Besluit van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, van 20 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/304193, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het koninklijk huis

De Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie,

Overwegende dat het wenselijk is het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht te wijzigen in verband met de troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het koninklijk huis;

Besluiten:

ARTIKEL I

Het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

vluchtcoördinator:

een door de Minister van Infrastructuur en Milieu aan te wijzen ambtenaar;

regeringsvliegtuig:

het vliegtuig met de registratie PH-KBX.

B

Artikel 2 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

Artikel 2

Het gebruik van het regeringsvliegtuig is beperkt tot vluchten ten behoeve van:

  • a. de Koning en echtgenoot of echtgenote;

  • b. prinses Beatrix, waar doelmatigheid, veiligheid of privacy dit met zich brengen;

  • c. andere leden van het koninklijk huis indien zij de Koning vertegenwoordigen;

  • d. de Minister-President, ministers en staatssecretarissen ter uitoefening van hun functie;

  • e. door de Minister van Infrastructuur en Milieu te bepalen doeleinden.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Een nieuw tweede lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan de luchtvaartmaatschappij waarvan een dergelijk luchtvaartuig wordt betrokken kunnen kwaliteitseisen worden gesteld.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden als volgt:

  • 1. De prioriteitstelling bij een samenloop van aanvragen voor vluchten met het regeringsvliegtuig geschiedt met inachtneming van deze volgorde:

    • a. de Koning en echtgenoot of echtgenote;

    • b. de Minister-President, ministers en staatssecretarissen wanneer de vlucht onderdeel is van een reis waarvan het doel een openbaar belang dient;

    • c. prinses Beatrix, waar doelmatigheid, veiligheid of privacy dit met zich brengen;

    • d. andere leden van het koninklijk huis indien zij de Koning vertegenwoordigen;

    • e. de vermoedelijke opvolger van de Koning wanneer de vlucht onderdeel is van een reis uit oriënterend oogpunt in het licht van zijn toekomstige functie;

    • f. leden van het koninklijk huis, behoudens de Koning en echtgenoot of echtgenote, wanneer de vlucht onderdeel is van een reis waarvan het doel een openbaar belang dient;

    • g. overige vluchten.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘onderdeel f’ vervangen door: onderdeel g.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

Het derde, vierde en vijfde lid komen te luiden als volgt:

  • 3. De aanvraag voor een vlucht als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, c, d en e, wordt ingediend door de Dienst Koninklijk Huis, met uitzondering van vluchten ten behoeve van staatsbezoeken waarvoor de aanvraag wordt ingediend door de Minister van Buitenlandse Zaken.

  • 4. De aanvraag voor een vlucht als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b en f, wordt ingediend door de minister die het, gezien het door de reis gediende belang, als eerst verantwoordelijke aangaat.

  • 5. Indien een aanvraag wordt ingediend voor een vlucht als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder b en f, wordt op het aanvraagformulier door of vanwege de aanvrager tenminste vermeld welk belang met de reis wordt gediend.

F

Aan artikel 7 wordt een derde lid toegevoegd dat als volgt luidt:

  • 3. Aan personen die meereizen kunnen security-eisen worden gesteld.

G

Artikel 8 komt te luiden als volgt:

Artikel 8

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 4 kunnen de Koning en echtgenoot of echtgenote onbeperkt gebruik maken van de in de genoemde artikelen bedoelde luchtvaartuigen.

H

Artikel 9 komt te luiden als volgt:

Artikel 9

  • 1. De kosten behorende bij de in artikel 8 bedoelde vluchten ten behoeve van de Koning en echtgenoot of echtgenote, alsmede de in artikel 5, eerste lid, onder c, d en e bedoelde vluchten ten behoeve van prinses Beatrix, andere leden van het koninklijk huis indien zij de Koning vertegenwoordigen en ten behoeve van de vermoedelijke opvolger van de Koning, komen ten laste van de begroting De Koning, met uitzondering van vluchten ten behoeve van staatsbezoeken, waarvan de kosten ten laste komen van de begroting van de Minister van Buitenlandse Zaken.

  • 2. De kosten van de in artikel 5, eerste lid, onder f bedoelde vluchten ten behoeve van leden van het koninklijk huis, behoudens de Koning en echtgenoot of echtgenote, waarvan het doel een openbaar belang dient, alsmede de in artikel 5, eerste lid, onder b bedoelde vluchten ten behoeve van de minister-president, ministers en staatssecretarissen wanneer de vlucht onderdeel is van een reis waarvan het doel een openbaar belang dient, komen indien een luchtvaartuig wordt ingehuurd op commerciële basis of gebruik wordt gemaakt van een luchtvaartuig van de krijgsmacht ten laste van de begroting van de minister die ingevolge artikel 6, vierde lid, de aanvraag voor een vlucht heeft ingediend. In gevallen waarin het regeringsvliegtuig wordt ingezet, komen de kosten daarvan ten laste van de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, met uitzondering van die vluchten waarvoor de aanvraag door het ministerie van Defensie is ingediend.

I

In artikel 10 wordt de zinsnede ‘de Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: de Minister van Infrastructuur en Milieu.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert.

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van de huidige ministeriële regeling kunnen de leden van het koninklijk huis en de leden van het kabinet gebruikmaken van het regeringsvliegtuig. Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur.

De troonswisseling op 30 april 2013 heeft gevolgen voor de regeling inzake het gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht. Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima kunnen hiervan onbeperkt gebruikmaken. Prinses Beatrix kan als enig lid van het koninklijk huis dat Koning is geweest op dezelfde wijze gebruikmaken van deze luchtvaartuigen waar doelmatigheid, veiligheid of privacy dit met zich brengen. De huidige mogelijkheid voor bepaalde leden van het koninklijk huis om van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht en civiele inhuur gebruik te maken voor privévluchten, wordt met ingang van 1 januari 2014 geheel uit de regeling geschrapt.

Tot slot wordt een nieuwe verrekeningsmethodiek voor vluchten van het regeringsvliegtuig geregeld.

Artikelsgewijs

Artikel I

B en D

De hierboven beschreven aanpassingen in het gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht hebben geleid tot wijziging van zowel artikel 2 als artikel 5 van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht.

C

Artikel 4 regelt wanneer gebruik kan worden gemaakt van een luchtvaartuig dat is ingehuurd op commerciële basis. Verder bepaalt het dat aan een luchtvaartmaatschappij waarvan op commerciële basis een luchtvaartuig wordt gehuurd kwaliteitseisen kunnen worden gesteld.

Indien regeringsvluchten worden uitgevoerd met het regeringsvliegtuig, in opdracht van de vluchtcoördinator, geschiedt dat in principe onder verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu.

Regeringsvluchten uitgevoerd met vliegtuigen en helikopters van de Koninklijke Luchtmacht vinden plaats onder verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie.

Wanneer wordt overgegaan tot civiele inhuur voor een regeringsvlucht, valt de desbetreffende regeringsvlucht onder de verantwoordelijkheid van de minister die tot civiele inhuur verzoekt, dan wel overgaat.

E

Artikel 6, derde lid bepaalt dat de Dienst Koninklijk Huis de aanvraag indient voor vluchten van de Koning en echtgenoot of echtgenote, alsmede voor vluchten van prinses Beatrix, andere leden van het koninklijk huis indien zij de Koning vertegenwoordigen en van de vermoedelijke opvolger van de Koning, met uitzondering van vluchten ten behoeve van staatsbezoeken. Voor staatsbezoeken wordt de aanvraag ingediend door de Minister van Buitenlandse Zaken.

F

Het is mogelijk om passagiers mee te nemen als een aanvraag voor een vlucht op een correcte wijze is ingediend. Uitgangspunt bij het in behandeling nemen van vluchtaanvragen is dat de Eenheid Bewaking en Beveiliging (EBB), van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTv), de aanvragen van gebruikers al getoetst heeft in het kader van de persoonsbeveiliging van de passagiers. Voor de beveiliging van passagiers en bagage worden in beginsel gelijke security-eisen en maatregelen gehanteerd, zoals omschreven in de Europese Verordening 300/2008/ICAO, annex 17. In bijzondere omstandigheden kan, in overleg met de vluchtcoördinator, hiervan worden afgeweken.

Een en ander doet vanzelfsprekend niets af aan de in de wet- en regelgeving vastgelegde verantwoordelijkheid van de gezagvoerder die op basis daarvan bevoegd is beslissingen te nemen in het kader van de veiligheid.

H

Met ingang van 1 september 2013 is een nieuwe verrekeningsmethodiek voor vluchten van het regeringsvliegtuig ingegaan. In het kort komt de nieuwe methodiek er op neer dat de kosten van vluchten van bewindspersonen met het regeringsvliegtuig niet meer door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu worden gefactureerd aan departementen. In principe komen de vliegkosten voor rekening van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Vluchten met het regeringsvliegtuig worden nog wel in rekening gebracht bij het ministerie van Defensie. Vluchten die worden gemaakt met een luchtvaartuig van de krijgsmacht of een luchtvaartuig dat is ingehuurd op commerciële basis, worden wel gefactureerd aan het ministerie dat de vluchtaanvraag heeft ingediend.

Dit besluit brengt geen administratieve lasten met zich mee.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert.

Naar boven