34 300 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2016

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

blz.

A

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

2

     

B

BEGROTINGSTOELICHTING

3

     

1

LEESWIJZER

3

     

2

NIET-BELEIDSARTIKELEN

3

 

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

3

 

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

6

 

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

9

 

Extracomptabele bijlage

12

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het jaar 2016 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2016. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan drie leden van het Koninklijk Huis (de Koning, Koningin Máxima en Prinses Beatrix) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan de desbetreffende ministeries. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij de artikelen is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. In aansluiting op de bepaling zoals die in artikel 8 van de Comptabiliteitswet is opgenomen, hebben de begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting het karakter van een niet-beleidsartikel.

Groeiparagraaf

In het voorjaar van 2015 heeft een evaluatie van de begroting van de Koning plaatsgevonden (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 I, nr. 11). In juni 2015 heeft het kabinet aangegeven de aanbevelingen uit het evaluatierapport over te nemen, om daarmee te voorzien in verdere transparantie op de begroting van de Koning. De aanbevelingen hebben hun beslag gekregen in deze begroting. Met ingang van deze begroting is namelijk een extracomptabele bijlage opgenomen. In deze bijlage worden de uitgaven gepresenteerd die op andere begrotingen worden geraamd. Het gaat om de begrotingen van Veiligheid en Justitie en Defensie voor beveiliging, Wonen en Rijksdienst voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. Het betreft uitgaven die onder de verantwoordelijkheid van een andere Minister vallen dan de Minister-President, die verantwoordelijk is voor de begroting van de Koning, maar die wel in verband met de uitoefening van het koningschap kunnen worden gezien. Door de uitgaven op een integrale wijze bij de begroting van de Koning te presenteren middels deze bijlage, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.

Verder worden met ingang van deze begroting uitgebreidere toelichtingen en meer contextinformatie gegeven bij de uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap. Dit betreft niet alleen de begrotingsposten die op de begroting van de Koning staan, maar met name ook de posten die op andere, bovengenoemde, begrotingen staan.

2. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de aangepaste Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. De technische aanpassing en actualisering van deze wet, die in 2008 door de Staten-Generaal is aanvaard (Kamerstukken II 2008–2009 31 505) en gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2008, 535), vormt de basis voor de ramingen van dit begrotingsartikel.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

7.659

7.659

7.659

7.659

7.659

 

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

7.659

2. Nominale bijstelling

 

43

145

145

145

145

145

Stand ontwerpbegroting 2016

7.592

7.702

7.804

7.804

7.804

7.804

7.804

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Stand ontwerpbegroting 2016

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

Onder meer als gevolg van het besluit de nullijn voor de ambtenarensalarissen los te laten, wordt rekening gehouden met een aanpassing van de raming voor de grondwettelijke uitkeringen. Dat is niet alleen voor het lopende jaar 2015 het geval, maar ook voor 2016 en verder. De geraamde bijstelling voor 2015 betreft 43.000 euro en kan nu worden gemeld, omdat ten tijde van de indiening van de begroting 2015 nog geen duidelijkheid bestond over het al dan niet loslaten van de nullijn, die verschillende jaren van toepassing was op de ambtenarensalarissen. Deze nullijn werkte via de koppeling aan het netto-inkomen van de vicepresident van de Raad van State door naar de grondwettelijke uitkeringen. Bij de indexering is gebruikgemaakt van de contractloonstijging van 1,1% zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2015. Bij de tweede suppletoire begroting 2015 wordt de geraamde bijstelling budgettair verwerkt. Bij de verantwoording over 2015 zal op basis van de feitelijke ontwikkeling van de ambtenarensalarissen inzicht worden gegeven in de daadwerkelijke gerealiseerde uitkeringen. Indien de uiteindelijke loon- en prijsontwikkeling voor 2015 namelijk afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken. Volledigheidshalve is de aangepaste raming voor 2015, uitgesplitst naar de drie uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis, hieronder opgenomen.

Grondwettelijke uitkeringen in 2015 (geactualiseerde raming, bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

 

Inkomen

Personele en materiële uitgaven

 

De Koning

854

4.481

5.335

De echtgenote van de Koning

339

583

922

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

483

962

1.445

Totaal

   

7.702

De geraamde bijstelling voor 2016 en verder betreft 145.000 euro. Deze wordt enerzijds veroorzaakt door de indexering die van toepassing is op de uitkeringen op grond van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis en anderzijds door de consumentenprijsindex die van toepassing is op de materiële uitgaven als onderdeel van de uitkeringen.

Deze uitkeringen bestaan uit een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. Voor de A-component is als basis genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, dat is aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State in het jaar 2014 en 2015 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2016 verhoogd met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging van 1,4% zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2015.

De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Als basis voor de B-component is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit bedrag is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2014 en 2015 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2016 verhoogd met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging van 1,4% zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2015. Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2014 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 en vervolgens voor de jaren 2015 en 2016 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex van 0,4% respectievelijk 1,2% zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2015.

Indien de uiteindelijke loon- en prijsontwikkeling voor 2015 en 2016 afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken.

De raming over 2016 is als volgt samengesteld:

Grondwettelijke uitkeringen in 2016 (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

 

Inkomen

Personele en materiële uitgaven

 

De Koning

866

4.540

5.406

De echtgenote van de Koning

343

591

934

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

489

975

1.464

Totaal

   

7.804

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven, betreffende de uitgaven voor de inzet van luchtvaartuigen en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

26.826

26.824

26.824

26.822

26.823

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2015

 

103

103

103

103

103

103

               

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

26.823

2. Onderhoud Groene Draeck

   

– 51

– 51

– 51

– 51

– 51

3. Eindafrekening DKH 2014

 

500

         

4. Overboeking Buitenlandse Zaken voor inventarisgoederen

   

200

200

200

200

200

Stand ontwerpbegroting 2016

26.833

27.429

27.076

27.076

27.074

27.075

27.075

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Stand ontwerpbegroting 2016

65

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

De nieuwe mutaties hebben betrekking op het onderhoud van de Groene Draeck, de eindafrekening over 2014 en een overboeking vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor inventarisgoederen.

Ad 2: Onderhoud Groene Draeck

Naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 I, nr. 11) worden de uitgaven voor het reguliere onderhoud van de Groene Draeck ad € 51.000 niet meer op de begroting van de Koning geraamd. Uit de evaluatie is gebleken dat de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de begroting van de Koning sinds de invoering van deze begrotingsopzet correct zijn toegepast, maar dat de uitgaven die samenhangen met het reguliere onderhoud aan de Groene Draeck conform deze uitgangspunten niet meer thuishoren op de begroting van de Koning. De Groene Draeck is verbonden aan de voormalige drager van de kroon en de uitgaven daarvoor kunnen niet meer worden beschouwd als functioneel ten behoeve van de huidige Koning. Daarom is de aanbeveling uit het evaluatierapport de uitgaven ten behoeve van het reguliere onderhoud aan de Groene Draeck over te brengen naar de begroting van het Ministerie van Defensie, overgenomen en verwerkt in deze begroting. De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. Het Ministerie van Defensie is verantwoordelijk voor het onderhoud. Dit wordt uitgevoerd door het Marinebedrijf, een onderdeel van het Ministerie van Defensie.

Ad 3: Eindafrekening DKH 2014

Met betrekking tot de eindafrekening over 2014 kan worden gemeld dat de functionele uitgaven over 2014 per saldo een overschrijding lieten zien van € 500.000, zoals is aangegeven in het jaarverslag van de Koning 2014 (Kamerstukken II 2014–2015 34 200 I, nr. 1). Deze overschrijding was het gevolg van een incidenteel project ter vervanging van de verouderde telefonie-infrastructuur. Na de troonswisseling is in 2014 ingezet op een modernisering van de telefonieomgeving van de Dienst van het Koninklijk Huis, zodat kan worden voldaan aan de eisen van deze tijd. Dit betrof het aanbrengen van een nieuwe infrastructuur, zoals kabels, software en hardware. Het betrof een incidenteel project, als eenmalige investering in een moderne telefonie-infrastructuur die daarna weer tientallen jaren mee kan. De totale uitgaven voor het project bedroegen uiteindelijk ca. € 750.000. Het reguliere bedrijfsvoeringsbudget kon deze langetermijninvestering niet volledig opvangen, waardoor € 500.000 aan overschrijding is ontstaan. De overschrijding is incidenteel van aard en kan worden gedekt door een bijdrage vanuit de AZ-begroting. De Rijksbegroting als geheel gaat daardoor niet omhoog. De budgettaire verwerking vindt plaats bij tweede suppletoire begroting 2015.

Ad 4: Overboeking Ministerie van Buitenlandse Zaken voor inventarisgoederen

Met ingang van 2016 wordt een overboeking doorgevoerd van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar de begroting van de Koning in het kader van de aanschaf en vervanging inventarisgoederen van de Dienst van het Koninklijk Huis. Deze inventarisgoederen worden door de Dienst van het Koninklijk Huis gebruikt bij bezoeken van buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, Corps Diplomatique en Internationale Organisaties. Het betreft de uitgaven voor de aanschaf en vervanging van gebruiksgoederen die tot nu toe door Buitenlandse Zaken zijn bekostigd. Hiertoe wordt structureel een bedrag van € 200.000 overgeheveld vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken. De Rijksbegroting als geheel gaat hierdoor per saldo niet omhoog.

De personele en materiële uitgaven worden door de Dienst van het Koninklijk Huis verricht en vervolgens in rekening gebracht bij deze begroting. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel.

Raming over 2016 (bedragen x € 1.000)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

16.711

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

9.105

Materiële uitgaven faunabeheer

297

Uitgaven voor luchtvaartuigen

883

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

80

Totaal

27.076

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op 260 fte; dit is exclusief 16 post-actieven. Tevens is dit exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. het Departement van de Hofmaarschalk, het Koninklijk Huisarchief, het Koninklijk Staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen.

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en voor de gebruikskosten voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (inclusief de verwarming en verlichting voor de drie hiervoor genoemde locaties). Daarnaast bevatten zij de uitgaven voor telecommunicatie, accountantscontrole, advisering en de uitgaven van facilitaire aard zoals voor bureauvoorzieningen.

Binnen de materiële uitgaven worden ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Naast de personeelsuitgaven voor zes faunabeheerders ter grootte van € 392.000, die een onderdeel vormen van de in de vorige alinea genoemde totale personeelsuitgaven, wordt een bedrag geraamd van € 195.000 voor het onderhoud van de wegen en de wildrasters, de zogenoemde infrastructurele kosten van het Kroondomein Het Loo. Daarnaast wordt een bedrag geraamd van € 92.000 voor de exploitatie van de terreinauto’s en een bedrag van € 10.000 aan «materiële» personeelsuitgaven voor reiskosten, opleidingen, etc.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De hier begrote uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van het Koninklijk Huis. Het betreft zowel de uitgaven voor de inzet van het regeringsvliegtuig alsmede civiele inhuur.

Op grond van het Besluit van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, van 20 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/304193, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het Koninklijk Huis (Staatscourant 2014, nr. 188), kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig.1 Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur.2

Het bedrag voor de post inzet regeringsvliegtuig voor het jaar 2016 bestaat uit een inschatting van de Dienst van het Koninklijk Huis van het aantal vlieguren van het regeringsvliegtuig (geraamd op 75 uur). Het totaal aantal vlieguren wordt vermenigvuldigd met het tarief dat is vastgesteld voor het regeringsvliegtuig. Ten opzichte van vorig jaar is geen raming opgenomen voor de Alouette-helikopter van het Ministerie van Defensie. Per 2016 komt de Alouette te vervallen vanwege de uitfasering van het toestel. Daarom is een raming opgenomen voor civiele inhuur van helikopters.

Raming 2016 (bedragen in euro’s)

Openbaar belang

Uren

Tarief

Bedrag

Inzet regeringsvliegtuig (PH-KBX)

75

5.590

419.250

Inhuur civiele helikopters

   

128.750

Inhuur civiele luchtvaartuigen

   

335.000

Totaal

   

883.000

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven van € 80.000 die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden geraamd. Indien er in een jaar geen werkbezoek plaatsvindt, zullen deze middelen vrijvallen en in een jaar dat er wel een werkbezoek zal worden afgelegd, zullen de uitgaven in dat jaar via een suppletoire begroting eventueel worden bijgesteld.

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven geraamd die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning. Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende Minister. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de Minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan de begroting van de Koning, die daarvoor een raming bevat. Daartegenover ontstaat dan een ontvangstenraming op desbetreffende begroting.

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

5.600

5.597

5.580

5.563

5.564

 
               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2015

 

130

107

107

107

107

109

Nieuwe mutaties:

             

1. Extrapolatie

           

5.564

Stand ontwerpbegroting 2016

5.691

5.730

5.704

5.687

5.670

5.671

5.673

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

               

Mutatie eerste suppletoire begroting 2015

 

57

         

Stand ontwerpbegroting 2016

131

57

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2016. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.

Raming over 2016 (bedragen x € 1.000)
 

2016

Doorbelaste personele uitgaven

4.153

Doorbelaste materiële uitgaven

1.551

Totaal

5.704

w.v. RVD

1.580

w.v. Militaire Huis

1.781

w.v. Kabinet van de Koning

2.343

De personele en materiële uitgaven van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) hebben betrekking op de communicatie over en de begeleiding van publieke optredens van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix. Bij de communicatie over deze, en eventueel overige, leden van het Koninklijk Huis wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten bedraagt 12,5 fte. De toename van 1 fte ten opzichte van vorig jaar is toegelicht in de eerste suppletoire begroting van de Koning 2015 (Kamerstukken II 2014–2015 34 210 I, nr. 2) en hield verband met een intensivering van de personele inzet als gevolg van het toegenomen aantal publieke optredens van de Koning en Koningin in binnen- en buitenland en de intensivering van het gebruik van sociale media voor de communicatie over het Koninklijk Huis (zoals Twitter en Facebook). De personele formatie van de RVD is hiervoor niet uitgebreid; wel is binnen de RVD personele inzet verschoven naar de communicatie over het Koninklijk Huis. De mutatie is daarmee intern gedekt op de AZ-begroting; de Rijksbegroting als geheel is per saldo dus niet omhoog gegaan.

Het Militaire Huis van de Koning maakt als departement deel uit van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). Het Militaire Huis heeft tot doel het coördineren en uitvoeren van militair ceremonieel, het organiseren van en coördineren bij de uitvoering van evenementen voor Z.M. de Koning en/of overige leden van het Koninklijk Huis, het coördineren van veiligheidsaspecten binnen DKH en namens DKH met externe partners in de veiligheidsketen en het onderhouden van niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie. De geraamde personele inzet voor 2016 betreft 15 fte.

Het Kabinet van de Koning ondersteunt de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering. De hieruit voortvloeiende taken van het Kabinet van de Koning hebben onder meer betrekking op:

  • a. Informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken;

  • b. Tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • c. Opstellen en overbrengen van boodschappen aan staatshoofden van vreemde mogendheden;

  • d. Behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften;

  • e. Registreren, bewaren en overdragen van wetten en koninklijke besluiten.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedraagt 25,5 fte.

Extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning 2016

In 2009 heeft de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis (de «Stuurgroep Zalm») uitgangspunten geformuleerd voor een transparant stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap. Deze uitgangspunten hebben geleid tot de opzet van de begroting van de Koning en de uitgaven die op deze begroting worden geraamd. Zo bevat de begroting van de Koning naast de grondwettelijke uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis (artikel 1) ook de uitgaven die functioneel samenhangen met de uitoefening van het koningschap (artikel 2 en 3).

Andere uitgaven worden op grond van de uitgangspunten van de Stuurgroep Zalm niet op de begroting van de Koning geraamd, maar op andere begrotingen. Het gaat om de begrotingen van Veiligheid en Justitie en Defensie voor beveiliging, Wonen en Rijksdienst voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. Het betreft uitgaven die onder de verantwoordelijkheid van een andere Minister vallen dan de Minister-President, die verantwoordelijk is voor de begroting van de Koning, maar die wel in verband met de uitoefening van het koningschap kunnen worden gezien. Dergelijke uitgaven worden primair geraamd en verantwoord op de begrotingen en jaarverslagen van de desbetreffende Ministers. Dit is in lijn met hoe binnen de gehele Rijksbegroting met soortgelijke uitgaven wordt omgegaan. Als voorbeeld: de uitgaven voor beveiliging van bewindslieden worden niet verantwoord op van de begroting van desbetreffende Ministers, maar staan op de begroting van het verantwoordelijke departement (Veiligheid en Justitie). De uitgaven voor de beveiliging van leden van het Koninklijk Huis staan daarom ook niet op de begroting van de Koning, maar op de begroting van Veiligheid en Justitie.

Het geheel van de begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormt het stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap. In het voorjaar van 2015 heeft een evaluatie van de begroting van de Koning en het samenhangende stelsel plaatsgevonden (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 I, nr. 11). Uit deze evaluatie is gebleken dat de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het huidige stelsel nog altijd actueel zijn, maar dat de vindbaarheid van de uitgaven op andere begrotingen dan de begroting van de Koning kan worden verbeterd, met het oog op een integrale informatievoorziening. Daarom is met ingang van deze begroting een extracomptabele bijlage opgenomen, die bovengenoemde begrotingsposten op andere begrotingen weergeeft. Door deze uitgaven op een integrale wijze bij de begroting van de Koning te presenteren middels deze bijlage, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.3

De uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht. Wat betreft de uitgaven voor beveiliging, voorafgaand nog het volgende. De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor het stelsel van bewaken en beveiligen. Hij bepaalt welke personen en objecten in aanmerking komen voor beveiliging alsmede het daarmee samenhangende gepaste niveau van beveiligingsmaatregelen. Deze Minister en de Minister van Defensie, afhankelijk van de uitvoeringsafspraken per object en persoon, zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. De Minister voor Wonen en Rijksdienst zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven, voor zover dit in specifieke situaties van toepassing is. Als uitvloeisel van deze verantwoordelijkheidsverdeling hebben genoemde Ministers het budget voor de respectievelijke beveiligingsuitgaven op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op bijvoorbeeld leden van het kabinet, van de Kamers der Staten-Generaal of van het Koninklijk Huis. Toerekening van deze uitgaven zou ongewenste veiligheidsrisico’s kunnen opleveren, omdat daar informatie over de beveiliging van de te beveiligen objecten en personen aan zou kunnen worden ontleend.

Buitenlandse Zaken (begroting V, artikel 4)

(x € 1.000)

2016

Buitenlandse Zaken

2.400

Voor uitgaven ten behoeve van uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders wordt € 2,4 miljoen geraamd. Het budget is onderdeel van de uitgaven voor bezoeken hoogwaardigheidsbekleders en Corps Diplomatique en Internationale Organisaties.

Wonen en Rijksdienst (begroting XVIII, artikel 6)

(x € 1.000)

2016

Wonen en Rijksdienst

15.104

Krachtens de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (artikel 4) worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam. De uitvoering hiervan vindt plaats via de begroting van Wonen en Rijksdienst.

Als bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voor huisvesting van het Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken is in de begroting € 39,5 miljoen opgenomen, waarvan € 15,1 miljoen voor de paleizen.

De € 15,1 miljoen voor de paleizen is opgebouwd uit een aantal componenten.

  • Ten eerste de zogenaamde «1-opslag» van circa € 50/ m2 BVO (bruto vloer oppervlak). Deze opslag wordt ook in rekening gebracht bij alle gebruikers van het huidige rijkshuisvestingsstelsel. Deze opslag is een vergoeding voor belastingen, onderhoud en apparaatskosten RVB. De 1-opslag bedraagt € 4 miljoen.

  • Ten tweede rente en afschrijving. Dit betreft de investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB. Hiervan is € 4 miljoen rente en € 5 miljoen afschrijvingen.

  • Het restant (€ 2 miljoen) zijn betalingen van W&R aan het RVB voor investeringen op basis van in wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid) en kosten voor kleinere aanpassingen.

Ook voor latere jaren zijn deze middelen nodig, omdat gebouwen structureel onderhouden moeten worden, er langdurig wordt afgeschreven en er rente wordt betaald op de leningen.

Door de investeringen voor paleis Huis ten Bosch (zie hierna) loopt dit op met circa € 1,5 miljoen per jaar vanaf 2017.

Paleis Huis ten Bosch

De totale uitgaven voor de renovatie zijn begroot op € 59 miljoen. Via de begroting van Wonen en Rijksdienst wordt € 15 miljoen bijgedragen aan de renovatie. De overige € 44 miljoen komt ten laste van de batenlasten-begroting van het agentschap Rijksgebouwendienst. Daarvan is reeds € 20 miljoen ten laste van het resultaat 2014 gebracht ten bate van een voorziening en € 24 miljoen wordt ten laste gebracht van het resultaat 2015.

Paleis Noordeinde

In 2016 worden geen verbouwingen of renovaties uitgevoerd.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Voor 2016 staan geen verbouwingen of renovaties op het programma, behoudens het maken van een tweetal hellingbanen aan de Damzijde om het paleis beter toegankelijk te kunnen laten zijn voor mindervaliden. Begin 2016 start voor de Burgerzaal een bouwhistorisch onderzoek. Dit is nodig om een bouwkundig plan te kunnen maken voor de renovatie van de zaal.

Veiligheid en Justitie (begroting VI, artikel 36)

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft op basis van onder andere de Politiewet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en woon- en werkverblijven. Deze beveiliging, afhankelijk van de uitvoeringsafspraken per persoon en object, wordt in personele zin uitgevoerd door de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie. Deze Ministers hebben budget voor de beveiligingstaken op hun begroting staan, waarbij het overigens ook gaat om andere personen en objecten, onder wie leden van het kabinet en leden van de Kamers der Staten-Generaal. De Minister voor Wonen en Rijksdienst zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

Defensie (begroting X, artikel 5)

De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De uitvoering is opgedragen aan de Kmar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Veiligheid en Justitie, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Defensie.

In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar de onderstaande taken opgedragen:

  • Bewaken en beveiligen van koninklijke paleizen, ambassades in risicogebieden, de Nederlandsche Bank en militaire objecten en personen. De KMar kan ook worden ingezet voor de bewaking en beveiliging van hoog risico objecten;

  • Handhaving van de Vreemdelingenwetgeving waaronder bestrijding van identiteit- en documentfraude, mensensmokkel en grenstoezicht, bijvoorbeeld in Frontex-verband de ondersteuning van de grensbewaking van EU-lidstaten;

  • Politietaken ten behoeve van Defensie;

  • Bijdrage aan de opbouw van veiligheidssector in missiegebieden;

  • Politietaken op en beveiliging van burgerluchtvaartterreinen;

  • Samenwerking met en bijstand aan de nationale politie.

Naast het reguliere takenpakket fungeert de KMar ook als strategische reserve voor de nationale politie. Hiermee levert de KMar continue een bijdrage aan de veiligheid van de Staat door optreden in binnen- en buitenland.


X Noot
1

Indien een lid van het Koninklijk Huis namens de Koning een (representatieve) verplichting uitvoert waartoe vervoerskosten moeten worden gemaakt, worden de kosten van dat vervoer gedragen door de Staat respectievelijk wordt door de Staat voor vervoer gezorgd.

X Noot
2

Dit betreft de inhuur van commerciële luchtvaartuigen.

X Noot
3

Naast deze uitgaven staan bij het Ministerie van Economische Zaken de subsidie voor het Kroondomein en bij het Ministerie van Defensie de uitgaven voor het onderhoud aan en de exploitatie van de Groene Draeck op de begroting. Omdat deze uitgaven niet samenhangen met de uitoefening van het koningschap, zijn deze niet in de extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning opgenomen. Wel worden deze uitgaven inzichtelijk gemaakt en toegelicht in desbetreffende begrotingen. De subsidie voor het Kroondomein staat op artikel 18 van de begroting van Economische Zaken (XIII) en de uitgaven voor het onderhoud aan en de exploitatie van de Groene Draeck staan op artikel 2 van de begroting van Defensie (X).

Naar boven