34 192 Initiatiefnota van het lid Leijten «Wmo 2015 in betere banen»

Nr. 9 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2016

Bij het debat over de initiatiefnota van het lid Leijten (Kamerstukken 2015–2016, 34 192, nr. 8) ontstond een discussie over de relatie tussen heffingskortingen en de Wlz-premie. In deze brief geef ik aan hoe die systematiek werkt waarmee ik reageer op het verzoek van mevrouw Siderius (SP) en mevrouw Keijzer (CDA) tijdens dat debat. De vraagstelling vanuit de SP-fractie gaat uit van de premisse dat door de vormgeving van de heffingskortingen geld dat voor de zorg bestemd is, elders wordt besteed. Daarvan is geen sprake. Het louter aanpassen van de systematiek rond de heffingskortingen leidt niet tot extra ruimte voor zorguitgaven.

Systematiek van heffingskortingen is goed voor huishoudens met laag inkomen

In Nederland worden de loon- en inkomstenbelasting en de premies volksverzekeringen in combinatie geheven. Bij de belastingherziening 2001 is gekozen voor de introductie van heffingskortingen. Dat zijn kortingen die een belastingplichtige krijgt op de te betalen belastingen en premies. Voor 2001 waren er aftrekposten, waarvan personen met een hoog inkomen meer voordeel hadden dan personen met een laag inkomen. De aftrekpost drukte immers het belastbaar inkomen, waardoor de heffing in de hoogste schijf werd verlaagd, en die is voor personen met een hoog inkomen hoger dan personen met een laag inkomen. De vanaf 2001 geldende heffingskortingen zijn een bedrag dat in mindering wordt gebracht op de te betalen loon- en inkomstenbelasting en de premies volksverzekeringen. Er is voor gekozen om de heffingskortingen in mindering te brengen op zowel de belastinginkomsten als op de premie-inkomsten, omdat er een groep burgers met een laag inkomen is die de heffingskortingen niet volledig zou kunnen verzilveren als de heffingskortingen louter als korting fungeren bij de belastingen. Immers over de eerste twee schijven van het inkomen in box 1 wordt voornamelijk premies volksverzekeringen geheven en over de bovenste twee schijven uitsluitend inkomstenbelasting. Kortom, de keuze voor heffingskortingen die deels neerslaan in lagere AWBZ-/Wlz-premies, komt vooral ten goede aan personen met een laag inkomen.

Ter compensatie voor de omzetting van aftrekposten in heffingskortingen bestaat er sinds 2001 een bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK). Die BIKK heeft ervoor gezorgd dat de inkomsten van het AWBZ-fonds in 2001 niet daalden. Daarnaast compenseert de BIKK deels voor de groei van de heffingskortingen die in mindering worden gebracht op de AWBZ/Wlz. Deze compensatie is slechts gedeeltelijk, omdat ook onder het oude regime van aftrekposten grotere aftrekposten tot een grotere derving van AWBZ-premies leidden.

De hoogte van de Wlz-premie

Bij de bepaling van het Wlz-premiepercentage is er rekening mee gehouden dat in de belastingwetgeving vastligt dat er heffingskortingen bestaan. Het Wlz-percentage is dus uitgekomen op 9,65% omdat een deel van de heffingskortingen via de Wlz-premie wordt verzilverd. Als er geen heffingskortingen zouden zijn geweest, dan zou het Wlz-percentage veel lager zijn vastgesteld. Het is dus niet zo dat de heffingskortingen ertoe leiden dat er meer ontvangsten zijn bij de loon- en inkomstenbelasting en minder ontvangsten bij de Wlz-premies. Door het bestaan van de heffingskortingen is het belastingpercentage lager en het premiepercentage hoger dan als de heffingskortingen louter zouden worden verwerkt bij de loon- en inkomstenbelasting (en een deel van de belastingplichtigen zou dan dus zijn heffingskortingen niet geheel kunnen verzilveren).

Veronderstelde andere besteding Wlz-middelen

Zoals uit het voorgaande blijkt, leidt het feit dat er heffingskortingen zijn er niet toe dat er meer uitgaven via de begroting gefinancierd kunnen worden en minder Wlz-uitgaven. Er kan dus ook niet worden aangegeven waaraan de heffingskortingen worden besteed. Heffingskortingen leiden uitsluitend tot minder algemene middelen. Voorts geldt dat eventuele extra inkomsten via de Wlz-premie in het saldo lopen vanwege de automatische stabilisatiefunctie van de inkomsten.

Het is natuurlijk mogelijk te kiezen voor wijzigingen in het fiscaal stelsel. Uiteraard kan conform de veronderstelde wens van de SP-fractie voor een vormgeving worden gekozen waardoor de Wlz-premies meer opleveren en de belastinginkomsten minder.

Een dergelijke wijziging genereert overigens geen dekking voor hogere collectieve uitgaven. Indien in samenhang met de schuif van belastinginkomsten naar Wlz-premie-inkomsten de Wlz-uitgaven worden verhoogd, dient ook bezuinigd te worden op andere collectieve uitgaven, tenzij men het overheidstekort laat oplopen.

Om de keuze te maken voor hogere Wlz-uitgaven en lagere uitgaven elders is het niet nodig om de systematiek van heffingskortingen aan te passen. Daar kan gewoon toe worden besloten. Direct gevolg is het ontstaan van een tekort in het Wlz-fonds en een even groot overschot op de rijksbegroting. Dit heeft geen consequenties voor het EMU-saldo. Als de SP in combinatie met zo’n schuif de Wlz-premie-inkomsten wil verhogen, kan dat ook door het Wlz-premiepercentage te verhogen en het belastingtarief in de eerste en tweede schijf te verlagen.

Tot slot wijs ik erop dat in het verleden reeds meerdere brieven zijn verzonden aan uw kamer over dit onderwerp. In de bijlage vindt u hiervan een overzicht.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Bijlage Brieven en antwoorden over de relatie tussen de systematiek van heffingskortingen en de AWBZ-/Wlz-uitgaven

Hieronder staat een (niet limitatieve) lijst van brieven/antwoorden over de verwerking van heffingskortingen in de AWBZ/Wlz die naar de Kamer is gestuurd, dan wel mondeling zijn gegeven.

Antwoorden op vragen van het lid Leijten, 12 april 2010

Aanhangsel Handelingen II 2009/10, nr. 2193

Antwoorden op vragen van het lid Leijten, 15 september 2010

Aanhangsel Handelingen 2009/10, nr. 3332

Antwoorden op vragen van het lid Leijten, 22 december 2010

Aanhangsel Handelingen II 2010/11, nr. 892

Ontwikkeling en verdeling AWBZ-premies, 17 september 2013

Kamerstuk 30 597, nr. 373

Antwoorden op Kamervragen bij de VWS begroting 2014, 23 oktober 2013

Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 13, blz. 138

Antwoorden op vragen van de leden Van Gerven en Siderius, 12 juni 2014

Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2214

Verslag van een schriftelijk overleg over de brief: Premiegevolgen van de overhevelingen Zorgverzekeringswet (Zvw) naar de AWBZ, 15 april 2014

Kamerstuk 30 597, nr. 432, blz. 17

Antwoorden op Kamervragen bij de VWS begroting 2015, 13 november 2014

Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 33, blz. 178–180

Behandeling VWS begroting 2015, 20 november 2014

Handelingen II 2014/15, nr. 27, item 6, blz. 32

Antwoorden op Kamervragen bij de VWS begroting 2016

Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 12, p. 178–180

Naar boven