34 086 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 mei 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a

Na onderdeel R wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ra

In de artikelen 378a, eerste lid, 395a, eerste lid, en 426, eerste lid, wordt «het dubbel van de dagvaarding» vervangen door: de kopie van de dagvaarding.

b

Onderdeel T komt te luiden:

Artikel 390 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 587, tweede lid,» vervangen door: artikel 36d, derde lid,.

2. In het tweede lid wordt «Een dubbel der uitnoodiging» vervangen door: Een kopie van de uitnodiging.

c

In onderdeel EE vervalt «, van het Wetboek van Strafvordering».

d

In onderdeel NN, artikel 533, eerste lid, vervalt «ondergane verzekering,» en wordt «ten laste van de staat» vervangen door: uit ’s Rijks kas.

e

Na onderdeel OO wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

OOa

In artikel 5:4:6, vierde lid, laatste volzin, wordt «artikel 588» vervangen door: artikel 36e.

f

Onderdeel QQ wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 6:1:3 komt te luiden:

Artikel 6:1:3

Bij de tenuitvoerlegging wordt rekening gehouden met alle in aanmerking komende belangen, waaronder de veiligheid van de samenleving, de belangen van slachtoffers en nabestaanden en de resocialisatie van de veroordeelde.

2. In artikel 6:1:25, tweede lid, wordt na «jeugdige» ingevoegd: of de jongvolwassene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit waar hij van verdacht wordt, de leeftijd van achttien jaren maar nog niet die van drieëntwintig jaren heeft bereikt.

3. In artikel 6:2:1, derde lid, onder b, en vierde lid, wordt «het dubbel van de dagvaarding» vervangen door: de kopie van de dagvaarding.

4. In artikel 6:2:5 wordt een punt geplaatst aan het einde van het vierde lid.

5. Artikel 6:2:6 komt te luiden:

Artikel 6:2:6

Indien de veroordeelde meer dan één straf achtereenvolgens moet ondergaan, worden deze straffen zo enigszins mogelijk aaneensluitend ten uitvoer gelegd. In het geval meerdere straffen aaneensluitend ten uitvoer worden gelegd:

a. worden zij als één straf aangemerkt voor de toepassing van artikel 6:2:5, eerste lid;

b. worden geheel onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen vrijheidsstraffen gezamenlijk, met uitzondering van vervangende hechtenis die moet worden ondergaan, als één vrijheidsstraf aangemerkt voor de toepassing van artikel 6:2:10.

6. Artikel 6:2:17 komt te luiden:

Artikel 6:2:17

Onze Minister ziet erop toe dat de ter beschikking gestelde die van overheidswege wordt verpleegd de nodige behandeling krijgt; de veiligheid van de samenleving in acht wordt genomen en de belangen van slachtoffers worden gediend. Hij kan met betrekking tot bepaalde verpleegden aan het hoofd van de instelling bijzondere aanwijzingen geven in het belang van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen of het belang van de slachtoffers.

7. In artikel 6:4:11, tweede lid, wordt «vijfde lid van overeenkomstige toepassing» vervangen door: vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

8. In artikel 6:4:19, tweede lid, wordt «6:4:5, 6:4:6» vervangen door: 6:4:5 en 6:4:6.

9. In artikel 6:6:10, eerste lid, onder g, vervalt «met voorwaarden».

10. In artikel 6:6:14, eerste lid, wordt «na het opleggen» vervangen door: bij het opleggen.

11. Artikel 6:6:15 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, vervalt onderdeel b, onder verlettering van onderdelen c tot en met f tot onderdelen b tot en met e.

b. In het eerste lid en het tweede lid wordt «de beslissing tot» telkens vervangen door: de beslissing ter zake van.

12. In artikel 6:6:20, eerste lid, onder d, wordt «dat de jeugdige zich» vervangen door: dat de veroordeelde zich.

13. In artikel 6:6:24, derde lid, wordt «beveelt het» vervangen door: beveelt hij.

14. In artikel 6:6:25 wordt in het derde lid tweemaal «basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door «basisregistratie personen» en wordt in het vijfde lid «6:4:5, 6:4:6» vervangen door: 6:4:5 en 6:4:6.

15. In de artikelen 6:6:28, eerste lid, 6:6:35, vierde lid, en 6:6:36, tweede lid, wordt «de jeugdige» vervangen door: de veroordeelde.

16. In artikel 6:6:31, eerste lid, laatste volzin, wordt «De artikelen 6:6:10 en 6:6:11 zijn» vervangen door: Artikel 6:6:11 is.

17. In artikel 6:6:33, tweede lid, komt de derde volzin te luiden: Artikel 37a, eerste, derde en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.

2

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

a

In onderdeel W wordt «tiende lid» vervangen door «elfde lid» en wordt «10.» vervangen door: 11.

b

Onderdeel HH komt te luiden:

HH

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Artikel 6:1:1 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing op de op grond van het eerste lid gestelde voorwaarden.

2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. Op de in het tweede lid, onder f, bedoelde voorwaarde is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 22b, 22c, eerste lid, en de artikelen 6:1:9, 6:3:1, tweede lid, en 6:3:6 van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot taakstraffen, van overeenkomstige toepassing. Bij het verrichten van de onbetaalde arbeid of het leerproject wordt de identiteit van de veroordeelde vastgesteld op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De onbetaalde arbeid of het leerproject wordt binnen een termijn van negen maanden na instemming met de voorwaarde voltooid.

c

Onderdeel KK wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «Artikel 77 komt te luiden:» wordt een opschrift ingevoegd, luidende: Artikel 77.

2. In het tweede lid wordt «had overgenomen» vervangen door: « hadden overgenomen».

d

In onderdeel UU, derde lid, wordt «Het bepaalde» vervangen door: het bepaalde.

e

In onderdeel ZZ wordt «vervallen» vervangen door: vervalt.

f

Na onderdeel ZZ wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

ZZa

In artikel 77we, tweede lid, wordt «en 77p, vierde lid» vervangen door: en artikel 6:3:10, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

g

Onderdeel DDD wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «Artikel 77aa komt te luiden:» wordt een opschrift ingevoegd, luidende: Artikel 77aa.

2. In het tweede lid wordt «boek 1» vervangen door: Boek 1.

3. In het vierde lid wordt «op de voordracht van Onze Minister» vervangen door: op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

h

In onderdeel GGG wordt «de Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

3

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

a

In onderdeel A wordt «artikel 23, tweede lid» vervangen door: artikel 23, derde lid.

b

In onderdeel B wordt «giro- of bankrekening» vervangen door: bankrekening.

c

Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien de administratieve sanctie ten minste € 225 bedraagt, dient zekerheid te worden gesteld voor de betaling van € 225 en de administratiekosten. Voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen 16 jaar oud waren, geldt de helft van de in de eerste volzin genoemde bedragen.

2. De eerste volzin van het vierde lid (nieuw) komt te luiden: De zekerheid wordt door de indiener gesteld bij Onze Minister, hetzij op de door Onze Minister voorgeschreven wijze, hetzij anderszins door overboeking op de rekening van Onze Minister.

d

Na onderdeel D worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 14, tweede lid, wordt «artikel 11, derde lid» vervangen door: artikel 11, vierde lid.

Db

Aan artikel 21 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Indien de verschuldigde administratieve sanctie vanwege toepassing van artikel 11, tweede lid, niet geheel op de zekerheidstelling kan worden verhaald, is Hoofdstuk VIII van toepassing op de inning van het bedrag dat nog niet is voldaan.

e

De onderdelen F, G en H komen als volgt te luiden:

F

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien de administratieve sanctie ten minste € 225 bedraagt, kan Onze Minister betaling in termijnen toestaan van het in totaal verschuldigde bedrag. Voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen 16 jaar oud waren, kan Onze Minister betaling in termijnen toestaan indien de administratieve sanctie ten minste € 112,50 bedraagt. De termijnen bestaan uit gelijke delen, worden op ten minste één en ten hoogste drie maanden gesteld en mogen een tijdvak van één jaar niet overschrijden.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «indien deze niet tijdig geheel wordt voldaan» vervangen door: indien het in de gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag niet tijdig geheel wordt voldaan.

G

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

1. Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is verplicht tot betaling van het ingevolge artikel 23, derde lid, verhoogde bedrag binnen vier weken nadat Onze Minister hem een aanmaning heeft toegezonden, over de gewone post of op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.

2. Indien na de verhoging het verschuldigde bedrag behoudens de administratiekosten, ten minste € 225 bedraagt, is artikel 23, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

1. Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, nalaat het in de op grond van artikel 24 gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag tijdig geheel te voldoen, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verhoogd met honderd procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging. Ter inning van het verschuldigde bedrag kan Onze Minister verhaal nemen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.

2. Indien het verschuldigde bedrag behoudens de administratiekosten, na de verhogingen op grond van artikel 23, derde lid, en van het eerste lid, ten minste € 225 bedraagt, is artikel 23, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, vindt verhaal overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27 enkel plaats indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft het in de gestelde termijn of termijnen verschuldigde bedrag tijdig geheel te voldoen.

3. Onze Minister kan verhaal nemen gedurende drie jaar nadat ten aanzien van de administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin verhaal kan worden genomen verlengd met één jaar.

4. Het recht om verhaal te nemen vervalt door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.

f

Onderdelen L, M en N komen te luiden:

L

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin een verleende machtiging gijzeling toe te passen kan worden uitgevoerd, verlengd met één jaar.

2. In het eerste en derde lid wordt «De officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord Nederland» vervangen door: De officier van justitie.

M

Artikel 28a komt te luiden:

Artikel 28a

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

N

Artikel 28b komt te luiden:

Artikel 28b

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. Onze Minister kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. Indien betaling in termijnen door Onze Minister is toegestaan, wordt de termijn waarin van de bevoegdheid gebruik kan worden gemaakt, verlengd met één jaar. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

g

In onderdeel O wordt «artikel 23, tweede lid» vervangen door: artikel 23, derde lid.

h

Na onderdeel P worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Pa

In artikel 31, eerste lid, wordt «het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten terstond zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig zal worden voldaan» vervangen door: het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten terstond geheel zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig geheel zal worden voldaan.

Pb

In artikel 33, vijfde lid, wordt «de artikelen 11, tweede, derde en vierde lid» vervangen door: de artikelen 11, derde, vierde lid en vijfde lid.

4

In artikel VIII, onderdeel A, vierde lid, wordt ««artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht.

5

In artikel X, onderdeel E, wordt «vervangen door «advies van het openbaar ministerie»» vervangen door: vervangen door: advies van het openbaar ministerie.

6

Artikel XVI wordt als volgt gewijzigd:

a

Onder verlettering van onderdeel A tot onderdeel Aa wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

A

In artikel 2 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde tot derde lid.

b

In onderdeel Aa (nieuw) wordt na «onderdelen g en h» een punt geplaatst.

7

In artikel XX wordt «6:1:15, en 6:2:1» vervangen door: 6:1:15 en 6:2:1.

8

In artikel XXXV wordt «vervangen door «een aanwijzing geeft betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie»» vervangen door: vervangen door: een aanwijzing geeft betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie.

9

In artikel XXXVIII, onderdeel A, wordt «533–536» vervangen door: 533 tot en met 536.

10

Artikel XXXIX wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 33, tweede volzin, komt te luiden: De tenuitvoerlegging van een op grond van artikel 31 opgelegde straf of maatregel geschiedt op last van Onze Minister.

2. In onderdeel D, wordt «6:3:14» vervangen door: 6:3:14 van het Wetboek van Strafvordering.

3. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 43c, tweede lid, komt te luiden:

2. De tenuitvoerlegging van de in het eerste lid bedoelde sanctie geschiedt op last van Onze Minister.

11

Artikel XLI wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A wordt aan het einde van het tweede lid een punt geplaatst.

2. In onderdeel G wordt in het tweede lid «vierde lid,» vervangen door: vierde lid.

3. In onderdeel J wordt «vervangen door «de artikelen 6:4:4 tot en met 6:4:6»» vervangen door: vervangen door: de artikelen 6:4:4 tot en met 6:4:6.

12

In artikel XLIII komt de aanhef te luiden: De Wet zeevaart wordt als volgt gewijzigd:.

13

Na artikel XLIII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel XLIIIa

Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van artikel III van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de mogelijkheid van betaling in termijnen van administratieve sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

14

In artikel XLV, onderdeel C, komt het toegevoegde zevende lid te luiden:

7. Indien bij het aanwenden van het rechtsmiddel, bedoeld in het eerste lid, gebruik is gemaakt van de elektronische voorziening, bedoeld in het vierde lid, geschiedt de verdere kennisgeving van gerechtelijke mededelingen, bedoeld in titel IIb van het eerste boek, door toezending door elektronische overdracht als bedoeld in artikel 36b, derde lid. Indien de toezending door elektronische overdracht van de dagvaarding van de verdachte om tegen een bepaalde datum ter terechtzitting te verschijnen niet binnen drie dagen na het aanwenden van het rechtsmiddel geschiedt, is de eerste volzin niet van toepassing.

15

Na artikel XLV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel XLVa

Indien het bij koninklijke boodschap van 11 september 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Postwet 2009 tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD) (Kamerstukken 34 024), tot wet is of wordt verheven, en die wet in werking treedt of is getreden voor of op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, vervalt artikel XVII van deze wet.

Toelichting

1. Algemeen

Deze nota van wijziging strekt ten eerste tot het introduceren van de mogelijkheid om betaling in termijnen toe te staan bij administratieve sancties op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) indien de administratieve sanctie of het na verhogingen verschuldigde bedrag ten minste € 225 bedraagt. Het voorzien in een wettelijke grondslag voor deze generieke vorm van termijnbetalingen is aangekondigd in de brief van 20 november 2014 van de toenmalig Staatssecretaris aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2014/15, 29 279, nr. 212).

Uitgangspunt bij de inning is en blijft dat alle opgelegde Wahv-sancties moeten worden betaald. Het gaat om overtredingen die de betrokkene heeft begaan, die de veiligheid in het verkeer in gevaar kunnen brengen en die vermijdbaar zijn. Met de termijnbetalingen wordt tegelijkertijd tegemoet gekomen aan het belang van een maatschappelijk verantwoorde tenuitvoerlegging. Op het mogelijk maken van betaling in termijnen is reeds eerder aangedrongen. Onze ambtsvoorgangers en wij hebben daarop niet positief kunnen reageren vanwege de omvangrijke uitvoeringsconsequenties die daaraan waren verbonden. Voortbouwend op het in de brief van 20 november 2014 genoemde onderzoek hebben wij deze uitvoeringsproblemen – in nauwe samenspraak met het openbaar ministerie en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) – nader bezien en een concrete oplossing voorbereid.

De thans voorgestelde regeling beoogt een wezenlijke bijdrage te leveren aan het voorkomen van schrijnende situaties voor personen die Wahv-sancties wel willen maar niet (ineens) kunnen betalen, zonder dat daarbij het belang van een zekere inning uit het oog wordt verloren. Met de voorgestelde regeling wordt gehoor gegeven aan de wens om betalingsmogelijkheden te vergroten, zoals vertolkt door onder meer de Nationale ombudsman en leden van de fracties van de SP, PvdA en D66 (zie onder meer Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1066, Kamerstukken II 2013/14, 33 552, nr. 11 en Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 3145).

Het voorstel wordt in algemene zin toegelicht in paragraaf 2 van deze toelichting. Het artikelsgewijs deel bevat een uitgebreide toelichting per in dit verband voorgestelde wijziging van de Wahv. In paragraaf 3 wordt ingegaan op de financiële en administratieve gevolgen van dit voorstel voor termijnbetalingen in de Wahv.

Ten tweede corrigeert deze nota van wijziging enkele technische onvolkomenheden in het wetsvoorstel. Deze worden in het artikelsgewijs deel toegelicht.

Ten derde strekt deze nota van wijziging tot het regelen van de samenloop tussen het Wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en de wetsvoorstellen en wetten die inmiddels in behandeling zijn bij de Eerste Kamer dan wel in het Staatsblad zijn gepubliceerd. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen wetten die inmiddels in werking zijn getreden (waarbij geen sprake is van samenloop, maar wijziging van het wetsvoorstel) en wetsvoorstellen die nog niet in werking zijn getreden (waarbij dus wel sprake is van samenloop). Voor de volledigheid merken wij in dit verband op dat voor wetsvoorstellen waarvoor is voorzien dat er sprake is van samenloop met het Wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, maar die thans nog in voorbereiding zijn dan wel aanhangig bij de Tweede Kamer, de regeling van de samenloop wordt betrokken bij de invoeringswet die is voorzien bij dit wetsvoorstel. Deze wetgevingstechnische bepalingen worden eveneens enkel artikelsgewijs toegelicht.

2. Termijnbetalingen in de Wahv

Op dit moment worden per jaar ruim acht miljoen administratieve sancties op grond van de Wahv opgelegd. Hiervan wordt ongeveer 94 procent in één jaar afgedaan, waarmee de tenuitvoerlegging van deze verkeersboetes succesvol is te noemen. Het doel van de introductie van de mogelijkheid binnen de Wahv bedragen in termijnen te betalen is uitkomst te bieden voor betrokkenen die het verschuldigde bedrag wel willen, maar niet ineens kunnen betalen. De voorgestelde regeling houdt een aanzienlijke uitbreiding in van de huidige mogelijkheden die het CJIB heeft om namens het openbaar ministerie betaling in termijnen toe te staan. Op dit moment gebeurt dit op grond van de beleidsregels van het openbaar ministerie alleen in zeer specifieke gevallen (Aanwijzing executie, bijlage 3; Stcrt. 2014, 37617). Namelijk – ten eerste – als er sprake is van schuldhulpverleningstrajecten, minnelijk of op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Ten tweede worden regelingen voor gespreide betaling getroffen als er ook een strafrechtelijke geldboete openstaat. Tot slot kan ook de deurwaarder betaling in termijnen aanbieden als de inning aan deze is overgedragen.

Het grensbedrag voor betaling in termijnen van Wahv-sancties wordt met de thans voorgestelde wijziging op € 225 gesteld. Dit is gelijk aan het minimumbedrag dat voor het strafrecht geldt (artikel 24a van het Wetboek van Strafrecht). In de eisen die aan de te stellen termijnen worden gesteld, wordt eveneens aangesloten bij deze strafrechtelijke regeling. In de voorgestelde regeling is ervoor gekozen niet alleen termijnbetalingen te bieden bij initiële sancties van € 225 of meer. Ook indien vanwege het niet tijdig voldoen van de initiële sanctie het verschuldigde bedrag door de wettelijke verhogingen € 225 of meer beloopt, kan de Minister van Veiligheid en Justitie, belast met de inning van Wahv-sancties, betaling in termijnen aanbieden. Voor jongeren onder de 16 jaar geldt dat de sanctiebedragen worden gehalveerd (artikel 2, vierde lid, Wahv). Om deze reden worden de bedragen voor deze jongeren voor de thans voorgestelde wijzigingen in verband met de invoering van betaling in termijnen eveneens op de helft van het bedrag dat geldt voor volwassenen, bepaald (€ 112,50).

Beoogd is dat het CJIB – in het geval dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking is getreden – in beginsel in alle gevallen waarin een betrokkene na de datum van inwerkingtreding € 225 of meer dient te voldoen namens de Minister de mogelijkheid van betaling in termijnen aanbiedt (onmiddellijke werking). Het uitsturen van Wahv-beschikkingen verloopt zoveel mogelijk geautomatiseerd en zonder dat daarbij standaard een inhoudelijke beoordeling wordt uitgevoerd. Slechts wanneer er indicaties zijn dat het onwenselijk is een bepaalde betrokkene de sanctie in termijnen te laten betalen, kan hiervan worden afgeweken. De mogelijkheid wordt dus standaard aangeboden bij bedragen vanaf € 225, maar het is de betrokkene zelf die bepaalt of hij van het aanbod gebruik maakt of direct het volledige bedrag betaalt.

Indien de betrokkene in wil gaan op het aanbod en dit aan het CJIB meldt, bericht het CJIB hem over de gestelde termijnen om het verschuldigde bedrag te voldoen. Ingaan op de geboden mogelijkheid heeft geen gevolgen voor het bedrag dat de betrokkene in totaal is verschuldigd; de bedragen in de voorgestelde termijnen tellen exact op tot het verschuldigde bedrag, dus zonder aanvullende kosten of wettelijke rente. De kosten die zouden zijn verbonden aan doorberekening hiervan wegen niet op tegen de financiële baten. Om te voorkomen dat het CJIB minder tijd heeft het bedrag te innen op het moment dat het bedrag niet geheel binnen de gestelde termijnen wordt voldaan, wordt voorgesteld dat de termijnen voor het nemen van verhaal en voor de toepassing van dwangmiddelen eveneens met één jaar worden verlengd. Deze langere termijnen gelden alleen voor die gevallen waarin sprake is van een getroffen regeling om in termijnen te betalen. Zie hierover ook de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 25, 28, 28a en 28b Wahv.

Uit het in de inleiding van deze toelichting reeds genoemde onderzoek kwam een duidelijke behoefte naar voren om Wahv-beschikkingen vanaf € 225 in termijnen te kunnen betalen. Tevens bleek uit het onderzoek dat de betalingsbereidheid toeneemt wanneer betrokkenen de mogelijkheid wordt geboden een dergelijke boete in termijnen te betalen. De verwachting is hiermee dat door de voorgestelde algemene vorm van gespreide betaling de betalingsbereidheid en daarmee het inningspercentage van verkeersboetes verder zal toenemen. Gevolg daarvan is dat de noodzaak tot toepassing van het zogeheten verhaals- of dwangtraject minder vaak zal voorkomen, zodat buitengebruikstelling van een voertuig of gijzeling de betrokkene wordt bespaard. Daarmee leidt de invoering van termijnbetalingen naar verwachting tevens tot besparingen bij de organisaties die zijn belast met de tenuitvoerlegging van deze Wahv-sancties. In paragraaf 3 van deze toelichting wordt nader ingegaan op de verwachte financiële en administratieve consequenties.

De voorgestelde mogelijkheid van betaling in termijnen heeft ook gevolgen voor het bedrag van de verplichte zekerheidstelling bij beroep. In het systeem van de Wahv dient een betrokkene voorafgaand aan de behandeling van het beroep thans het volledige bedrag van de sanctie en de administratiekosten te voldoen, wil een betrokkene ontvankelijk zijn bij de kantonrechter (artikel 11, eerste lid, Wahv). Als dit ongewijzigd zou blijven, zou dit tot gevolg hebben dat een betrokkene die het niet eens is met een opgelegde sanctie vanaf € 225 het volledige bedrag ineens moet voldoen terwijl hij standaard in termijnen mag betalen als hij afziet van bezwaar en beroep. Dat achten wij onwenselijk. Om deze reden wordt voorgesteld het bedrag van de zekerheidstelling te begrenzen op het bedrag waar vanaf standaard betaling in termijnen zal worden aangeboden, te weten € 225. Indien de kantonrechter het beroep niet ontvankelijk vindt of de bestreden beslissing handhaaft, zal het verschuldigde bedrag in deze gevallen – indien er geen sprake is van hoger beroep – niet meer geheel op de zekerheidstelling kunnen worden verhaald. Het resterende bedrag zal door het CJIB op dezelfde wijze worden geïnd als een reguliere administratieve sanctie. Dit is naar verwachting in enkele duizenden gevallen per jaar aan de orde. Indien de kantonrechter het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, wordt het bedrag waarvoor zekerheid is gesteld volledig teruggestort aan de betrokkene.

Wij zijn voornemens per 1 juli 2015 – als interim-maatregel – eerste ervaringen op te doen met de mogelijkheden die de voorgestelde wetswijziging bieden. Deze interim-maatregel ziet op het generiek aanbieden van de mogelijkheid van termijnbetaling bij Wahv-beschikkingen met een initieel boetebedrag vanaf € 225. De inschatting is dat dit aanbod hiermee aan meer dan 375.000 personen per jaar zal worden gedaan. In de beschikkingen zal de aangeboden mogelijkheid van termijnbetaling duidelijk worden toegelicht. Het CJIB zal zorgen voor beschikbaarheid van extra callcentermedewerkers om eventuele vragen en klachten af te handelen. Met deze interim-maatregel wordt ten gunste van de betrokkene afgeweken van het dwingend wettelijk kader van de Wahv, om ervaring op te doen met de regeling en om zo snel mogelijk meer mogelijkheden te bieden aan mensen die wel willen, maar niet ineens kunnen betalen. De interim-maatregel kan niet direct zien op de hele voorgestelde regeling (dus inclusief onder meer het aanbieden van termijnbetalingen bij verschuldigde bedragen vanaf € 225 na de wettelijke verhogingen) aangezien daarvoor meer ICT-aanpassingen nodig zijn, die meer tijd vergen om te realiseren. Indien het wetsvoorstel is aangenomen en tot wet wordt verheven, zal de totale regeling voor termijnbetalingen in de Wahv worden uitgevoerd zodra deze ICT-aanpassingen zijn gerealiseerd.

Tot slot van deze algemene toelichting op de thans voorgestelde algemene mogelijkheid van betaling in termijnen stellen wij graag aan de orde dat wij beogen op beleidsmatige gronden ook in uitzonderingsgevallen waarin niet wordt voldaan aan het grensbedrag van € 225, betaling in termijnen toe te staan. Dit maatwerk kan worden toegepast bij personen die een bedrag verschuldigd zijn dat lager ligt dan het bedrag van € 225 en wel willen, maar duidelijk niet in een keer kunnen betalen. Bij hen zou de inzet van dwangmiddelen zoals gijzeling leiden tot evident onredelijke situaties. De criteria en voorwaarden om in aanmerking te komen voor dit maatwerk zijn openbaar gemaakt en staan vermeld op de website van het CJIB. Dit betreft onder meer de huidige gevallen waarin betaling in termijnen wordt toegestaan, zoals lopende schuldhulpverleningstrajecten en een combinatie met andere (strafrechtelijke) boeten. Anders dan bij de algemene regeling vindt er – na een daartoe strekkend verzoek van de betrokkene – een persoonsgerichte beoordeling van het geval plaats bij het CJIB.

3. Financiële en administratieve gevolgen termijnbetalingen in de Wahv

3.1 Aantallen en kosten

In het in paragraaf 2 genoemde onderzoek naar een algemene mogelijkheid van betaling in termijnen is ook uitdrukkelijk gekeken naar de uitvoeringsconsequenties van deze breuk met de huidige uitvoeringspraktijk. Het aantal zaken dat onder de voorgestelde regeling valt (€ 225 voor de initiële sanctie of na de eerste of de tweede verhoging) betreft naar verwachting ongeveer 750.000 per jaar, dus ongeveer 7,5 procent op een totaal van circa tien miljoen Wahv-beschikkingen per jaar (inmiddels betreft het ruim acht miljoen Wahv-beschikkingen, het onderzoek ging uit van de cijfers over 2013). Onderzocht is tevens hoeveel betrokkenen naar verwachting gebruik zullen maken van het aanbod om in termijnen te betalen. Dit betreft tussen de 15 en de 20 procent. In absolute aantallen gaat het hiermee op jaarbasis om circa 130.000 regelingen. Hierboven is beschreven dat in de voorgestelde regeling nog maar zekerheid hoeft te worden gesteld voor ten hoogste € 225. Dit leidt ertoe dat in enkele duizenden gevallen per jaar het CJIB een na afwijzing van het beroep resterend bedrag moet innen. Omdat betaling in termijnen bij bedragen vanaf € 225 verder zoveel mogelijk geautomatiseerd door het CJIB zal worden aangeboden en afgehandeld, zijn de structurele financiële en administratieve consequenties voor betrokkenen en voor de uitvoering beperkt. Wel wordt in de beginfase een tijdelijke toename verwacht van het aantal personen dat contact opneemt met het CJIB met vragen over de toepassing van de geïntroduceerde mogelijkheid van betaling in termijnen. Naast structurele kosten zijn er ook eenmalige kosten voor het CJIB. Deze zien vooral op de benodigde aanpassingen van de systemen.

In paragraaf 2 van deze toelichting is beschreven dat in individuele gevallen maatwerk kan worden toegepast bij bedragen onder de € 225. Het extra personeel dat nodig is voor deze persoonsgebonden beoordelingen leidt tot een stijging van de kosten bij het CJIB.

De initiële kosten van zowel de algemene mogelijkheid van betaling in termijnen als het genoemde maatwerk komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

3.2 Baten

De belangrijkste baten liggen bij de betrokkenen die meer mogelijkheden krijgen om de Wahv-beschikking tijdig en geheel te voldoen, zodat er geen wettelijke verhogingen of de inzet van dwangmiddelen hoeven te volgen. Het aangehaalde onderzoek heeft dit belang concreet getoond doordat personen die hun boete eerder niet of niet geheel betaalden, in de bij het onderzoek horende proef hun boete wel reeds in de zogeheten inningsfase betaalden. De betalingsbereidheid bleek door de mogelijkheid van betaling in termijnen met enkele procenten te zijn toegenomen. Meer sancties zijn dus geïnd door betaling in termijnen voordat de instrumenten uit de verhaals- en dwangfase (verhaal zonder en met dwangbevel, buitengebruikstelling van een voertuig, inneming rijbewijs en gijzeling) kunnen en hoeven worden ingezet. Het CJIB bespaart hierdoor naar verwachting in het aantal handelingen dat moet worden verricht voor de inning en incasso. Daarnaast is de verwachting dat het CJIB door de voorgestelde regeling minder vaak zal worden gebeld door betrokkenen met het verzoek een Wahv-sanctie in termijnen te mogen betalen. Doordat zaken naar verwachting door betaling in termijnen gemiddeld in een eerdere fase worden afgedaan, ontvangt de politie minder opdrachten voor de toepassing van dwangmiddelen. Een vergelijkbare besparing treedt naar verwachting op bij het openbaar ministerie en de rechtspraak, omdat gijzeling minder vaak zal worden gevorderd. Minder toepassing van het dwangmiddel gijzeling leidt ook tot besparingen in het gevangeniswezen.

3.3 Evaluatie

Deze nota van wijziging voegt een evaluatiebepaling toe aan het Wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen. Hierin wordt voorgeschreven dat na drie jaar de Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden geïnformeerd over de effecten van de voor de Wahv voorgestelde mogelijkheid van betaling in termijnen. Drie jaar betreft een relatief korte termijn die echter wel voldoende tijd geeft om ervaring op te doen met de voorgestelde regeling. De evaluatie zal onder meer zien op de op basis van de strafrechtelijke regeling gekozen hoogte van het grensbedrag, op de daaraan gekoppelde maximale zekerheidstelling, op de betekenis van de voorgestelde standaardmogelijkheid van betaling in termijnen voor het genoemde maatwerk in gevallen die niet voldoen aan de wettelijke voorwaarden voor betaling in termijnen alsmede op de in dit hoofdstuk beschreven financiële en administratieve consequenties.

4. Artikelsgewijs

1

Onderdeel 1 van deze nota van wijziging ziet op voorgestelde wijzigingen van het Wetboek van Strafvordering.

Onderdelen a en b

Onderdeel a vervangt de archaïsche term «het dubbel van de dagvaarding» door «het kopie van de dagvaarding». Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 7) is toegelicht, gaat het hierbij om een gelijkluidend afschrift dat bijvoorbeeld ook (een tweede afdruk van) een geautomatiseerd bestand kan betreffen. Onderdeel b betreft een vergelijkbare wijziging voor de eenmalig in het Wetboek van Strafvordering gehanteerde term «Een dubbel der uitnoodiging».

Onderdeel c

In dit onderdeel wordt gecorrigeerd voor de overvloedige toevoeging van «het Wetboek van Strafvordering» in onderdeel EE, met wijziging van artikel 489 Sv.

Onderdeel d

In onderdeel NN worden twee wijzigingen van het eerste lid van artikel 533 Sv voorgesteld.

De eerste wijziging corrigeert voor de melding van zowel ondergane verzekering als ondergane inverzekeringstelling door de invoeging van het huidige artikel 550, eerste lid, Sv. Nu deze verschillende termen niet zien op verschillende fenomenen, kan worden volstaan met enkel de vermelding van ondergane inverzekeringstelling.

Ten tweede wordt met deze wijziging in de voorgestelde regeling van de tenuitvoerlegging uniform gesproken over «uit ’s Rijks kas» waar het gaat om kosten die voor rekening van het Rijk komen.

Onderdeel e

Recent is de Wet van 28 januari 2015, houdende implementatie van richtlijn 2011/99/EU van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 2011 betreffende het Europees beschermingsbevel (PbEU L 338) in werking getreden (Stb. 2015, 40 en 81). In het daarbij nieuw ingevoegde artikel 5:4:6 Sv wordt verwezen naar artikel 588 van de huidige betekeningsregeling. Deze wijziging corrigeert voor de vernummering van de betreffende bepaling naar artikel 36e Sv.

Onderdeel f

Onderdeel QQ betreft het voorgestelde nieuwe Boek 6, Tenuitvoerlegging. De voorgestelde wijzigingen betreffen vooral herstel van technische onvolkomenheden en worden hieronder – voor zover van belang – kort toegelicht.

In artikel 6:1:3 Sv wordt een wijziging in de volgorde van de te dienen belangen voorgesteld. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is toegelicht, staan de genoemde belangen niet in hiërarchische verhouding tot elkaar. Vanuit de gedachte dat de strafrechtspleging erop is gericht de veiligheid van de samenleving te vergroten en dat het belang van de veroordeelde in de tijd pas volgt nadat voor dat doel een sanctie is opgelegd, wordt deze wijziging in volgorde voorgesteld.

De voorgestelde wijziging van artikel 6:1:25 Sv is dezelfde als die bij de Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en enkele andere onderwerpen (Kamerstukken 33 844) wordt voorgesteld voor de huidige bepaling, artikel 77hh Sr.

De achtergrond van de voorgestelde wijziging van artikel 6:2:1, vierde lid, Sv is hierboven toegelicht bij Onderdeel a.

De wijziging van artikel 6:2:5 Sv betreft een technische correctie van de in het wetsvoorstel gegeven wijzigingsopdracht.

De wijziging van artikel 6:2:6 Sv betreft een redactionele verduidelijking.

De wijziging van artikel 6:2:17 Sv betreft een technische correctie van de in het wetsvoorstel gegeven wijzigingsopdracht.

In artikel 6:6:10, eerste lid, onder g, Sv kan beter worden gesproken over terbeschikkingstelling dan over terbeschikkingstelling met voorwaarden aangezien de wijziging, aanvulling of opheffing van voorwaarden ook aan de orde kan zijn bij de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, wanneer de overtreding niet ernstig genoeg is voor hervatting van de verpleging.

In artikel 6:6:15, eerste lid, Sv vervalt onderdeel b («b. de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege»). In de praktijk wordt er geen afzonderlijke vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling ingediend, naast die tot verlenging van de verpleging van overheidswege. Onderdeel a van het eerste lid («a. de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling») is bedoeld zowel de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden als van de terbeschikkingstelling met verpleging te omvatten.

In artikel 6:6:31, eerste lid, laatste volzin, Sv is in het wetsvoorstel abusievelijk ook artikel 6:6:10 Sv van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat wordt met deze wijziging gecorrigeerd.

2

Onderdeel 2 van deze nota van wijziging ziet op voorgestelde wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht.

Onderdeel a

De wijziging van artikel 36e Sr (onderdeel W) volgt uit de inmiddels in werking getreden Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit (Stb. 2014, 445 en 513).

Onderdeel b

Met het wetsvoorstel komt de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en strafbeschikkingen bij de Minister van Veiligheid en Justitie te liggen (voorgesteld artikel 6:1:1 Sv). In dat kader is hij ook verantwoordelijk voor de inning van transactiebedragen en voor de uitvoering van de andere transactievoorwaarden die door het openbaar ministerie kunnen worden gesteld ter voorkoming van strafvervolging (artikel 74 Sr). Hierbij zal op vergelijkbare wijze als beschreven in paragraaf 5.2 van de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3) worden gewerkt. Verzuimd was deze verantwoordelijkheid voor de transactie expliciet wettelijk te regelen. Dat wordt in dit onderdeel gecorrigeerd in artikel 74, vierde lid, Sr. Om twee redenen wordt deze verantwoordelijkheid in het Wetboek van Strafrecht geregeld en niet in het Wetboek van Strafvordering. De eerste reden is dat de transactie stapsgewijs wordt vervangen door de strafbeschikking. De tweede, meer principiële reden is gelegen in het andere rechtskarakter van de transactie; een transactie geeft – anders dan een strafbeschikking – geen executoriale titel op grond waarvan tegen de wil van de betrokkene de sanctie kan worden uitgevoerd, ook niet als niet aan de in de transactie gestelde voorwaarden wordt voldaan. Wanneer de verdachte niet aan de voorwaarden voldoet, kan hij alsnog worden vervolgd.

Het vijfde lid (nieuw) is reeds voorgesteld in het ingediende wetsvoorstel (Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 2; artikel II, onderdeel HH). Zoals daarbij is toegelicht (Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, blz. 118) strekt de wijziging tot correctie voor de verplaatsing van de desbetreffende bepalingen naar Boek 6 Sv. Abusievelijk werd daarbij verwezen naar artikel 6:1:8 Sv in plaats van naar artikel 6:1:9 Sv en naar artikel 6:3:1, vierde lid, Sv in plaats van artikel 6:3:1, tweede lid, Sv. Ten opzichte van het eerder voorgestelde lid is verder expliciet de bekende bepaling opgenomen voor de vaststelling van de identiteit van degene die een taakstraf op grond van een transactievoorstel uitvoert.

Onderdelen c tot en met h

In deze onderdelen worden enkele technische onvolkomenheden hersteld.

3

Onderdeel 3 van deze nota van wijziging ziet op voorgestelde wijzigingen van de Wahv. Deze zijn hierboven reeds in algemene zin toegelicht.

Onderdeel a

In dit onderdeel wordt in artikel 4, vijfde lid, van de Wahv gecorrigeerd voor de hernummering van de artikelleden in artikel 23 Wahv door de invoeging van een nieuw tweede lid (zie onderdeel 3, onder f, van deze nota van wijziging).

Onderdeel b

Girorekeningen bestaan niet meer, er is enkel sprake van bankrekeningen. Hiervoor wordt in artikel 6, tweede lid, Wahv gecorrigeerd.

Onderdeel c

Wijziging artikel 11 – maximale zekerheidsstelling € 225

In paragraaf 2 van deze toelichting is beschreven hoe bij administratieve sancties vanaf € 225 in beginsel in alle gevallen de mogelijkheid van betaling in termijnen zal worden geboden. Voor personen jonger dan 16 jaar geldt dit bij de helft van dit bedrag, € 112,50. De standaard geboden mogelijkheid van betaling in termijnen heeft tevens gevolgen voor de verplichting om zekerheid te stellen, voordat beroep bij de kantonrechter kan worden ingesteld. Indien beroep wordt ingesteld tegen een administratieve sanctie vanaf € 225 (€ 112,50 bij jongeren onder de 16 jaar), hoeft op grond van de voorgestelde wijziging van artikel 11 Wahv slechts zekerheid te worden gesteld voor € 225 (€ 112,50 bij jongeren onder de 16 jaar). Bij een administratieve sanctie van initieel dat bedrag wordt immers ook niet de mogelijkheid geboden van betaling in termijnen.

Onderdeel d

Artikel 14 – correctie hernummering

Het nieuw in het wetsvoorstel ingevoegde onderdeel Da corrigeert voor de hernummering van de artikelleden in artikel 11 Wahv door de invoeging van een nieuw tweede lid (zie onderdeel C van deze nota van wijziging).

Artikel 21 – inning restbedrag na afwijzen beroep met niet volledige zekerheidsstelling

De maximalisering van het bedrag van de zekerheidstelling in artikel 11 betekent dat indien het beroep door de kantonrechter niet (geheel) gegrond wordt verklaard, het resterende bedrag van de administratieve sanctie nog moet worden geïnd. Het met deze wijziging van het wetsvoorstel (onderdeel Db) aan artikel 21 Wahv toegevoegde derde lid bepaalt expliciet dat het bedrag dat niet op de zekerheidstelling kan worden verhaald, op dezelfde wijze wordt geïnd als een administratieve sanctie waartegen geen beroep is ingesteld.

Onderdeel e

Artikel 23 – termijnbetaling bij eerste acceptgiro

De wijziging van artikel 23 (wijziging onderdeel F van het wetsvoorstel) is de kern van de met deze nota van wijziging voor de Wahv voorgestelde wijzigingen. Op grond van het voorgestelde, nieuwe tweede lid wordt de Minister van Veiligheid en Justitie bevoegd om betaling in termijnen toe te staan bij administratieve sancties die € 225 of meer bedragen (€ 112,50 bij jongeren). In de hoogte van dit bedrag wordt aangesloten bij het bedrag dat op grond van artikel 24a van het Wetboek van Strafrecht geldt voor betaling van strafrechtelijke geldboetes.

De termijnbetalingen binnen de Wahv zien op het in totaal verschuldigde bedrag dus naast de sanctie ook op de verschuldigde administratiekosten. In het algemeen deel van de toelichting is beschreven dat in beginsel in alle gevallen de mogelijkheid van betaling in termijnen wordt geboden. De Minister kan hiervan echter in voorkomende gevallen afzien. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn bij personen zonder vaste woon- of verblijfplaats, waarvan op grond van artikel 31 Wahv ook kan worden gevorderd dat de sanctie en de administratiekosten dan wel de zekerheidstelling terstond (geheel) worden voldaan. Tevens kan dit het geval zijn bij sancties die zijn opgelegd aan rechtspersonen. De voorgestelde mogelijkheid van betaling in termijnen is namelijk bedoeld voor natuurlijke personen die wel willen maar niet ineens kunnen betalen, niet voor rechtspersonen waarbij daarvan minder snel sprake zal zijn. Een andere reden waarom afgezien kan worden van het aanbieden van een regeling voor betaling in termijnen is dat iemand zich niet aan de oorspronkelijk aangeboden betaling in termijnen heeft gehouden en na verhoging (weer) op € 225 of meer is uitgekomen. Daarnaast zijn ook andere situaties denkbaar dat het CJIB in de toekomst op beleidsmatige gronden in een individueel geval zal afzien van de mogelijkheid om betaling in termijnen toe te staan, bijvoorbeeld indien een betrokkene bij herhaling zich niet heeft gehouden aan de termijnbetalingen.

Het artikellid stelt drie eisen aan de te stellen termijnen, waarmee in belangrijke mate wordt eveneens aangesloten bij de strafrechtelijke regeling van termijnbetalingen in artikel 24a van het Wetboek van Strafrecht. Ten eerste wordt voorgeschreven dat het te betalen bedrag elke termijn even hoog dient te zijn. Ten tweede wordt vereist dat de betalingsdagen bij de gestelde termijnen ten minste één maand en ten hoogste drie maanden uit elkaar liggen. Ten derde is bepaald dat alle termijnen bij elkaar maximaal één jaar kunnen belopen. Dit tijdvak van een jaar start op het moment dat de regeling voor betaling in termijnen is getroffen.

Ter adstructie van de uitwerking van deze drie eisen geven wij enige rekenvoorbeelden. Op grond van de thans voorgestelde wettelijke regeling kunnen bij een op grond van de sanctie en de administratiekosten verschuldigd bedrag van € 240 dus bijvoorbeeld drie termijnen van elk € 80 of zes termijnen van elk € 40 worden voorgesteld. Maximaal kunnen twaalf betalingstermijnen van elk één maand worden gesteld (bij het voorbeeld van een geldsom van € 240 dus van elk € 20); het minimumaantal termijnen dat op grond van de voorgestelde regeling kan worden gesteld is twee (bij het voorbeeld van een geldsom van € 240 van elk € 120), maar bij twee termijnen is het tijdvak van de termijnbetalingen dus ten hoogste zes maanden (tweemaal drie maanden).

Vooralsnog is voor de uitvoering in de praktijk beoogd dat het CJIB, namens de Minister, in beginsel bij elke administratieve sanctie vanaf € 225 betaling in drie termijnen aanbiedt. Voorzien is dat het aantal termijnen – op verzoek van de betrokkene – van drie naar zes kan worden verhoogd. Afhankelijk van de ervaringen die met deze standaardregelingen van drie en zes termijnen worden opgedaan, kunnen deze worden bijgesteld. De thans voorgestelde wettelijke regeling biedt hiertoe de benodigde flexibiliteit. De geboden mogelijkheden van betaling in termijnen worden bij een beschikking vanaf € 225 onder de aandacht van de betrokkene gebracht bij de oplegging van de sanctie. Het inningsbeleid bij de Wahv is – inclusief de mogelijkheden van betaling in termijnen – daarnaast onder meer terug te vinden op de website van het CJIB.

De betrokkene dient elke termijn het in die termijn verschuldigde bedrag tijdig en geheel te voldoen. Indien de betrokkene dat verzuimt, volgt de eerste wettelijke verhoging. De eerder door de Minister getroffen voorziening van betaling in termijnen vervalt daarmee. Hierop ziet de toevoeging aan het derde lid van artikel 23 Wahv (huidige tweede lid) dat de verhoging volgt op het moment dat het verschuldigde bedrag niet binnen de gestelde termijn of termijnen wordt voldaan. In beginsel wordt er bij die sanctie geen betaling in termijnen meer geboden, ook al beloopt het verschuldigde bedrag na de wettelijke verhoging (weer) € 225 of meer.

Artikel 24 – termijnbetaling na eerste verhoging

De met deze nota van wijziging voorgestelde wijziging van artikel 24 Wahv betreft een toevoeging van een tweede lid. Met dit tweede lid wordt geregeld dat indien het verschuldigde bedrag, met uitzondering van de administratiekosten, na een wettelijke verhoging op grond van artikel 23, derde lid, Wahv € 225 of meer bedraagt (€ 112,50 voor personen jonger dan 16 jaar), de Minister van Veiligheid en Justitie op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden betaling in termijnen kan toestaan aan de betrokkene. De eerste wettelijke verhoging bedraagt vijftig procent, zodat betaling in termijnen in beeld kan komen vanaf een initiële sanctiebedrag van € 150 (€ 75 voor personen jonger dan 16 jaar).

Artikel 25 – termijnbetaling na tweede verhoging

In het eerste lid van artikel 25 Wahv wordt opgenomen dat de betrokkene elke termijn het in die termijn verschuldigde bedrag geheel moet voldoen om niet de tweede wettelijke verhoging te laten volgen. Het in totaal verschuldigde bedrag is opgebouwd uit de administratieve sanctie, de daarop gevallen eerste verhoging en de administratiekosten. Vergelijk ook het in deze nota van wijziging voorgestelde nieuwe derde lid van artikel 23 Wahv.

In het tweede lid wordt artikel 23, tweede lid, Wahv van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent dat ook in gevallen waarin na de tweede verhoging het verschuldigde bedrag – met uitzondering van de administratiekosten – € 225 of meer beloopt, de Minister betaling in termijnen kan toestaan. Indien betaling in termijnen wordt toegestaan, wordt pas overgegaan tot het nemen van verhaal als de betrokkene verzuimt een termijnbetaling (geheel) te voldoen. Hierop ziet de tweede volzin van dit tweede lid.

Aan het derde lid wordt ten opzichte van het wetsvoorstel een volzin toegevoegd. Hierin wordt bepaald dat indien betaling in termijnen is toegestaan, de termijn waarin verhaal kan worden genomen, wordt verlengd met één jaar. In deze gevallen kan dus verhaal worden genomen tot maximaal vier jaar na de onherroepelijkheid van de beslissing. De verlenging met één jaar komt overeen met de beoogde totale termijn waarvoor betaling in termijnen zal worden voorgesteld (artikel 23, tweede lid, Wahv). Op deze manier wordt geborgd dat indien betrokkene verzuimt een van de laatste termijnen te voldoen, er beperkter tijd is voor de incasso.

Onderdeel f

De in dit onderdeel voorgestelde wijzigingen van de artikelen 28, 28a en 28b Wahv hebben alle drie dezelfde strekking, te weten dat indien betaling in termijnen is toegestaan de termijn waarbinnen de dwangmiddelen toepassing van gijzeling, innemen van het rijbewijs en buiten gebruik stellen van het voertuig, kunnen worden toegepast met één jaar wordt verlengd. Dit betekent dat deze dwangmiddelen in gevallen waarin betaling in termijnen wordt toegestaan in plaats van tot vijf jaar tot zes jaar na onherroepelijkheid van de beschikking kunnen worden ingezet. Op deze manier wordt geborgd dat indien betrokkene verzuimt een van de laatste termijnen te voldoen er beperkter tijd is voor het afdwingen van de betaling.

Onderdeel g

In dit onderdeel wordt in onderdeel O van het wetsvoorstel gecorrigeerd voor de voorgestelde hernummering van de artikelleden in artikel 23 Wahv.

Onderdeel h

Het in dit onderdeel in het wetsvoorstel ingevoegde onderdeel Pa wijzigt artikel 31, eerste lid, Wahv. Dit artikellid ziet op de situatie dat een opsporingsambtenaar een overtreding van de verkeersvoorschriften constateert door iemand zonder bekende woon- of verblijfplaats of op de situatie dat een opsporingsambtenaar vaststelt dat iemand een eerdere sanctie niet heeft voldaan. In die gevallen kan de bevoegde ambtenaar vorderen dat de administratieve sanctie terstond wordt voldaan dan wel dat terstond zekerheid wordt gesteld. Door de voorgestelde invoeging, tweemaal, van het woord geheel wordt verduidelijkt dat in dergelijke gevallen uiteraard geen sprake kan zijn van het toestaan van betaling in termijnen en – daarmee – dat er zekerheid dient te worden gesteld voor het hele sanctiebedrag.

Het in het wetsvoorstel nieuw ingevoegde onderdeel Pb ziet op een correctie voor de voorgestelde hernummering van de artikelleden in artikel 11 Wahv.

4

Dit betreft een wetgevingstechnische verbetering.

5

Dit betreft een wetgevingstechnische verbetering.

6

Onderdeel a betreft een wijziging van artikel 2 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 7) is toegelicht, bestaat er geen noodzaak om het algemene uitgangspunt van een voortvarende tenuitvoerlegging, zoals vastgelegd in het voorgestelde artikel 6:1:2 Sv, separaat te regelen in deze beginselenwet. Om deze reden wordt voorgesteld artikel 2, derde lid, Pbw te schrappen.

Onderdeel b betreft een wetgevingstechnische verbetering.

7

Dit betreft een wetgevingstechnische verbetering.

8

Dit betreft een wetgevingstechnische verbetering.

9

Dit betreft een wetgevingstechnische verbetering.

10

De wijziging van Artikel XXXIX, onderdeel D, betreft een wetgevingstechnische verbetering.

De voorgestelde onderdelen Ba en Da volgen uit de op 1 januari 2015 in werking getreden Wet van 25 juni 2014 tot wijziging van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen in verband met aanvulling van de bepaling over de procedure van voortgezette tenuitvoerlegging (Stb. 2014, 240 en 463). In het met deze wet ingevoegde artikel 43c van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) is de (bevoegde) officier van justitie belast met de tenuitvoerlegging. Onder de voorgestelde directe verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de Minister van Veiligheid en Justitie wordt dit Onze Minister. De herziene regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen in Boek 6 van het Wetboek van Strafvordering zorgt er tevens voor dat artikel 33 WOTS kan worden vereenvoudigd, zoals voorgesteld.

11

Dit betreft een wetgevingstechnische verbetering.

12

Dit betreft een wetgevingstechnische verbetering.

13

De introductie van een standaardmogelijkheid van betaling in termijnen van administratieve sancties op grond van de Wahv betekent een breuk met de uitvoeringspraktijk sinds de inwerkingtreding van deze wet in 1990. Om te bezien of de in het algemeen deel toegelichte doelen van dit voorstel worden behaald en welke andere effecten als gevolg van dit voorstel zijn opgetreden, is een evaluatiebepaling opgenomen. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden op grond van deze bepaling uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de onderdelen die zien op de mogelijkheid van betaling in termijnen geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie. Zie hierover ook paragraaf 3.3 van deze toelichting.

14

Dit betreft een wetgevingstechnische verbetering, een rechtsmiddel is onzijdig.

15

Met deze nota van wijziging wordt in het wetsvoorstel voorzien in regeling van de samenloop met een wijziging van de Postwet (ingevoegd artikel XLVa). Op 28 januari 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel modernisering UPD (Kamerstukken 34 024). Indien dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, is de in het Wetsvoorstel herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen opgenomen wijziging van de Postwet niet meer relevant. Daarop ziet deze samenloopbepaling.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven