34 300 V Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2016

Nr. 9 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 november 2015

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 9 oktober 2015 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij brief van 6 november 2015 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Hoe beoordeelt u de opmars van het islamitisch fundamentalisme, in relatie tot de ontwikkeling van democratie, rechtsstaat, mensenrechten, veiligheid en stabiliteit in de wereld?

Antwoord:

De ontwikkeling van democratie en rechtsstaat, en het bevorderen van mensenrechten, veiligheid en stabiliteit zijn prioriteiten in het buitenlands beleid. Een aantal terroristische organisaties heeft als doel deze waarden te ondermijnen. Het Nederlandse beleid is erop gericht de genoemde waarden te beschermen en ondermijning ervan tegen te gaan.

2

Hoe beoordeelt u de aanbeveling van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) (Advies «Instabiliteit Rond Europa. Confrontatie met een nieuwe werkelijkheid», blz. 32) dat nadere prioritering binnen het buitenlands- en veiligheidsbeleid noodzakelijk is en dat duidelijker keuzes moeten worden gemaakt, zowel regionaal als pragmatisch?

Antwoord:

Voor een inhoudelijk antwoord op deze vraag verwijst het kabinet naar zijn reactie op het AIV advies «Instabiliteit rond Europa: Confrontatie met een nieuwe werkelijkheid», zoals de Kamer op korte termijn per brief zal worden aangeboden.

3

Hoe beoordeelt u de kritiek van de AIV (Advies «Instabiliteit Rond Europa. Confrontatie met een nieuwe werkelijkheid», blz. 30–31) over de participatie van Nederland in meer dan 20 grotere en kleinere missies van zeer uiteenlopende aard in een groot aantal landen? Deelt u de kritiek dat dit leidt tot versnippering van capaciteiten en middelen?

Antwoord:

Zie beantwoording vraag 2. Zie ook antwoord op vraag 188.

4

Deelt u de opvatting van de AIV (Advies «Instabiliteit Rond Europa. Confrontatie met een nieuwe werkelijkheid», blz. 32) dat «de sterkere nadruk op veiligheidsbeleid ontegenzeggelijk gevolgen heeft voor het Nederlandse mensenrechtenbeleid». En dat «onder invloed van de gewijzigde veiligheidsomstandigheden de mogelijkheden om naleving van mensenrechten te beïnvloeden beperkter zijn geworden»?

Antwoord:

Het kabinet deelt de observatie dat er een sterke samenhang is tussen veiligheid en mensenrechten. Het creëren van een veilige, stabiele situatie is enerzijds voorwaarde voor de opbouw van deugdelijk bestuur en functioneren van de rechtstaat, anderzijds draagt respect voor mensenrechten en een goed functionerende rechtstaat ook bij aan een veilige, stabielere omgeving.

5

Klopt het dat onder druk van de Minister van Buitenlandse Zaken in de onderhandelingen over de begroting 2016 een deel van de voor Defensie bestemde extra middelen ingezet is voor het Budget Internationale Veiligheid? Zo ja, waarom en om welk bedrag ging het?

Antwoord:

Overeenkomstig de wens van uw Kamer, heeft het kabinet de financiering van crisisbeheersingsoperaties betrokken bij de uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. Het kabinet heeft besloten om, naast extra middelen voor de krijgsmacht, extra middelen beschikbaar te stellen voor missies. Het Budget Internationale Veiligheid (dat onderdeel is van de begroting van het Ministerie van Defensie) is daartoe opgehoogd met structureel EUR 60 miljoen. Hiermee is uitvoering gegeven aan de motie Ten Broeke- Servaes (Kamerstuk 34 000 V, nr. 21) over toekomstbestendige financiering van missies.

6

Waarom spreekt u over de bestrijding van «terrorisme», maar laat u de ideologie van veruit de meeste terroristen – de radicale islam – buiten beschouwing?

Antwoord:

Het kabinet zet zich in voor het voorkomen van radicalisering en het bestrijden van internationaal terrorisme. Het is van belang om onderscheid te maken tussen terrorisme en radicaal gedachtegoed. Radicaal gedachtegoed slaat niet altijd om in gewelddadig gedrag en daden van terreur.

7

Welke conclusie verbindt u aan de opmars van de Taliban in Afghanistan en het feit dat de Afghaanse veiligheidstroepen steeds meer onder druk staan? Bent u bereid de (bescheiden) Nederlandse bijdrage aan de NAVO-operatie «Resolute Support» uit te breiden en te pleiten voor langere aanwezigheid van de NAVO in Afghanistan?

Antwoord:

De veiligheidssituatie in Afghanistan en vooral Noord-Afghanistan blijft sterk onder druk staan door de aanwezigheid van opstandelingen. Nederland draagt thans met maximaal 100 militairen bij aan de NAVO missie Resolute Support. De vraag die op 2 december tijdens de NAVO-Ministeriële voor Ministers van Buitenlandse Zaken voorligt, is of Resolute Support overgaat naar de tweede fase (alleen training, advisering en assistentie in Kabul) en zo ja wanneer. Als wordt besloten om de huidige eerste fase (training, advisering en assistentie in diverse regio’s in Afghanistan) te verlengen, dan zal het kabinet de voortzetting van de huidige Nederlandse bijdrage aan die eerste fase in overweging nemen. Bij een eventuele deelneming aan de tweede fase, zal het kabinet de naar verwachting verkleinde Nederlandse bijdrage uiteraard melden aan de Tweede Kamer.

8

Hoe beoordeelt u de verspreiding van het wahhabisme door Saoedi-Arabië? Hoe verhoudt deze zeer fundamentalistische stroming binnen de islam zich tot uw mensenrechtenagenda?

Antwoord:

Een uitputtend overzicht van de verspreiding van het wahhabisme door Saoedi-Arabië valt niet te geven. Het kabinet acht het waarschijnlijk dat Saoedische charitatieve instellingen en privépersonen financiële steun aan geestelijken leveren, ter bevordering van het wahhabistische gedachtegoed. Nederland blijft landen – waaronder Saoedi-Arabië – aanspreken op de naleving van internationale mensenrechtenstandaarden inclusief de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

9

Bent u bereid de dramatische verslechtering van de mensenrechtensituatie in Turkije te adresseren binnen de NAVO? Voldoet Turkije als NAVO-lid nog aan de eisen die de NAVO op het gebied van democratie en rechtsstaat stelt aan landen die willen toetreden tot de NAVO?

Antwoord:

Turkije is met het oog op de situatie in de regio een belangrijke bondgenoot. Zorgen op het gebied van democratie en de rechtsstaat worden met name in EU-kader of bilateraal aan de orde gesteld, maar indien nodig gaat Nederland deze discussie ook binnen de NAVO niet uit de weg.

10

Hangt er nog steeds een handelsboycot van Saoedi-Arabië in de lucht tegen Nederland? Is de mensenrechtendialoog nog steeds opgeschort?

Antwoord:

Er is geen sprake van een Saoedische handelsboycot tegen Nederland. Individuele bedrijven kunnen niettemin beperkte Saoedische visumverstrekking ervaren. Het gaat dan om visa die voornamelijk op single entry basis worden verleend. Nederland brengt mensenrechtenkwesties – zowel bilateraal als multilateraal – in contacten met de Saoedische autoriteiten aan de orde.

11

Hoe beoordeelt u de enorme wapenleveranties van Westerse landen aan Arabische landen, in het licht van de conflicten die nu al gaande zijn in het Midden-Oosten, een gespannen situatie die kan escaleren in een regionale oorlog en het risico dat deze wapens in handen vallen van terroristen?

Antwoord:

Evenals andere EU-lidstaten beoordeelt Nederland vergunningaanvragen op een case-by-case basis. Een belangrijk criterium waarnaar gekeken wordt, is de invloed die de te exporteren goederen kunnen hebben op de regionale stabiliteit. Gevoelige bestemmingslanden worden regelmatig op Nederlands initiatief besproken met de wapenexportautoriteiten van de EU- lidstaten. Uiteindelijk is het echter de verantwoordelijkheid van individuele lidstaten om een vergunning toe of af te wijzen. Ook het omleidingsrisico, ofwel het risico dat wapens in verkeerde handen vallen, is integraal deel van de toetsing. Het kabinet kijkt specifiek naar het risico dat goederen bij rebellen of terroristische organisaties kunnen belanden. Indien er sprake is van omleidingsrisico, wordt er geen vergunning afgegeven.

12

Bent u bereid zich uit te spreken tegen financiering van salafistische moskeeën uit onvrije landen? Welke diplomatieke stappen gaat u zetten in de richting van landen die islamitisch-fundamentalistische stromingen in Nederland financieren?

Antwoord:

Het kabinet heeft zich over deze kwestie reeds uitgesproken in de Kamerbrief van 23 september jl. (Kamerstuk 29 614, nr. 38).

13

Kunt u een genummerde opsomming geven van uw prioritaire thema’s en regio’s voor 2016, inclusief alle prioriteiten binnen die thema’s en regio’s?

Antwoord:

De beleidsaccenten voor het buitenlandbeleid zijn ingedeeld in de thema’s 1) veiliger, 2) rechtvaardiger en 3) toekomstbestendiger.

Veiliger: de ring van instabiliteit rond de EU leidt tot een nadrukkelijker verwevenheid tussen onze externe en interne veiligheid. Om hier adequaat op te reageren zal het kabinet investeren in de NAVO, het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de EU, de OVSE en hierbij kiezen voor een geïntegreerde benadering. Prioritaire thema’s zijn contraterrorisme, met een focus op tegengaan van Foreign Terrorist Fighters en samenwerking binnen de anti-ISIS coalitie, en migratie. Prioritaire regio’s zijn Rusland/Oekraïne, Syrië/Irak, MOVP, Libië en de Sahel.

Rechtvaardiger: een functionerende rechtstaat is een belangrijke voorwaarde voor stabiliteit en veiligheid. Het kabinet zal zich om die reden blijven inzetten voor een sterke internationale rechtsorde, met een focus op het tegengaan van internationale straffeloosheid en bescherming van burgers in conflict. Traditioneel komt Nederland op voor de bescherming van mensenrechten waarbij op de volgende prioritaire thema’s wordt ingezet: bescherming mensenrechtenverdedigers, gelijke rechten voor LHBTI’s, gelijke rechten voor vrouwen, het voorkomen van ernstigste schendingen (inclusief marteling en doodstraf), vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, mensenrechten en ontwikkeling, mensenrechten en bedrijfsleven, versterking dialoog en samenwerking van verdragspartijen met ICC. Accenten bij deze prioriteiten zijn veiligheid van journalisten en bloggers, het bevorderen van de mediadiversiteit en -kwaliteit en het versterken van de verbinding tussen traditionele media en nieuwe media.

Toekomstbestendiger: het is van belang om vandaag in te spelen op ontwikkelingen die bepalend zijn voor de mondiale uitdagingen van morgen. Accenten van het kabinet zijn hierbij cyber, energie en klimaatdiplomatie.

In het kader van het EU Voorzitterschap zet Nederland in op drie accenten bij het ondersteunen van de lopende wetgevingsagenda, waarbij de EU zich ten eerste richt op hoofdzaken zoals betere wet-en regelgeving en vermindering van administratieve lasten en kosten. Ten tweede een innovatieve Unie die zich inzet voor economische groei en als gevolg daarvan meer banen. Tot slot zal het kabinet zich ervoor inzetten dat de EU verbindt en burgers zich voldoende betrokken voelen bij wat de Unie doet.

14

Welke concrete, afrekenbare doelstellingen heeft u voor 2016?

Antwoord:

U vindt de beleidsdoelstellingen onder hoofdstuk 3 van de begroting.

15

Hoeveel Europeanen zijn er veroordeeld voor betrokkenheid bij het geheime CIA rendition programma?

Antwoord:

Het kabinet beschikt niet over deze informatie.

16

Wordt er gewerkt aan vergelijkbare eerlijke etikettering van producten uit de door Marokko bezette Westelijke Sahara als voor producten uit Israëlische nederzettingen in Palestina?

Antwoord:

Op dit moment wordt er niet gewerkt aan vergelijkbare etiketteringsmaatregelen van producten uit de Westelijke Sahara.

17

Kunt u een overzicht geven, uitgesplitst per beleidsartikel, van de middelen die beschikbaar zijn voor opvang in de regio op de begroting van Buitenlandse Zaken?

Antwoord:

Binnen de begroting van Buitenlandse Zaken zijn in beginsel geen middelen gealloceerd voor opvang in de regio. Bijdragen aan opvang in de regio worden gefinancierd vanuit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In dat kader verwijs ik u onder andere graag naar de Kamervragen 211, 212, 213 en 251 die zijn gesteld naar aanleiding van de BHOS-begroting.

18

Kunt u een overzicht geven van alle niet-juridisch verplichte uitgaven, zowel posten als concrete bedragen, uitgesplitst per beleidsartikel? Welke uitgaven per beleidsartikel kwalificeert u als niet juridisch verplicht? Bent u bereid deze informatie bij volgende begrotingen standaard in een dergelijk overzicht te verstrekken?

Antwoord:

Er is sprake van juridisch verplichte uitgaven op grond van verdrag, wet, koninklijk besluit, ministeriële regeling, beschikking, verbintenis of een vastgelegde afspraak tussen dienstonderdelen. Alle overige geraamde uitgaven zijn niet juridisch verplicht.

Bij de evaluatie van «Verantwoord Begroten» is toegezegd meer aandacht te geven aan de toelichting op de budgetflexibiliteit om daarmee het inzicht te vergroten in de niet-juridisch vastgelegde onderdelen van de begroting. Daarnaast is in het kader van Verantwoord Begroten met de Kamer overeengekomen de budgetflexibiliteit op artikelniveau toe te lichten. Voornoemde afspraken zijn in de begroting 2016 doorgevoerd. Hiermee voldoet het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de rijksbrede kaders op dit terrein.

Hieronder is een overzicht opgenomen van de juridisch verplichte uitgaven op het niveau van subartikel.

19

Kunt u per beleidsartikel een overzicht geven van de afdrachten aan internationale organisaties van de afgelopen vijf jaar inclusief 2016, uitgesplitst naar verplichte en vrijwillige bijdragen?

Antwoord:

Bijgevoegd het overzicht van de bijdragen aan internationale organisaties (inclusief VN instellingen en andere multilaterale organisaties) van de afgelopen 5 jaar (inclusief 2016) per (sub)beleidsartikel. De cijfers over 2015 en 2016 zijn ramingen. In deze cijfers zijn geen bijdragen opgenomen die vallen onder centrale programmafondsen, zoals het Stabiliteitsfonds.

20

Kunt u een overzicht geven van de afdrachten aan de multilaterale organisaties en VN-instellingen, uitgesplitst naar verplichte en vrijwillige bijdragen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 19.

21

Kunt u een overzicht geven van alle internationale organisaties die in 2015 en in 2016 financiering hebben ontvangen of zullen ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Kunt u daarbij aangeven welk deel verplicht is uitgegeven en welk deel vrijwillig was?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 19.

22

Kunt u bij iedere VN-organisatie waaraan Nederland vrijwillig afdraagt toelichten welke reden daaraan ten grondslag ligt? En wordt er bij die overweging rekening gehouden met het functioneren van de organisatie?

Antwoord:

In z’n algemeenheid geldt dat vrijwillige bijdragen worden gegeven aan die VN-organisaties die instrumenteel zijn in het buitenlands beleid van Nederland. Het kan daarbij gaan om zowel organisaties die duidelijk toegevoegde waarde hebben op specifieke onderdelen van het Nederlandse buitenlands beleid, zoals mensenrechten, vrede en veiligheid of ontwikkelingssamenwerking, als organisaties die een intrinsieke waarde hebben voor het multilaterale stelsel als zodanig. Of de organisatie uiteindelijk een bijdrage van Nederland krijgt hangt mede af van het functioneren van de organisatie. Elke twee jaar beoordeelt Nederland het functioneren van een groot aantal VN-organisaties en legt deze beoordeling vast in zogeheten scorekaarten. De laatste keer was in de eerste helft van dit jaar, de scorekaarten zijn op 1 juli besproken in een AO met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

23

Hoeveel draagt Nederland in 2016 in totaal bij aan VN-organisaties? Welk deel daarvan is vrijwillig?

Antwoord:

Vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken draagt Nederland in 2016 EUR 150 miljoen bij aan VN-organisaties, hiervan is EUR 7,5 miljoen vrijwillig.

24

Welke landen hebben bij de laatste Universal Periodic Review kritiek van Nederland ontvangen? Om hoeveel aanbevelingen gaat het?

Antwoord:

In de laatste sessie van de Universal Periodic Review in mei 2015 heeft Nederland aanbevelingen gedaan aan de Verenigde Staten, Panama, Mongolië, Marshall Islands, Maladiven, Malawi, Libië, Liberia, Andorra, Jamaica, Honduras, Kroatië, Bulgarije en Wit-Rusland om de mensenrechtensituatie te verbeteren. In deze sessie ging het in totaal om achtentwintig aanbevelingen.

25

Wordt bij de vrijwillige afdrachten aan VN-organisaties rekening gehouden met het functioneren van de desbetreffende organisaties? En zo ja, hoe?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 22.

26

In hoeverre zijn de toezeggingen van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake het Noordpoolgebied al verwerkt in deze begroting? En in hoeverre zullen de extra uitgaven die het Ministerie van Buitenlandse Zaken bereid is te doen ook leiden tot meer uitgaven van de Ministeries van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, aangezien de Minister bij zijn recente bezoek heeft aangegeven daar bij de andere ministeries op te zullen aandringen? En is daarmee onze positie van waarnemen in de Arctic Council voldoende mate verzekerd?

Antwoord:

De financiële toezeggingen zijn opgenomen in de BZ-begroting. De exacte bedragen die andere ministeries de komende jaren bijdragen aan het wetenschappelijk poolonderzoek zijn op dit moment niet bekend. Gesprekken daarover zijn nog gaande. Er is geen rechtstreeks verband tussen de Nederlandse waarnemersstatus bij de Arctische Raad en (de hoogte van) het budget voor poolonderzoek. Wel draagt kwalitatief hoogwaardig onderzoek op thema’s die de Arctische Raad belangrijk vindt bij aan de goede reputatie van Nederland bij de Arctische staten. Dit is van belang nu het Noordpoolgebied aan geopolitieke en economische relevantie wint.

27

Op welke manier wordt duidelijk dat de begroting voor 2016 is aangepast ten opzichte van voorgaande jaren om in te spelen op huidige crises, zoals instabiliteit in de ring om Europa, de verwijdering van het Westen en Rusland en de vluchtelingencrisis?

Antwoord:

Voor de versterkte inzet op de ring van instabiliteit rond Europa, veiligheid en contraterrorisme wordt het Stabiliteitsfonds verhoogd met EUR 6 miljoen en het Veiligheidsfonds met EUR 1 miljoen.

Het geïntegreerde beleid waar Nederland voor staat betreft voor de genoemde thema’s ook inzet van andere ministeries als defensie, veiligheid en justitie, economische zaken en binnenlandse zaken. Zo worden rijksbreed extra middelen beschikbaar gesteld voor de versterking van inspanningen op het gebied van contraterrorisme. Specifiek op de begroting van Buitenlandse Zaken zijn voor contraterrorisme extra middelen toegevoegd om de Nederlandse inzet in risicolanden en multilaterale fora te vergroten. Zie ook het antwoord op vraag 52.

Dankzij de motie van Ojik is een structurele additionele personele inzet mogelijk op onder meer de thema’s veiligheid, stabiliteit en migratie. Op deze terreinen is het diplomatieke netwerk versterkt, op de posten en in den Haag, wat Nederland in staat stelt om beter zijn rol te spelen, verantwoordelijkheid te nemen en de Nederlandse belangen te behartigen. Een uitgebreide toelichting vindt u in de Kamerbrief Versterking Diplomatie van 11 september 2015 (Minbuza-2015.502157).

De inzet op de buitenlandpolitieke aspecten van de vluchtelingencrisis wordt gefinancierd binnen de bestaande middelen, deze inzet moet tevens in nauwe samenhang worden bezien met de begroting van Hoofdstuk 17 en met de activiteiten ondersteunend aan stabilisatie van de ring rond Europa.

28

Wat maakt dat de wereld structureel is veranderd? Sinds wanneer is dat het geval?

Antwoord:

Radicale verandering, zoals de revoluties in de Arabische wereld, de opkomst van ISIS en de ontwikkelingen op de Krim en in Oost-Oekraïne, en geleidelijke evolutie, bijvoorbeeld de groeiende wereldwijde interconnectiviteit, zorgen gezamenlijk voor een nieuwe realiteit. Dit is iets van alle dag. De toegenomen onveiligheid en instabiliteit in de ring rond Europa zijn recente ontwikkelingen die resulteren in een veranderde veiligheidscontext, intern en extern, waarin Nederland opereert. Ook verschillen in economische groei dragen bij aan nieuwe machtsverhoudingen in de wereld; dit is meestal een geleidelijk proces.

29

In hoeverre heeft het westen bijgedragen aan de instabiliteit en de oplaaiende conflicten in de ring rond Europa (Oekraïne, Libië, Irak, Syrië)?

Antwoord:

Nederland en zijn bondgenoten streven naar zo veel mogelijk stabiliteit aan de grenzen van Europa en kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor instabiliteit in deze landen.

30

Kunt u nader ingaan op de «ideologische aantrekkingskracht» van ISIS en dus: de ideologie van ISIS? Blijft u volhouden dat ISIS niets met de islam te maken heeft?

Antwoord:

De ideologische aantrekkingskracht van ISIS en andere terroristische organisaties wordt gevoed door meerdere factoren. Het gaat daarbij voornamelijk om apocalyptische en gewelddadige ideeën. Diverse nationale en internationale onderzoeken wijzen uit dat er verschillende grondoorzaken zijn van radicalisering, maar dat deze niet eenduidig kunnen worden aangegeven. Sociaaleconomische omstandigheden, alsmede percepties van uitzichtloosheid, marginalisatie of discriminatie en psychologische mechanismen kunnen ertoe leiden dat bepaalde personen vatbaarder zijn voor overtuiging door extremistische propaganda, bijvoorbeeld van religieuze aard. In het Midden-Oosten is de voortdurende onderdrukking door het regime-Assad en de aanhoudende burgeroorlog debet aan de aantrekkingskracht van ISIS. Voor Irak geldt dat ISIS aantrekkingskracht kan uitoefenen op soennieten die zich gemarginaliseerd voelen. Vaak is er sprake van dwang, onderdrukking en geweld bij de rekrutering. Zie ook de beantwoording van Kamervragen inzake de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS (ref. nr. 2015.D24901).

31

Kunt u toelichten wat u precies verstaat onder een realistische politieke oplossing voor Syrië, gezien de huidige situatie?

Antwoord:

In antwoord op schriftelijke Kamervragen d.d. 24 juni 2015 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken aangegeven dat het moeilijk voorstelbaar was dat op korte termijn grote stappen konden worden gezet richting politieke transitie in Syrië, gezien de opstelling van het Syrische regime en de verdeeldheid binnen de oppositie, als ook onder landen in de regio. De sterk toegenomen militaire activiteiten van Rusland in Syrië en de aanvallen van Rusland en het Syrische regime op de gematigde oppositie maken de situatie nog gecompliceerder.

Desalniettemin is er de laatste weken enige beweging gekomen in het internationale politieke spoor, in de vorm van het Wenen-overleg, tussen de VS, het VK, Frankrijk, Rusland, Turkije, Saoedi-Arabië, Iran, de EU, de VN en diverse regionale spelers. Het overleg vormt op twee punten een stap voorwaarts: 1) de deelname van Iran en 2) het gegeven dat alle deelnemers hebben onderschreven dat onder auspiciën van de VN een politiek proces tot stand moet komen, tussen de Syrische regering en de oppositie, hetgeen moet leiden tot een geloofwaardig, inclusief en niet-sektarisch bestuur, gevolgd door een nieuwe Grondwet en verkiezingen onder toezicht van de VN. Evenwel is duidelijk dat de posities van partijen op cruciale punten nog ver uiteen liggen. De toekomst van president Assad blijft een van de grootste geschilpunten. De partijen zijn overeengekomen twee weken na de laatste ontmoeting opnieuw bijeen te komen om het overleg voort te zetten.

Het kabinet is van mening dat politiek overleg tussen kernspelers rond het Syrische conflict een belangrijke bijdrage kan leveren aan een politiek transitieproces. Evenwel kunnen de gesprekken in Wenen volgens het kabinet niet in isolatie van betrokken Syrische partijen plaatsvinden. Derhalve moeten er zo spoedig mogelijk – al dan niet separaat – gesprekken tot stand komen met en tussen oppositiegroepen en het Syrische regime. De VN moeten hierin een centrale rol blijven vervullen, zoals ook in de gemeenschappelijke verklaring van Wenen is neergelegd.

32

Kunt u het volgende tekstgedeelte uit de begroting toelichten: «Van onze machtsverhoudingen moeten we het niet hebben. Toch kunnen we wel degelijk onze invloed actief uitoefenen, mits we prioriteiten stellen.» Hoe vertaalt deze uitspraak zich in concreet beleid?

Antwoord:

Deze passage verwijst naar het feit dat Nederland een relatief klein land is en beperkte impact heeft op het internationale toneel. Om onze invloed te maximaliseren maakt het kabinet keuzes en zet bestaande middelen innovatief in. Hierbij bouwt het kabinet met de inzet van bilaterale middelen maximaal voort op activiteiten die door de EU, VN en andere relevante actoren worden ontplooid. Dit betekent dat de Nederlandse beleidsinzet wordt versterkt ten aanzien van een aantal accenten zoals Syrië/Irak en de Sahel-regio (zie ook antwoord op vraag 13), waarbij Nederland op een proactieve manier bijdraagt aan het creëren van stabiliteit in deze regio’s.

33

Wat is de stand van zaken aangaande de Nederlandse poging een zetel in de VN-Veiligheidsraad te bemachtigen in 2017–2018? Kunt u een overzicht geven van de laatste ontwikkelingen? Hoe schat u de Nederlandse kansen in?

Antwoord:

Het Koninkrijk der Nederlanden voert actief campagne om steun te verwerven voor de VNVR-kandidatuur, meest recent in september jl. tijdens de Algemene Vergadering van de VN in New York. Omdat de stemming in juni 2016 in het geheim geschiedt, zijn de kansen van het Koninkrijk vooraf moeilijk te voorspellen.

34

Kunt u het volgende tekstgedeelte uit de begroting toelichten: «Nederland heeft de ambitie om in de frontlinie mee te doen [...].»

Antwoord:

Nederland heeft de wens en ambitie om op het internationale toneel een betrokken en actieve partner te zijn die zijn verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van de internationale uitdagingen van vandaag.

35

Zijn er voor de Nederlandse staat kosten verbonden aan een eventuele zetel in de VN-Veiligheidsraad?

Antwoord:

De kosten verbonden aan een eventueel lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad zullen naar verwachting vooral verband houden met de inzet van personele capaciteit.

36

Kan nader gespecifieerd worden op welke manier Nederland wil investeren in nieuwe coalities en verbanden om bij de oplossing van mondiale problemen een sterke Nederlandse inbreng re realiseren?

Antwoord:

Moderne diplomatie vraagt om nieuwe manieren van bijdragen aan de oplossing van mondiale problemen. Naast staten speelt een veelheid aan actoren, zoals de private sector en civil society een rol in internationale discussies over bijvoorbeeld klimaatverandering, migratie of de toekomst van het internet. Nederland speelt in op deze ontwikkelingen met inzet op nieuwe coalities van actoren die op basis van variërende belangen en nieuwe invalshoeken het debat kunnen beïnvloeden.

Een voorbeeld is de toekomst van het internet. Gezien de grote Nederlandse belangen in de ICT-sector wil Nederland een rol spelen bij besluiten hierover. Dat doet Nederland door in de traditionele fora een prominente rol te spelen, maar ook door nieuwe ideeën te lanceren en daarvoor waar nodig nieuwe coalities op te zetten. Voorbeelden van dergelijke coalities zijn het Global Forum on Cyber Expertise, waarin overheden en bedrijven de handen ineen slaan om capaciteitsopbouw in cyber te versnellen, of de Global Commission on Cyber Stability, waarin staten, bedrijven, civil society en de technische internet gemeenschap samen nieuwe ideeën uitwerken om de stabiliteit van de publieke kern van het internet te vergroten.

37

Kunt u een voorbeeld noemen van een concrete nieuwe coalitie waarin Nederland investeert?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 36.

38

Vindt u Afghanistan ook behoren tot een «ring van instabiliteit» rond Europa? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Niet alle bedreigingen voor Nederland en de EU komen uit de directe ring rondom Europa. Soms komen deze dreigingen van geografisch verder gelegen gebieden. Instabiliteit en conflict in Afghanistan hebben impact op Nederland en Europa, zoals bijvoorbeeld de huidige migratiecrisis laat zien. Hoewel Afghanistan geografisch bezien niet tot de ring van instabiliteit rond Europa behoort, is de focus op de ring van instabiliteit dus niet exclusief.

39

Zijn de financiële accentverschuivingen binnen uw begroting voldoende antwoord op de uitdagingen die u ziet?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 27.

40

Op basis van welke analyse, argumenten en overwegingen heeft u besloten dat een verhoging van het Stabiliteitsfonds van € 6 miljoen voldoende is om alle uitdagingen het hoofd te bieden?

Antwoord op vragen 40 en 41 en 130:

Nederland biedt de uitdagingen in de instabiele ring rond Europa het hoofd door een geïntegreerde inzet van het beschikbare instrumentarium, van humanitaire hulp voor vluchtelingen tot diplomatieke en defensie-inzet in onder andere Irak en Mali. Het Stabiliteitsfonds wordt ingezet op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling en vormt zo een brug tussen veiligheidsbeleid en ontwikkelingsbeleid. De ophoging van het Stabiliteitsfonds met EUR 6 miljoen. geeft een extra impuls aan een geïntegreerde benadering van de problematiek in de instabiele ring rond Europa en schept extra mogelijkheden om bij te dragen aan conflictpreventie. Ook de ophoging van het Veiligheidsfonds geeft extra ruimte om de grote uitdagingen op veiligheidsgebied te adresseren. Zie ook het antwoord op vraag 27.

41

Op basis van welke analyse, argumenten en overwegingen heeft u besloten dat een verhoging van het Veiligheidsfonds van € 1 miljoen voldoende is om alle uitdagingen het hoofd te bieden?

Antwoord:

Zie antwoord bij vraag 40

42

Op basis van welke analyse, argumenten en overwegingen heeft u besloten dat een verhoging van het Mensenrechtenfonds van € 1,5 miljoen voldoende is om alle uitdagingen het hoofd te bieden?

Antwoord:

Naar aanleiding van de motie Servaes/Sjoerdsma (32 735, nr. 131) is het MR-fonds verhoogd. De hoogte van het bedrag is bepaald op basis van beschikbare middelen en de beschikbare capaciteit op de posten en in Den Haag.

43

Welke formele en informele rol heeft u tijdens het EU-voorzitterschap?

Antwoord:

De Minister van Buitenlandse Zaken is binnen het kabinet de coördinerend bewindspersoon voor het EU-voorzitterschap. Met het Verdrag van Lissabon heeft de Raad Buitenlandse Zaken een vaste voorzitter gekregen. Deze Raad zal dus ook niet door de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken, maar door de Hoge Vertegenwoordiger worden voorgezeten. Wel zal de Minister van Buitenlandse Zaken optreden als voorzitter van de Raad Algemene Zaken. Daarnaast zal de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het voorzitterschap – in samenspraak met de Minister van Defensie – alle verplichtingen vervullen ten aanzien van aanwezigheid in het Europees parlement, in voorkomende gevallen tevens ter vervanging van de Hoge vertegenwoordiger. Ook kan het roulerend voorzitterschap gevraagd worden op andere terreinen op te treden als vervanger van de Hoge Vertegenwoordiger. Dit kan zijn bij buitenlandse reizen, maar ook bij Intergouvernementele Conferenties met een kandidaat-lidstaat, bij Associatieraden tussen de EU en derde landen en/of bij Toppen tussen de EU en derde landen. Naast de Minister van Buitenlandse Zaken zijn zowel de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als de Minister van Defensie beschikbaar om de Hoge Vertegenwoordiger hierbij te vervangen.

Zie ook de eerder aan de Kamer verzonden brief betreffende de EU voorzitterschap kalender d.d. 11 september (34 139-6).

44

Hoeveel dagen verwacht u in het kader van uw rol binnen het EU-voorzitterschap buiten Nederland actief te moeten zijn?

Dit valt lastig te voorspellen. Ministers zullen als voorzitters van Raadsformaties veel tijd moeten besteden aan de voorbereiding en de opvolging hiervan. Juist bij de invulling van deze informele rol is moeilijk te voorzien hoeveel beslag deze op de tijd van de Minister zal leggen. Daarnaast zal de Minister van Buitenlandse Zaken gezamenlijk met de Minister van Defensie de verplichtingen vervullen ten aanzien van aanwezigheid bij alle plenaire vergaderingen van het Europees parlement (in Straatsburg en in Brussel). Ook zal het roulerend voorzitterschap mogelijk meermaals gevraagd worden op te treden als vervanger van de Hoge Vertegenwoordiger, zie ook het antwoord op vraag 43. Voorts is er een aantal agendaverplichtingen waarvan nog onduidelijk is of, en zo ja, hoe vaak en wanneer, deze zullen plaatsvinden. Het gaat daarbij onder andere om politieke trilogen en conciliaties in het kader van reguliere wetgevingstrajecten. Tot slot zullen onvoorspelbare gebeurtenissen tot extra betrokkenheid kunnen leiden.

45

Kunt u aangeven op welke wijze u in deze begroting uitvoering geeft aan de motie-Van der Staaij c.s. (kamerstuk 34 000, nr. 23)?

Antwoord:

De motie-Van der Staaij verzocht het kabinet aan te geven wat het noodzakelijke ambitieniveau is van de krijgsmacht in de komende jaren en welke internationale veiligheidsstrategie daarbij hoort. Zoals aangegeven in de Beleidbrief Internationale Veiligheid, Turbulente Tijden in een Instabiele Omgeving, van 14 november 2014, waarin de buitenlandspolitieke kaders zijn geschetst voor de kabinetsreactie op de motie-Van der Staaij, vraagt de complexiteit van de conflicten in de internationale veiligheidsomgeving van Nederland om een actief buitenlandbeleid en om samenwerking in internationaal verband. Er is een gecoördineerde inzet van de juiste mix van instrumenten van diplomatie, ontwikkelingssamenwerking, defensie, politie, justitie en handel nodig. Daarnaast is een goede balans nodig tussen noodzakelijke acute symptoombestrijding en een meerjarige, structurele aanpak van de onderliggende oorzaken van de instabiliteit om tot duurzame oplossingen te komen. Daar ligt een belangrijke rol voor de diplomatie. In de beleidsagenda van de begroting van Buitenlandse Zaken voor 2016 is dit nader uitgewerkt en er zijn extra middelen vrijgemaakt voor de versterkte inzet op de ring van instabiliteit rond Europa, veiligheid en contraterrorisme. Zie ook het antwoord op de vragen 27 en 52.

46

Is het de laatste maanden voor Foreign Terrorist Fighters moeilijker geworden om de grens tussen Turkije en Syrië over te gaan?

Antwoord:

Sinds het begin van het jaar is een groeiend aantal Foreign Terrorist Fighters, onder wie enkele Nederlanders, bij doorreis naar Syrië door de Turkse autoriteiten tegengehouden. Turkije werkt eraan om smokkel van wapens en munitie, en de doorreis van Foreign Terrorist Fighters van en naar Syrië tegen te gaan en heeft de afgelopen maanden, mede na een aantal terroristische aanslagen op Turks grondgebied de grensbewaking verder versterkt zonder de humanitaire toegang te beperken. De bestrijding van terrorisme is voor Turkije een prioriteit, en Nederland en Turkije werken nauw samen in het Global Counterterrorism Forum (GCTF) en de anti-ISIS coalitie.

47

Op welke wijze zal de verhoging van het Mensenrechtenfonds met 1,5 miljoen euro worden besteed?

Antwoord:

Deze verhoging maakt deel uit van het totale mensenrechtenfonds en wordt als zodanig ingezet ter ondersteuning van de prioriteiten uit de mensenrechtenbrief «Respect en recht voor ieder mens». De EUR 1,5 miljoen betreft non-ODA middelen, en zal dus alleen uitgegeven kunnen worden ten behoeve van non-ODA projecten. Dekking van deze verhoging wordt gevonden binnen artikel 4.5 «Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland».

48

Hoe gaat u invulling geven aan het op een toegankelijke en aansprekende wijze meer betrekken van de Nederlanders bij de EU?

Antwoord:

De Europese Unie staat voor veel burgers nog relatief ver af van hun dagelijkse leefwereld. Het kabinet wil burgers meer betrekken bij besluitvorming en keuzes binnen de Europese Unie. Het kabinet zal dit, waar mogelijk, samen met maatschappelijke actoren, vormgeven door een actieve positie in het debat en tijdens de vele activiteiten die het voorzitterschap in Nederland organiseert. Bewindslieden zullen in de eerste helft van 2016 gastcolleges over de Europese Unie geven en jongeren en sociale media reporters krijgen gelegenheid een kijkje achter de schermen van het voorzitterschap te nemen en daar verslag van te doen. Het Nederlandse voorzitterschap zet ook in op online activiteiten via de voorzitterschapswebsite en sociale media. Hiermee kunnen verschillende doelgroepen worden bereikt en kan de interactie worden vergroot. Naast verbinden is ook transparantie een belangrijk uitgangspunt van het kabinet voor het EU-voorzitterschap. Zo organiseert het Nederlands EU-voorzitterschap een Europese open data competitie met als doel een of meerdere applicaties te realiseren die bijdragen aan transparantie en meer kennis over de relevantie van de EU voor het alledaags leven van burgers. Verder wordt met enkele onderwijsinstellingen op het voorzitterschapsterrein in Amsterdam een bescheiden bezoekerscentrum ingericht. Bezoekers kunnen hier informatie over het voorzitterschap en over Europa krijgen en er zullen gastlessen en rondleidingen worden verzorgd. Het programma «EU Back to School», waarbij ambtenaren gastlessen geven over Europa op middelbare en hogere onderwijsinstellingen, wordt tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap geïntensiveerd.

49

Waaraan verwacht u de 30 miljoen euro uit het Budget Internationale Veiligheid te besteden?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 172

50

Hoe beoordeelt u het feit dat in het begrotingsjaar 2015 de Defensie-uitgaven gedaald zijn als percentage van het BBP? Hoe verhoudt zich dat tot de afspraak in Wales om de defensie-uitgaven in tien jaar tijd te verhogen in de richting van de NAVO-norm van 2% BBP? Bent u bereid zich in te spannen voor het nakomen van deze afspraak en zich openlijk uit te spreken voor meer geld voor Defensie, nog in deze kabinetsperiode?

Antwoord:

De Kamer is op 30 september 2014 geïnformeerd over de bij de NAVO-Top in Wales gemaakte afspraken over defensie-uitgaven. In Wales is afgesproken de trend van dalende defensie-uitgaven te keren. Bondgenoten die momenteel 2% of meer van het BBP besteden aan defensie-uitgaven zullen zich ervoor inspannen om ook in de toekomst ten minste dat percentage uit te geven. Bondgenoten die momenteel minder dan twee procent BBP besteden aan defensie-uitgaven, waaronder Nederland, hebben uitgesproken om de daling van die uitgaven te stoppen en te trachten de uitgaven in reële bedragen te laten stijgen naarmate hun BBP weer groeit. Daarnaast hebben deze bondgenoten ook verklaard zich te zullen inspannen om de komende tien jaar hun defensie-uitgaven in de richting van de twee procent BBP-richtlijn te bewegen.

Zoals bekend is het de ambitie van dit kabinet om de dalende trend van defensie-uitgaven te keren. De maatregelen in deze begroting zijn een stap voorwaarts in het meerjarig perspectief dat het kabinet voor Defensie voor ogen heeft.

51

Op welke wijze wil het kabinet zich inspannen om defensiesamenwerking in EU-kader te verdiepen? Welke wijze van defensiesamenwerking op EU-niveau heeft het kabinet voor ogen?

Antwoord:

Zoals in de Internationale Veiligheidsstrategie, de Beleidsbrief Internationale Veiligheid en de beleidsbrief Defensiesamenwerking is aangegeven spant het kabinet zich op meerdere manieren in om defensiesamenwerking in EU-kader te intensiveren. Deze inspanningen richten zich op versterking en verdieping van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), meer evenwichtige lastenverdeling van de Europese landen binnen de NAVO, en versterking van de bi- en multinationale defensiesamenwerking in Europa. In GVDB kader concentreren de inspanningen zich op drie hoofdthema’s, in lijn met de conclusies van de Europese Raad van december 2013: grotere effectiviteit, zichtbaarheid en impact van het GVDB, capaciteitsversterking (onder andere door pooling and sharing en lange termijn defensieplanning, zoveel mogelijk in nauwe afstemming met de NAVO) en versterking van de Europese defensiemarkt en -industrie. In dit kader zet het kabinet zich al geruime tijd in om bestaande afspraken rond defensiesamenwerking op EU-niveau en in bi- en multinationaal verband (zoals in de Code of Conduct on Pooling & Sharing en het beleidskader voor langdurige en structurele defensiesamenwerking) minder vrijblijvend te maken, bijvoorbeeld door de defensiebegrotingen onderling te bespreken, waardoor een zekere groepsdruk onder de lidstaten kan ontstaan. Ook zet het kabinet zich in om nationale parlementen beter te betrekken bij de besluitvorming over Europese defensiesamenwerking in brede zin. Afhankelijke van het ambitieniveau in de toekomstige Global Strategy on Foreign and Security Policy van de EU, zal verdere verdieping van de Europese defensiesamenwerking kunnen plaatsvinden.

52

Hoeveel middelen maakt u vrij als het gaat om tegengaan van radicalisering en welk effect verwacht u van «gerichte interventies te kunnen plegen waar radicalisering de kop opsteekt», waarbij de nadruk ligt op vrouwen, jeugd, werkgelegenheid en het versterken van de dialoog over de lokale veiligheidsketen met de bevolking?

Antwoord:

In het kader van de versterking van de Nederlandse Veiligheidsketen (Kamerbrief d.d. 27 februari 2015) heeft BZ voor de jaren 2016–2020 in totaal EUR 42,6 miljoen toegekend gekregen voor de bestrijding van internationaal terrorisme en het voorkomen van radicalisering. De dreiging van gewelddadig extremisme kent immers geen grenzen. Daarom is het van belang ook buiten de Nederlandse landsgrenzen de voedingsbodems voor terrorisme weg te nemen.

Van de EUR 42,6 miljoen is EUR 29 miljoen bedoeld voor (lokaalgedreven) onderzoeksprogramma’s naar context-specifieke grondoorzaken van radicalisering, het stimuleren van een tegengeluid tegen extremistische propaganda, inhoudelijke versterking van het GCTF-voorzitterschap en het trainen van visumbeoordelaars om documentfraude te herkennen. EUR 13,6 miljoen. is bedoeld voor versterking van personele capaciteit op het thema radicalisering en gewelddadig extremisme.

53

Hoe beoordeelt u het standpunt van de AIV (Advies «Instabiliteit Rond Europa. Confrontatie met een nieuwe werkelijkheid», blz. 15–16)», dat het «moeilijk in te zien valt hoe moslims die hun bestaan in een apocalyptisch perspectief plaatsen en geloven in het «einde der tijden», met materiële prikkels (zoals het aanbieden van een baan), van hun keuze voor terrorisme en andere extreme gewelddadigheden kunnen worden afgehouden»? Hoe verhoudt zich dit tot uw voornemen om middelen uit te trekken tegen radicalisering, onder meer ten behoeve van jeugd en werkgelegenheid?

Antwoord:

Zoals gemeld in het antwoord op vraag 30 kent radicalisering een divers scala aan grondoorzaken – zowel op individueel niveau (psychosociale omstandigheden en vatbaarheid voor ideologie) als op gemeenschapsniveau. Percepties van uitzichtloosheid, een gebrek aan toekomstperspectief, marginalisatie of discriminatie, een gebrek aan educatie en het ontbreken van een kans op werk spelen hierin een rol.

De middelen die aan BZ zijn toegekend in het kader van de versterking van de veiligheidsketen (zie het antwoord op vraag 52) zullen worden ingezet om een bijdrage te leveren aan het voorkomen van radicalisering en terrorisme. Daarbij wordt rekening gehouden met de voorgenoemde diversiteit aan grondoorzaken van radicalisering.

54

Tegen welke radicalisering wilt u extra middelen inzetten? Betreft het uitsluitend radicalisering binnen het islamitisch fundamentalisme en zo ja, waarom?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 52.

55

Welke analyse is gemaakt van de ontwikkeling dat sinds de luchtaanvallen van de anti-IS-coalitie in Irak en Syrië meer Foreign Terrorist Fighters zich bij IS en vergelijkbare groepen hebben aangesloten? Welke verklaring wordt hiervoor gegeven?

Antwoord:

Het is niet mogelijk om een directe link te leggen tussen de luchtaanvallen van de coalitie en het aantal uitreizigers. Dat gezegd hebbende, is – sinds het uitroepen van het kalifaat in juni 2014 – de aantrekkingskracht van ISIS ten opzichte van andere groeperingen in Syrië gegroeid en is het aantal uitreizen en uitreispogingen naar Irak en Syrië niet gestagneerd. Deze toename kan niet eenduidig door luchtaanvallen worden gestopt. Dit onderstreept onder andere het belang van het stimuleren van een tegengeluid tegen extremistische propaganda.

56

Klopt het dat de mensenrechtensituatie in Oekraïne verslechtert? Zo ja, hoe beoordeelt u dit, ook in het licht van het EU-Associatieakkoord?

Antwoord:

Oekraïne staat voor belangrijke uitdagingen op mensenrechtengebied. De onafhankelijkheid van de rechtspraak, het anti-corruptiebeleid en de bescherming van kwetsbare groepen als kinderen, vrouwen en seksuele minderheden dienen te worden verbeterd. De Oekraïense autoriteiten hebben zich onvoorwaardelijk gecommitteerd aan de hiervoor vereiste hervormingen van wetgeving, instituties en beleid. In augustus 2015 hebben zij een Nationale Mensenrechtenstrategie aangenomen die in samenwerking met de Verenigde Naties, Raad van Europa en Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking is opgesteld. Ook de bestrijding van corruptie en verbetering van de rechtspraak behoren tot de speerpunten van het regeringsbeleid. Het EU associatieakkoord en de hierin vastgelegde standaarden op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstatelijkheid vormen een belangrijke waarborg voor deze hervormingen. De voortgang die Oekraïne maakt bij de implementatie hiervan wordt nauwlettend gevolgd door de Europese instellingen.

De mensenrechtensituatie in de conflictgebieden in het oosten van Oekraïne blijft zorgwekkend. De United Nations Human Rights Monitoring Mission in Oekraïne stelt in zijn rapporten zware en veelvuldige mensenrechtenschendingen aan de orde evenals een verontrustende humanitaire situatie. Het recente staakt het vuren biedt verlichting maar is geen duurzame oplossing. Het kabinet is van mening dat alleen een politieke oplossing op basis van de Minsk-akkoorden voor duurzame vrede en terugkeer van de 1,5 miljoen ontheemden kan zorgen. Ten slotte is ook de situatie op de Krim verontrustend. Een recent rapport van de OVSE wijst op toenemende Russische repressie van met name minderheden op de Krim.

57

Welke consequenties heeft het voor de uitvoering van het Associatieakkoord met Oekraïne, voor de Nederlandse relatie met Oekraïne, als Nederland het Associatieakkoord niet kan ratificeren?

Antwoord:

Het associatieakkoord kan in werking treden als alle partijen, dus ook Nederland, het verdrag hebben geratificeerd. Het kabinet staat voor het belang van het associatieakkoord. Nederland en Europa sluiten deze verdragen onder meer omdat het belangrijk is stabiele en welvarende buurlanden te hebben, zeker met zoveel onrust om ons heen. Het verdrag helpt bij de opbouw van Oekraïne als democratische rechtsstaat en geeft kansen voor handel over en weer. Ook Oekraïne hecht veel waarde aan het associatieakkoord met de EU en heeft het richtinggevend verklaard voor zijn toekomst. Voor Oekraïne zal het daarom ongetwijfeld zeer teleurstellend zijn als Nederland het akkoord zou afwijzen.

58

Kunt u een overzicht geven van de verschillende sancties tegen Rusland, Russen en Russische entiteiten vanwege de crisis in Oekraïne en aangeven wanneer deze sancties verlopen (indien er niet tot verlenging wordt overgegaan)?

Antwoord:

De EU heeft in drie fasen sancties ingevoerd tegen Rusland in reactie op het optreden in Oekraïne.

Fase 1: het tot nader orde opschorten van EU-Rusland toppen en het stopzetten van de EU-Rusland visumdialoog. Hieraan is geen einddatum gekoppeld.

Fase 2: het plaatsen van in totaal 151 personen en 37 entiteiten op de sanctielijst. Voor hen gelden reisbeperkingen, bevriezingen van tegoeden en een verbod op het hen verstrekken van economische middelen. De volledige lijst is te vinden op http://eur-lex.europa.eu/ in de geconsolideerde versie van Raadsbesluit 2014/145/GBVB. Deze sancties verlopen 15 maart 2016 indien niet verlengd.

Fase 3: het instellen van een wapenembargo, behoudens bestaande contracten, kapitaalmarktrestricties, een exportverbod voor dual use goederen en technologieën naar gemengde eindgebruikers, en een exportverbod voor apparatuur, technologie en dienstverlening voor diepwater olie-exploratie en productie, Arctische olie-exploratie en productie en schalieolieprojecten in Rusland. Deze sancties verlopen op 31 januari 2016 indien niet verlengd.

Daarnaast zijn er restricties ingesteld voor het zakendoen met de illegaal geannexeerde Krim. Dit behelst een volledig import- en investeringsverbod, een exportverbod van goederen, technologie en gerelateerde diensten in de sectoren transport, telecommunicatie, energie en olie/gas/mineralenexploratie naar de Krim of Sevastopol, onverminderd bestaande contracten, en een verbod op verlenen van diensten gerelateerd aan de toerisme industrie in de Krim of Sevastopol en het aandoen van diens havens door cruiseschepen. Deze restricties verlopen op 23 juni 2016 indien niet verlengd.

59

In welke mate wordt het Minsk akkoord van februari 2015 door de verschillende partijen uitgevoerd?

Antwoord:

Sinds februari heeft het in Minsk overeengekomen maatregelenpakket geleid tot een aanzienlijke afname van de gevechten in het oosten van Oekraïne. Hoewel confrontaties op bepaalde «hotspots» lang aanhielden, is sinds september een algeheel staakt-het-vuren van kracht en wordt nu een begin gemaakt met terugtrekking van wapens door de verschillende partijen. Er zijn echter nog veel meer stappen nodig voor een duurzame, volledige naleving van de Minsk-afspraken. Het gaat om voortgang op vier kernpunten: 1) toegang van de OVSE Special Monitoring Mission; nodig voor verificatie van 2) een duurzaam staakt-het-vuren en terugtrekking van wapens; 3) verkiezingen onder Oekraïens recht en volgens OVSE-standaarden, vastgesteld door OVSE/ODIHR verkiezingswaarnemers, in heel Oekraïne inclusief het deel dat op dit moment in handen is van separatisten; en 4) decentralisatie waaronder een speciale status voor de gebieden in het oosten van Oekraïne die nu in handen zijn van separatisten).

Op dit moment staan de gekalmeerde veiligheidssituatie en de mogelijkheden om op de politieke onderwerpen voortgang te boeken in het onderhandelingsproces direct met elkaar in verband. Zolang zware wapens en troepen in het gebied aanwezig zijn, blijft het risico op escalatie bestaan en zullen beide zijden zich willen wapenen tegen een mogelijk offensief. Waarneming en verificatie door de OVSE SMM vereist dan ook volledige en veilige toegang tot alle gebieden. Hiervan is nog altijd onvoldoende sprake. Daarnaast meldt de SMM dat beide zijden actief blijven in het gebied door middel van trainingen. Dergelijke activiteiten helpen niet de onderlinge spanningen te doen afnemen.

Het vertrouwen dat uitgaat van het consolideren van de wapenstilstand is nodig om in de komende periode een akkoord te vinden over het houden van lokale verkiezingen in de door separatisten bezette delen van de Donbass volgens de voorwaarden van de Minsk-akkoorden (in lijn met het Oekraïens recht, volgens OVSE/ODIHR-standaarden, vastgesteld door internationale OVSE/ODIHR verkiezingswaarnemers). Hierover is tijdens het Normandië-overleg in Parijs op 2 oktober j.l. op het hoogste niveau door Oekraïne, Rusland, Frankrijk en Duitsland gesproken. Het gaat om politiek zeer gevoelige kwesties voor Oekraïne waaronder de toepassing van de kieswet in de gebieden die nu in handen zijn van separatisten, amnestie voor separatisten die zich verkiesbaar willen stellen en de inwerkingtreding van een speciale status voor de gebieden waar de separatisten nu de dienst uitmaken. Rusland speelt hierin een belangrijke rol vanwege de aanzienlijke invloed die het heeft op de separatisten.

Nederland maakt zich sterk voor een Europees eensgezind beleid dat eist dat Rusland deze invloed zichtbaar en constructief aanwendt voor een oplossing van het conflict. Nederland steunt de OVSE, Frankrijk en Duitsland in het volbrengen van het pad van de Minsk-akkoorden dat moet leiden tot een duurzame vrede en herstel van de territoriale integriteit en soevereiniteit van Oekraïne.

60

Wat zijn de verwachte resultaten van de Nederlandse inzet op het tegenwicht bieden aan Russische desinformatie en van de Nederlandse steun aan onafhankelijke Russische media, vooral ook in het licht van de magere resultaten die internationaal in het verleden op dit gebied zijn behaald (denk aan voorbeelden als Iran, Cuba, Syrië)? Hoeveel geld wordt hieraan uitgegeven in 2016?

Antwoord:

Nederland heeft in het voorjaar van 2015 een project gefinancierd van de European Endowment for Democracy (EED), waarbij in kaart is gebracht hoe het beste bijgedragen kan worden aan media-pluriformiteit in het Russische taalgebied. Mediapluriformiteit en steun voor onafhankelijke media zijn van belang voor de democratische ontwikkeling van landen in de Oost-Europese regio en voor het waarborgen van het vrije woord. Uit deze studie is een aantal aanbevelingen naar voren gekomen, waaronder het faciliteren van een Russischtalige «news exchange» waarmee lokale onafhankelijke media nieuwsitems met elkaar kunnen delen en van elkaar kunnen overnemen. Nederland heeft zich bereid verklaard hiervoor EUR 1,3 miljoen ter beschikking te stellen. Er is nog geen besluit genomen over de exacte inzet van deze middelen – een precies bedrag voor 2016 is ook nog niet vastgesteld.

Nederland zal bij de implementatie van deze inzet terdege rekening houden met eerdere ervaringen, zowel positief als negatief, in het bevorderen van mediavrijheid. Belangrijke verschillen met eerdere initiatieven zijn de reeds uitgevoerde haalbaarheidsstudie en de regionale insteek waarmee het initiatief zich op het hele Russische taalgebied zal richten en niet exclusief op één land.

61

Op welke wijze wil Nederland invulling geven aan een coördinerende rol op het terrein van corruptiebestrijding in Oekraïne?

Antwoord:

Na overleg in Brussel en Kiev met grote andere donoren op dit terrein, is besloten dat Nederland de coördinerende rol op het terrein van corruptiebestrijding in Oekraïne niet zelf zal vervullen, maar de reeds bestaande coördinatiestructuren zal versterken. Hier ligt een belangrijke verantwoordelijkheid voor de National Reform Council die de hervormingsagenda, waaronder het beleid op het gebied van corruptiebestrijding, vanuit de Oekraïense overheid coördineert. Deze Raad valt rechtstreeks onder de President en heeft daarmee de nodige slagkracht. Daarnaast is een goede donorcoördinatie essentieel voor het afstemmen van het hulpaanbod op de hulpvraag. De EU-delegatie in Kiev heeft hierin op het gebied van corruptiebestrijding het voortouw. De EU is één van de grootste donoren op dit terrein. Nederland zorgt ervoor dat de door Nederland beoogde bijdragen aansluiten bij de Oekraïense prioriteiten en goed afgestemd zijn met andere donoren.

62

In hoeverre heeft de regering in haar beleid met betrekking tot Oekraïne rekening gehouden met een mogelijk raadgevend referendum inzake het associatieverdrag met Oekraïne?

Antwoord:

Nauwe samenwerking met de buurlanden van de Unie, vastgelegd in een associatieakkoord, is in het belang van onze eigen veiligheid en economie. Het kabinet staat achter dit EU-associatieakkoord met Oekraïne. Een mogelijk toekomstig referendum over dit akkoord heeft in deze positie geen rol gespeeld. Nu het verdrag is ondertekend, beide Kamers hebben ingestemd en inmiddels bekend is dat er een referendum zal worden gehouden inzake dit associatieakkoord, zal het kabinet het belang van het verdrag onderstrepen en deelnemen aan het maatschappelijk debat hierover.

63

Kunt u voorbeelden geven van de Nederlandse inzet op cultuur en innovatie in Rusland? Welke activiteiten zijn in dat kader ontplooid en welke beoogt het kabinet in 2016 te ontplooien?

Antwoord:

De contacten met Rusland vinden plaats op basis van de beleidsbrief betrekkingen met Rusland (DEU-175/2015). Cultuur en innovatie zijn twee terreinen waarop het kabinet het belangrijk vindt om contacten met Rusland waar mogelijk en zinnig op te houden en te stimuleren.

In de Nederlandse inzet op het gebied van cultuur ligt primair de focus op professionele samenwerking op het gebied van architectuur, stedenbouw en erfgoed en op samenwerking tussen musea (bruiklenen, restauratie, educatie). In die samenwerking wordt bijvoorbeeld de Nederlandse dynamische omgang met erfgoed in de stedelijke context geïntroduceerd, is een regionaal centrum voor expertise en restauratie van Nederlandse schilderkunst ontstaan en worden activiteiten rond het thema «changing musea in a changing world» georganiseerd, met onder andere het Rijksmuseum als voorbeeld. Daarnaast blijft er steun voor onafhankelijke professionals en organisaties die willen aansluiten op internationale ontwikkelingen op terreinen als nieuwe media kunst, nieuwe muziek en moderne choreografieën. Voorbeelden zijn de nieuwe media tentoonstelling See the Sound van TodaysArt, de Multimedia Opera The News van Jacob ter Veldhuis en de samenwerking met het jonge Street Art Museum in St Petersburg.

De Nederlandse inzet op het gebied van innovatie wordt primair vormgegeven door de Minister van Economische Zaken, waarbij de focus voor een groot deel beperkt is tot innovatie als bijdrage aan het oplossen van global and societal challenges. Voorbeelden zijn de Nederlands-Russische wetenschappelijke onderzoekssamenwerking in het wiskundig modelleren van biomedische problemen («From Molecule to Man»), en de kennisuitwisseling op het gebied van duurzame grootstedelijke ontwikkeling, waarbij high-tech innovaties worden ingezet voor de aanpak van problemen in werk, verkeer, veiligheid, water/milieu, energie en leefbaarheid («Smart Cities»).

De inzet op zowel cultuur als innovatie zal in 2016 worden voortgezet.

64

Kunt u aangeven welke mogelijkheden voor het openstellen van MATRA voor de Russische Federatie verkend zullen worden, wat de budgettaire consequenties hiervan kunnen zijn voor lopende en toekomstige activiteiten in andere landen, en vanaf wanneer u voornemens bent MATRA open te stellen voor activiteiten in de Russische Federatie?

Antwoord:

Binnen het nieuwe Matra-beleidskader, waarover uw Kamer nog in 2015 een brief ontvangt, is ruimte voor een landenspecifieke aanpak. Dit betekent dat het Matra-kader de flexibiliteit biedt om rekening te houden met specifieke omstandigheden en bijzonderheden in de betrokken Matra-landen. Daarnaast kunnen vanuit het Matra-programma ook activiteiten worden gefinancierd die aansluiten bij uitdagingen op regionaal niveau van de Oostelijke Partnerschapsregio of de Pre-accessieregio.

Deze regionale projecten zullen administratief worden ondergebracht bij één van de ambassades die gedelegeerde Matra-middelen beheert. In het geval van projecten met een regionaal bereik is de strikte geografische beperking tot alléén de OP-landen niet van toepassing: middelen uit dergelijke projecten kunnen ook bijv. Rusland bestrijken, mits het zwaartepunt van de activiteiten in de landen van het Oostelijk Partnerschap ligt. Rusland was in 1993 oorspronkelijk onderdeel van het Matra-programma, maar is sinds 2012 uitgefaseerd (Kamerstukken 2011–2012, 33 000-V-57) in lijn met de versmalling van Matra naar de pre-accessielanden. Op dit moment acht het kabinet het heropenen van een landenspecifiek Matra-programma voor Rusland niet haalbaar vanwege de omstandigheden in Rusland.

65

Welke typen activiteiten ter versterking van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers, zullen worden ondersteund vanuit MATRA en het Mensenrechtenfonds in Oekraïne, welke doelen wilt u hiermee behalen, en hoeveel budget wilt u binnen beide fondsen daarvoor beschikbaar stellen?

Antwoord:

De focus van Matra en het Mensenrechtenfonds is het afgelopen jaar sterker dan tot noch toe het geval was gericht op ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld dat zich inzet voor het aandrijven van de hervormingsagenda, vooral op de terreinen van mediavrijheid, het bevorderen van de rechtsstaat, politieke inclusiviteit, corruptiebestrijding, decentralisatie van bestuur en een constructieve dialoog tussen overheid en burger. De ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld op deze terreinen blijven speerpunten in 2016.

Decentraal heeft de post in Kiev vanuit het Mensenrechtenfonds een budget van 650.000 EUR. Voor de decentrale middelen van het Mensenrechtenfonds ligt de nadruk op:

  • Toegang tot een eerlijk proces, incl. kosteloze rechtsbijstand, vrijwaring van foltering en mishandeling;

  • Het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting, incl. persvrijheid en de vrijheid van vergadering, mediageletterdheid;

  • Het bevorderen van het werk van HR verdedigers;

  • Preventie van discriminatie op grond van geslacht, etniciteit, het voorkomen van homofobie en xenofobie.

Vanuit het centrale Mensenrechtenfonds wordt het Nederlands Helsinki Comité (NHC) gefinancierd voor een project gericht op het ondersteunen van mensenrechtenverdedigers. De doelstellingen zijn onder andere het vergroten van publieke steun voor mensenrechtenverdedigers, effectieve inzet van mensenrechtenverdedigers om de ruimte voor het maatschappelijk middenveld te vergroten en het vergroten van de capaciteiten van mensenrechtenverdedigers om zichzelf te kunnen beschermen. Oekraïne is één van de landen waarop dit project zich richt. Aan dit project wordt tussen begin 2014 en eind 2017 1,9 miljoen EUR besteed in een aantal post-Sovjet landen.

Daarnaast wordt vanuit Matra via de post jaarlijks 900.000 EUR geïnvesteerd in de versterking van het maatschappelijk middenveld van Oekraïne. De post geeft financiële steun aan projecten die zich richten op de volgende gebieden:

  • Wetgeving en recht, corruptiebestrijding

  • Openbaar bestuur/decentralisatie, openbare orde/politie

  • Mensenrechten/minderheden en vrijheid van media.

De ondersteuning is gericht op de capaciteitsversterking van het maatschappelijk middenveld die moet leiden tot een constructieve dialoog tussen burger en overheid.

66

Op welke wijze wint de Syrische oppositie aan legitimiteit door de steun die Nederland biedt? Kunt u een gedetailleerde omschrijving geven van hoe deze oppositie is samengesteld? Wat zijn concreet behaalde resultaten op dit terrein?

Antwoord:

Nederland steunt de Syrische politieke oppositie die is verenigd onder de paraplu van de Syrische Oppositie Coalitie (SOC) en de daaruit afgeleide Syrische interim-regering (SIG). De SOC geldt als gematigd en is door een groot deel van de internationale gemeenschap erkend als een legitieme vertegenwoordiger van het Syrische volk. Door Nederlandse steun onder andere via structuren onder toezicht van de SOC en de SIG te kanaliseren, stelt Nederland de oppositie in staat binnen Syrië wederopbouw en dienstverlening te verzorgen.

Op lokaal niveau stelt Nederland steun beschikbaar aan de Free Syrian Police, die bijdraagt aan veiligheid en stabiliteit in gebieden die niet langer onder controle van het regime staan, en aan civil defence-groepen (neutrale reddingswerkers). Voorts steunt Nederland een aantal gematigde gewapende Syrische oppositiegroepen. Mede dankzij de Nederlandse steun slagen deze groepen er beter in zichzelf te handhaven in de strijd en lokale bevolking bescherming te bieden tegen de aanvallen van Assad en extremistische groepen. Dat leidt tot groter draagvlak onder de bevolking.

Omdat er niet een groep is die alle Syriërs vertegenwoordigt, faciliteert Nederland dialoog met en tussen de gematigde groepen en individuen. Bij de verschillende politieke en gewapende Syrische oppositiegroepen dringt Nederland aan op verbreding, consensusvorming en deelname aan het VN-proces, om te komen tot een intra-Syrische dialoog en uiteindelijk een politiek transitieproces langs de lijnen van het Genève Communiqué. De Nederlandse Speciaal Gezant Syrië, die zetelt in Istanbul, voert hierover voortdurend gesprekken met de verschillende Syrische oppositiegroepen, ter ondersteuning van het VN-proces.

67

Wat bedoelt u met «vredesproces in oude constellatie», waarvan u verwacht dat het niet tot gewenste resultaten zou leiden bij nieuwe diplomatieke pogingen het Israëlisch-Palestijns conflict op te lossen?

Antwoord:

Aangezien het vredesproces zoals dat sinds Oslo is vormgegeven, niet heeft geleid tot oplossing van het conflict, is het Kabinet van mening dat een nieuwe aanpak noodzakelijk is. Een nieuw raamwerk voor een geloofwaardig onderhandelingsproces is nodig waarbij de EU een substantiële rol speelt. Op basis van het Arabische Vredesinitiatief zou tevens een aantal regionale spelers in de Arabische regio betrokken moeten worden.

68

Wat is de voortgang en stand van zaken op EU-niveau bij het ontwikkelen van een «nieuwe aanpak» voor het Midden-Oosten vredesproces en de EU-strategie die Hoge Vertegenwoordiger Mogherini ter zake zou uitwerken en presenteren?

Antwoord:

Het kabinet is voorstander van een grotere EU rol ten aanzien van het MOVP en zal zich hiervoor blijven inzetten. Tijdens de Gymnich bijeenkomst op 4 en 5 september jl. heeft de Minister van Buitenlandse Zaken nogmaals gepleit voor de uitwerking van een gezamenlijke EU-inzet voor de komende periode (zie verslag Gymnich). Er bestaat overeenstemming binnen de EU over de noodzaak van een grotere EU-rol. Het is in eerste instantie aan de HV en de EU Speciaal Vertegenwoordiger (EUSV) om dit vorm te geven, voortbouwend op de kaders die de Raad in diverse Raadsconclusies heeft vastgelegd. Zo zetten de Raadsconclusies van juli jl. de bakens voor de EU-koers voor de komende periode.

In het huidige ongunstige politieke klimaat is het niet realistisch om grote stappen ten aanzien van het MOVP te verwachten. In plaats daarvan zal de EU zich de komende tijd richten op het scheppen van de randvoorwaarden voor een geloofwaardig vredesproces. HV Mogherini en EUSV Gentilini zetten daarbij in op de volgende sporen: met beide partijen werken aan de-escalatie van de huidige spanningen; samen met Kwartetleden de mogelijkheden verkennen voor een stappenplan voor implementatie van bestaande akkoorden; regionale partners betrekken; en verbeteren van de politieke en humanitaire situatie in Gaza.

69

Op welke wijze zet Nederland zich ervoor in dat een «effectief en strategisch EU-optreden» in het Midden-Oosten vredesproces het internationaal recht als kader en leidraad hanteert?

Antwoord:

Nederland zet zich in voor een effectief en strategisch EU-optreden, waarbij de zorgen en belangen van zowel Israël als de Palestijnen zorgvuldig in acht worden genomen en waarbij beide partijen op hun verantwoordelijkheden worden gewezen. Daarbij vormt het internationaal recht vanzelfsprekend het kader voor EU en Nederlands buitenlandsbeleid, zoals wordt benadrukt in verschillende EU-Raadsconclusies. De EU spreekt beide partijen in bilaterale contacten consequent aan op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van naleving van het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechten. Zo vindt jaarlijks zowel met Israël als met de Palestijnse Autoriteit een mensenrechtendialoog plaats, onder meer over de naleving van internationaalrechtelijke verplichtingen die voortvloeien uit het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechten. Tevens financieren de EU en Nederland een aantal NGO’s die vermeende mensenrechtenschendingen en/of schendingen van het humanitair oorlogsrecht monitoren, documenteren en op die wijze aandacht vragen voor correcte naleving van het internationaal recht.

70

Wat heeft de Europese Unie in 2015 afgezien van politieke verklaringen concreet gedaan om «het behoud van de twee-statenoplossing» te waarborgen, die door de voortdurende uitbreiding van nederzettingen ernstig bedreigd wordt?

Antwoord:

Israëlische nederzettingen in bezet gebied zijn volgens het kabinet en de EU in strijd met internationaal recht en vormen een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. In EU-verband wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het Israëlische nederzettingenbeleid. Het EU-standpunt ter zake wordt consequent uitgedragen, niet alleen in Raadsconclusies en openbare verklaringen, maar ook in contacten met de Israëlische autoriteiten. Specifieke besluiten tot uitbreiding van nederzettingen worden door de EU publiekelijk afgekeurd. Daarnaast heeft Hoge Vertegenwoordiger Mogherini tijdens de informele RBZ («Gymnich») op 4-5 september jl. aangegeven dat de EU-richtsnoeren voor etikettering van producten afkomstig uit Israëlische nederzettingen afronding naderen. Ondertussen wordt in de EU nagedacht over concrete manieren om de scheidslijn tussen Israël en bezet Palestijns Gebied duidelijker aan te brengen, zoals vastgelegd in EU-raadsconclusies. De inwerkingtreding per 1 januari 2014 van de guidelines (richtsnoeren) subsidiabiliteit, die bepalen dat Israëlische entiteiten enkel in aanmerking kunnen komen voor EU-subsidies indien zij zijn geregistreerd in Israël (binnen de grenzen van 1967), vormt hiervan een goed voorbeeld.

71

Welke concrete, positieve resultaten heeft Nederland geboekt door «de goede bilaterale relatie[s] met Israël» in te zetten ten behoeve van «het behoud van de twee-statenoplossing»? Welke aanwijsbare gedragsveranderingen in het belang van de twee-statenoplossing heeft deze inzet bij de Israëlische regering bewerkstelligd?

Antwoord:

Nederland onderhoudt goede bilaterale relaties met Israël en de Palestijnse Autoriteit, die het kabinet tegelijkertijd in staat stellen om met beide partijen een kritische beleidsdialoog te voeren in het kader van het Midden-Oosten vredesproces, ook onder minder gunstige omstandigheden. Nederland is op een aantal terreinen een gesprekspartner die ertoe doet, in het bijzonder ten aanzien van movement & access. Hoewel het totale volume van de export uit Gaza nog veel te laag is om de Gazaanse economie te doen groeien, heeft Israël het afgelopen jaar desalniettemin een duidelijke koerswijziging ingezet: voor het eerst sinds 2007 is export naar Israël en de Westelijke Jordaanoever toegestaan. De Nederlandse scanner was hiervoor essentieel. Israël en de Palestijnse Autoriteit hebben eerder dit jaar gevraagd om een tweede scanner omdat de maximale capaciteit van de overgang met de huidige openingstijden nagenoeg bereikt is. Nederland blijft samen met internationale partners inzetten op verdere verruiming van export mogelijkheden, het toestaan van de export van meer producten uit Gaza, het toestaan van het gebruik van containers en in het algemeen de handel voorspelbaarder te maken. Deze inzet draagt bij aan het bevorderen van stabiliteit in Gaza – een van de noodzakelijke elementen voor de-escalatie – en van eenheid tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever, en draagt op die manier bij aan het behoud van de twee-statenoplossing.

72

Welke vooruitgang kon in 2015 geboekt worden bij de Palestijnse staatsopbouw, waarin Nederland via het OS-programma investeert?

Antwoord:

In het programma ter verbetering van de rechtsorde is bereikt dat in 2015 de Palestijnse politie betere toegang kreeg tot delen van de Westelijke Jordaanoever, inclusief Area B en C. Meest aansprekend voorbeeld ervan is het bieden van Palestijnse politiediensten in de periferie van Jeruzalem. Tevens zijn innovatieve 24-uurs rechtbank-kiosken geopend door de High Judicial Council, waarmee 24-uur dienstverlening aan advocaten en het publiek mogelijk wordt, zoals toegang tot juridische dossiers.

In de landbouwsector werkt Nederland samen met het Palestijnse Ministerie van Landbouw. Met Nederlandse steun werkt dat ministerie aan het handhaven van fytosanitaire standaarden en verbeterde wetgeving voor planten- en dierenwelzijn, zodat Palestijnse producten van betere kwaliteit zijn en Palestijnse producenten betere toegang krijgen tot buitenlandse markten.

In water is mede met Nederlandse financiering een deel van de waterinfrastructuur in Gaza hersteld. Het gaat onder meer om pompstations voor riolering en drie waterreservoirs. Tevens is de toegang tot water voor de bevolking van Gaza is verbeterd.

Met behulp van het PSD-instrumentarium wordt in Hebron het Kinderziekenhuis verbeterd, zodat vrouwen en kinderen tot 15 jaar in de omgeving van Hebron toegang krijgen tot betere gezondheidszorg.

73

Hoe zal Nederland het voorzitterschap van de EU benutten om «het behoud van de twee-statenoplossing» te waarborgen en aansprakelijkheid in het Israëlisch-Palestijnse conflict voor schendingen van de mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht te bevorderen?

Antwoord:

Sinds het verdrag van Lissabon heeft de Hoge Vertegenwoordiger (HV) voor het gemeenschappelijk buitenland en veiligheidsbeleid van de EU de leiding over het buitenlandbeleid van de EU. Nederland zal tijdens het voorzitterschap de HV hierbij actief ondersteunen en tegelijkertijd onverminderd het Nederlandse beleid uitdragen dat zich richt op het behoud en de totstandkoming van de twee-statenoplossing en waarvan aandacht voor schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht integraal onderdeel uitmaakt.

74

Kunt u het opzetten van een communicatie-hub in Caïro, van waaruit maatschappelijke organisaties, activisten, denktanks, kunstenaars etc. in de MENA-regio die een geloofwaardig, gematigd geluid laten horen gesteund worden, nader toelichten? Welke activiteiten zullen vanuit deze hub precies worden ontplooid? Hoeveel geld is hiermee gemoeid in 2016? En op welke wijze verwacht u dat dit initiatief direct zal bijdragen aan Nederlandse belangen?

Antwoord:

Bedoelde initiatief betreft een pilot, met als doel om te verkennen op welke manier gematigde stemmen in de MENA-regio het beste kunnen worden ondersteund. Ook wordt bezien hoe verhalen uit de MENA-regio kunnen worden ingezet in Nederlandse publieksdiplomatie. De invulling van het initiatief is daarom flexibel en ligt niet vast. Hiervoor is in 2016 EUR 1,2 miljoen uitgetrokken.

75

Wat wordt bedoeld met «spill-over’effecten in de regio?

Antwoord:

De effecten van de conflicten in Syrië en Irak zijn niet beperkt tot deze landen alleen. Ze worden ook over de grenzen heen gevoeld, met name in Jordanië, Libanon en Turkije. Een voorbeeld van deze effecten is de impact van de circa 4 miljoen mensen die sinds 2011 uit Syrië gevlucht zijn en volgens UNHCR voor ongeveer 95% opgevangen worden in de buurlanden. Deze opvang drukt zwaar op de bestaande, reeds sobere sociaaleconomische voorzieningen van deze landen. Gedacht moet worden aan de impact van honderdduizenden extra kinderen op het onderwijssysteem, aan verhoogde vraag naar huisvesting, voedsel en drinkwater, maar ook aan verstoring van het vaak informele deel van de onderkant van de arbeidsmarkt. Verder speelt dat de (sektarische/religieuze/ideologische) samenstelling van de bevolking – ook in het Midden-Oosten doorgaans van groot belang voor de interne en politieke stabiliteit – eveneens aan verandering onderhevig is door de instroom van vluchtelingen uit Syrië. Dit zou op termijn tot maatschappelijke onrust kunnen leiden, en is daardoor niet bevorderlijk voor de stabiliteit van deze landen. Bovenstaande is niet uitputtend, maar illustreert wat het kabinet bedoelt met «spill-over» effecten in de regio.

76

Aan welke vervolgactiviteiten in de Arabische wereld moet worden gedacht?

Antwoord:

Zoals gesteld in het antwoord op vraag 74 kan op dit moment nog niet worden aangegeven aan welke activiteiten zullen volgen op de pilot die in 2016 wordt gestart.

77

Op welke verantwoordelijkheden zullen de Palestijnen door de EU worden gewezen?

Antwoord:

In het huidige klimaat is de eerste verantwoordelijkheid de-escalatie, in woord en daad. De Palestijnse Autoriteit en Israël moeten alles in het werk stellen om de spiraal van geweld te doorbreken, onder meer door af te zien van opruiende uitspraken en het tegengaan van geweld.

Om een klimaat te scheppen waarin een hervatting van onderhandelingen weer mogelijk wordt, is het van belang dat de Palestijnse Autoriteit werk blijft maken van verdere opbouw van de eigen instituties, verbeterde dienstverlening aan burgers en een pluriform bestuur met ruimte voor afwijkende meningen. Tevens is voortgang op intra-Palestijnse verzoening noodzakelijk, zodat er een einde komt aan de huidige splitsing tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever en de Palestijnse partijen een nationale agenda kunnen formuleren voor verdere staatsopbouw en onderhandelingen met Israël.

78

Hoe groot is de Nederlandse bijdrage aan Palestijnse staatsopbouw via OS?

Antwoord:

De Nederlandse OS- bijdrage aan de Palestijnse staatsopbouw in 2015 is EUR 26,5 miljoen. Dit bedrag is onderverdeeld in 5,7 miljoen voor het speerpunt voedselzekerheid, EUR 7,4 miljoen voor private sector ontwikkeling, EUR 7 miljoen voor rechtstaatontwikkeling, inclusief mensenrechten, EUR 4 miljoen voor water en EUR 2,4 miljoen voor de tweede scanner bij Gaza.

Daarnaast draagt Nederland bij aan de Palestijnse ontwikkeling via vijf MFSII allianties en door de inzet van civiele en militaire experts.

Naast de bijdrage aan de Palestijnse staatsopbouw draagt Nederland EUR 17 miljoen bij aan de opvang van Palestijnse vluchtelingen in de regio.

79

Waarom noemt u wel de instabiliteit in Libië en de gevolgen voor de wijdere regio, inclusief Nederland, maar gaat u niet in op de opmars van ISIS in Libië? Bent u voorstander van de bestrijding van ISIS in Libië?

Antwoord:

De huidige instabiliteit in de wijdere regio en Libië draagt bij aan een versterking van de positie van ISIS. Het kabinet ziet een politiek akkoord dat een regering van nationale eenheid tot stand brengt als eerste belangrijke stap om de problemen in het land aan te pakken, waaronder de bestrijding van ISIS. Zonder eenheidsregering is een duurzame aanpak van ISIS in Libië niet mogelijk.

80

Welke steun aan Libië wordt voorzien («alle mogelijke middelen») als er een eenheidsregering komt?

Antwoord:

Het kabinet is voornemens een eventuele eenheidsregering te ondersteunen op het gebied van lokaal bestuur, accountability en transitional justice, ontmijning, empowerment van vrouwen en door middel van een Quick Impact Fund dat lokale projecten die de lokale economie herstarten kan financieren.

Daarnaast zal het kabinet Libië via de Europese Unie en de Verenigde Naties verder ondersteunen indien er een eenheidsregering komt. Er vindt momenteel nauwe coördinatie plaats hierover.

81

In hoeverre wordt door de Nederlandse regering samengewerkt met de Libische premier Abdullah-al Thinni in zijn strijd tegen de politieke islam?

Antwoord:

Het kabinet streeft naar een politiek akkoord in Libië op basis waarvan een eenheidsregering gevormd kan worden, met deelname van alle bij de dialoog betrokken partijen, inclusief gematigde islamisten. Met deze eenheidsregering kan in brede zin samengewerkt worden, ook bij bestrijding van terroristische groeperingen als ISIS en Ansar al-Sharia.

82

Klopt het dat het aantal asielzoekers uit Afghanistan is toegenomen na het vertrek van gevechtstroepen van de NAVO en de opmars van de Taliban? Acht u een Irak-scenario denkbaar van de ineenstorting van het land, met als gevolg: burgeroorlog en massale vluchtelingenstromen richting Europa?

Antwoord:

De veiligheidssituatie in Afghanistan blijft onder druk staan door de aanwezigheid van opstandelingen en is met name in Noord-Afghanistan zorgwekkend. Recente ontwikkelingen in Kunduz bevestigen dat Afghanistan kwetsbaar is en nog een lange weg te gaan heeft. Volgens de IND is het aantal Afghanen dat in Nederland asiel heeft aangevraagd als volgt: 1.520 (2013), 427 (2014) en 739 (t/m augustus 2015), wat er op wijst dat er geen direct causaal verband is tussen de vluchtelingenstroom en het vertrek van NAVO-gevechtstroepen uit Afghanistan. Dit neemt echter niet weg dat de instabiliteit in Noord-Afghanistan mogelijk zal leiden tot een hogere instroom van Afghaanse vluchtelingen. Met name Tadjieken en Hazara’s ontvluchten momenteel Noord-Afghanistan. Het is daarom van belang dat de internationale gemeenschap Afghanistan blijft ondersteunen; een verslechtering van de veiligheidssituatie in Afghanistan heeft niet alleen gevolgen voor Afghanistan zelf, maar ook effect op de buurlanden, de regio en uiteindelijk ook op Europa, inclusief Nederland. Uiteindelijk zal de oplossing echter regionaal gevonden moeten worden; regionale vrede is een cruciale voorwaarde voor duurzame stabiliteit en verdere ontwikkeling van Afghanistan.

83

Op welke wijze wil de regering de samenwerking met Turkije versterken?

Antwoord:

Het kabinet hecht grote waarde aan versterkte samenwerking met Turkije, in het bijzonder wat betreft verbeterde opvang in de regio, het tegengaan van mensensmokkel, het verbeteren van de grensbewaking en het ontwikkelen van een EU-hervestigingsprogramma. Het EU-Turkije actieplan voor een gezamenlijke aanpak van de migratiecrisis is een belangrijke stap voorwaarts in dit verband.

84

Hoe wordt voorkomen dat kleine bedrijven hun verantwoordelijkheid t.o.v. (bescherming van) mensenrechten en kinderrechten niet naleven?

Antwoord:

Juist om te bevorderen dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen op het gebied van mensenrechten, inclusief kinderrechten, is het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten ontwikkeld. In de uitvoering van dit plan blijft het een aandachtspunt om het midden- en kleinbedrijf bewust te maken van die verantwoordelijkheid. Het mkb heeft op dit gebied doorgaans minder kennis en capaciteit dan grote multinationals. Onder meer om het mkb te helpen zijn verantwoordelijkheid in te vullen heeft het kabinet de mvo-risicochecker ([http://www.mvorisicochecker.nl/) laten ontwikkelen, die op een laagdrempelige manier inzichtelijk maakt met welke mvo-risico's een bedrijf te maken kan krijgen in een bepaald land en een bepaalde sector. Ook is begin dit jaar de app «NL exporteert» geïntroduceerd waarmee ondernemers alle benodigde informatie kunnen vinden over zaken doen in het buitenland, waaronder ook informatie over invulling geven aan ketenverantwoordelijkheid. Tot slot maken bedrijfssectoren in het sectorconvenantentraject in multi-stakeholderverband afspraken over hoe IMVO-risico’s, zoals schending van mensenrechten, in hun sector aangepakt en voorkomen kunnen worden.

85

Hoe worden kinderrechten in het internationale economische beleid geïntegreerd?

Antwoord:

Eén van de pijlers van het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten is beleidscoherentie. Dat houdt onder meer in dat de bevordering van respect voor mensenrechten door het bedrijfsleven, inclusief kinderrechten, ook in het internationaal economisch beleid geïntegreerd moet zijn. Een voorbeeld van hoe dit gestalte krijgt is de aanpak rond handelsmissies van het kabinet. Deelnemende bedrijven moeten een verklaring ondertekenen dat zij zich in het land in kwestie zullen houden aan de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. Ook worden de bedrijven van tevoren voorgelicht over de imvo-risico's in het betreffende land. Waar relevant wordt tijdens de missie zelf aandacht besteed aan imvo. Af en toe nemen mensenrechtenorganisaties deel aan de missies. Daarnaast worden, via economische diplomatie, andere overheden aangesproken op hun verantwoordelijkheden op het gebied van wetgeving en handhaving, maar wordt er ook capaciteitsondersteuning en technische assistentie aangeboden. De samenhang tussen het internationale mensenrechten- en economisch beleid is uitgebreider toegelicht in de beleidsreactie op de IOB-evaluatie van het mensenrechtenbeleid in de periode 2008–2013 (Kamerstuk 32 735 nr. 143).

86

Hoe beschermt «verduurzaming van ondernemen» expliciet kinderrechten?

Antwoord:

In de begroting van Buitenlandse Zaken wordt niet gesproken over «verduurzaming van ondernemen», of over hoe dit expliciet kinderrechten zou beschermen. In algemene zin kan worden opgemerkt dat de eerbiediging van mensenrechten, inclusief kinderrechten, doorgaans wordt gezien als een integraal onderdeel van duurzaam ondernemen.

87

Hoe vertaalt het uitgangspunt dat de het EU-actieplan door alle lidstaten moet worden uitgevoerd zich in de praktijk? Zijn er bijvoorbeeld werkafspraken gemaakt tussen de lidstaten onderling?

Antwoord:

Het EU-Actieplan omvat concrete acties van alle Europese instellingen en van de EU lidstaten. Alle EU-instellingen hebben zich gecommitteerd aan de uitvoering van de acties die op hen betrekking hebben. In de praktijk kan het daarbij zo zijn dat een van de lidstaten op een specifiek onderwerp het voortouw neemt. Zo neemt bijvoorbeeld Nederland het voortouw op onder meer LGBTI, Spanje op de doodstraf en België op racisme. Dergelijke werkafspraken gelden ook voor de EU inzet in de multilaterale fora (burdensharing).

88

Hoe voorziet u de implementatie van de doelstellingen en actiepunten uit het EU-actieplan Mensenrechten die niet geplaatst kunnen worden onder de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten? Is hier o.a. voldoende capaciteit voor beschikbaar op de posten?

Antwoord:

Nederland zet zich actief in voor de uitvoering van het gemeenschappelijke EU mensenrechtenbeleid, inclusief het EU-actieplan Mensenrechten. Het Nederlandse buitenlandse mensenrechtenbeleid is complementair aan het EU-beleid. Op basis van afspraken over burdensharing zal Nederland zich richten op die thema's waar het de meeste toegevoegde waarde heeft. Dit geldt ook voor het werk door de posten en van de EU-delegatie. Juist door deze samenwerking in EU-verband kunnen de EU-landen gezamenlijk beter uitvoering geven aan het EU-mensenrechtenbeleid, met de capaciteitsbeperkingen die alle lidstaten en de EU ondervinden.

89

Hoe voorziet u de aanpassing van Verordening (EG) nr. 428/2009 om de bescherming en bevordering van de vrijheid van meningsuiting online en offline van mensenrechtenverdedigers te bevorderen (doelstelling 11 van het EU-Actieplan Mensenrechten)?

Antwoord:

De aanpassing voorziet een aanscherping van het exportcontrole regime van dual-use technologie en software naar landen waar het aanzienlijke risico bestaat dat deze kunnen worden ingezet voor mensenrechtenschendingen, zoals in het geval van online surveillance van mensenrechtenverdedigers.

90

Kunt u toelichten wat precies wordt bedoeld met «diplohacks»? Op welke wijze draagt dit bij aan de bescherming van mensenrechten?

Antwoord:

Diplohack is in 2013 ontstaan in een door Nederlandse en Zweedse ambassades opgezet evenement, waarbij diplomaten en programmeurs op zoek gaan naar vooruitstrevende digitale oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Zo vonden er Diplohacks plaats rondom de thema’s voedselzekerheid, seksueel geweld in conflictgebieden, gezondheidzorg in India, het conflict in Syrie en cyberveiligheid. Hierbij bleek steeds de waarde als netwerkinstrument, met name om contacten op werkniveau tussen de wereld van diplomatie, NGOs en technologie te vergroten.

91

Blijft u het Mensenrechtenfonds inzetten in onder meer OESO-landen? Zo ja, waarom?

Antwoord:

In 2016 zal het MRF strategischer en flexibeler worden ingezet. Zoals ook in de Mensenrechtenbrief staat zal «bij toekenning van fondsen per land worden gekeken naar de ernst van de mensenrechtensituatie in relatie tot de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten en de effectiviteit van de beoogde inzet». Niet langer zal bepalend zijn of een land op de landenlijst staat. Het uiteindelijke aantal landen waar fondsen naar toe zullen gaan, kan zowel hoger als lager dan het huidige aantal van 49 van de landenlijst zijn. Als een OESO-land aan deze voorwaarden voldoet, kan het Mensenrechtenfonds eventueel ook daar ingezet worden. Het merendeel van het bedrag voor OESO-landen gaat overigens naar internationale gouvernementele en non-gouvernementele organisaties die in OESO-landen zijn gevestigd (bijv OAS en International Commission of Jurists) en naar initiatieven van OESO-landen gericht op derde landen (bijv LHBT-fonds opgezet door VS).

92

Kunt u nader ingaan op de meer «flexibele» en «strategische» inzet van het Mensenrechtenfonds? Wordt de landenlijst uitgebreid of ingekort? Betekent een meer flexibele en strategische inzet van het Mensenrechtenfonds dat op meer in plaats van minder landen zal worden geconcentreerd in het Nederlandse mensenrechtenbeleid? Zo ja, hoe rijmt u dat met eerder kabinetsbeleid?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 91

93

Komt er meer focus in de besteding van het mensenrechtenfonds? Worden de thema's uitgebreid of ingekort?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 91

94

Aangezien Nederland voorop loopt in de strijd tegen straffeloosheid bij internationale misdrijven en inzet op versterking van de dialoog en samenwerking van verdragspartijen met het Internationaal Strafhof, wat doet Nederland concreet om de dialoog en samenwerking van verdragspartij Palestina met het Strafhof te bevorderen?

Antwoord:

Nederland hecht veel belang aan dialoog van verdragspartijen met het Strafhof om het draagvlak en de steun voor het Strafhof te bevorderen. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar een aantal Afrikaanse verdragspartijen die kritisch zijn over het Strafhof. De jaarlijkse Assembly of States Parties is hier het geëigende forum voor. Daarnaast brengt Nederland het onderwerp bestrijding straffeloosheid en steun voor Strafhof met enige regelmaat op in bilaterale gesprekken. Sinds de Palestijnse toetreding heeft de Palestijnse autoriteit Nederland niet om ondersteuning gevraagd.

95

Aan welke activiteiten in welke landen zal de verhoging van het Mensenrechtenfonds in 2016 binnen de begroting met EUR 1,5 miljoen ten goede komen en uit welk budget wordt deze verhoging gedekt?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 47

96

Kunt u toelichten wat precies wordt bedoeld met de uitspraak dat Nederland in het kader van cyber een sterke nichespeler is?

Antwoord:

Als sterk gedigitaliseerd land raken de ontwikkelingen met betrekking tot het internet elders direct aan de economische en politieke belangen van Nederland. Internationale samenwerking op dit gebied is essentieel voor de versterking van cybersecurity wereldwijd. Nederland draagt hier op basis van zijn sterke reputatie actief aan bij door onder andere ontwikkeling van normen en internationaal recht in cyber, verankering van mensenrechten in het digitale domein, bestrijding van cybercriminaliteit en cyber capaciteitsopbouw. Met actieve cyberdiplomatie, het ontplooien van nieuwe initiatieven, het smeden van coalities, een constructieve inzet in diverse multilaterale fora (onder andere VN, EU en OVSE) en het faciliteren van een inclusiever debat waarin alle stakeholders hun respectievelijke rol kunnen spelen, kan Nederland een voortrekkersrol spelen in het versterken van draagvlak voor de visie van een vrij, open en veilig internet wereldwijd. Met de organisatie van de Global Conference on Cyberspace 2015 heeft Nederland aangetoond de internationale agenda op dit terrein te kunnen (helpen) vormgeven.

97

Bent u net als in de begroting 2015 (blz. 15) nog steeds van mening dat «moet worden voorkomen dat Rusland als energieleverancier buiten de deur wordt gehouden»? Zo ja, waarom?

Antwoord:

Het kabinet was en is van mening dat eenzijdige afhankelijkheid van de Europese Unie en van individuele lidstaten van een enkele leverancier of bron voorkomen dient te worden. Daartoe dient ook de inzet van de Europese Unie om te komen tot een Energie Unie. Bevordering van diversificatie van bronnen, leveranciers en aanvoerroutes van energie is daarbij één van de belangrijkste doelstellingen. Niettemin verwacht het kabinet dat Rusland ook in de nabije toekomst een belangrijke gasleverancier voor Europa zal blijven, onder andere omdat de Europese productie geleidelijk afneemt en de vraag naar gas voorlopig ongeveer gelijk blijft. Dit betekent dat aanvoer van elders moet komen. Voor de korte termijn zijn gas uit Rusland en gas in de vorm van LNG daarbij de meest voor de hand liggende opties. Op de middellange termijn zijn er meer opties, zoals verdere energiebesparing, verduurzaming en extra aanvoer vanuit bestaande (Noorwegen, Algerije) en nieuwe gasleveranciers (Middellandse Zeegebied en Kaspische Regio).

98

Hoeveel bedraagt de import van Russisch gas, per jaar, in de periode 2005–2014?

Antwoord:

De volgende informatie komt van het Ministerie van EZ. Naar schatting bedraagt het 4 tot 5 bcm per jaar.Voor het jaar 2013 gaat het om 5,1% van de Nederlandse gasvoorziening.1 Vanwege de open marktplaats voor gas die Nederland kent is dit echter niet precies aan te geven. De Nederlandse Staat importeert zelf geen gas. Marktpartijen (energiebedrijven) zijn er voor verantwoordelijk dat zij voorzien in de gasvraag van hun klanten en zij bepalen zelf bij wie en onder welke voorwaarden zij dat gas inkopen. Dat kunnen zij doen bij een tussenhandelaar, rechtstreeks bij een producent en/of via de aan de Title Transfer Facility (TTF) gekoppelde gasbeurs waarbij niet bekend is wie de tegenpartij is. Tenslotte kan het zo zijn dat dit gas niet fysiek in Nederland wordt verbruikt maar uiteindelijk het land ook weer verlaat.

99

Wat is de prognose van de import van Russisch gas, per jaar, voor de periode 2015–2020?

Antwoord

De volgende informatie komt van het Ministerie van EZ. De prognose voor de nabije toekomst is dat de Europese productie geleidelijk afneemt maar de vraag naar gas ongeveer gelijk blijft.2 Het is onbekend waar het gas vandaan zal komen dat in de toekomst nodig is ter compensatie van de afname. Het gas kan komen uit Rusland, Noorwegen en Denemarken of in de vorm van LNG. Zoals in het antwoord op vraag 98 aangegeven geldt hier ook dat gas veelal verhandeld wordt via de liquide gasmarkt en zodoende de herkomst of de bestemming ervan niet bekend is.

100

Op welke wijze hebben Nederlandse diplomaten gelobbyd voor het verkrijgen van een vergunning van de Verenigde Staten voor Shell voor het boren in Noordpoolgebied?

Antwoord:

Er is niet gelobbied.

101

Ziet u, gezien de recente ontwikkelingen, een rol voor Iran in het diversifiëren van de Nederlandse energietoevoer? Waarom wel of niet? Op welke wijze? Graag een uitgebreide toelichting.

Antwoord

Met de mogelijke opheffing van het sanctieregime in het vooruitzicht zou Iran een grotere rol kunnen gaan spelen in de mondiale energievoorziening.

Iran heeft na Rusland de grootste gasvoorraden ter wereld en zit, ondanks de sancties, bij de top-vijf van gasproducenten. Iran heeft een olieproductiecapaciteit van 3,5 miljoen vaten per dag (4% van de wereldproductie) maar haalt dat voorlopig niet. Iran exporteert daarvan nu 1,1 miljoen vaten per dag. Wel is de verwachting dat Iraanse olie-export waarschijnlijk binnen een jaar met helft omhoog gaat.

Groei in export van Iraans gas zal langer duren door grote binnenlandse vraag, regionale verplichtingen en benodigde investeringen in vergroten gasproductie met name doordat de bestaande energie-infrastructuur sterk verouderd is. Ook zijn bestaande gasvelden na genoeg leeg en moeten nieuwe velden in productie genomen worden. Het meeste gas zal Iran nodig hebben voor herstel en modernisering van de olieproductie en voor de binnenlandse markt. Significante toename van Iraans gas en surplus voor de export worden pas na 2020 verwacht; export van LNG wordt pas vanaf 2025 verwacht en zal waarschijnlijk in eerste instantie gericht zijn op de Aziatische markt. Iran zou in potentie op de lange termijn een bescheiden rol kunnen vervullen in de Europese energievoorzieningszekerheid en daarmee ook die van Nederland.

102

Kunt u aangeven op welke wijze Nederland bijdraagt aan de terechte inzet van Europa om de banden aan te halen met andere energieleveranciers om minder afhankelijk te worden van enkele leveranciers zoals Rusland?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 97.

Nederland ondersteunt de genoemde diversificatie door bilaterale energierelaties met Algerije, Egypte en Turkije, naast blijvende inzet op LNG.

103

Hoeveel geld is in 2016 gemoeid met de ondersteuning via DutchCulture van het internationale programma MidEast Creatives? Hoe worden deze middelen concreet ingezet?

Antwoord:

Er is voor 2015 en 2016 in totaal EUR 155.000 toegekend aan DutchCulture voor MidEast Creatives. MidEastCreatives is ontwikkeld door Hivos, voor het ondersteunen van de culturele sector in het Midden-Oosten en de Arabische regio. Daartoe zet Hivos onder andere co-working spaces op, broedplaatsen waar programmeurs, ontwerpers, kunstenaars en (sociaal) ondernemers samenwerken aan de opzet van eigen (culturele) ondernemingen. DutchCulture brengt voor dit programma Nederlandse experts en kennis in, onder meer voor workshops en culturele programma’s in Egypte, Tunesië, Libanon en Jordanië, evenals voor bijeenkomsten voor cultureel ondernemers in de regio. Ook organiseert DutchCulture een bezoekersprogramma in Nederland voor enkele culturele ondernemers uit de regio.

104

In hoeverre is de verbeterde reis-app waardoor burgers beter voorbereid op reis kunnen geëvalueerd?

Antwoord:

De BZ reisadvies app wordt continue doorontwikkeld. Deze doorontwikkeling wordt door doelgroeponderzoek en gebruikersonderzoek getoetst. Deze toetsing bestaat uit het bevragen van de klantbehoefte en de gebruikersvriendelijkheid van de app.

105

Draagt Nederland in het kader van de bescherming van cultureel erfgoed bij aan «The Walk of Truth»?

Antwoord:

Nee. De organisatie Walk of Truth heeft in april 2015 bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Veiligheid en Justitie een voorstel ingediend voor een online burgerplatform voor het melden van het vernietigen en plunderen van erfgoed. Mede namens de twee andere ministeries heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de organisatie Walk of Truth in juli 2015 laten weten dat het voorstel betrekking heeft op een actueel en urgent probleem, maar dat de overheid niet financieel kan bijdragen aan dit voorstel voor een online platform, omdat duurzame institutionele inbedding ontbreekt.

106

Wanneer verwacht u dat het onderzoek naar de mogelijkheden van verruiming van de verstrekking van paspoorten in het buitenland wordt afgerond? Kunt u de resultaten van dat onderzoek naar de Kamer sturen?

Antwoord:

De resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheden en noodzaak van verruiming van de verstrekking van paspoorten in het buitenland – waarover overleg plaatsvindt met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – zullen uw Kamer vóór de begrotingsbehandeling toegaan.

107

Hoeveel klachten zijn er afgelopen jaar ontvangen van Nederlanders in een buitenlandse gevangenis naar aanleiding van de bijgestelde dienstverlening?

Antwoord:

Er zijn geen klachten ontvangen n.a.v. het nieuwe gedetineerdenbeleid dat per 1 januari 2015 is ingegaan.

108

Heeft u al concrete externe dienstverleners op het oog met betrekking tot het aanvragen van visa? Heeft u al concrete externe dienstverleners op het oog voor de mogelijke verruiming van het verstrekken van paspoorten? En zo nee, aan welke soort externe dienstverleners moeten we dan denken?

Antwoord:

Met betrekking tot het visumaanvraag innameproces zijn er contracten met twee externe dienstverleners afgesloten. Leidend bij de keuze voor een externe dienstverlener is enerzijds een verantwoorde balans tussen laagdrempelige klantvriendelijkheid en kostenbeperking, en anderzijds veiligheid, betrouwbaarheid en respect voor de wet- en regelgeving. Professionele commerciële bedrijven die reeds ervaring hebben bij het innemen van visumaanvragen zijn – mits aan aanvullende voorwaarden wordt voldaan – kandidaten om een dergelijke rol te vervullen bij het innemen van paspoortaanvragen.

109

Hoeveel ruimte blijft er op de post «nominaal en onvoorzien» binnen de HGIS over, nu er 86,9 miljoen in 2017, 49,9 miljoen in 2018 en 50 miljoen in 2019 aan onttrokken wordt?

Antwoord:

Op niet-beleidsartikel 6 Nominaal en Onvoorzien is voor 2017 EUR 62,5 miljoen, voor 2018 EUR 92,6 miljoen en voor 2019 EUR 99,4 miljoen beschikbaar (zie blz. 51 van de begroting van Buitenlandse Zaken 2016).

110

Welke uitgaven binnen het artikel Veiligheid en Stabiliteit zijn vertraagd en meegenomen naar 2016? Welke consequenties heeft deze vertraging gehad voor het beleid?

Antwoord:

De contributies aan VN-crisisbeheersingsoperaties bleven achter doordat er minder afroepen door de VN werden gedaan dan geraamd. De betreffende middelen zijn meegenomen naar latere begrotingsjaren. Deze vertraging heeft geen gevolgen gehad voor het beleid.

111

Welke lidstaten hebben het Eigen Middelen Besluit nog niet geratificeerd? Wat is daarvan de reden? Hoe ziet het voorziene tijdspad van ratificatie eruit?

Antwoord:

Tot op heden hebben 15 van de 28 lidstaten hebben het Eigen Middelenbesluit geratificeerd: Oostenrijk, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Hongarije, Kroatië, Litouwen, Malta, Nederland, Zweden, Finland, Slovenië, Slowakije.

Voor de overige 13 lidstaten geldt dat zij verwachten de ratificatie in het voorjaar 2016 af te ronden.

Nederland zal in 2016 met terugwerkende kracht de korting over 2014 en 2015 ontvangen. Er is geen sprake van rente op deze betalingen.

112

Hoe groot acht u, gegeven de eerdere onvoorziene vertragingen, de kans dat het Eigen Middelen Besluit in 2016 wel door alle lidstaten wordt geratificeerd? Wordt er over de gemiste betalingen rente vergoed?

Antwoord:

Zie antwoord 111.

113

Wat wordt bedoeld met het flexibeler inzetten van het budget voor mensenrechten?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 91.

114

Waarom wordt er nog steeds 123 miljoen via een kasschuif uit de periode 2017–2019 naar voren gehaald ter financiering van de huidige missie in Irak tegen ISIS? Wordt de verlenging ook met een kasschuif gefinancierd? Hoe solide acht u deze wijze van financieren, ook in het licht van de kritiek vanuit de Kamer?

Antwoord:

In de nota van wijziging van 18 november 2014 (KS 34 000 V) is opgenomen dat het kabinet heeft aangegeven deel te nemen aan de strijd tegen ISIS in Irak en dat de financiering grotendeels uit de HGIS-onvoorzien komt door middel van een kasschuif uit de jaren 2017 t/m 2019. Deze kasschuif was nodig om de 1e fase van de ISIS missie in Irak te financieren. De middelen zijn vervolgens overgeheveld naar het onderdeel crisisbeheersingsoperaties van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) op de begroting van Defensie. De verlenging van de missie wordt gefinancierd uit de middelen die in het BIV 2016 beschikbaar komen, waaronder de structurele ophoging met EUR 60 miljoen vanaf 2016. De financiering is derhalve solide.

115

Hoe beoordeelt u het standpunt van de AIV (Advies «Instabiliteit Rond Europa. Confrontatie met een nieuwe werkelijkheid, blz. 33) dat de «klassieke mensenrechten op sterke weerstanden in sommige landen met culturen die door radicale interpretaties van de Islam zijn doortrokken. En dat «het een illusie is te menen dat deze weerstanden op korte termijn zullen verdwijnen»?

Antwoord:

De inzet gericht op verbetering van de mensenrechtensituatie blijft zich richten op een structurele aanpak van bevordering van de democratie, rechtsstaat en mensenrechten in alliantie met gelijkgezinden. Deze aanpak wordt door de AIV onderschreven. Dit is een proces van lange adem, maar verdient onze voortdurende inzet.

116

Aangegeven wordt dat het Mensenrechtenfonds in 2016 verhoogd wordt. Is dit een structurele verhoging met een structurele dekking?

Antwoord:

Nee, het betreft een incidentele verhoging.

117

Aangeven wordt dat het budget voor het Mensenrechtenfonds in 2016 wordt verhoogd, en dat hiervoor dekking wordt gezocht binnen het artikel «aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland». In hoeverre gaat dit ten koste van het deel dat hiervoor was gereserveerd voor het Internationaal Strafhof?

Antwoord:

De ophoging van het Mensenrechtenfonds in 2016 gaat niet ten koste van het deel dat was gereserveerd voor het Internationaal Strafhof.

118

Waar is het Mensenrechtenfonds op de begroting 2016 terug te vinden? Is dit onder artikel 1.2, waar het fonds ook benoemd wordt in de toelichting op de financiële instrumenten? Zo ja, waarom is het Mensenrechtenfonds niet expliciet opgenomen in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» van artikel 1?

Antwoord:

Het Mensenrechtenfonds is opgenomen in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» onder beleidsartikel 1.2. De mutatie van EUR 1,5 miljoen is inderdaad niet als zodanig zichtbaar in de tabel. Het onderdeel «Subsidies – Landenprogramma’s Mensenrechten» valt onder het Mensenrechtenfonds en is voor het begrotingsjaar 2016 met EUR 1,5 miljoen verhoogd naar EUR 12.415.000 miljoen. Het betreft hier een verhoging ten opzichte van de eerdere raming van EUR 10.915 miljoen (bij ontwerpbegroting 2015) voor hetzelfde begrotingsjaar (2016).

119

Kunt u toelichten waarom het Mensenrechtenfonds in 2016 met € 1,5 miljoen wordt verhoogd terwijl subsidies en bijdragen aan landenprogramma's mensenrechten worden verlaagd?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 118.

120

Kunt u toelichten waarom in de begroting 2016 zowel in de beleidsagenda als onder artikel 1(p.9 en p.29) staat dat het Mensenrechtenfonds in 2016 met € 1,5 miljoen verhoogd wordt terwijl dit niet terug te zien is in de budgettaire tabel van artikel 1?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 118.

121

Kunt u toelichten waarom uit de toelichting op artikel 4.5 niet blijkt dat er vanuit dit artikel dekking is gevonden voor verhoging van het Mensenrechtenfonds terwijl op pagina 29 in de begroting 2016 van Buitenlandse Zaken staat dat dekking wordt gevonden binnen artikel 4.5? Is er wel dekking voor het Mensenrechtenfonds aanwezig op dit artikel?

Antwoord:

Vanwege de beleidsmatige relevantie is onder de beleidswijzigingen bij artikel 1 en in het Verdiepingshoofdstuk vermeld dat dekking voor de ophoging van het Mensenrechtenfonds wordt gevonden binnen artikel 4.5. Formeel echter hoeven mutaties onder de EUR 2 miljoen niet te worden toegelicht. Vandaar dat deze toelichting op artikel 4.5 ontbreekt.

122

Hoeveel bedragen de totale uitgaven ten behoeve van de kandidatuur van het Koninkrijk der Nederlanden voor een zetel in VN-Veiligheidsraad periode 2017–2018?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 123

123

Kunt u toelichten wat er precies wordt betaald en/of gefinancierd met de € 1,6 miljoen die in 2016 is gereserveerd ten behoeve van de kandidatuur van het Koninkrijk der Nederlanden voor een zetel in VN-Veiligheidsraad periode 2017–2018?

Antwoord:

Voor de periode 2014 – 2017 is voor de VN-Mensenrechtenraadcampagne (het Koninkrijk is momenteel lid voor de termijn 2015–2017) en de VN-Veiligheidsraadcampagne gezamenlijk een totaalbedrag van EUR 4.740.000 gereserveerd. Het budget wordt onder andere uitgegeven aan strategische reizen naar landen en multilaterale conferenties, het organiseren van inhoudelijke evenementen op de thema’s vrede, gerechtigheid en ontwikkeling, en de ontwikkeling van promotiemateriaal (zoals een website).

124

Klopt het dat verhoging van het Stabiliteitsfonds, het Veiligheidsfonds en het Mensenrechtenfonds binnen de begroting worden opgelost, en dat er dus feitelijk geen extra geld bijkomt voor Buitenlandse Zaken?

Antwoord:

Ja, dat klopt.

125

Bent u voornemens het verkrijgen van wapenexportvergunningen gemakkelijker te maken voor Nederlandse bedrijven? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Aanvragen voor wapenexportvergunningen worden zorgvuldig, op een case-by-case basis getoetst aan het de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan de mogelijke negatieve invloed van een transactie op de mensenrechtensituatie in het land van de ontvanger, of op de regionale stabiliteit. Het kabinet hecht veel belang aan secure toetsing en is van mening dat in een afweging tussen veiligheid en handelsbelangen, de nadruk dient te liggen op veiligheid. Het kabinet is derhalve niet bereid om deze politieke toetsing om puur economische redenen te versoepelen. Wel houdt het kabinet rekening met de behoeften van bedrijven in de defensie-industrie en zet het zich in voor spoedige administratieve afhandeling van vergunningsaanvragen. Er is daarom geregeld contact tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer (CDIU) om het vergunningsproces zo goed mogelijk te laten verlopen.

126

Uit welke beschikbare middelen wordt personele en financiële capaciteit beschikbaar gesteld voor initiatieven op het gebied van ontwikkeling van normen en toepassing van internationaal recht, waarborgen van digitale rechten en capaciteitsopbouw?

Antwoord:

Deze initiatieven zullen gefinancierd worden vanuit het Stabiliteitsfonds. Inhoudelijk worden ze voorbereid en uitgevoerd door nieuw opgerichte Task Force internationaal cyberbeleid waarin de verschillende dimensies van dit beleidsterrein geïntegreerd worden behandeld. Daartoe zal onder andere een internationale cyberstrategie worden ontwikkeld.

127

Kunt u toelichten waarom er voor het Veiligheidsfonds voor 2015 een budget van 2,25 miljoen euro en voor 2016 een budget van 1,7 miljoen euro is opgenomen terwijl er op dezelfde pagina staat dat het Veiligheidsfonds in 2016 juist wordt verhoogd met 1 miljoen euro?

Antwoord:

Het budget voor het Veiligheidsfonds wordt in 2016 met EUR 1,2 miljoen verhoogd. Het betreft hier een verhoging ten opzichte van de eerdere raming van EUR 0,5 miljoen (bij ontwerpbegroting 2015) voor hetzelfde begrotingsjaar (2016).

128

Zijn de verhogingen van het Stabiliteitsfonds, het Veiligheidsfonds en het Mensenrechtenfonds incidenteel of structureel?

Antwoord:

Deze verhogingen zijn incidenteel (voor 2016).

129

Wat is / zijn de reden(en) dat in 2016 bijna € 6 miljoen minder wordt bijgedragen aan de NAVO ten opzichte van 2015?

Antwoord:

Het verschil van 6 miljoen EUR is te verklaren door een lagere raming voor de uitgaven voor de bouw van het nieuwe NAVO Hoofdkwartier.

130

Kunt u toelichten hoe de 6 miljoen euro extra voor het stabiliteitsfonds en de 1 miljoen euro extra voor het veiligheidsfonds besteed zullen worden?

Antwoord:

Zie de antwoorden op de vragen 40 en 41.

131

Hoe is het dalende budget voor beleidsartikel 2.1 – goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid – tussen 2014 en 2020 te verklaren?

Antwoord:

De hogere budgetbedragen in de jaren 2014 t/m 2016 zijn inclusief de kosten van de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier. Zie ook de antwoorden op de vragen 129 en 133.

132

Hoe is het verschil tussen de bijdrage aan het OPCW in 2015 en 2016 te verklaren?

Antwoord:

Het betreffende sub artikel heeft niet alleen betrekking op de contributie van de OPCW, maar betreft ook bijdragen aan diverse andere instanties die zich bezig houden met ontwapeningsvraagstukken. De stijging in 2015 wordt veroorzaakt door de bijdrage aan de EBRD ten behoeve van de Northern Dimension Environmental Partnership (NDEP) waar Nederland lid van is. Betalingen gebeuren op basis van de liquiditeitsbehoefte van het NDEP. De contributie aan de OPCW zal in 2016 naar verwachting ongeveer gelijk zijn aan die in 2015.

133

Hoe is het verschil tussen de bijdrage aan de NAVO onder beleidsartikel 2 tussen 2015 en 2016 te verklaren?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 129.

134

Hoe is het grote verschil tussen het budget voor 2014 en de overige jaren te verklaren op het beleidsartikel 2.3 – bevordering van ontwapening en wapenbeheersing, bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en het voeren van een transparant en verantwoord wapenexportbeleid?

Antwoord:

In 2014 vond de Nuclear Security Summit plaats wat incidenteel resulteerde in een hoger budget op artikel 2.3. Uitgaven t.b.v. NSS bedroegen in 2014 EUR 17,3 miljoen.

135

Waarom verhoogt u de landenprogramma's hervormingen Arabische regio en de MATRA-programma's? Hoe verhoudt zich dat tot de kritiek van de AIV (Advies «Instabiliteit Rond Europa. Confrontatie met een nieuwe werkelijkheid, blz. 30–31) dat de programma's in het kader van Matra-Zuid «bij de huidige stand van zaken geen of vrijwel geen effect hebben»?

Antwoord:

Voor de jaren 2013 t/m 2015 was een bedrag van EUR 500.000 per jaar overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de ondersteuning van politieke partijen. Voor 2016 is dit bedrag vooralsnog op de begroting van Buitenlandse Zaken opgenomen. Er is dus geen sprake van een verhoging. Overigens heeft de uitspraak van de AIV dat de programma’s in het kader van Matra-zuid bij de huidige stand van zaken geen of vrijwel geen effect hebben alleen betrekking op Irak en Syrië.

136

Kunt u aangeven hoe het budget voor Matra-Zuid zich sinds 2010 heeft ontwikkeld en zal ontwikkelen in deze kabinetsperiode?

Antwoord:

Het totale budget voor het Matra-zuid programma bedroeg in 2012 EUR 7,5 miljoen, in 2013 EUR 10 miljoen, in 2014 EUR 12,5 miljoen en in 2015 EUR 15 miljoen. Dit is in overeenstemming met de bedragen die werden vermeld in de brief van 24 juni 2011 (2010–2011, 32 623, nr. 40). Deze bedragen zijn deels op de begroting van Buitenlandse Zaken te vinden en deels op die van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor de komende jaren is een budget van EUR 15 miljoen per jaar voorzien.

137

Kunt u aangeven aan welke activiteiten en regio(’s) de verhoging van het MATRA-budget voor 2016 ten goede zal komen?

Antwoord:

Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 135 is er geen sprake van een verhoging.

138

Waarom zijn de uitgaven voor Matra Oostelijk Partnerschap nog niet juridisch verplicht en betekent dit dat er een onderbesteding was / is op dit budget?

Antwoord:

Contracten voor projecten in het kader van Matra Oostelijk Partnerschap worden in de regel pas in het begrotingsjaar zelf afgesloten. Dientengevolge zijn deze uitgaven nog niet juridisch verplicht. Dit zegt niets over een eventuele onderbesteding op dit budget.

139

Kunt u een schematisch overzicht geven van de Nederlandse bijdrage aan de bouw van het nieuwe NAVO-hoofdkantoor, per jaar, in de jaren 2010–2020?

Antwoord:

Ja, een schematisch overzicht van de uitgaven per jaar tot nu toe vindt u hieronder. Voor de nieuwbouw van het nieuwe NAVO-hoofdkwartier is voor de periode tot en met 2017 nog een bedrag van EUR 7,9 miljoen gereserveerd.

2004

€ 247.000,00

2005

€ 241.000,00

2006

€ 743.000,00

2007

€ 1.568.000,00

2008

€ 765.000,00

2009

€ 466.000,00

2010

€ 1.713.000,00

2011

€ 3.140.000,00

2012

€ 4.803.000,00

2013

€ 5.374.000,00

2014

€ 11.592.000,00

20151

€ 6.008.000,00

X Noot
1

Betreft de uitgaven in 2015 tot nu toe.

140

Hoeveel gaat Nederland in totaal bijdragen aan de bouw van het nieuwe NAVO-hoofdkwartier?

Antwoord:

De raming van de totale Nederlandse bijdrage aan de bouw van het nieuwe NAVO-hoofdkwartier is € 44,5 miljoen.

141

Kan nader gespecificeerd worden op welke manier het Ministerie van Buitenlandse Zaken invulling zal geven aan de rol van Voorzitter van de Raad van Ministers van de Europese Unie?

Antwoord:

Zoals gemeld in de Kamerbrief van 28 januari jl. zal de agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken worden vastgesteld door de Hoge Vertegenwoordiger en zal zich vooral richten op de actualiteit: daarop kan slechts beperkt worden vooruitgelopen. Nederland zal de Hoge Vertegenwoordiger actief ondersteunen in de uitvoering van haar taken en zal tevens bijdragen aan de totstandkoming van een nieuwe «Global Strategy on Foreign and Security Policy», die naar verwachting in juni 2016 aan de Europese Raad zal worden aangeboden. Nederland zal zich in dit verband inzetten voor een grotere effectiviteit van het Europese externe optreden, met name in antwoord op de uitdagingen waar de instabiele nabuurschapsregio de EU voor stelt. In deze context hecht Nederland in het bijzonder aan versterking van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB), inclusief het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensie Beleid (GVDB). Verder is het bevorderen van mensenrechten een prioriteit voor Nederland. Nederland is pleitbezorger van de geïntegreerde benadering, onder meer bij het aanpakken van complexe vraagstukken waarin interne en externe vraagstukken met elkaar verweven zijn. Te denken valt hierbij aan migratie, terrorismebestrijding en cyber.

De Raad Algemene Zaken zal vanzelfsprekend de bijeenkomsten van de Europese Raad voorbereiden. Daarnaast ziet Nederland duidelijk meerwaarde in de samenwerking met de Commissie en het Europees parlement ten aanzien van de jaarlijkse meerjarige wetgevingsprogrammering. Ook heeft Nederland de afgelopen periode veel geïnvesteerd in het thema «rechtsstatelijkheid» binnen de Unie. Nederland wil dit onderwerp tijdens zijn voorzitterschap dan ook op de agenda houden. Tevens zal het onderwerp Meerjarige Financiële Perspectieven op de agenda verschijnen, mede in de context van de zogenaamde «midterm review» en door Nederland te organiseren conferentie terzake. Ook hier geldt dat de agenda voor een groot deel bepaald zal worden door actuele ontwikkelingen, die moeilijk te voorspellen zijn.

142

Waarom staan de landbouwheffingen niet genoemd onder artikel 3.1?

Antwoord:

De invoerrechten op landbouwproducten worden niet meer apart geadministreerd. Dit betekent dat de invoerrechten op landbouwproducten zijn samengevoegd met de overige invoerrechten in de raming van de Nederlandse afdrachten. Daarnaast bestaat de productieheffing op suiker. Deze heffing wordt verantwoord op de begroting van Economische Zaken. De afdracht van deze heffing is – mede vanwege de beperkte omvang – meegenomen in de raming van de invoerrechten.

143

De uitgaven binnen beleidsartikel 3 – Europese samenwerking – staan in de tabel op p. 39 als 100% juridisch verplicht. Onder de tabel spreekt u van «de uitgaven op dit artikel zijn voor een groot deel juridisch verplicht». Zijn de uitgaven volledig juridisch verplicht of voor een groot deel? In het geval van het laatste: waar bevindt zich nog ruimte?

Antwoord:

De uitgaven zijn voor een groot deel juridisch verplicht. Enkel een deel van de uitgaven ten behoeve van het EU-voorzitterschap 2016 is niet juridisch verplicht. Omdat de uitgaven ten behoeve van het voorzitterschap (EUR 33 miljoen) een klein deel uitmaken van de totale uitgaven op dit artikel ligt het percentage juridisch verplicht (afgerond) op 100%.

144

Kunt u in detail aangeven waar het verschil tussen de netto EU-afdracht in 2013 (6.493,5 miljoen) en 2014 (8.372,7) vandaan komt?

Antwoord:

De belangrijkste reden voor dit verschil is de bruto naheffing ter hoogte van EUR 1,1 miljard die Nederland op 30 december 2014 heeft betaald. Hierdoor valt met name de BNI-afdracht hoger uit dan in 2013.

Daarnaast speelt ook mee dat de Nederlandse korting op de afdrachten, goed voor ongeveer EUR 0,9 miljard, is doorgeschoven naar 2016. De korting zal na ratificatie van het Eigen Middelenbesluit in 2016 met terugwerkende kracht in de kas worden ontvangen.

145

Kunt u aangeven waarom de perceptiekostenvergoeding genoemd staat in de afdrachtentabel, terwijl dat in de begroting BuZa 2015 niet het geval was?

Antwoord:

Deze wijze van weergeven komt nauwer overeen met de brontabel van de Europese Commissie. De perceptiekostenvergoeding is in wezen een korting op de afgedragen douaneheffing, geen ontvangst.

146

Kunt u aangeven waarop de berekening om jaarlijks 100 miljoen extra op zij te zetten voor een eventuele naheffing op gebaseerd is? (Waar) is dit bedrag opgenomen in de begroting?

Antwoord:

De omvang van deze reservering is gebaseerd op de cijfers van het CBS. Het CBS heeft in samenwerking met DNB een onderzoek afgerond om de nationale rekeningen en de betalingsbalans beter op elkaar te laten aansluiten. Mede als gevolg van dit onderzoek heeft het CBS het Nederlands BNI over de jaren 2011–2013 opwaarts bijgesteld. Het CBS heeft dit onderzoek eveneens uitgevoerd voor het jaar 2014 en de resultaten daarvan meegenomen in de eerste realisatie van Nederlands BNI over dat jaar. De reservering is opgenomen op de Aanvullende Post, die door het Ministerie van Financiën wordt beheerd.

147

Kunt u de relatie toelichten tussen de tabel over de reservering van de EU-afdrachten op p. 149 van de Internetbijlage van de miljoennota en de tabel over de EU afdrachten op p. 56 van de begroting van Buitenlandse zaken?

Antwoord:

Op pagina 56 van de begroting van Buitenlandse Zaken wordt een toelichting gegeven bij de mutaties in de raming van artikel 3 (Europese Samenwerking) sinds de vorige Miljoenennota. Het gaat hierbij om de afdrachten aan de Europese Unie, maar bijvoorbeeld ook om bijdragen aan de Raad van Europa, het Europees Ontwikkelingsfonds en het EU-voorzitterschap. Voor een toelichting bij afdrachten aan de Europese Unie, inclusief de uitsplitsing naar afzonderlijke componenten, verwijs ik u graag naar pagina 39 van de begroting van Buitenlandse Zaken.

De reservering die is opgenomen op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën betreft een reservering specifiek voor de nacalculatie van de grondslagen van de btw- en bni-afdrachten. Deze reservering is opgenomen voor de vorig jaar aangekondigde bronnenherziening van het CBS en het dit jaar aangekondigde gezamenlijk onderzoek van het CBS en DNB. In beide gevallen is sprake van een opwaartse bijstelling van het Nederlands bni over afgelopen jaren, die wordt meegenomen in de jaarlijkse nacalculatie die Europese Commissie uitvoert. De Europese Commissie presenteerde de nacalculatie maandag 19 oktober jl. De nacalculatie voor Nederland bedraagt 446 miljoen euro. De nacalculatie past in omvang binnen de hiervoor getroffen reservering. De Minister van Financiën heeft uw Kamer hierover geïnformeerd op dinsdag 20 oktober. Zie hiervoor: Kamerstuk 21501–03, nr. 91.

148

Zijn er voor Nederland en de overige lidstaten nog meer bijstellingen van het BNI voorzien in de komende jaren? Zo ja, welk effect kan hiervan worden verwacht?

Antwoord:

Het proces van nacalculaties vindt ieder najaar plaats. De implementatieverordening van het Eigen Middelen Besluit verplicht de Europese Commissie op basis van gegevens van Eurostat, aangeleverd door de verschillende nationale statistische bureaus, een nacalculatie te maken van de grondslagen voor de eigen middelen tot het jaar t-4. Voor de budgettaire effecten van de nacalculatie op de Rijksbegroting is – ook voor de komende jaren – een reservering getroffen, die is opgenomen op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën. De omvang van de reservering geeft aan welke budgettaire effecten worden verwacht (zie eveneens de toelichting bij de Aanvullende Post in de Verticale Toelichting bij de Miljoenennota 2016).

149

Bent u in het vervolg bereid een aparte overzichtstabel in de begroting van Buitenlandse Zaken op te nemen met een uitgesplitst overzicht van de ramingen van de EU afdrachten (naar relatief aandeel van de invoerrechten, BTW-ontvangsten en BNI afdrachten) en ontvangsten (perceptiekosten en verrekeningen)?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 147.

150

Waarom wordt de streefwaarde voor het percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 15 dagen wordt afgehandeld niet verhoogd, gezien de realisatie in 2014?

Antwoord:

De Schengenlanden hebben in de Visumcode afspraken over beslistermijnen vastgelegd. Voor reguliere aanvragen is afgesproken dat binnen een termijn van 15 dagen moet worden beslist. Deze termijn kan worden verlengd tot 30, respectievelijk 60 dagen wanneer dat in het kader van een goede inhoudelijke beoordeling van de aanvraag nodig is.

151

Wat moet precies worden verstaan onder «excellente consulaire diensten»?

Antwoord:

De komende jaren wordt de consulaire dienstverlening door de digitalisering van de diensten, centralisering van de backoffice-taken in regionale service organisaties, en versterkte Europese consulaire samenwerking efficiënter, moderner, effectiever en kostendekkend gemaakt, zoals eerder aan u is medegedeeld in de kamerbrief «Voor Nederland, wereldwijd; samen werken aan toonaangevende diplomatie» (p.19). Het doel van deze veranderingen is het aanbieden van excellente consulaire diensten, zodat burgers, bedrijven en andere overheidsorganisaties nog meer aan onze dienstverlening hebben. Onze dienstverlening is volgens het consulair normenkader: tijdig, deskundig, klantgericht en betrouwbaar.

152

Wat is het verschil tussen «excellente consulaire diensten» en «gewone consulaire diensten»?

Antwoord:

Er is geen onderscheid.

153

Hoeveel kost het 24/7 contact (call)center jaarlijks?

Antwoord:

Het budget ten behoeve van het 24/7 contact center is EUR 2,9 miljoen per jaar. Dit bestaat voor het overgrote deel uit personeelskosten (EUR 2,6 miljoen) en voor een kleiner deel uit beheer techniek, werkplekken en trainingen.

154

Hoe vaak is tot nu toe contact gezocht met het 24/7 contact center door Nederlanders die in het buitenland verblijven? Kregen zij al die keren direct iemand aan de lijn?

Antwoord:

Het 24/7 contact center beantwoordt consulaire vragen van klanten die per telefoon of e-mail contact opnemen met een Nederlandse ambassade of consulaat. De klanten worden automatisch door gerouteerd naar het contact center in Den Haag. Er wordt niet geregistreerd of de klant Nederlander is, maar wel hoeveel vragen er in de Nederlandse taal worden beantwoord. Het contact center is in juli gestart met aansluiting van de posten in Zuidelijk Afrika en Oost Europa. Gedurende 2015 worden de posten in de rest van de wereld aangesloten. Het volume van de vragen neemt dus periodiek toe en zal vanaf 1/1/2016 in zijn geheel via het contact center lopen.

In de periode 20 juli 2015 – 14 oktober 2015 heeft het 24/7 contact center 11.763 telefonische vragen ontvangen in het Nederlands. Daarvan is 93% beantwoord, waarvan 84% binnen 30 seconden is opgenomen. In 7% van de gevallen heeft de klant er voor gekozen op te hangen.

In dezelfde periode heeft het 24/7 contact center 3.284 vragen per mail ontvangen in het Nederlands. Daarvan is 100% beantwoord. 98% daarvan is binnen 48 uur beantwoord.

155

In hoeverre kan de Adviesraad Internationale Vraagstukken onafhankelijk opereren wanneer deze volledig wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en tevens is gehuisvest in het pand van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?

Antwoord:

De Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) is een adviescollege onder de Kaderwet Adviescolleges van 1996. Deze wet bepaalt de afhankelijkheid van adviescolleges, als het gaat om benoemingen, uit te brengen adviezen en financiering.

Dit jaar heeft de AIV een evaluatie laten uitvoeren over zijn taakuitvoering in de periode 2006–2014. Dit rapport merkt op dat «de AIV in zijn onderwerpkeuze en adviezen geen rekening hoeft te houden met strategische positionering, financiering, media-aandacht, wetenschappelijke citaten etc. Dit maakt de AIV nog meer dan andere adviesorganen onafhankelijk» (KWINK rapport evaluatie AIV 2006–2014, p. 21).

156

Kunt u verklaren waarom artikel 4.5 «Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisatie in Nederland» omhoog gaat in 2016 ten opzichte van 2015, mede gezien het feit dat de verhoging van het Mensenrechtenfonds in 2016 wordt betaald uit middelen op dit artikel?

Antwoord:

Zoals opgenomen en toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2015 is het budget voor artikel 4.5 voor 2016 verhoogd met EUR 1,8 miljoen ten opzichte van de stand in de ontwerpbegroting 2015. Vervolgens is in de ontwerpbegroting 2016 EUR 1,5 miljoen overgeheveld naar het artikelonderdeel mensenrechten. Het budget op het betreffende subartikel is daarom per saldo gestegen.

157

Wat wordt verstaan onder schrijnende gevallen?

Antwoord:

Schrijnende gevallen zijn situaties waarin Nederlanders, die zich in het buitenland bevinden, verkeren in een noodsituatie die niet door hen zelf of derden (familie, vrienden of andere instanties) kan worden opgelost.

158

In hoeverre is de subsidie voor Clingendael juridisch vastgelegd? Kan nader uitgelegd worden hoe dit »juridisch vastleggen» is opgebouwd?

Antwoord:

De subsidieverlening aan Clingendael is vastgelegd in subsidiebeschikkingen. Deze vinden hun grondslag in de Kaderwetsubsidie Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006.

159

Hoeveel inburgeringsexamens zijn in 2015 afgelegd? Hoeveel daarvan werden met een voldoende afgerond? Hoe hoog bedragen de kosten per examen?

Antwoord:

Het inburgeringsexamen bestaat uit drie afzonderlijke deelexamens. In een eventuele herkansing hoeven alleen de niet behaalde deelexamens te worden gemaakt. Tot en met 30 september 2015 zijn er in totaal 16.618 deelexamens afgelegd. 12.580 daarvan zijn met een voldoende afgerond. De kosten per volledig examen bedragen EUR 189,98

160

Wat is reden dat budget voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis ter hoogte van € 2,4 miljoen voor uw rekening komt en niet voor De Koning of het Ministerie van Algemene Zaken?

Antwoord:

De uitgaven voor staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis houden verband met buitenlands beleid en zijn daarom, evenals voorgaande jaren, op de begroting van Buitenlandse Zaken opgenomen. Het betreft reguliere taken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, gefinancierd uit het budget van het Ministerie. Om de Kamer een duidelijk inzicht te geven, zijn deze uitgaven tevens opgenomen in de extracomptabele bijlage van de begroting van de Koning (I) die dit jaar voor het eerst is gepubliceerd.

161

Krijgt u enige compensatie van De Koning of het Ministerie van Algemene Zaken voor de € 2,4 miljoen die u uitgeeft aan staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis?

Antwoord:

Nee, het betreft uitgaven voor reguliere taken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, die onderdeel zijn van de begroting van Buitenlandse Zaken.

162

Hoeveel diplomatieke ondersteuning wordt er per jaar gegeven, uitgedrukt in euro en fte, vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor alle reizen van de Koning, uitgesplitst in formele én informele reizen?

Antwoord:

Dit betreft reguliere taken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, gefinancierd uit het budget van het Ministerie. Met de betreffende uitgaven zijn geen additionele uitgaven gemoeid.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken raamt voor 2016 EUR 2,4 miljoen voor uitgaven ten behoeve van uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis. De uitgaven voor de inzet door het Ministerie van Buitenlandse Zaken ter ondersteuning van privéreizen van Z.M. de Koning betreffen beperkte, lastig te kwantificeren uitgaven van contacten die de Nederlandse ambassadeur onderhoudt met de autoriteiten van het betreffende land.

De diplomatieke ondersteuning door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in fte komt per reis neer op het volgende:

Staatsbezoeken: circa 0,1 fte directeur Kabinet en Protocol; 0,1 fte medewerker (op jaarbasis) in verband met decoratie uitwisseling; circa 0,5 fte BZ-regiodirectie i.v.m. coördinatie en voorbereiding van het dossier gedurende circa drie tot zes maanden; circa 0,5 fte Directie Internationaal Ondernemen gedurende circa drie maanden; gemiddeld 2 fte (1 beleidsmedewerker en 1 hoofd bedrijfsvoering/secretarieel medewerker) vanuit het departement ter versterking van de betreffende ambassade gedurende circa drie maanden en, afhankelijk van de omvang van de diplomatieke vertegenwoordiging, 10%-50% van de formatie van de ambassade gedurende maximaal drie maanden.

Privébezoeken: beperkte inzet in fte (door de ambassadeur), vooral gericht op het in overleg met de autoriteiten verzekeren van afdoende beveiliging van het Staatshoofd tijdens het privébezoek.

163

Hoeveel FTE’s op het departement hielden zich in 2015 bezig met mensenrechten? En hoeveel FTE’s gaan zich in 2016 bezighouden met mensenrechten?

Antwoord:

Op het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd de afgelopen jaren gemiddeld 12 FTE ingezet voor het mensenrechtenbeleid. In 2016 zal dit 13 FTE zijn. Het mensenrechtenbeleid per land wordt uitgevoerd door de landenmedewerkers bij regiodirecties en door medewerkers van ambassades. Bij piekbelasting wordt extra capaciteit ingezet.

164

Kunt u concreet toelichten wat de effecten zijn van de voortdurende bezuinigingen?

Antwoord op vragen 164 en 165:

In 2018 zijn er 20% minder apparaatsmiddelen beschikbaar voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken, inclusief posten, dan in 2010. Dit is inclusief de verlichting op de bezuinigingen door de moties Sjoerdsma en Van Ojik. Daarmee kon ruimte worden vrijgemaakt om capaciteit in te zetten die nodig is om de Nederlandse belangen te behartigen in een instabiele wereld waarin er veel van de diplomatie wordt gevraagd.

De bezuinigingen hebben sinds 2010 geleid tot vergaande efficiencymaatregelen in de bedrijfsvoering, tot het sluiten en uitdunnen van posten en tot algehele versobering op het departement en posten. Dit raakt het primaire proces van de organisatie, zowel op het departement als in het postennet. Een grootschalig moderniseringsprogramma is erop gericht deze bezuinigingen hervormingsgericht door te voeren, zodat medewerkers zo flexibel mogelijk kunnen worden ingezet en door digitalisering van werkprocessen en dienstverlening efficiënter kan worden gewerkt. Het zal niet verbazen dat dit de organisatie onder druk zet.

De instabiliteit in de ring rond Europa en de vluchtelingencrisis vergen het uiterste van de organisatie en haar mensen. Naast de continue aandacht voor goede consulaire dienstverlening en buitenlandse economische belangenbehartiging komen het Nederlandse EU-voorzitterschap en de campagne voor de VN Veiligheidsraad daarbij. De verantwoordingsdruk is onverminderd hoog.

165

Welke taken en doelstellingen zijn vervallen als gevolg van de voortdurende bezuinigingen?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 164.

166

Kunt u toelichten waarom er voor de Motie Van Ojik voor het kasritme is gekozen voor 2015–2018 van € 8 miljoen, € 16 miljoen en € 20 miljoen in plaats van structureel € 20 miljoen?

Antwoord:

De tekst van het amendement van het lid van Ojik c.s. (34 000V, nr 15) dicteert dit kasritme.

167

Waarom wordt er bij de motie Van Ojik vanaf 2015 niet structureel 20 miljoen in mindering gebracht op de bezuinigingen terwijl dit bij de motie Sjoerdsma wel is gebeurd?

Antwoord:

Het dictum van de motie van Ojik luidt dat de regering verzocht wordt extra middelen in te zetten voor de versterking van de diplomatieke capaciteit ter bevordering van internationale rechtsorde en vrede en veiligheid en de economische positie van Nederland. De motie Sjoerdsma (32 734, nr. 20) verzocht de regering om de voorgenomen bezuiniging op het postennetwerk structureel te halveren.

168

Kunt u toelichten welke onderliggende maatregelen u treft met het inzetten van de € 20 miljoen voor versterking van de diplomatieke capaciteit?

Antwoord:

De versterking van de diplomatieke capaciteit vindt daar plaats waar het nodig is om de Nederlandse belangen te behartigen. Dit gebeurt door inzet op de thema’s veiligheid en stabiliteit, migratie, Europese samenwerking en versterking van de economische positie van Nederland. Op deze terreinen wordt het diplomatieke netwerk, dat bestaat uit personele capaciteit op posten, bij internationale organisaties en in Den Haag, versterkt. Voor verdere toelichting verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer inzake de «Versterking diplomatie» d.d. 11 september (32 734, nr 29).

169

Waarom is het kasritme van de € 20 miljoen die wordt ingezet voor versterking van de diplomatieke capaciteit niet opgenomen in de brief die u aan de kamer stuurde (Kamerstuk 32 734, nr. 29)?

Antwoord:

De tekst van het amendement van het lid van Ojik (34 000V,nr 15) dicteert het kasritme. In de brief wordt verwezen naar de motie van Ojik.

170

Betekent het feit dat alleen in 2016 er € 1,5 miljoen bijkomt op artikel 1, en niet structureel, dat de verhoging van het Mensenrechtenfonds alleen in 2016 is?

Antwoord:

Dat is juist.

171

Op welke uitgaven wordt er precies bezuinigd zodat er per 2017 € 1,5 miljoen minder kan worden uitgegeven op artikel 2?

Antwoord:

Er is geen sprake van een bezuiniging op artikel 2. Het betreft een overheveling van EUR 1,5 miljoen van de begroting van Buitenlandse Zaken naar het Ministerie van Financiën in het kader van Technische Assistentie voor IMF, Wereldbank en EBRD kiesgroep landen.

172

Kunt u toelichten waarvoor het budget van € 60 miljoen van het Budget voor Internationale Veiligheid (BIV), dat op de begroting van Defensie staat en beschikbaar blijft voor BUHA-OS en BuZa, wordt ingezet en wat de beleidsvoornemens zijn?

Antwoord:

De uit het BIV budget beschikbare EUR 60 miljoen zullen worden ingezet ten behoeve van de beveiliging van diplomatieke missies in hoog-risico gebieden en activiteiten gericht op de versterking van veiligheid en rechtsorde in het kader van het speerpunt Veiligheid en Rechtsorde ten behoeve van hervorming van de veiligheidssector, rechtstaatontwikkeling en capaciteitsopbouw in gebieden waar ook Defensie middelen worden ingezet.

173

Kunt u toelichten wie er verantwoordelijk is voor het BIV? Wanneer komt de verantwoordelijke bewindspersoon naar de Kamer om de Kamer te informeren over het besteden van het BIV en de beleidsvoornemens van het BIV?

Antwoord:

Sinds januari 2015 staat het BIV op de begroting van het Ministerie van Defensie. De verantwoordelijkheid voor de besteding van het BIV ligt bij de Ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De Ministers zullen ieder tijdens de respectieve begrotingsbehandelingen de Kamer informeren over besteding en beleidsvoornemens van BIV fondsen.

174

Is er een limitatieve lijst met thema’s waarvoor het budget voor mensenrechten wordt verhoogd?

Antwoord:

Zie antwoord 47.

175

Kunt u toelichten waarom er in 2016 € 1,7 miljoen minder wordt uitgegeven op artikel 4 en in de jaren daarna € 200.000? Waar wordt precies op bezuinigd deze jaren, en hoe is dit verschil te verklaren?

Antwoord:

Er is geen sprake van een bezuiniging. Artikel 4 daalt met EUR 1,5 miljoen in 2016 ter dekking van de ophoging van het budget voor mensenrechten (zie de toelichting onder artikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten). Daarnaast wordt een bedrag van EUR 0,2 miljoen structureel overgeheveld naar de begroting van de Koning (I) in het kader van de aanschaf en vervanging van inventarisgoederen van de Dienst van het Koninklijk Huis die verband houden met buitenlands beleid. Deze inventarisgoederen worden door de Dienst van het Koninklijk Huis gebruikt bij bezoeken van buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, Corps Diplomatique en Internationale organisaties. In de begroting van de Koning (I) is dit nader toegelicht.

176

Kunt u nader toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot uitvoering van de motie-Sjoerdsma(34 000-V, nr. 26), over uitbreiding van de buitenlandse bezoekersprogramma’s?

Antwoord:

Het Influentials Programme is in 2015 structureel uitgebreid van 12 naar 17 programma’s per jaar. Het programma ondersteunt de lange termijn doelstellingen. Daarnaast wordt het programma flexibel ingezet naar gelang de politieke prioriteiten; de voorheen gehanteerde landenlijst is niet langer bindend. Het DVP is in 2014 uitgebreid van 4 naar 6 bezoeken per jaar en de landenlijst is aangevuld met Bangladesh, Ghana, Nigeria, Colombia en Mexico.

177

Kunt u nader toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot uitvoering van de motie-Van Bommel/Sjoerdsma (32 735, nr. 141) over vrijlating van de Saudische blogger Badawi?

Antwoord:

Het kabinet houdt de Raif Badawi kwestie nauwlettend in de gaten. Tevens heeft het kabinet gevolg gegeven aan de motie door de kwestie van Raif Badawi via verschillende kanalen, waaronder contacten op hoog niveau in Saoedi Arabië aan de orde te stellen.

178

Is de Motie Servaes/Sjoerdsma (32 735, nr. 131) over verhogen van het budget van het Mensenrechtenfonds uitgevoerd en zo ja hoe groot is de verhoging, is deze structureel of incidenteel en aan welke activiteiten / doelstellingen binnen het fonds bent u voornemens deze verhoging te besteden?

Antwoord:

Ja deze motie is uitgevoerd en opgenomen in de begroting 2016 (p.20). De verhoging in 2016 bedraagt EUR 1,5 miljoen en is incidenteel. Zie tevens antwoord vraag 47.

179

Kunt u aangeven op welke wijze uitvoering is geheven aan de gewijzigde motie Servaes/Sjoerdsma c.c. (t.v.v. 23 342 nr. 411) over een gemeenschappelijke EU-strategie voor het Midden-Oosten Vredesproces en wanneer de Kamer vervolgstappen kan verwachten?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 68. De actieve deelname van Nederland aan de discussie in de RBZ juli jl. heeft geresulteerd in Raadsconclusies, waarin de EU-inzet voor de komende tijd is neergelegd. Tijdens Gymnich werd dit wederom besproken. EUSV Gentilini en HV Mogherini zullen de komende maanden hun inzet voortzetten en daarover regelmatig rapporteren.

180

Kunt u een update geven betreffende de uitvoering van de Motie Servaes c.s. (32 735, nr. 132) over beschermen van arbeidsmigranten in Qatar?

Antwoord:

Nederland hecht veel waarde aan het beschermen van arbeidsmigranten in Qatar en voert hierover veelvuldig dialoog met de Qatari autoriteiten. Hieronder de Minister-President, maar ook het organiserend comité voor het WK en Nederlandse bedrijven. Tevens vormt dit onderwerp een vast agendapunt bij het reguliere EU-ambassadeursoverleg.

181

Kunt u nader toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot uitvoering van de motie Sjoerdsma (29 653, nr. 19) over zorgen op het gebied van veiligheid, migratie en toerisme op de ABC-eilanden?

Antwoord:

Samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, blijf ik de situatie rondom personenverkeer van Venezolanen naar de Caribische delen van het Koninkrijk monitoren en er is geregeld overleg met de Landen en Bonaire. De ons beschikbare gegevens laten een toename zien van Venezolanen die naar het Caribische deel van het Koninkrijk reizen. Vooralsnog zijn er echter geen signalen dat er een grote vluchtelingenstroom op gang komt richting de Caribische delen van het Koninkrijk. De situatie wordt uiteraard zeer nauw in de gaten gehouden en is onderdeel van regelmatig overleg.

182

Kunt u nader toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot uitvoering van de motie-Sjoerdsma (29 653, nr. 20) over waarnemers bij de parlementsverkiezingen in Venezuela op 6 december 2015?

Antwoord:

Op verzoek van Venezuela zal de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (UNASUR) de verkiezingen begeleiden. Dit zal naar verwachting geen volledige waarnemingsmissie zijn omdat de Venezolaanse kieswet sinds 2007 slechts begeleiding toestaat. Verkiezingswaarneming vanuit de EU is niet voorzien. Wel heeft de EU UNASUR technische assistentie aangeboden bij de uitvoering van haar begeleidende rol.

183

Hoeveel Venezolaanse vluchtelingen zijn er wereldwijd?

Antwoord:

Het kabinet beschikt niet over deze informatie.

184

Hoeveel Venezolanen wonen in Europa met een Europees paspoort?

Antwoord:

Het kabinet beschikt niet over deze informatie.

185

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is ten aanzien van de mogelijkheden om DigiD-aanvragen in het buitenland te vergemakkelijken?

Antwoord:

In overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) is besloten om de fysieke identificatie voor een nieuwe DigiD te faciliteren op de ambassades in Ankara, Bangkok, Berlijn, Bern, Londen, Madrid, Paramaribo, Parijs, Rabat, Rome, Washington en Wellington, en op de consulaten generaal in Sydney en Vancouver. De keuze voor deze locaties is gebaseerd op waar zich de grootste concentraties Nederlanders in het buitenland bevinden, als doelgroep voor de Belastingdienst en SVB. Op de Nederlandse ambassades in Berlijn, Madrid, Parijs en Rome is fysieke identificatie voor een nieuwe DigiD op de post op dit moment al mogelijk. Naar verwachting zal de uitrol naar de andere posten in februari 2016 zijn voltooid.

Het gehele DigiD aanvraagproces in het buitenland is «webbased» en kan door de aanvrager vanaf elke willekeurige computer worden gevolgd. Alleen de fysieke identificatie van de aanvrager – als verplicht onderdeel van het aanvraagproces – geschiedt op een ambassade of consulaat generaal.

186

Wordt de mogelijkheid onderzocht om ambassades te laten fungeren als uitgiftebalie voor DigiD’s?

Antwoord:

Zie vraag 185.

187

Zijn er ambassades die, qua ligging, kosten en omvang van de doelgroep, idealiter in aanmerking zouden komen als uitgiftebalie voor DigiD’s?

Antwoord:

Zie vraag 185.

188

Wanneer gaat u uw toezegging gestand doen om bij de uitwerking van de motie-Van der Staaij de Kamer ook te informeren over de deelname aan kleine missies, de versnippering die dat met zich meebrengt, het afwegingskader dat daartoe geldt en de prioritering die daar in wordt gemaakt? Bent u bereid de Kamer hierover alsnog, per aparte brief, te informeren?

Antwoord:

In het AO evaluatie inzet Nederlandse militairen 2014 op 4 november a.s. wordt u door de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie geïnformeerd over de bijdragen aan deze missies.

189

Kunt u toelichten op welke wijze u uw toezegging over droogleggen financieringsstromen van Taliban uitvoert en of hier lessen uit te trekken zijn voor het droogleggen van financieringsstromen van andere terroristische en extremistische groeperingen zoals ISIS?

Antwoord:

Tijdens het AO over de missie «Resolute Support» Afghanistan van 1 juli jl. heeft het kabinet toegezegd bij een volgende gelegenheid informatie te verstrekken over het droogleggen van de financieringsstromen van de Taliban. Bij de bestrijding van terrorismefinanciering werkt het kabinet nauw samen met internationale partners, onder andere in de VN, de anti-ISIS coalitie, het Global Counterterrorism Forum (GCTF) en de Financial Action Task Force (FATF).

190

Hoe kan dat de subsidie voor het Mensenrechtenfonds in 2015 € 5.184.000 bedraagt en in 2016 € 3.529.000 terwijl u stelt dat het Mensenrechtenfonds in 2016 met € 1,5 miljoen wordt verhoogd?

Antwoord:

In het subsidieoverzicht zijn enkel bedragen opgenomen die horen bij activiteiten waarvoor reeds verplichtingen zijn aangegaan. Dat verklaart waarom het opgenomen bedrag onder 2016 vooralsnog lager ligt dan het bedrag dat is opgenomen onder 2015.


X Noot
1

Bron: Eurogas, Statistical Report 2014.

X Noot
2

Bron: Verwachte verdere productiedaling Europa: 27 mrd m3 in periode 2014–2020, IEA Gas Medium-Term Market Report 2015

Naar boven