34 234 Wijziging van de Tabakswet ter implementatie van Richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 8 maart 2016

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de implementatie van de tabaksproductenrichtlijn. Zij hebben een aantal vragen aan de regering over dit wetsvoorstel.

Het voorliggende wetsvoorstel is niet één op één hetzelfde als de richtlijn die vanuit de EU ter implementatie is aangeboden. Er zijn zowel door de regering als − per amendement − door de Tweede Kamer toevoegingen gedaan. De leden van de VVD-fractie hebben nog eens de aangehouden motie-Bröcker c.s. van 8 mei 20122 bestudeerd. Het eerste dictum van de genoemde motie luidt: «verzoekt de regering wanneer afgeweken wordt van Europese richtlijnen in het wetsvoorstel dat de implementatie daarvan beoogt, de rechtvaardiging voor deze afwijking expliciet en gemotiveerd aan de orde te stellen bij de behandeling van het wetsvoorstel of amendementen daarop en te bevorderen dat deze afwijkingen in een afzonderlijk wetsvoorstel worden aangeboden aan de Eerste Kamer.» Waarom heeft de regering er in voorliggend wetsvoorstel voor gekozen om niet in lijn met de motie-Bröcker c.s. te handelen? En kan de regering per onderwerp in het voorliggende wetsvoorstel aangeven waarom hier niet voor gekozen is?

In het voorliggende wetsvoorstel worden verschillende richtlijnen voor de etikettering en verpakking van tabaksproducten gegeven. Zo moet op alle verpakkingen van tabaksproducten een gecombineerde gezondheidswaarschuwing, bestaande uit een afbeelding en een tekst, staan die 65% van de voor en achterkant van de verpakking beslaat, inclusief informatie over diensten die die helpen om te stoppen met roken. De leden van de VVD-fractie hebben de volgende vragen, die zich richten op de verpakking vermelde diensten die helpen om te stoppen met roken. Kan de fabrikant geheel naar eigen inzicht diensten op de verpakking melden? Of moeten dit door bevoegde instanties gecertificeerde diensten gebeuren? En op welke wijze kan de burger dat controleren? Door wie worden overigens de diensten betaald die helpen om te stoppen met roken, door de overheid of door de burgers? En als het stoppen met roken niet lukt, wordt het geld dan terugbetaald aan de overheid of de burgers?

In het wetsvoorstel is ook sprake van voor roken bestemde kruidenproducten. De leden van de VVD-fractie vragen op welke producten hier precies gedoeld wordt. Kan de regering dat nader duiden? En schaart de regering onder de voor roken bestemde kruidenproducten ook wiet? Zo ja, gelden voor het roken van wiet dan ook de voorwaarden, zoals die in het wetsvoorstel neergelegd zijn? En gelden dan voor wiet ook de voorwaarden voor etikettering en verpakking uit het wetsvoorstel?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van artikel 7 van de tabaksproductrichtlijn om per 20 mei 2016 tabaksproducten met een kenmerkend aroma te verbieden. Voor mentholsigaretten is een uitzondering gemaakt en geldt een overgangstermijn tot 20 mei 2020. Menthol kan in grote lijnen op drie manieren aan de tabak voor sigaretten toegevoegd worden: rechtstreeks op de tabak, middels de binnenste folie van de sigarettenverpakking of via capsules in de filter van de sigaret. Nu is er ruis ontstaan over de vraag of de eerder genoemde overgangstermijn slechts geldt voor de eerste en tweede bereidingswijze van mentholsigaretten en niet voor de derde. Is het zo dat per 20 mei 2016 de mentholsigaretten die middels een capsule in de filter hun kenmerkend menthol aroma krijgen verboden zijn? Of geldt voor deze sigaretten ook de overgangstermijn tot 20 mei 2020? Wat is hierover het standpunt van de regering?

D66-fractie

De leden van de fractie van D66 hebben de volgende vragen met betrekking tot het wetsvoorstel ter implementatie van de nieuwe tabaksproductenrichtlijn. De richtlijn beoogt «dat vooral jongeren niet gaan roken».3 De leden van de D66-fractie vinden het doel van de richtlijn van groot belang, maar vragen zich af of de richtlijn dit doel dichterbij brengt. De herziening wordt gemotiveerd met onder andere het aanpassen aan nieuwe wetenschappelijke kennis. De richtlijn bevat een verplichting aan producenten om een (grote) afschrikwekkende afbeelding op de verpakking van sigaretten op te nemen. De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij verwacht dat afschrikwekkende afbeeldingen het roken ontmoedigen en zo ja, waarop zij dit baseert.

De wetenschappelijke kennis, ook de recente, laat namelijk zien dat er juist geen bewijs is dat afschrikwekkende afbeeldingen het roken ontmoedigen, en dat er aanwijzingen zijn dat − zeker voor sommige groepen − eerder het omgekeerde het geval is. De studies die worden aangevoerd ter onderbouwing van een effect, zoals door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), gaan over bewustmaking, niet over gedrag. Er zijn alternatieven om het roken te ontmoedigen zonder dat roken hoeft te worden verboden. De leden van de D66-fractie vragen of de regering deze alternatieven heeft onderzocht en overwogen, mede in het licht van het feit dat het kabinet in december 2014 heeft aangegeven te verwachten dat «sterkere toepassing van gedragsinzichten op basis van gedragsanalyses (...)» zal «bijdragen aan een doeltreffender en doelmatiger overheid.»4 Zo ja, wat waren hiervan de uitkomsten? Zo nee, dan vragen de leden van de D66-fractie of de regering bereid is om deze alternatieven te laten onderzoeken.

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding van het voorstel tot wijziging van de Tabakswet ter implementatie van de nieuwe tabaksproductenrichtlijn nog een vijftal vragen.

In de reactie op het advies van de Raad van State stelt de regering nadrukkelijk als feit dat langdurig gebruik van de elektronische sigaret risico's voor de gezondheid oplevert en dat het gebruik ervan verslavend is.5 In het plenaire Tweede Kamerdebat stelde de Staatssecretaris van VWS dat stoffen in de e-sigaret mogelijk schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en dat hij hiernaar onderzoek laat doen.6 Hoe is het te rijmen dat de Staatssecretaris onderzoek laat doen naar de mogelijke schadelijkheid, terwijl de regering dit reeds eerder als een vaststaand feit presenteerde?

Volgens het wetsvoorstel wordt menthol per 2020 verboden voor sigaretten, maar blijven toegevoegde smaken wel toegestaan voor waterpijpen. De leden van de PVV-fractie vernemen graag van de regering waarom dit onderscheid − gelet op de doelstelling van het voorkomen van rookverslaving − wordt aangebracht.

Beperkt het verbod op het toevoegen van menthol zich tot sigaretten, of is dit ook op snuiftabak van toepassing? Zo ja, kan de regering aangeven in hoeverre dit proportioneel is, gelet op de zeer kleine groep gebruikers.

Ook vernemen deze fractieleden graag waarom bij de nadere uitvoeringsbevoegdheden door de Europese Commissie wel het Europees Parlement en de Raad betrokken worden, maar niet de nationale parlementen.

Zijn bij de bedrijfseffecten ook de gevolgen meegenomen voor het vestigingsklimaat van tabak producerende bedrijven en hun economische belang? De leden van de PVV-fractie wijzen in dit verband op de recente sluiting van Philip Morris in Bergen op Zoom.

SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel nog enige vragen, waarop zij graag een antwoord krijgen.

De nieuwe regels in de aangepaste Tabakswet moeten burgers in Europa tegen de schade van tabak beschermen. Jongeren moeten worden ontmoedigd om te gaan roken. Dit is de reden waarom smaakjes, zoals menthol, in tabaksproducten verboden worden. De vindingrijkheid van de tabaksindustrie is groot. In dit verband kan gewezen worden op de reactie van de tabaksindustrie op het verbod van de smaakjes. Losse filters met menthol of mentholhulzen mogen in de toekomst gewoon verder te koop worden aangeboden. Schijnbaar glippen deze producten door de mazen van de Europese Tabaksrichtlijn. De leden van de SP-fractie vragen of de constatering dat de verkoop van de menthol-sigarettenhuls en verwante producten, na 2020, mogelijk blijft, correct is. Waarom wordt het verbod op de verkoop van deze menthol-sigarettenhuls en andere vergelijkbare tabaksproducten niet in de huidige aanpassing van de Tabakswet geregeld? De inventiviteit van de tabaksindustrie is groot. In de toekomst zijn ongetwijfeld nieuwe (potentieel) schadelijke producten te verwachten. Betekent dit wederom nieuwe aanpassingen van de Tabakswet? Zijn er geen andere mogelijkheden om te anticiperen op deze creativiteit van de tabaksindustrie?

Een belangrijk uitgangspunt voor de aanpassingen van de Tabakswet is het voorkomen dat minderjarigen beginnen met roken. De aanpassingen van de Tabakswet richten zich onder meer op het verbod van de verkoop van de elektronische sigaret aan minderjarigen. Bij een verbod hoort ook toezicht en handhaving. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft hierin een taak. Het toezicht zal op dezelfde wijze worden geregeld als die voor de verkoop van reguliere tabaksproducten. Kan de regering kort aangeven hoe effectief het toezicht en de handhaving ten aanzien van de verkoop van tabaksproducten aan minderjarigen is, wetende dat tabaksproducten toch regelmatig aan minderjarigen worden verkocht? Het kopen van tabaksproducten door minderjarigen kan alleen als er ook verkocht wordt. Een 100% sluitend systeem voor het tegengaan van de verkoop van tabakswaren aan minderjarigen is niet mogelijk. Bij de leden van de fractie van de SP bestaat, op z’n mildst gesteld, echter wel het beeld dat door de horeca, maar ook door de detailhandel, nog niet alle mogelijkheden zijn benut om de verkoop van de tabaksproducten aan minderjarigen tegen te gaan. Zij krijgen graag een reactie van de regering op deze constatering. Waar zijn in dezen verbeteringen mogelijk?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 1 april 2016.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Martens

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Barth (PvdA), Beuving (PvdA), Ganzevoort (GL), De Grave (VVD), Martens (CDA) (voorzitter), Schouwenaar (VVD), Bruijn (VVD) (vice-voorzitter), Gerkens (SP), Kops (PVV), Atsma (CDA), Bredenoord (D66), Dercksen (PVV), Van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Krikke (VVD), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Van Rooijen (50PLUS), Schnabel (D66), Wezel (SP).

X Noot
2

Kamerstukken I 2011/12, 32 549, K.

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 34 300 XVI, nr. 2, p. 24.

X Noot
4

Kabinetsreactie op adviesrapporten van Rli, RMO en WRR over de benutting van gedragswetenschappelijke kennis in beleid (Kamerstukken II 2014/15, 34 000 XIII, nr. 140, p. 8).

X Noot
5

Kamerstukken II 2014/15, 34 234, nr. 4, p. 5.

X Noot
6

Handelingen II 2015/16, 48, item 11, p. 16.

Naar boven