. Kunt u aangeven, nu u en decentrale overheden grootschalig willen inzetten op flexwoningen, in hoeverre de brandveiligheid voor flexwoningen adequaat geborgd is in het kwaliteitsborgingsproces?
De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koning B.O. Dittrich
Van: [...]@vrhm.nl> Namens
Verzonden: maandag 21 november 2022 14:13
Aan: […]
Onderwerp: Aandacht voor brandveiligheid onder het stelsel van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Geachte leden van de Eerste Kamercommissie,
In september 2021 heeft het Veiligheidsberaad haar zorgen over het brandveiligheidsniveau onder het stelsel van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen aan u kenbaar gemaakt (brief bijgevoegd). Ondanks dit bestuurlijke signaal, hebben wij moeten constateren dat dit niet heeft geleid tot aantoonbare verbetering. De beantwoording van de Minister (Kamerbrief d.d. 14 november, kenmerk 2022–000054602) op de door u gestelde schriftelijke vragen stellen ons eveneens niet gerust.
Het is ons bijvoorbeeld nog onduidelijk hoe de Minister gaat zorgen dat de brandweerorganisatie tijdig in het systeem is geborgd, zoals is opgenomen in de Memorie van toelichting Wkb – Tweede Kamer vergaderjaar 2015 – 2016, 34 453, nr. 3.
Verder zien wij dat ook in de gevolgklasse 2 en 3 al proefprojecten worden gedaan (zie ook kamerbrief van 12 juli 2022 / Kenmerk 2022–0000377538). Dit is een aandachtspunt aangezien voor gevolgklasse 2 en 3 geen spelregels zijn en daarom gebruik gemaakt wordt van de spelregels voor proefprojecten in gevolgklasse 1. Het Bestuursakkoord zegt over de evaluatie van de proefprojecten in gevolgklasse 1, dat de ervaringen in gevolgklasse 1 niet automatisch leiden tot conclusies over zwaardere gevolgklasse omdat deze van een andere orde zijn en vragen om eigen afspraken en uitgangspunten. Uit praktijkervaring blijkt dat de Brandweer helaas nauwelijks betrokken wordt bij de proefprojecten in gevolgklasse 2 en 3 en geen onderdeel is van de beoogde beheersorganisatie voor evaluatie. Dit is een groot risico voor de (brand)veiligheid van het opgeleverde bouwwerk.
Regelgeving en brandveiligheid
Uit meerdere incidenten en onderzoeken – waaronder onderzoeken van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de recente brand in het appartementencomplex in Amsterdam Nieuw-West (wooncomplex Riekerhaven) waarbij 72 woningen verloren gingen, – leren we dat het bouwwerk aan de regelgeving kan voldoen, maar dat dit niet vanzelfsprekend betekent dat het bouwwerk ook daadwerkelijk (brand)veilig is. Dit komt door de veranderende samenleving, waarin we steeds meer te maken krijgen met ontwikkelingen die de brandveiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Daarbij laten de onderzoeken zien dat de opgave voor incidentbestrijders vaker haar grenzen bereikt of overschrijden. Gezien de kwaliteitsborger enkel toeziet op het voldoen aan wet en regelgeving, is het van belang dat in het gehele stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen: 1) brandveiligheid meer aandacht krijgt en 2) dat de expertise die de Brandweer heeft onderdeel is van het kwaliteitsborgingsproces.
Samenvattend
De zorg dat het niveau van brandveiligheid niet gehandhaafd blijft onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is gezien de huidige omstandigheden alleen maar groter geworden. De (extra) proefprojecten van het afgelopen jaar geven geen reden tot afname van deze zorg, de antwoorden van de Minister nemen deze zorgen evenmin bij ons weg.
Regionaal Commandant Brandweer Veiligheidsregio Hollands Midden
Directeur Brandweerrepressie Veiligheidsregio Utrecht
Portefeuillehouders Brandveiligheid Brandweer Nederland
Raad Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 januari 2023
Met deze brief beantwoord ik uw nadere vragen van 14 december jl. Alvorens uw vragen te beantwoorden wil ik kort nog ingaan op het belang van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: Wkb).
Het belang van de Wkb
De Wkb versterkt het toezicht op de bouwkwaliteit. De nadruk ligt in het nieuwe stelsel niet op een toets van de ingediende bouwplannen maar op het uiteindelijke resultaat. Een onafhankelijke kwaliteitsborger controleert het werk voor en tijdens de bouw aan de hand van een door het zelfstandig bestuursorgaan toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw toegelaten instrument voor kwaliteitsborging. De gemeente blijft het bevoegd gezag als het gaat om het toezicht op de naleving. De Wkb voorziet in de mogelijkheden om alle benodigde informatie tijdig te verkrijgen. Waar nodig kan het bevoegd gezag uit hoofde van zijn handhavende bevoegdheden de bouwplaats betreden om zelf een bouwwerk te onderzoeken. Door dit nieuwe stelsel wordt de borging van de bouwkwaliteit verbeterd.
Particuliere en zakelijke opdrachtgevers moeten er basis van deze systematiek op kunnen vertrouwen dat het nieuw opgeleverde gebouw dat ze hebben gekocht, voldoet aan alle actuele wettelijke eisen en contractuele afspraken, maar ook dat eventuele fouten die tijdens de bouw zijn gemaakt worden gemeld en tijdig hersteld. Opdrachtgevers hebben op dit moment nog onvoldoende inzicht in de kwaliteit van het opgeleverde bouwproduct en staan vaak machteloos bij schade die na oplevering wordt ontdekt. De Wkb scherpt de aansprakelijkheid van de bouwer aan. De bouwer wordt door een aanpassing van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor alle fouten en gebreken die na de oplevering zijn ontdekt en aan hem zijn toe te rekenen. Hierdoor wordt de positie van de opdrachtgever verbeterd.
Verschuiving van bouwtoezicht van het bouwplan naar het uiteindelijke gereed gekomen bouwwerk en de aangescherpte aansprakelijkheidsregels zorgen samen voor een betere kwaliteit van bouwwerken en een heldere verantwoordelijkheidsverdeling.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de PvdA en het CDA
De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen om een reactie op de zorgen van het Veiligheidsberaad dat het niveau van brandveiligheid niet gehandhaafd blijft onder de Wkb en onder de huidige omstandigheden de zorgen alleen maar groter worden. De (extra) proefprojecten van het afgelopen jaar geven het Veiligheidsberaad geen reden tot afname van deze zorg, evenmin als de antwoorden. Zij vragen of deze zorgen kunnen worden weggenomen.
Met het Veiligheidsberaad ben ik van mening dat brandveiligheid een belangrijk onderdeel is binnen de bouwregelgeving. Bij de totstandkoming van de regelgeving heb ik dan ook nauw contact met de veiligheidsregio’s (verzameld in Brandweer NL). Ook bij de totstandkoming van de Wkb heb ik regelmatig contact hierover gehad met Brandweer NL. In 2016 zijn afspraken gemaakt over hun betrokkenheid bij de totstandkoming van de Wkb.8 Aangezien we gezamenlijk van mening waren dat de risico’s qua brandveiligheid niet in gevolgklasse 1 liggen, is afgesproken dat:
– er bij de evaluatie van gevolgklasse 1 specifieke aandacht zal zijn voor het aspect brandveiligheid en de adviserende rol van de brandweer en de veiligheidsregio’s;
– bij een verdere uitwerking van het stelsel voor gevolgklasse 2 en 3 de adviserende rol van de brandweer zal worden geborgd;
– de brandweer en veiligheidsregio’s betrokken zullen worden bij de vormgeving van de brandweeradviesfunctie en -expertise binnen de toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw (hierna: de toelatingsorganisatie) bij uitbreiding naar gevolgklasse 2 en 3.
Deze afspraken zijn ook opgenomen in de nota van toelichting op het Besluit kwaliteitsborging. Mede naar aanleiding van de brief van het Veiligheidsberaad van september 2021 zijn deze afspraken in recente gesprekken met de brandweer nogmaals bevestigd. Daarnaast zijn ook afspraken gemaakt over de betrokkenheid van Brandweer NL bij de monitoring van gevolgklasse 1 direct vanaf de inwerkingtreding van de Wkb.
De exacte invulling van de eerdere afspraken zal – in overleg met alle betrokken partijen – plaatsvinden zodra ook daadwerkelijk wordt gestart met de voorbereidingen op de uitbreiding van de Wkb naar gevolgklasse 2 en 3, hetgeen enige tijd na inwerkingtreding van gevolgklasse 1 het geval zal zijn.
Met betrekking tot de betrokkenheid van de brandweer bij proefprojecten van gevolgklasse 1 wordt nog het volgende opgemerkt. De gemeente is het bevoegd gezag als het gaat om vergunningverlening en toezicht bij bouwactiviteiten. Waar dit naar de mening van een gemeente noodzakelijk is, wordt advies gevraagd aan de veiligheidsregio. Van zowel brandweer als van gemeenten begrijp ik dat de betrokkenheid van de veiligheidsregio bij bouwactiviteiten die straks onder gevolgklasse 1 vallen op dit moment zeer beperkt is. Ik neem aan dat gemeenten de veiligheidsregio’s daarom ook niet of nauwelijks betrekken bij proefprojecten met dergelijke eenvoudige projecten. Wel was er de afgelopen periode periodiek contact tussen de begeleidingsgroep proefprojecten en vertegenwoordigers van de brandweer over de resultaten van proefprojecten. Uit de resultaten van de proefprojecten komen tot op heden geen specifieke aandachtspunten in het kader van brandveiligheid naar voren.
Wat betreft proefprojecten gevolgklasse 2: tot op heden zijn circa 30 proefprojecten uitgevoerd met bouwactiviteiten die niet onder gevolgklasse 1 vallen. In de meeste gevallen betrof dit woongebouwen en kantoren en in een enkel geval een infrastructureel werk. Deze projecten vallen niet onder de formele (integrale) proefprojecten, maar de ervaringen uit die projecten zijn wel meegenomen bij de evaluatie. Deze projecten zijn opgestart om alvast enige ervaring op te doen met meer complexere bouw, mede naar aanleiding van een toezegging hiertoe aan uw Kamer.9 Bij deze projecten gelden niet de spelregels gevolgklasse 1, maar worden er door gemeenten, aannemers en kwaliteitsborgers onderling afspraken gemaakt.
Betrokkenheid van de veiligheidsregio bij proefprojecten is zeker wenselijk. Ik zal er bij gemeenten en overige partijen dan ook op aandringen om veiligheidsregio’s – in het algemeen, maar zeker bij gevolgklasse 2 – vaker en sneller bij proefprojecten te betrekken.
Vanwege het risico op onvoldoende kwaliteitsborgers wordt voorgesteld een tijdelijke knip van 6 maanden in gevolgklasse 1 door te voeren, eerst nieuwbouw onder de Wkb en daarna overig, zoals verbouwactiviteiten, die dus nog 6 maanden onder «oud» toezicht blijven. Het risico op stagnatie in de bouwproductie is juist bij nieuwbouw het grootst. De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen of het om die reden niet verstandiger is deze volgorde om te draaien, met andere woorden eerst overig en verbouw, en nieuwbouw nog in het oude regime te houden.
Anderzijds stellen zij dat het voorstel in de brief begrijpelijk is, om juist voor de kleine verbouwingen de invoering van de Wkb uit te stellen, zodat de kwaliteitsborgers beschikbaar zijn voor nieuwbouw, en burgers voor kleine verbouwingen geen last van een tekort aan kwaliteitsborgers hebben. De leden van de fracties van de PvdA en het CDA ontvangen graag commentaar op deze afweging. En zij vragen of het gelet op deze lastige afweging niet beter is de gehele invoering van de Wkb een jaar op te schorten tot 1 januari 2024.
Ik herken het door u geschetste risico op onvoldoende kwaliteitsborgers en het risico op stagnatie in de bouwproductie niet. Met name in de nieuwbouw zijn partijen zeer goed voorbereid op de inwerkingtreding van de Wkb. Partijen uiten steeds nadrukkelijker een behoefte aan een snelle duidelijkheid over invoering van de Wkb. Uw Kamer heeft nadrukkelijk gevraagd om een terugvaloptie, waaraan ik u ben tegemoetgekomen. Eerder is door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland (hierna: VWBTN) bij de Regiegroep Wkb voorgesteld om de Wkb voor verbouwactiviteiten een half jaar later in werking te laten treden. Dit voorstel heb ik overgenomen. Latere inwerkingtreding voor verbouwactiviteiten biedt partijen extra tijd om zich voor te bereiden op inwerkingtreding van de Wkb.
De afweging om de Wkb voor verbouwactiviteiten zes maanden later in werking te laten treden is gemaakt om tegemoet te komen aan het verzoek van uw Kamer om met een terugvaloptie te komen. Deze terugvaloptie draagt bij aan de gereedheid van partijen voor inwerkingtreding van de Wkb. Ik zie daarom geen reden om de invoering van de Wkb gelet op deze afweging verder op te schorten en houd vast aan een gelijktijdige inwerkingtreding met de Omgevingswet.
Bij het voornemen van een gefaseerde invoering van gevolgklasse 1 gaan de financiële krenten naar de markt en de onrendabele pap (verbouw) blijft bij de gemeenten. De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen wat daarbij is afgesproken over financiële compensatie, of aanvullend artikel 2 onderzoek, zodat er afdoende financiële middelen voor de gemeenten zijn, die ook al de handhaving moeten voorfinancieren (omdat dat niet is meegenomen in het eerdere artikel 2 onderzoek).
Gemeenten ontvangen op basis van het samen met de VNG uitgevoerde artikel 2 onderzoek de afgesproken financiële compensatie voor de inwerkingtreding van gevolgklasse 1. Deze compensatie is vanwege het wegvallen van de mogelijkheid om leges te heffen op een (Wkb-)melding onder de Omgevingswet en het wijzigen of uitbreiden van taken.
De Wkb gaat door de fasering starten met een initieel kleinere omvang van gevolgklasse 1. Desondanks kies ik er voor om de compensatie gelijk te houden en niet voor een half jaar naar beneden bij te stellen.
Naast de compensatie kan een gemeente het eerste half jaar leges heffen over de activiteiten die later onder gevolgklasse 1 gaan vallen. De gemeente kan daarbij zelf bepalen of, hoeveel en op welke wijze zij leges wil heffen om over afdoende financiële middelen te beschikken.
De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen waarom de evaluatie is verlegd naar 5 jaar, in plaats van na 3 jaar. De leden vragen of gemeenten daardoor nog langer en meer moeten voorschieten.
De evaluatie vindt nog steeds plaats na drie jaar en wordt niet verlegd naar vijf jaar. Gedurende de eerste drie jaar na invoering van de Wkb zal de werking van het stelsel worden gemonitord. Op basis van deze informatie zal na drie jaar een evaluatie plaatsvinden. De resultaten van deze evaluatie zullen worden meegenomen bij de vervolgstappen voor uitbreiding van de Wkb naar de gevolgklassen 2 en 3. In afstemming met betrokken partijen zal worden bezien welke aanpassingen hiervoor nodig zijn, inclusief de benodigde aanpassingen van de regelgeving. De verwachte planning was en is dat de evaluatie na drie jaar en dus in het vierde jaar na inwerkingtreding zal worden uitgevoerd. Daarna wordt de benodigde aanpassing van de regelgeving in gang gezet wat naar verwachting door zal lopen in het vijfde jaar na inwerkingtreding. Dit betekent dat het reëel is om aan te nemen dat eventuele uitbreiding van de Wkb met gevolgklasse 2 en 3 plaats zal vinden na het vijfde jaar na inwerkingtreding van de Wkb.
In mijn vorige brief aan uw Kamer10 heb ik op verzoek van de VNG aan gemeenten bovenstaande duidelijkheid gegeven over de planning. Hierdoor kunnen de gemeenten zich enerzijds op de korte termijn focussen op de inwerkingtreding van de Wkb met gevolgklasse 1 en anderzijds de tijd nemen op het voorbereiden op de uitbreiding naar gevolgklassen 2 en 3.
Een duaal stelsel, oud en nieuw regime enige tijd naast elkaar, is ongewenst. Veel gemeenten herkennen zich echter niet in deze stellingname. De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen aan te geven hoe tot deze conclusie is gekomen.
Ik herken mij niet in het beeld dat gemeenten voorstander zijn van een duaal stelsel. In het Algemeen Overleg van 27 maart 2014 is door de Tweede Kamer aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst gevraagd af te zien van het voornemen om het nieuwe kwaliteitsborgingstelsel duaal in te voeren.11 In een duaal stelsel zou de bestaande gemeentelijke preventieve bouwplantoetsing nog een periode blijven voortbestaan naast het nieuw in te voeren stelsel, waarbij de vergunningaanvrager gedurende die periode zou kunnen kiezen van welk stelsel hij gebruik zou willen maken. Gemeenten en enkele organisaties (waaronder de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland, hierna: VBWTN) en daarna ook de Tweede Kamer maakten bezwaar tegen een duaal stelsel vanwege de onzekerheid die dit meebrengt voor betrokken partijen. Zowel de VNG als de VBWTN zijn deze mening nog steeds toegedaan.
Zoals aangegeven in mijn vorige brief12 zal een duaal stelsel leiden tot cherry picking, waarbij wordt gekozen voor de optie met de minste kosten. Dit draagt niet bij aan de verdere implementatie van het stelsel van kwaliteitsborging en de gewenste verhoging van de kwaliteit van opgeleverde gebouwen. Ook leidt dit in de praktijk tot onnodig hoge kosten voor gemeenten. Immers, dit betekent dat er twee stelsels naast elkaar operationeel zullen moeten zijn en gemeenten werknemers in dienst zullen moeten houden voor bouwplantoetsing voor het geval aanvragen alsnog op grond van het oude stelsel moeten worden beoordeeld.
In de brief wordt een aantal zorgen weggenomen, zonder dat daarvoor bewijslast wordt aangeleverd, zoals over het aantal kwaliteitsborgers, omgaan met deelleveringen, werking van het DSO en extra kosten voor kwaliteitsborging in relatie tot kwaliteitsverbetering, geen nulmeting et cetera. De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen of het voldoende is te verlaten op alleen informatie van direct belanghebbenden als de organisaties van kwaliteitsborgers. Opnieuw dringen deze leden er op aan de bewijslast hiervoor door een onafhankelijke partij aan te laten aantonen. Graag ontvangen deze leden een reactie.
Er zijn diverse overlegstructuren waarin alle betrokken partijen (VNG, VBWTN, VKBN, BouwendNL, Aannemersfederatie Nederland, TechniekNL, NEPROM/AEDES, NLingenieurs/Branchevereniging Nederlandse Architectenbureau’s en Vereniging Eigen Huis) de voortgang van de implementatie bespreken, waaronder de Regiegroep Wkb (hierna: Regiegroep) en de Monitoringsgroep Wkb (hierna: Monitoringsgroep). Nadrukkelijk is bij de start van dit traject gekozen voor een aanpak waarin alle partijen betrokken zijn, zodat ik mij niet alleen baseer op de informatie van één vertegenwoordigende partij.
In deze overleggen worden onder meer de door u benoemde onderwerpen besproken. Over de voortgang rapporteer ik aan uw Kamer in de jaarlijkse voortgangsrapportage. De Regiegroep en Monitoringsgroep hebben geconstateerd dat aan de doelstellingen in het plan van aanpak is voldaan. De actiepunten zijn afgerond en er zijn geen nieuwe actiepunten gesignaleerd. Dit geeft mij voldoende vertrouwen. In de periode tot aan inwerkingtreding wordt verder gewerkt aan het testen, oefenen, het inrichten van de beheerorganisatie en de communicatie aan alle partijen. Conform mijn eerdere toezegging13 stuur ik de jaarlijkse voortgangsrapportage als bijlage bij deze brief aan uw Kamer toe.
Ook bereiken regelmatig signalen dat bepaalde materialen, zoals warmtepompen en zonnepanelen, op dit moment slecht leverbaar zijn, en wordt aangegeven dat het aanbrengen van een tijdelijke, alternatieve voorziening in dat geval een goede oplossing is als oplevering en ingebruikname anders in het gedrang komen. En dat dit niet aan een verklaring van de kwaliteitsborger en gereedmelding bij het bevoegd gezag in de weg staat. Op een later tijdstip kan dan de definitieve voorziening worden aangebracht. De leden van de PvdA en CDA vragen of tijdelijke alternatieve voorzieningen in de praktijk wel worden toegepast. In de praktijk zal eerder sprake zijn van tekortkomingen om de verklaring af te kunnen geven. Deze leden vragen ook hoe wordt gezien dat tijdelijke alternatieve voorzieningen worden toegepast en hoe kan een verklaring worden afgegeven en hoe daarna nog aanpassingen gedaan kunnen worden en of dit kan worden geïllustreerd met een voorbeeld, bijvoorbeeld zonnepanelen of een warmtepomp. Verder vragen deze leden of de kwaliteitsborger dan tweemaal een controle dient uit te voeren en te rapporteren aan de initiatiefnemers en het bevoegd gezag.
Uw vraag heeft betrekking op een aantal verschillende situaties die bij de gereedmelding van een bouwactiviteit kunnen optreden. Ik zal deze hierna separaat bespreken en er een voorbeeld bij geven.
1. Een tijdelijke, alternatieve oplossing die niet aan de verklaring in de weg staat
Als gevolg van lange levertijden komt het voor dat bepaalde bouwmaterialen slecht leverbaar zijn. Is een woning gereed, maar de warmtepomp nog niet geleverd, dan wordt vaak een tijdelijk alternatief voor warm water en verwarming toegepast, bijvoorbeeld een elektrische boiler / verwarming. De bouwregelgeving staat in dat geval ingebruikname niet in de weg aangezien de woning ook zonder dat de warmtepomp geplaatst is, voldoet aan de bouwregelgeving. De kwaliteitsborger kan in dat geval de verklaring verstrekken. Het later alsnog plaatsen van de warmtepomp is zonder vergunning of bouwmelding toegestaan.
Tijdelijke oplossingen worden in de praktijk ook toegepast bij het nog niet leverbaar zijn van glaspanelen in balkonhekken, binnendeuren, etc. Ook dit staat niet aan de verklaring in de weg zolang de tijdelijke oplossing maar aan de voorschriften voldoet.
2. Een tijdelijke, alternatieve oplossing die wel de verklaring in de weg staat
Ontbreken bij oplevering de zonnepanelen en zijn deze panelen nodig om aan de regels inzake energiezuinigheid te voldoen, dan staat dit wel aan de verklaring van de kwaliteitsborger in de weg. De gereedmelding zal niet kunnen plaatsvinden. In plaats van een verklaring zal de kwaliteitsborger het bevoegd gezag informeren over de strijdigheid die aan het vertrekken van de verklaring in weg staat. Zoals toegelicht in de beantwoording op uw eerdere vragen, is het vervolgens aan de gemeente als bevoegd gezag om te besluiten of, en zo ja, op welke wijze handhavend zal worden opgetreden. In het geval van het ontbreken van de zonnepanelen zal een gemeente, in afwachting van levering en plaatsing, kunnen besluiten af te zien van handhaving of in het kader van handhaving bijvoorbeeld een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom kunnen aankondigen. In beide gevallen geeft de gemeente aan binnen welke termijn alsnog aan de regels moet zijn voldaan. De kwaliteitsborger zal na plaatsing van de zonnepanelen alsnog de verklaring moeten afgeven, zodat gereedmelding kan plaatsvinden.
In het eerste geval kiest een aannemer er in overleg met de opdrachtgever dus voor om op een andere manier dan vooraf beoogd alsnog aan de regels te voldoen. De gekozen oplossing kan worden toegepast na beoordeling daarvan door de kwaliteitsborger. In het tweede geval is een alternatieve oplossing niet mogelijk of wenselijk en is het aan het bevoegd gezag om – op basis van een inschatting van de risico’s – te bepalen binnen welke termijn alsnog tot een oplossing gekomen moet worden. De kwaliteitsborger zal ook hierbij betrokken moeten zijn zodat na afronding van de werkzaamheden zijn verklaring kan worden afgegeven.
Ik wil tot slot nogmaals benadrukken dat het niet kunnen verstrekken van een verklaring betekent dat een bouwwerk niet aan de regels voldoet. Het doel van de Wkb is nu juist dat er beter wordt gecontroleerd dat het bouwwerk bij ingebruikname aan de bouwregelgeving voldoet en daarmee voldoende veilig, gezond, bruikbaar en duurzaam is. Is er geen verklaring dan schort er dus iets aan het bouwwerk en krijgt de nieuwe eigenaar iets dat niet in zijn belang is: een bouwwerk dat niet aan de regels voldoet.
In de huidige situatie weet het bevoegd gezag wat en hoe er gebouwd wordt. Die informatiepositie heeft het bevoegd gezag straks niet meer, tenzij hij hiermee heel actief zelf aan de slag gaat en in feite gaat zorgen voor een gelijke informatiepositie als nu onder het vergunningenstelsel. Dit zou voor een deel dubbel werk betekenen. Dat is echter niet de bedoeling van de Wkb. De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen of in een dergelijke situatie de Wkb in zijn huidige vorm dan niet goed werkt. Zij vragen of de informatieplicht om het bevoegd gezag te informeren door de kwaliteitsborger alsnog kan worden geregeld. Zij merken ook op dat het probleem van het niet voldoen aan bouwregelgeving bij de gemeenten wordt neergelegd.
Het uitgangspunt van de Wkb is dat een afgeronde bouwactiviteit, bij ingebruikname aan de bouwregelgeving voldoet. De initiatiefnemer (de indiener van de bouw-/gereedmelding) toont dit aan met een verklaring van de kwaliteitsborger en het dossier bevoegd gezag. Het is primair aan de aannemer, adviseurs, leveranciers en de opdrachtgever om te zorgen dat een bouwactiviteit aan de regels voldoet. Voldoet een bouwactiviteit uiteindelijk niet aan de regels, dan is het aan het bevoegd gezag om te besluiten om al dan niet te handhavend op te treden. De Wkb heeft tot doel dat deze verantwoordelijkheidsverdeling voor alle partijen helder is.
De informatiepositie van het bevoegd gezag is onder de Wkb voldoende op het moment dat handhaving eventueel aan de orde is om, adequaat op te kunnen treden. Zoals aangegeven bij de beantwoording in het kader van de voorhang van het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen, is het besluit, in overleg met de VNG en VBWTN, om die reden eerder al op een aantal punten aangepast:14
1. Bij de de wijze waarop rekening gehouden wordt met specifieke lokale risico’s in de risicobeoordeling (als onderdeel van de bouwmelding);
2. beschikbaarheid van informatie ten behoeve van toezicht en handhaving tijdens de bouw;
3. doel en inhoud van het dossier bevoegd gezag bij gereedmelding van een bouwwerk;
In een gezamenlijke verklaring van de VNG en mijn ministerie is op 12 november 2020 aangegeven dat met het akkoord op deze punten de verantwoordelijkheden helder belegd zijn en dat juridische belemmeringen voor invoering van de Wkb zijn weggenomen.15
Tot slot wil ik nog opmerken dat gemeenten via de aanvraag omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit op de hoogte zijn van wat op welke locatie wordt gebouwd. De Wkb biedt vervolgens de mogelijkheden om indien noodzakelijk alle benodigde technische informatie op te vragen en regelt dat de gemeente met ontvangst van het dossier bevoegd gezag, alle benodigde informatie in handen heeft voor de instandhoudingsfase van het bouwwerk.
Ook wordt gesteld dat bij het vraagstuk van de deelleveringen (maar ook bij de eerdergenoemde problemen met de levering van bepaalde installaties) de jurisprudentie gemeenten de ruimte biedt voor maatwerk. De Wkb versterkt dit door de informatieplicht van de kwaliteitsborger en de mogelijkheid om te allen tijde informatie op te kunnen vragen. Dit zou deelleveringen feitelijk al mogelijk maken. Indien nodig kan een gemeente hierover zelf afspraken maken en richtlijnen opstellen. De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen ten eerste of er overeenstemming is dat lokale verschillen in Nederland over hoe men omgaat met de bouwpraktijk niet bijdragen aan duidelijkheid voor de spelers in die praktijk. Ten tweede vragen deze leden of het niet voor alle partijen ongewenst is en of niet juist wetgeving en jurisprudentie hierin zouden moeten voorzien. Zijn stellen dat het goed is dat gemeenten hiertoe uitstekend in staat worden geacht. Echter, volgens de wet is die ruimte er niet en geldt wel een beginselplicht tot handhaving. De wet laat ingebruikname zonder bewijslast niet toe. Wat eigenlijk gebeurt, is dat een onmogelijkheid in de wet met maatwerk wordt weggeschoven richting de gemeente. Ten derde vragen deze leden hoe dit moet worden gezien daar immers geschreven wordt: «Het dossier bevoegd gezag moet na afronding van de bouwwerkzaamheden – die zijn opgenomen in een bouwmelding door de initiatiefnemer – aan het bevoegd gezag worden verstrekt als onderdeel van de gereedmelding. Het dossier bevoegd gezag bestaat uit gegevens en bescheiden waaruit blijkt wat er daadwerkelijk is gebouwd en een verklaring van de kwaliteitsborger dat het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de bouwactiviteit aan de bouwtechnische regels voldoet. Het bevoegd gezag beoordeelt dit dossier niet inhoudelijk, maar controleert of het dossier compleet is. Twee weken na de gereedmelding mag het bouwwerk vervolgens in gebruik worden genomen.»
Zij vragen of de mening veranderd is. De initiatiefnemer legt inhoudelijk verantwoording af. In een eerdere uitleg in brieven aan de Eerste Kamer is aangegeven dat dat het bevoegd gezag niet een louter administratieve taak heeft, maar ook zelf moet in alle gevallen dat het dat wenst, kunnen waarnemen, beoordelen en ingrijpen, zelf informatie- en controlemomenten moet kunnen opleggen, wat immers ook logisch is om te alle tijden bestuurlijk verantwoordelijk te kunnen blijven.
Met betrekking tot uw eerste en tweede vraag, merk ik op dat de regels waaraan bouwwerken moeten voldoen in heel Nederland gelijk zijn. De handhaving van die regels is een autonome bevoegdheid van gemeenten. Gemeenten stellen handhavingsbeleid op waardoor het handhavingsbeleid inderdaad lokaal kan verschillen. Echter, voor alle gemeenten gelden de kaders van de Algemene wet bestuursrecht, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en jurisprudentie. Dat gemeenten de mogelijkheid hebben om maatwerk toe te passen in het handhavingsbeleid is wenselijk en noodzakelijk.
Met betrekking tot uw derde vraag over de rol van het bevoegd gezag, merk ik op dat mijn opvatting daarover niet is veranderd. De initiatiefnemer moet bij de gereedmelding van de bouwactiviteit een dossier overleggen aan het bevoegd gezag over de gerealiseerde bouwactiviteiten. Bij de gereedmelding vindt een controle op volledigheid plaats door het bevoegd gezag. De controle op de bouwactiviteit heeft plaatsgevonden door de kwaliteitsborger, die hierover een verklaring afgeeft waardoor de gemeente een gerechtvaardigd vertrouwen mag hebben dat het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische regels. Na de gereedmelding wordt het bouwwerk onderdeel van de bestaande bouw.
In mijn eerdere beantwoording16 heb ik aangegeven dat de gemeente op basis van de inhoudelijke beoordeling van de stukken, signalen van derden, een melding van de kwaliteitsborger of eigen waarnemingen, indien nodig, handhavend kan optreden. Bij de gereedmelding vindt een procedurele controle op volledigheid plaats (zijn alle benodigde stukken aanwezig) die aanleiding kan zijn om de melding als niet gedaan te beschouwen. Tegelijkertijd kan een inhoudelijke beoordeling van de ingediende stukken (klopt de inhoud van de stukken) door het bevoegd gezag aanleiding zijn tot het opvragen van extra informatie, het uitoefenen van toezicht ter plaatse en het inzetten van handhaving.
Het uitgangspunt is en blijft dat het bevoegd gezag het dossier alleen toetst op volledigheid. Dat laat onverlet dat het bevoegd gezag na gereedmelding (voor het toezicht op de bestaande bouw) kan overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de tekeningen en berekeningen in het dossier bevoegd gezag.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
Op 21 november 2022 ontvingen de leden van de Eerste Kamercommissie BiZa/AZ een gezamenlijke mail van de Regionaal Commandant Brandweer Veiligheidsregio Hollands Midden, de Directeur Brandweerrepressie Veiligheidsregio Utrecht, de Portefeuillehouders Brandveiligheid Brandweer Nederland en de Raad Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio waarin zij hun zorgen uiten over het brandveiligheidsniveau onder het stelsel van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.
In deze mail stellen zij dat het nog onduidelijk is hoe gezorgd wordt dat de brandweerorganisatie tijdig in het systeem is geborgd. De leden van de fractie van de PVV vragen nader aan te geven hoe deze borging van de brandweerorganisatie zal plaatsvinden.
Zoals ik heb aangegeven op de vraag van de leden van de fracties van de PvdA en het CDA, zijn hierover al in 2016 afspraken gemaakt. Afgesproken is dat:
– er bij de evaluatie van gevolgklasse 1 specifieke aandacht zal zijn voor het aspect brandveiligheid en de adviserende rol van de brandweer en veiligheidsregio’s;
– bij een verdere uitwerking van het stelsel voor gevolgklasse 2 en 3, de adviserende rol van de brandweer zal worden geborgd;
– de brandweer en veiligheidsregio’s betrokken zullen worden bij de vormgeving van de brandweeradviesfunctie en -expertise in de toelatingsorganisatie bij uitbreiding naar gevolgklasse 2 en 3.
Deze afspraken zijn ook opgenomen in de Nota van toelichting. Mede naar aanleiding van de brief van het Veiligheidsberaad van september 2021 zijn deze afspraken in recente gesprekken met de brandweer nogmaals bevestigd. Daarbij zijn ook afspraken gemaakt over de betrokkenheid van Brandweer NL bij de monitoring van gevolgklasse 1, direct vanaf de inwerkingtreding van de Wkb.
Voorts stellen betrokkenen in deze mail: «Verder zien wij dat ook in de gevolgklasse 2 en 3 al proefprojecten worden gedaan (zie ook kamerbrief van 12 juli 2022 / Kenmerk 2022–0000377538). Dit is een aandachtspunt aangezien voor gevolgklasse 2 en 3 geen spelregels zijn en daarom gebruik gemaakt wordt van de spelregels voor proefprojecten in gevolgklasse 1. Het Bestuursakkoord zegt over de evaluatie van de proefprojecten in gevolgklasse 1, dat de ervaringen in gevolgklasse 1 niet automatisch leiden tot conclusies over zwaardere gevolgklassen omdat deze van een andere orde zijn en vragen om eigen afspraken en uitgangspunten. Uit praktijkervaring blijkt dat de Brandweer helaas nauwelijks betrokken wordt bij de proefprojecten in gevolgklasse 2 en 3 en geen onderdeel is van de beoogde beheersorganisatie voor evaluatie. Dit is een groot risico voor de (brand)veiligheid van het opgeleverde bouwwerk.».
De leden van de fractie van de PVV hebben de volgende vragen. Zij vragen of kan worden aangegeven of de constatering klopt dat bij proefprojecten in gevolgklassen 2 en 3 wordt teruggevallen op de spelregels voor gevolgklasse 1. Verder vragen zij of kan worden geduid wat dit betekent voor het zorgvuldig kunnen afwegen van het aspect van brandveiligheid voor de (proefprojecten in de) zwaardere gevolgklassen. Ook vragen zij of kan worden aangegeven of de constatering klopt dat de brandweer nauwelijks wordt betrokken bij proefprojecten in gevolgklasse 2 en 3 en geen onderdeel is van de beheersorganisatie voor evaluatie. Zo ja, vragen deze leden waarom de brandweer hier (nauwelijks) bij wordt betrokken en of kan worden aangegeven of op deze manier de brandveiligheid onder het nieuwe stelsel voor kwaliteitsborging wel afdoende geregeld is.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u mede naar het antwoord op de eerste vraag van de leden van fracties van de PvdA en het CDA.
Proefprojecten gevolgklasse 2 zijn mede naar aanleiding van een toezegging aan uw Kamer gestart.17 Bij de proefprojecten gevolgklasse 2 (proefprojecten gevolgklasse 3 komen niet voor) gelden niet de spelregels zoals deze zijn afgesproken voor de proefprojecten gevolgklasse 1 maar maken deelnemers gezamenlijk afspraken over de te hanteren werkwijze. De ervaringen uit deze proefprojecten worden wel meegenomen bij de implementatie van de Wkb maar hebben nadrukkelijk niet als doel om te komen tot een kader voor eisen te stellen aan bouwactiviteiten onder gevolgklasse 2 of hoger.
Zoals in de nota van toelichting bij het Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen is aangegeven zal het proces om te komen tot dit kader pas na inwerkingtreding van gevolgklasse 1 worden gestart. Afspraken over de betrokkenheid van de brandweer hierbij zijn zoals hiervoor aangegeven al in 2016 gemaakt en in recente overleggen ook meermaals bevestigd. Ook over betrokkenheid van de brandweer bij de monitoring na inwerkingtreding van de Wkb zijn afspraken gemaakt met de brandweer.
De lijn is en blijft dat een uitbreiding van de bouwwerken onder de Wkb zal plaatsvinden in nauw overleg met betrokken partijen, inclusief de brandweer.
De leden van de PVV geven verder aan dat de brandweerprofessionals stellen: «Uit meerdere incidenten en onderzoeken – waaronder onderzoeken van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de recente brand in het appartementencomplex in Amsterdam Nieuw-West (wooncomplex Riekerhaven) waarbij 72 woningen verloren gingen, – leren we dat het bouwwerk aan de regelgeving kan voldoen, maar dat dit niet vanzelfsprekend betekent dat het bouwwerk ook daadwerkelijk (brand)veilig is. (…) Gezien de kwaliteitsborger enkel toeziet op het voldoen aan wet- en regelgeving, is het van belang dat in het gehele stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen: 1) brandveiligheid meer aandacht krijgt en 2) dat de expertise die de Brandweer heeft onderdeel is van het kwaliteitsborgingsproces.»
De leden van de fractie van de PVV vragen om aan te geven of de conclusie onderschreven wordt dat er in het VTH-stelsel verder moet worden gekeken dan alleen het toezien op wet- en regelgeving vanuit kwaliteitsborging, maar ook de brandweerexpertise een vast onderdeel van het proces moet zijn en zo ja, op welke wijze. De brandweerprofessionals schrijven ook over nieuwe ontwikkelingen die de brandveiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Zij vragen of in dit kader kan worden aangegeven in hoeverre onder het nieuwe stelsel kwaliteitsborging voor het bouwen rekening wordt gehouden met het toenemende gebruik van elektrische auto’s (en andere accu-toepassingen) en de specifieke gevolgen daarvan voor brandbestrijding/blusmethoden. Specifiek wordt de brand in het project Riekerhaven genoemd, dit betreft een voorbeeld van flexwoningen (containerwoningen). Verder vragen deze leden aan te geven, nu decentrale overheden grootschalig willen inzetten op flexwoningen, in hoeverre de brandveiligheid voor flexwoningen adequaat geborgd is in het kwaliteitsborgingsproces.
Zoals in antwoord op de eerste vraag van de leden van de PVV-fractie is aangegeven, zal bij een verdere uitwerking van het stelsel voor gevolgklassen 2 en 3, de adviserende rol van de brandweer worden geborgd en zullen de brandweer en veiligheidsregio’s worden betrokken bij de vormgeving van de brandweeradviesfunctie en -expertise binnen de toelatingsorganisatie bij uitbreiding naar gevolgklasse 2. Daar waar nieuwe ontwikkelingen, zoals elektrische auto’s en energieopslag, vragen om nieuwe regels zullen deze worden opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Hierdoor zullen toekomstige regels ook worden meegenomen in het kader van vergunningverlening door gemeenten en het werk van kwaliteitsborgers bij bouwactiviteiten die vallen onder de Wkb.
Het wooncomplex Riekerhaven betreft een bouwwerk dat niet valt onder de definitie van gevolgklasse 1 en dus vooralsnog niet onder kwaliteitsborging. Wat betreft uw overige vragen over de brand in het wooncomplex Riekerhaven verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van de Tweede Kamer over dit onderwerp die ik op 9 januari jl. heb toegezonden.
18 In deze beantwoording heb ik aangegeven de uitkomsten van de Amsterdamse onderzoeken te zullen bestuderen en aansluitend in samenspraak met brandveiligheidsdeskundigen, de VBWTN en Brandweer NL te bezien of nadere (landelijke) acties nodig zijn.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Samenstelling:
Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU) en Dessing (FVD).
Zie de e-mail van het Veiligheidsberaad aan de Eerste Kamer d.d. 21 november 2022 welke als bijlage is bijgevoegd bij deze brief.
Dit naar aanleiding van de inbreng van de brandweer op de internetconsultatie van het Ontwerpbesluit kwaliteitsborging voor het bouwen eind 2016, zie ook de toelichting op dit besluit (Stb. 2022, 145, p.61).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34453-AJ.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.