Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34058 nr. M |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34058 nr. M |
Vastgesteld 11 april 2016
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Economische Zaken met bijlage van 12 februari 20162, inzake de uitkomsten van het onderzoek ̶ ter uitvoering van de motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder3 ̶ naar regionale effecten van windparken op zee. Naar aanleiding hiervan is op 8 maart 2016 een brief gestuurd.
De Minister heeft op 11 april 2016 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer
Aan de Minister van Economische Zaken
Den Haag, 8 maart 2016
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief met bijlage van 12 februari 20164, inzake de uitkomsten van het onderzoek ̶ ter uitvoering van de motie-Van Veldhoven/Agnes Mulder5 ̶ naar regionale effecten van windparken op zee. De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en hebben de navolgende vragen.
In 1997 schrijft het Centraal Planbureau (CPB) in het werkdocument «Vergroening en Energie; effecten van verhoogde energieheffingen en gerichte vrijstellingen» het volgende: «Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het mogelijk is om bestaande energieheffingen te verdubbelen dan wel voor «zeer klein verbruik» te verdrievoudigen zonder grote economische effecten op te roepen, mits ten eerste zeer grote energieverbruikers worden ontzien; ten tweede de heffingsopbrengst geheel of grotendeels wordt teruggesluisd; en ten derde heffing en terugsluizing maatschappelijk worden geaccepteerd.»6 Met andere woorden, verhoging van de energielasten levert grote (nadelige) economische effecten op tenzij met name de kleinverbruiker (lees: de huishoudens) wordt gecompenseerd.
Het Energieakkoord werd ondertekend zonder de kosten door te rekenen. De Algemene Rekenkamer kwam op een totaalbedrag van 73 miljard euro. Subsidies en hogere energielasten leiden tot lagere bestedingen. Het rapport geeft blijmoedig aan dat er 475 fte's aan de slag kunnen voor het onderhoud van de windmolens op zee.7 Overigens slechts gedurende de beperkte levensduur van die molens.
Tal van economen hebben reeds aangegeven dat wanneer je zoveel belastinggeld uitgeeft en de energieprijzen verhoogt, het een groot negatief effect heeft op de economie en de werkgelegenheid. Een Spaanse universiteit berekende dat elke groene subsidiebaan 2,2 normale banen doet verdwijnen.
Bent u bereid de effecten op de economie en de werkgelegenheid van het Energieakkoord door het CPB te laten onderzoeken, aangezien het Bureau aangeeft dat hogere lasten grote economische effecten hebben?
Niet in de samenvatting, maar wel ergens tussen haakjes verderop in het rapport staat dat de buitenlandse tijdelijke werkgelegenheid circa zeven keer groter is dan de Nederlandse.8 In cijfers: 1.600 fte tijdelijke werkgelegenheid in Nederland en 11.200 fte tijdelijke werkgelegenheid in het buitenland. Ziet u hierin niet de bevestiging dat al die subsidies desastreus zijn voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid en dat deze subsidies desastreus zijn voor onze welvaart? Kunt u dit onderdeel laten zijn van additioneel onderzoek zoals hiervoor is aangehaald? Achten de onderzoekers het van ondergeschikt belang dat al het Nederlands belastinggeld vooral banen in het buitenland oplevert? Waarom staat deze zeer essentiële zinsnede niet in de samenvatting?
De kustgemeenten menen dat u bent uitgegaan van de onjuiste veronderstelling (namelijk de verwijzing naar het onderzoek uit 2014 door Decisio en Witteveen + Bos met betrekking tot een maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA))9 met visualisaties van dertig windturbines van 3 MW op 23,5 kilometer (12 mijl) uit de kust. De plannen gaan echter uit van veel meer molens, veel hogere molens die dichter bij de kust liggen, namelijk vanaf 10 mijl. Aangezien er geen vergelijkingsmateriaal is voor de plannen die de regering heeft, zoals het rapport ondubbelzinnig aangeeft, wordt er een bandbreedte gehanteerd van 0 tot 10% ter zake kustbezoek10. Als tevens wordt uitgegaan van onjuiste plannen, zoals eerder aangegeven, lijkt deze verwachting niet meer dan een slag in de lucht. Bent u bereid om nieuw onderzoek te laten uitvoeren, waarbij men uitgaat van de feitelijke plannen en niet van onbestaande plannen?
Het rapport maakt melding van ervaringen op land in onder andere de Verenigde Staten en Zweden. Daar zijn weinig gevolgen geconstateerd.11 In Stadt Ulrichstein in Duitsland is echter de toerisme-industrie door windturbines volledig weggevaagd. Dit werd niet vermeld. Geeft dat juist niet aan dat de gevolgen moeilijk te voorspellen zijn en wij geen enkel risico dienen te nemen met onze werkgelegenheid en economie, temeer er helemaal geen behoefte is aan windmolenenergie omdat er energiecapaciteit voldoende is?
Het rapport maakt melding van 5 miljoen huishoudens die van elektriciteit kunnen worden voorzien door middel van windenergie op zee.12 Echter, huishoudens maken maar een marginaal deel uit van het totale elektriciteitsverbruik en energieverbruik in Nederland. Sterker: het elektriciteitsverbruik van huishoudens is maar circa 20% van het totale energieverbruik van die huishoudens. Hoe kunnen de leden van de PVV-fractie de onderzoeker serieus nemen als hij de marketingstrategie van de windmolenhandel omarmt en niet aangeeft hoe enorm beperkt de energieopbrengst van windmolens is ten opzichte van het totale energie- en elektriciteitsverbruik? Bent u bereid om in rapportages slechts de opbrengst van zogenaamd duurzame energie te relateren aan het totale elektriciteitsverbruik en/of het energieverbruik, zodat er een realistisch beeld wordt gegeven van de hoeveelheid opgewekte energie? Zo nee, waarom niet?
Tot verbazing van de PVV-fractieleden meldt het rapport dat «meestal» geen effect wordt waargenomen op de huizenprijzen.13 Er is echter volop jurisprudentie dat WOZ-waardes naar beneden worden bijgesteld: 10% bij planvorming en circa 20% bij daadwerkelijk plaatsing van molens. Ook het CPB rapporteerde waardedalingen van 8% tot 50%.14 Waarom is dat niet vermeld?
Het CPB pleit voor «een basis van gezond verstand en jurisprudentie» bij de waardering van woningwaarde.15 Als de PVV-fractieleden deze suggestie van het CPB ter hand nemen, luidt de vraag: denkt u dat twee identieke woningen met exact gelijke omstandigheden, maar waarbij één woning een vrij uitzicht heeft over zee en de andere uitkijkt op een stalen hekwerk op zee, dezelfde waarde heeft? Bent u bereid deze massale vermogensvernietiging van vastgoed aan de kust nader onafhankelijk te laten onderzoeken?
Het rapport meldt: «Bij windmolenparken binnen de 12-mijlszone worden zandwinlocaties minder goed bereikbaar en moet om windmolenparken heen worden gevaren.»16 Nu gaan de plannen van de regering uit van parken vanaf 10 zeemijl. Is de benadering van deze post dan wel juist?
Als de parken verder op zee liggen, kan men dichter bij de kust zand winnen. Dat zou een voordelig effect moeten hebben op de kosten bij alternatief 2 en 3 (zoals deze in het rapport vermeld zijn17). Waarom is dat niet terug te vinden?
Er zou een «wat groter risico» zijn op aanvaringen door de aanwezigheid van windparken.18 Waarom is dat niet gekwantificeerd? Een olieramp kost bijvoorbeeld al gauw miljarden.
In hoeverre wordt de bereikbaarheid van olie- en gasplatforms verslechterd door de windparken op zee en kunt u dit kwantificeren? In hoeverre worden olie- en gasvoorraden onbereikbaar en daardoor niet te winnen? Kunt u dit kwantificeren?
De gevolgen voor de visserij vallen «waarschijnlijk» mee.19 Kunt u dat nader duiden? Hoe waarschijnlijk is waarschijnlijk?
Ook ter zake de ecologie tast het rapport in het duister: «Voor vrijwel alle soortgroepen is niet gedetailleerd genoeg bekend waar en wanneer de beschermde soorten voorkomen.»20 Als ze voorkomen moet er gemitigeerd en gecompenseerd worden.21 In hoeverre kunnen de PVV-fractieleden een oordeel vellen als zoveel variabelen onbekend en niet gekwantificeerd zijn?
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 1 april 2016.
De vice-voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, C.J. Kok
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2016
Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op vragen die door de PVV-fractie zijn gesteld naar aanleiding van mijn brief met bijlage van 12 februari 2016 inzake de uitkomsten van het onderzoek naar regionale effecten van windparken op zee (Kamerstukken I 2015/16, 34 058, L). Ik dank deze leden voor hun inbreng.
De leden van de PVV-fractie schetsten hun beeld van de economische impact van investeringen in hernieuwbare energie en de kosten van het Energieakkoord. Zij vroegen mij daarbij om een analyse door het Centraal Planbureau (CPB) te laten maken om de effecten van het Energieakkoord op de economie en de werkgelegenheid in kaart te brengen.
Deze aspecten komen aan de orde in de jaarlijkse Nationale Energieverkenning die ECN, PBL en het CBS opstellen. Een extra analyse door het CPB acht ik daarom niet nodig.
De leden van de PVV-fractie wezen erop dat de buitenlandse tijdelijke werkgelegenheid circa zeven keer groter is dan de Nederlandse en vroegen of ik hierin niet de bevestiging zie dat al die subsidies desastreus zijn voor de Nederlandse economie, werkgelegenheid en welvaart. Tevens vroegen zij of ik dit onderdeel kan laten zijn van additioneel onderzoek zoals in de voorgaande vraag is aangehaald. Voorts vroegen zij of de onderzoekers het van ondergeschikt belang achten dat al het Nederlands belastinggeld vooral banen in het buitenland oplevert en waarom deze in hun ogen zeer essentiële zinsnede niet in de samenvatting staat.
Het onderzoek van Decisio is conform de motie van Veldhoven-Mulder (Kamerstukken II, 2014/2015, 34 058, 30) gericht op het in beeld brengen van de welvaarts- en economische effecten voor de regio van de bouw van windmolens op de beoogde locaties voor de Noord- en Zuid-Hollandse kust. In de analyse is daarbij uitgesplitst welk deel van de totale werkgelegenheid die verbonden is aan de aanleg en exploitatie neerslaat in het buitenland en in Nederland, waarvan een deel in de regio. Dat een aanzienlijk deel van de werkgelegenheid die verbonden is aan de productie van onderdelen van windmolens neerslaat in het buitenland is geen reden om af te zien van (het subsidiëren van) de bouw van windmolens in Nederland. De windparken worden immers gebouwd om de hernieuwbare energieproductie in Nederland te vergroten, zoals afgesproken in het Energieakkoord.
Bovendien geldt de situatie ook andersom. Nederlandse bedrijven werken volop mee aan buitenlandse windparken. De Nederlandse bedrijven hebben internationaal een sterk marktaandeel in een aantal andere segmenten van de waardeketen voor windparken, zoals de offshore activiteiten (transport en assemblage van onderdelen van windmolens) en bouw van monopiles (de palen waarop windturbines worden geplaatst). De Nederlandse werkgelegenheid profiteert daarom van de bouw van windparken die mondiaal, en vooral in Europa, plaats vindt.
De leden van de PVV-fractie stelden dat de kustgemeenten menen dat ik ben uitgegaan van een onjuiste veronderstelling ten aanzien van het aantal, de hoogte en de locatie van windmolens voor de kust. Deze leden vroegen of ik bereid ben om nieuw onderzoek te laten uitvoeren, waarbij men uitgaat van de feitelijke plannen.
Ik heb goed geluisterd naar de zorgen van een aantal kustgemeenten ten aanzien van het uitgevoerde belevingsonderzoek. Zoals aangegeven in mijn brief van 12 februari jl. (Kamerstukken I, 2015/2016, 34 058, L) zal ik extra belevingsonderzoek laten uitvoeren teneinde de onderzoeksresultaten van Decisio op dit punt te laten verifiëren. Dit zal worden betrokken bij de besluitvorming in het kabinet in dit voorjaar over de ontwerp-Rijkstructuurvisie aanvulling Hollandse kust.
De leden van de PVV-fractie stelden dat het rapport melding maakt van ervaringen op land in onder andere de Verenigde Staten en Zweden. Daar zijn weinig gevolgen geconstateerd. In Stadt Ulrichstein in Duitsland is echter de toerisme-industrie door windturbines volledig weggevaagd, aldus de leden van de PVV-fractie. Geeft dat juist niet aan dat de gevolgen moeilijk te voorspellen zijn en wij geen enkel risico dienen te nemen met onze werkgelegenheid en economie, temeer er helemaal geen behoefte is aan windenergie omdat er energiecapaciteit voldoende is, zo vroegen deze leden.
Ik ben niet bekend met de situatie in Stadt Ulrichstein in Duitsland. Wel merk ik op dat de onderzoekers en andere deskundigen die zijn betrokken bij het Decisio rapport geen onderzoek bekend is waarin de causaliteit tussen afnemend toerisme en de komst van windmolenparken in deze of welke gemeente dan ook wordt vastgesteld. Voorts merk ik op dat in de aangehaalde casus sprake lijkt te zijn van windenergie op land en niet van windenergie op zee.
De PVV-fractieleden vroegen of ik bereid ben om in rapportages slechts de opbrengst van duurzame energie te relateren aan het totale elektriciteitsverbruik en/of het energieverbruik, zodat er een realistisch beeld wordt gegeven van de hoeveelheid opgewekte energie, en zo nee, waarom niet.
Op bladzijde 34 van het rapport geeft Decisio aan wat de productie is in TeraWattuur (TWh). De afgesproken 4450 MW windenergie op zee in 2023 levert circa 18 TWh elektriciteit op, genoeg voor circa 5 miljoen huishoudens. Windmolens op zee leveren daarmee circa 16% van het totale elektriciteitsverbruik in Nederland. De bijdrage van windenergie op zee is 3,2%-punt van de beoogde 16% hernieuwbare energie in 2023.
De PVV-fractieleden stelden dat het rapport tot hun verbazing meldt dat «meestal» geen effect wordt waargenomen op de huizenprijzen. Zij verwezen naar onderzoek van het CPB en vroegen of ik bereid ben om vermogensvernietiging van vastgoed aan de kust nader onafhankelijk te laten onderzoeken.
Het door de PVV-fractieleden aangehaalde onderzoek betreft een onderzoek van het Centraal Planbureau naar windenergie op land.22 In dit onderzoek wordt jurisprudentie aangehaald inzake planschade voor wind op land-projecten. Hierbij is een geval bekend van een inschatting van 50% waardedaling bij een woning op minder dan 200 meter van een windturbine. Op deze afstand is geluid van de turbine hoorbaar. De gerapporteerde waardedalingen van 8% tot 50%, waarnaar de leden verwezen, zijn niet gemeten, maar vastgesteld op basis van «gezond verstand en jurisprudentie». Het CPB haalt in haar rapport ook onderzoek aan in Flevoland waarin buiten een straal van 1.500 meter geen daling van de WOZ-waarden wordt verondersteld. In een eigen indicatieve berekening gaat het CPB uit van alleen een waardedaling binnen een straal van 1.100 meter. Deze waarden zijn daarom niet van toepassing bij de bouw van windmolens op zee vanaf 10 nautische mijlen uit de kust. Specifiek onderzoek van de Vrije Universiteit en het Kadaster, uitgevoerd in het kader van de haalbaarheidsstudie wind op zee, naar transactieprijzen bij onder meer Egmond aan Zee (waar windmolens zichtbaar zijn op een afstand van 6 nautische mijl uit de kust, ongeveer 11 km) laat geen effect op de huizenprijzen zien.23
De leden van de PVV-fractie stelden dat het rapport van Decisio meldt: «Bij windmolenparken binnen de 12-mijlszone worden zandwinlocaties minder goed bereikbaar en moet om windmolenparken heen worden gevaren.» De plannen van de regering gaan uit van parken vanaf 10 zeemijl. Is de benadering van deze post dan wel juist, zo vroegen deze leden. Zij stelden dat als de parken verder op zee liggen, men dichter bij de kust zand winnen kan, wat een voordelig effect zou moeten hebben op de kosten bij alternatief 2 en 3 (zoals deze in het rapport vermeld zijn). Waarom is dat niet terug te vinden, zo vroegen deze leden.
Dit effect is er inderdaad, maar naar verhouding is dit zeer klein (contante waarde ca. € 1 mln.). Dit is onderdeel van de «overige effecten» in de samenvattende tabellen (bijvoorbeeld tabel S4, p. ix) en als aparte post opgenomen in tabel 7.1 (p. 54).
De leden van de PVV-fractie vragen waarom het risico op aanvaringen door de aanwezigheid van windparken niet is gekwantificeerd.
De risico’s voor de scheepvaart komen aan de orde in de milieueffectrapporten die ten grondslag liggen aan het aanwijzen van windenergiegebieden (Rijksstructuurvisie aanvulling Hollandse Kust) en in meer detail in de milieueffectrapporten die ten grondslag liggen aan de kavelbesluiten op grond van de Wet windenergie op zee. In de milieueffectrapporten wordt de kans op een aandrijving of een aanvaring bepaald en de milieuschade als gevolg van een eventuele uitstroom van olie bij schade aan een schip. De milieueffectrapportage zal gelijktijdig met de Ontwerp Structuurvisie ter inzage worden gelegd.
De PVV-fractieleden vroegen in hoeverre de bereikbaarheid van olie- en gasplatforms wordt verslechterd door de windparken op zee en of dit gekwantificeerd kan worden. Ook vroegen zij in hoeverre olie- en gasvoorraden onbereikbaar en daardoor niet te winnen worden en of dit gekwantificeerd kan worden.
In de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 (bijlage bij Kamerstukken II, 2015/16, 31 710, nr. 45) is het «Ontwerpproces: afstand tussen mijnbouwlocaties en windparken» opgenomen. De eigenschappen van een mijnbouwplatform, de ligging en vorm van het windpark en de mogelijkheden tot meervoudig ruimtegebruik zullen per locatie verschillen. Daarom zal de helikopterbereikbaarheid per platform onderzocht moeten worden. Hierover ben ik in gesprek met de individuele mijnbouwondernemingen. Waar mogelijk wordt getracht zowel het windpark te realiseren als de olie- en gasvoorraden te winnen. Bij het nemen van de kavelbesluiten en bijbehorende milieueffectrapporten zal uiteindelijk daar waar mogelijk de kwantificering plaatsvinden.
De leden van de PVV-fractie vroegen om een nadere duiding van de stelling dat de gevolgen voor de visserij waarschijnlijk meevallen. De potentiële effecten van windmolenparken op zee voor de visserij zijn in kaart gebracht. De visvangst kan mogelijk afnemen en vissers kunnen worden geconfronteerd met hogere productiekosten doordat ze om de windparken heen moeten varen. De totale visvangst wordt overigens primair door quota bepaald. Tegenover potentiële extra kosten voor vissers staat dat voor sommige vissoorten positieve effecten optreden doordat de windmolenparken als «kraamkamer» gaan fungeren. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek is het aannemelijk dat de gevolgen voor de visserij uiteindelijk mee zullen vallen. In de milieueffectrapporten wordt hierop nader ingegaan.
Overigens is het beleid conform de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 (bijlage bij Kamerstukken II, 2015/16, 31 710, nr. 45) dat vanaf 2017 in principe in alle operationele windparken op zee onder voorwaarden doorvaart en medegebruik voor kleinere vaartuigen met een maximum lengte van 24 meter mogelijk worden gemaakt.
De leden van de PVV-fractie wezen tot slot op de volgende passage in het rapport over ecologie: «Voor vrijwel alle soortgroepen is niet gedetailleerd genoeg bekend waar en wanneer de beschermde soorten voorkomen.» In hoeverre kunnen de PVV-fractieleden een oordeel vellen als zoveel variabelen onbekend en niet gekwantificeerd zijn, zo vroegen deze leden.
Ecologie komt aan de orde in de milieueffectrapporten die ten grondslag liggen aan het aanwijzen van windenergiegebieden (Rijksstructuurvisie aanvulling Hollandse Kust) en in meer detail in de milieueffectrapporten die ten grondslag liggen aan de kavelbesluiten op grond van de Wet windenergie op zee. In de milieueffectrapporten worden de effecten op ecologie in detail beschreven en in bijbehorende kavelbesluiten worden de nodige mitigerende maatregelen aan de windparken opgelegd.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Samenstelling:
Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Swagerman (VVD), Kok (PVV) (vice-voorzitter), Bruijn (VVD), Gerkens (SP) (voorzitter), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Vreeman (PvdA).
Werkdocument van het Centraal Planbureau (CPB), Vergroening en Energie; effecten van verhoogde energieheffingen en gerichte vrijstellingen, No 96, juni 1997, p. 6.
Eindrapport van Decisio en Witteveen + Bos, MKBA Windenergie binnen de 12-mijlszone. Maatschappelijke afweging van windenergie op zee binnen en buiten de 12-mijlszone, 6 maart 2014.
Achtergronddocument van het Centraal Planbureau (CPB), «KBA Structuurvisie 6000 MW Windenergie op land, achtergrondinformatie» behorende bij de CPB Notitie «KBA Structuurvisie 6000 MW Windenergie op land», 14 juni 2013, p. 50.
Achtergronddocument van het Centraal Planbureau (CPB), «KBA Structuurvisie 6000 MW Windenergie op land, achtergrondinformatie» behorende bij de CPB Notitie «KBA Structuurvisie 6000 MW Windenergie op land», 14 juni 2013, p. 50.
Verrips, A., Aalbers, R., Huizinga, F. (2013). CPB Achtergronddocument «KBA Structuurvisie 6.000 MW Windenergie op land, achtergrondinformatie», behorend bij de CPB Notitie «KBA Structuurvisie 6.000 MW Windenergie op land».
Brugman, L., Rouwendal, J. & Levkovich, O. (2013). Effecten van offshore windmolenparken op woningprijzen, VU, Kadaster. Zie pagina 26.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34058-M.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.