34 430 Staatscommissie Parlementair Stelsel

U BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2020

Inleiding

Op 1 juli 2020 ontving u het aanvullende kabinetsstandpunt over het advies van de staatscommissie parlementair stelsel.1 Daarin is onder meer stilgestaan bij de motie-Lintmeijer inzake directe democratie.2 Deze motie is ook ter sprake gekomen tijdens de plenaire behandeling van het grondwetsvoorstel-Van Raak in de Tweede Kamer over de invoering van een bindend correctief referendum op 1 en 9 september jl.3 Met het oog op het mondeling overleg van 29 september aanstaande in uw vaste commissie van Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, wil ik u informeren over hetgeen ik bij die plenaire behandeling heb ingebracht over de motie. Het correctief bindend referendum zal op een later moment in uw Kamer aan de orde komen, omdat het grondwetsvoorstel-Van Raak recent is aangenomen in de Tweede Kamer.

Versterking directe democratie

De overwegingen van de motie-Lintmeijer gaan gelijk op met de probleemanalyse van de staatscommissie parlementair stelsel. Zij komt erop neer dat het huidige Nederlandse politieke systeem, dat berust op het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, qua representatie sterk is en op grote steun kan rekenen onder de bevolking. Tegelijkertijd is het systeem niet probleemloos. Direct-democratische instrumenten kunnen volgens de staatscommissie onder bepaalde voorwaarden bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit en het vergroten van het draagvlak van beleid en wetgeving. Het kabinet deelt dit beeld op hoofdlijnen.

Directe democratie beperkt zich niet tot één bestuursniveau. De meeste voorbeelden zijn te vinden op decentraal niveau, dicht bij inwoners. Zo werkt de provincie Limburg aan een nieuwe referendumverordening, waarin is voorzien in de introductie van een burgerforum. Gelote inwoners nemen in het forum plaats en lichten voorafgaand aan een referendum het bredere publiek voor met een statement waarin de voor- en tegenargumenten van het voorliggende voorstel gewogen zijn. Ik wil directe democratie niet dichtregelen, maar decentrale overheden juist de ruimte laten om hier zelf invulling aan te geven, zoals het Limburgse voorbeeld.

Het kabinet heeft langs deze lijn voor het zomerreces het wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State aangeboden. Het doel van het wetsvoorstel is dat het voor zowel inwoners als voor gemeenten duidelijk is binnen welke kaders en op welke wijze inwoners in verschillende beleidsfasen van het beleidsproces kunnen participeren. Gemeenten zijn vrij te beslissen op welke wijze zij inwoners bij de verschillende beleidsfasen willen betrekken. Met dit wetsvoorstel wordt ook het uitdaagrecht, als specifieke vorm van participatie, wettelijk verankerd.

Een gezonde democratie doet er goed aan niet op slechts één soort instrument te vertrouwen, maar een scala na te streven van verschillende (direct-) democratische instrumenten waarin de rol van inwoners varieert van het informeren van medeburgers tot het meebeslissen over en uitvoeren van beleid. Het ligt in de rede om bij een keuze voor direct-democratische instrumenten uit te gaan van drie vertrekpunten:

  • 1. De instrumenten moeten verenigbaar zijn met de representatieve democratie en met elkaar. De representatieve democratie vormt het uitgangspunt in ons parlementaire stelsel en is als zodanig onomstreden.

  • 2. De instrumenten dienen aan te sluiten bij de democratische behoeften van specifieke doelgroepen, zoals jongeren, niet-stemmers en andere groepen die zich minder verbonden voelen met de huidige wijze waarop besluitvorming tot stand komt.

  • 3. De instrumenten dienen inclusief te zijn. Iedereen die tot de doelgroep behoort waarvoor het instrument is bedoeld, moet de kans hebben te kunnen participeren (externe inclusiviteit). Daarnaast moeten alle deelnemers, eenmaal binnen, kunnen deelnemen aan de discussie en besluitvorming (interne inclusiviteit).

Acties

Vanuit de genoemde vertrekpunten zet ik in op de volgende drie direct-democratische instrumenten. Daarbij heb ik nadrukkelijk inspiratie gehaald uit het advies van de staatscommissie parlementair stelsel.

Jongereninspraak

Het kabinet hecht eraan dat de stem van jongeren beter wordt gehoord en richt zich daarom op het ontwikkelen van een landelijke vorm of vormen van jongereninspraak en doet dat in een participatief proces met jongeren, waarbij hun wensen en behoeften ook centraal staan. Over het initiële idee van het kabinet om de positie van jongeren in de democratie te versterken door de instelling van een jongerenparlement werden door politieke jongerenorganisaties hun zorgen geuit. Daarom is ervoor gekozen om de aanpak te verbreden naar verschillende initiatieven zowel op landelijk, regionaal als lokaal niveau. Zo wordt gewerkt aan een brede beweging waarbij veel verschillende jongeren worden betrokken en zich aangesproken gaan voelen. Het moet dus niet enkel gaan over de voorhoede die nu al de weg weet te vinden naar de politiek en media, maar juist ook over de jongeren die dit (nog) niet willen of er moeite mee hebben.

Verlaging leeftijd Europees burgerinitiatief

Het kabinet heeft de Tweede Kamer de mogelijkheid aangedragen om de leeftijd om deel te kunnen nemen aan een nationaal burgerinitiatief te verlagen naar 16 jaar. Onlangs is in het kader van de behandeling van het voorstel tot algehele herziening van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer een amendement van deze strekking ingediend.4 Als de Tweede Kamer deze leeftijdsgrens verlaagt, is het kabinet bereid ook de leeftijd voor het Europees burgerinitiatief te verlagen, dat in het verlengde daarvan ligt. Dit vergt aanpassing van het Uitvoeringsbesluit verordening Europees burgerinitiatief. Ik volg het verdere debat over het Reglement van Orde in de Tweede Kamer rond het nationaal burgerinitiatief daarom met veel belangstelling.

Burgerforum

Burgerfora zijn een interessante aanvulling op de representatieve democratie. Deze vorm van deliberatieve democratie kent verschillende vormen en andere inrichtingsvraagstukken. Het kabinet verkent daarom, zoals aangekondigd in de brief van 1 juli jl., hoe en onder welke voorwaarden een burgerforum kan worden ingericht. Daarbij zal onder andere gekeken worden naar welke onderwerpen geschikt zijn voor een burgerforum en hoe de representativiteit en inclusiviteit van verschillende groepen gewaarborgd kan worden. Naar verwachting zal het kabinet de beide Kamers hierover aan het eind van dit jaar informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstukken I/II 2019/20, 34 430, T/nr. 16. Zie voor het kabinetsstandpunt Kamerstukken I/II 2018/19, 34 430, F/nr. 10. Zie voor het rapport van de staatscommissie Lage drempels, hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans, Eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel, bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 34 430, nr. 9.

X Noot
2

Kamerstukken I 2017/18, 34 854, N.

X Noot
3

Kamerstukken II 2019/20, 35 129, nr. 5.

X Noot
4

Kamerstukken II 2019/20, 35 322, nr. 15.

Naar boven