34 052 Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1973, 130)

Nr. 8 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 8 mei 2015

Inhoudsopgave

blz.

       

I.

ALGEMEEN

1

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Het Verdrag en het Akkoord

4

 

3.

Beleid

8

 

4.

Gevolgen van de opzegging

12

 

5.

Overgangsrecht

18

 

6.

Associatierecht

19

 

7.

Inwerkingtreding

20

 

8.

Financiële effecten

21

 

9.

Ontvangen commentaren

23

 

10.

Overig

25

I. ALGEMEEN

Allereerst wil ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de leden van de fracties van de VVD, PvdA, SP, CDA. D66, ChristenUnie en de SGP dank zeggen voor hun inbreng op het voorliggende wetsvoorstel tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratieve Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko ( Trb. 1973, 130). Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van deze fracties.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat de regering nu overgaat tot opzegging van het Verdrag, aangezien de onderhandelingen met het Koninkrijk Marokko niet tot een, voor beide verdragspartners, vruchtbaar resultaat hebben geleid. De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij betreuren deze stap. De leden van de SP-fractie hebben met bezorgdheid kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij betreuren het dat de regering van Marokko niet heeft willen onderhandelen over een nieuw verdrag en zien het eenzijdig opzeggen van het Verdrag dan ook als onvermijdelijk. De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben begrip voor het feit dat de regering met het indienen van dit wetsvoorstel uitvoering geeft aan de motie-Schut-Welkzijn/Dijkgraaf, hoewel de betreffende leden tegen die motie hebben gestemd. De leden van de D66-fractie zijn dan ook niet overtuigd van de wenselijkheid van voorliggend wetsvoorstel. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot opzegging van het sociale zekerheidsverdrag met Marokko. Deze leden hebben begrip voor de opzegging van dit verdrag met Marokko, aangezien aanpassing van het verdrag voor de toepassing van het woonlandbeginsel in de sociale zekerheid niet tot stand is gekomen. De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij constateren dat opzegging van het verdrag onder ogen gezien moet worden nu blijkt dat redelijke aanpassingen door Marokko niet geaccepteerd worden.

Deze fracties geven aan nog enkele vragen en opmerkingen bij dit wetsvoorstel te hebben. In deze nota naar aanleiding van het verslag wordt ingegaan op de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties over het onderhavige wetsvoorstel. Om vragen zoveel mogelijk in samenhang te beantwoorden is daarbij op een aantal plaatsen afgeweken van de volgorde van het verslag.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben vragen over het overgangsrecht. Deze leden vragen of het klopt dat het gevolg van opzegging van het verdrag is, dat uitkeringen die zijn ingegaan na ingang van de Wet Woonlandbeginsel in de sociale zekerheid, maar vóór de datum van opzegging van het verdrag, zullen worden gekort ten gevolge van toepassing van het woonlandbeginsel, maar dat deze wel continueren? Dit ten gevolge van de rechtszaken die de afgelopen jaren zijn gevoerd met Marokkaanse ingezetenen. Verder vragen deze leden of het klopt dat de export van kinderbijslag waarop het recht is ontstaan vóór ingang van de Wet Herziening export Kinderbijslag (Whek, Kamerstukken 33 162) continueert, maar dat de kinderbijslag met 40% wordt verminderd als het recht na ingang van de Wet Woonlandbeginsel is ontstaan? De Whek is op 1 januari 2015 in werking getreden. Deze wet heeft ten aanzien van Marokko nog geen gevolgen. Wanneer het voorliggende wetsvoorstel om het verdrag met Marokko op te zeggen is aangenomen worden vanaf het moment van buiten werkingtreden van het verdrag geen nieuwe uitkeringen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) naar Marokko geëxporteerd. Voor de AKW geldt dat de CRvB op 12 december 2014 uitspraak heeft gedaan in hoger beroep1. Voor Marokkaanse gerechtigden heeft de CRvB de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in het ongelijk gesteld. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft geoordeeld dat artikel 5 van het verdrag met Marokko in de weg staat aan de toepassing van het woonlandbeginsel. Dit betekent dat het woonlandbeginsel in geval van Marokko niet op AKW-uitkeringen mag worden toegepast, zowel voor oude gevallen (het recht op uitkering is ingegaan vóór 1 juli 2012), als ook nieuwe gevallen (het recht op uitkering is ingegaan op of na 1 juli 2012, zijnde de datum van inwerkingtreding van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid).

Het niet kunnen toepassen van het woonlandbeginsel op AKW-uitkeringen voor Marokko voor oude en nieuwe gevallen heeft ook een weerslag op het toepassen van het woonlandbeginsel op uitkeringen op grond van de Algemene Nabestaandewet (Anw) en Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA-vervolguitkering) en het daarbij gehanteerde onderscheid tussen oude en nieuwe gevallen. De CRvB heeft op 9 mei 2014 bepaald dat voor Marokkaanse weduwen die al Anw ontvingen vóór 1 juli 2012 (oude gevallen) het woonlandbeginsel niet mocht worden toegepast. Dat volgde uit artikel 5 van het verdrag met Marokko. Op basis van deze uitspraak is geconcludeerd dat het woonlandbeginsel tevens niet kon worden toegepast op de WGA-vervolguitkering waarvan het recht was ingegaan vóór 1 juli 2012. De uitspraak van de CRvB van 12 december 2014 betekent dat ook voor wat betreft nieuwe gevallen in de Anw en WGA in het geval van Marokko het woonlandbeginsel niet kan worden toegepast. Ook hier staat artikel 5 van het verdrag met Marokko aan in de weg. Dit betekent dat wanneer het verdrag wordt opgezegd, bijvoorbeeld per 1 januari 2016, Nederland lopende uitkeringen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de WGA-vervolguitkering dient door te betalen (te blijven exporteren) zonder toepassing van het woonlandbeginsel. Het woonlandbeginsel wordt in geval van Marokko wel nog toegepast op het kindgebonden budget. Dit is in lijn met de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2014. Betrokkene heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naar verwachting volgt medio dit jaar een uitspraak.

Voorts heeft de regering zich tot op heden op het standpunt gesteld dat ieder kwartaal een nieuw recht op AKW ontstaat (de zogenaamde kwartaalsystematiek). Dit betekent dat wanneer het verdrag met Marokko wordt opgezegd, twee kwartalen na beëindiging van het verdrag de export van AKW voor lopende gevallen naar Marokko stopt. Dit is ook opgenomen in het voorliggende wetsvoorstel. Volgens de uitspraak van 12 december 2014 van de CRvB staat artikel 5 van het verdrag met Marokko aan de toepassing van de kwartaalsystematiek in de weg. Dit betekent in geval van Marokko dat AKW-rechten die zijn ingegaan voorafgaand aan de beëindiging van het verdrag met Marokko doorbetaald dienen te worden maximaal tot het kind 18 jaar is.

Leden van de VVD-fractie vragen voorts of de financiële gevolgen van het continueren van de export van AKW zijn meegenomen in de doorrekening van voorliggend wetsvoorstel. In voorliggend wetsvoorstel is rekening gehouden met lopende uitkeringen voor de AKW die per 1 januari 2016 komen te vervallen met een overgangstermijn van zes maanden. De financiële gevolgen hiervan zijn meegenomen voor deze periode waarbij rekening is gehouden met toepassing van het woonlandbeginsel. De situatie is echter veranderd door de uitspraak van de CRvB. De bestaande AKW-uitkeringen worden gecontinueerd zonder toepassing van de woonlandfactor en eindigen als het recht op kinderbijslag niet meer aanwezig is. De onderstaande tabel geeft de besparingen weer voor de nieuwe situatie bij opzegging van het verdrag. De structurele besparing wordt 18 jaar na opzegging van het verdrag bereikt als geen van de bestaande gevallen meer recht heeft op een uitkering. In vergelijking met de tabel uit de memorie van toelichting (MvT) is de besparing structureel hoger doordat de woonlandfactor niet meer mag worden toegepast bij de AKW. De besparing voor 2016 is daarentegen lager doordat huidige uitkeringen AKW volledig eerbiedigd worden.

Tabel 1. Te realiseren besparing op uitkeringslasten bij opzegging van het verdrag met Marokko (miljoen €)
 

2016

2017

structureel

AKW

0,2

0,4

3,3

WKB

0,7

1,2

1,2

Totaal

0,9

1,6

4,5

De leden van de SP-fractie vragen of het voorliggende wetsvoorstel gezien moet worden als drukmiddel bij de onderhandelingen met Marokko en of voortzetting van het verdrag in aangepaste vorm de voorkeur heeft van de regering. Het heeft de voorkeur van de regering om het verdrag in gewijzigde vorm voort te zetten. Daarom is de Nederlandse regering ook in overleg getreden met Marokko tot aanpassing van het verdrag. Tegelijkertijd is de regering van mening dat een verdrag moet kunnen meegroeien met hervormingen van het socialezekerheidsstelsel. Omdat Marokko niet positief heeft gereageerd op de voorstellen van Nederland tot aanpassing van het verdrag, heeft de regering, na zorgvuldige afweging en rekening houdend met de wens van een meerderheid in uw Kamer, aan het parlement voorgesteld om over te gaan tot opzegging van het verdrag. De opzeggingswet is daarmee niet bedoeld als drukmiddel bij de onderhandelingen. Mocht Marokko echter alsnog bereid zijn afspraken te maken over de door Nederland gewenste wijzigingen van het verdrag dan kan de parlementaire procedure alsdan beëindigd worden.

2. Het Verdrag en het Akkoord

De leden van de D66-fractie vragen een feitenrelaas te geven over het verloop van de onderhandelingen en daarbij de momenten aan te geven waarop Nederland en Marokko gesproken hebben over het verdrag, wie er gesproken hebben, de onderhandelingsposities op die momenten en het «eindbod» van beide landen te vermelden. De leden van de PvdA-fractie vragen eveneens een toelichting te geven op de onderhandelingen en poging tot onderhandelingen en de stappen die daarin door zowel de Nederlandse als Marokkaanse regering zijn gezet met een toelichting op de gebeurtenissen tussen april 2011 en mei 2013 en vanaf mei 2013. De leden van de SP-fractie vragen welke data gesproken dan wel onderhandeld is met de Marokkaanse autoriteiten, op welk niveau en welke argumenten gewisseld zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar een toelichting en de redenen waarom het tijdens de laatste onderhandelingsronde en contacten in augustus en september niet gelukt is om overeenstemming te bereiken. Het kabinet Rutte I heeft in zijn regeerakkoord besloten tot stopzetten van de export van kinderbijslagen en kindgebonden budget en beperking van de werelddekking in de Zorgverzekeringswet (Zvw) tot het grondgebied van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland (hierna: beëindiging werelddekking). Om dit te bewerkstelligen dienen de bilaterale sociale zekerheidsverdragen met een aantal landen, waaronder het verdrag met Marokko, te worden aangepast.

Opening onderhandelingen

Op 25 april 2011 heeft de Nederlandse ambassadeur in Marokko een brief van de Nederlandse Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Marokkaanse autoriteiten overhandigd met het verzoek om spoedig onderhandelingen te starten over aanpassing van het bilaterale sociale zekerheidsverdrag. De Marokkaanse autoriteiten hebben daarop aangegeven dat het lastig zou zijn om op korte termijn onderhandelingen te starten. Op 23 augustus 2011 heeft een hoge ambtenaar van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid persoonlijk een brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan een Minister uit het Marokkaanse kabinet overhandigd. Hierbij is een toelichting gegeven op de Nederlandse voorgestelde wijzigingen en tevens een protocol tot wijziging van het verdrag overhandigd. Het wijzigingsprotocol voorzag in het stopzetten van de export van kinderbijslag en kindgebonden budget en beëindiging van de werelddekking bij tijdelijk verblijf in het kader van de Zorgverzekeringswet. Daarnaast is een toelichting gegeven op het woonlandbeginsel in de sociale zekerheid; op dat moment ging het nog om een voornemen van het kabinet. Op 14 en 15 november 2011 heeft een ambtelijke delegatie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een technische toelichting gegeven op de door Nederland gewenste verdragswijzigingen aan het Ministerie van Werkgelegenheid en Beroepsopleidingen in Marokko. Nederland heeft toen voorgesteld om na de vervroegde Marokkaanse parlementsverkiezingen en de vorming van een nieuwe Marokkaanse regering de onderhandelingen te starten. De Marokkaanse autoriteiten reageerden hier onverbindend op. Vanaf januari 2012 is herhaaldelijk op verschillende manieren gepoogd om de onderhandelingen met Marokko te starten. Zo heeft na lang aandringen van Nederlandse zijde op 29 maart 2012 een gesprek plaatsgevonden tussen de Nederlandse ambassadeur in Marokko en een Minister uit het Marokkaanse kabinet. De ambassadeur heeft op dat moment verzocht om spoedig formele verdragsonderhandelingen te starten. Op 9 mei 2012 vond een gesprek plaats tussen de Nederlandse ambassadeur en een Minister uit het Marokkaanse kabinet met hetzelfde verzoek. Vanwege het ontbreken van bereidheid van de Marokkaanse autoriteiten tot het starten van verdragsonderhandelingen heeft het kabinet in mei 2012 de voorbereidingen in gang gezet voor een wetsvoorstel tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het verdrag. Op 22 augustus 2012 heeft een gesprek met de Marokkaanse Tijdelijk Zaakgelastigde op het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag plaatsgevonden met als doel om de onderhandelingen te starten. Ook informele contacten nadien leidden niet tot het gewenste resultaat. Aangezien de onderhandelingen niet van start konden gaan, is dit voor het kabinet aanleiding geweest zich op 30 november 2012 te beraden op de opstelling van Marokko en op de vraag welke consequenties het daaraan zou verbinden. Het kabinet is destijds tot de conclusie gekomen dat het een wetsvoorstel houdende de goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het bilaterale sociale zekerheidsverdrag met Marokko zou indienen bij het parlement indien er geen bevredigende uitkomst van het overleg met Marokko zou zijn. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via een brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.2

Verdragsonderhandelingen

In de periode daarna zijn op verschillende niveaus pogingen ondernomen om de verdragsonderhandelingen te starten. Zo heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 29 maart 2013 hierop aangedrongen in een overleg met de Marokkaanse Minister van Marokkanen in het Buitenland tijdens diens bezoek aan Nederland. Uiteindelijk hebben deze inspanningen erin geresulteerd dat de onderhandelingen op 6 en 7 mei 2013 van start zijn gegaan, gevolgd door besprekingen op 4 en 5 juni 2013, 2 en 3 april 2014 en op 28 en 29 augustus 2014. De onderhandelingen vonden aan beide zijden plaats op hoogambtelijk niveau. Marokko heeft tijdens de besprekingen het standpunt ingenomen dat Nederland eerst de toepassing van het woonlandbeginsel op gerechtigden woonachtig in Marokko ongedaan diende te maken alvorens onderhandelingen te willen openen over de Nederlandse wens tot stopzetten van de export van kinderbijslag en kindgebonden budget en beëindiging van de werelddekking in de Zvw. Dit omdat Nederland volgens Marokko met de toepassing van het woonlandbeginsel in strijd handelde met het bilaterale socialezekerheidsverdrag. Nederland heeft lange tijd het standpunt ingenomen dat het woonlandbeginsel niet in strijd was met het verdrag. In de loop van de onderhandelingen bleek uit definitieve rechtelijke uitspraken dat het verdrag op onderdelen toch in de weg stond aan de toepassing van het woonlandbeginsel in Marokko. Nederland heeft vervolgens ook op dit punt ingezet op aanpassing van het verdrag. In de Nederlandse visie stond dit de verdragsbesprekingen op de door Nederland voorgestelde wijzingen niet in de weg. Hoewel in de verschillende onderhandelingsronden bleek dat de standpunten ver uit elkaar lagen hebben partijen telkens de intentie uitgesproken om door middel van dialoog tot overbrugging van de verschillende opvattingen te komen. Desondanks heeft Marokko uiteindelijk nooit inhoudelijk gereageerd op de Nederlandse voorstellen, ook niet nadat Nederland concessies heeft voorgesteld ter verzachting van de door Nederland voorgestelde maatregelen.

In een gesprek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de Minister voor Marokkanen in het Buitenland op 14 mei 2014 is nogmaals de Nederlandse wens om het bilaterale socialezekerheidsverdrag aan te passen onder de aandacht gebracht. Op 3 juni 2014 is uw Kamer geïnformeerd middels een brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de stand van zaken van de verdragsonderhandelingen met Marokko.3 Op 10 juni 2014 heeft uw Kamer de motie Schut-Welkzijn/Dijkgraaf4 aangenomen over opzeggen van het bilaterale socialezekerheidsverdrag met Marokko. Zoals aangegeven in de brief van het kabinet van 20 augustus 2014 heeft Nederland om deze motie uit te voeren in de onderhandelingen met de Marokkaanse autoriteiten op 28 en 29 augustus 2014 ingezet op een zodanige aanpassing van het bilaterale socialezekerheidsverdrag dat dit niet langer in de weg kan staan aan de toepassing van het woonlandbeginsel in de sociale zekerheid in Marokko.5 Daarnaast bleef de inzet om het verdrag aan te passen met het oog op het stopzetten van de export van kinderbijslag en kindgebonden budget en het beëindigen van werelddekking bij tijdelijk verblijf in het kader van de Zvw. De motie van het Nederlandse parlement om het verdrag op te zeggen indien partijen niet tot overeenstemming komen, is hierbij als een duidelijk signaal gebruikt richting de Marokkaanse verdragspartner. Nederland heeft onder voorwaarde dat partijen afspraken weten te maken over het gehele pakket, namelijk de onvoorwaardelijke toepassing van het woonlandbeginsel in Marokko, de stopzetting van export van kinderbijslagen en het beëindigen van de werelddekking in het kader van de Zvw een tegemoetkoming geboden in de vorm van een overgangstermijn van 18 jaar voor lopende kinderbijslagen. Lopende kinderbijslagen zouden dan niet worden stopgezet. Marokko heeft niet inhoudelijk gereageerd op de Nederlandse voorstellen anders dan dat Marokko van mening bleef dat het verdrag in de weg staat aan de toepassing van het woonlandbeginsel. Nederland heeft daarop aan de Marokkaanse autoriteiten gevraagd uiterlijk 15 september 2014 te reageren op de Nederlandse voorstellen. Daarbij heeft Nederland aangegeven dat indien partijen dan niet tot overeenstemming komen een voorstel tot opzegging van het bilaterale socialezekerheidsverdrag met Marokko in de ministerraad zou besproken worden. Desondanks heeft Marokko niet positief gereageerd op de door Nederland voorgestelde verdragswijzingen. Tijdens de diverse gesprekken die de Nederlandse ambassadeur in Marokko na afloop van de laatste onderhandelingsronde op hoogambtelijk en politiek niveau heeft gevoerd, is van Marokkaanse zijde, ondanks nadrukkelijk verzoek daartoe, geen inhoudelijke reactie gekomen. Omdat Marokko niet positief heeft gereageerd heeft het kabinet, rekening houdend met een wens van een meerderheid in uw Kamer, besloten een wetsvoorstel ter goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het bilaterale socialezekerheidsverdrag met Marokko in te dienen. In een telefonisch onderhoud van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de Marokkaanse Minister van Buitenlandse Zaken en een onderhoud van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Marokkaanse collega op 10 oktober 2014 is nogmaals het standpunt van Nederland uiteengezet. Marokko heeft ook tijdens dit gesprek niet inhoudelijk gereageerd en alleen aangegeven dit een spijtige beslissing te vinden die zij betreuren.

De leden van de D66-fractie vragen of naast het bilaterale sociale zekerheidsverdrag ook andere verdragen ter tafel lagen. De onderhandelingen hebben zich altijd beperkt tot het bilaterale sociale zekerheidsverdrag. Vanuit beide partijen is er nimmer aanleiding geweest om dit te verbreden.

De leden van de D66-fractie vragen tevens wat de reactie van Marokko is geweest op het voornemen van Nederland om het verdrag op te zeggen. De Marokkaanse autoriteiten hebben middels twee persverklaringen van 10 en 16 oktober 2014 op de website van het Marokkaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken aangegeven dat zij het Nederlandse besluit tot indienen van een goedkeuringswet tot opzegging van het verdrag verwerpen en beschouwen als een onvriendelijke daad die niet zonder gevolgen zou zijn voor de bilaterale relaties. In deze persverklaringen is aangegeven dat er zowel politieke als juridische maatregelen genomen zouden worden om de belangen van de Marokkaanse gemeenschap in Nederland te verdedigen. Het Marokkaanse parlement heeft de afgelopen periode verschillende debatten gewijd aan het Nederlandse voornemen tot opzegging van het sociale zekerheidsverdrag. De Voorzitter van het Marokkaanse parlement heeft verder in december 2014 tijdens een gesprek met de Nederlandse ambassadeur in Marokko aangegeven dat een Marokkaanse parlementaire delegatie voornemens is om in contact te treden met het Nederlandse parlement en ook gemandateerd is om een bezoek aan Nederland te brengen. Uw Kamer heeft hier positief op gereageerd.

De leden van de SP-fractie vragen welke andere EU-landen bilaterale sociale zekerheidsverdragen met Marokko hebben. Tevens vragen de leden van deze fractie of er andere landen zijn die recent verdragen hebben opgezegd en zo ja of die opzegging gevolgen heeft gehad voor de wederzijdse relaties. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of er EU-landen zijn die nu in onderhandeling zijn met Marokko over opzegging van verdragen. Marokko heeft sociale zekerheidsverdragen gesloten met de volgende EU-landen: België (1968), Spanje (1979), Zweden (1980), Duitsland (1981), Denemarken (1982), Roemenië (1983), Portugal (1998), Frankrijk (2007) en Luxemburg (2006). Een in 1994 getekend verdrag met Italië moet nog door dit land worden geratificeerd. Onderhandelingen over wijziging van het sociale zekerheidsverdrag tussen België en Marokko bevinden zich voor zover bekend in een afrondende fase. Voor zover bekend is de inzet van België bij deze onderhandelingen anders dan de Nederlandse inzet. Opzegging is daarbij niet aan de orde. Ook ten aanzien van de andere genoemde bilaterale verdragen is hier voor zover bekend geen sprake van.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering de stukken die gewisseld zijn in de contacten met Marokko naar de Tweede Kamer wil sturen. Omdat de besprekingen nog niet zijn afgerond acht de regering het niet opportuun deze correspondentie beschikbaar te stellen. Ik heb uw Kamer eerder in deze nota wel geïnformeerd over het verloop van de onderhandelingen en de standpunten die partijen ingenomen hebben.

3. Beleid

Leden van de fractie van de VVD vragen of het Associatiebesluit ook mogelijkheden biedt om de controle op de rechtmatigheid van uitkering die na opzegging van het verdrag nog naar Marokko moeten worden geëxporteerd, weer uit te breiden. Het Associatiebesluit bevat handhavings- en samenwerkingsbepalingen die administratieve en medische controle op de rechtmatigheid van sociale zekerheidsuitkeringen mogelijk maken. De onderhandelingen tussen de Europese Commissie en de Marokkaanse overheid over het Associatiebesluit zijn inmiddels afgerond en wachten op politiek akkoord door de Raad van Ministers van de Europese Unie. Na inwerkingtreding van het Associatiebesluit kan Nederland de handhavings- en samenwerkingsbepalingen van het Associatiebesluit inroepen om controle op de rechtmatigheid van sociale zekerheidsuitkeringen te bewerkstelligen, voor zover deze uitkeringen zijn verkregen op basis van het besluit. Daar waar een of meer lidstaten en Marokko dat wensen kunnen bilateraal aanvullende handhavingsbepalingen worden overeengekomen voor zover deze betrekking hebben op de reikwijdte van het besluit.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering een nadere toelichting te geven op de afweging die gemaakt is om te komen tot opzegging van het verdrag. De leden van de SP-fractie vragen in welke mate de gevolgen voor andere beleidsterreinen anders dan de sociale zekerheid zijn betrokken bij het kabinetsbesluit om het verdrag op te zeggen en in welke mate deze hebben meegewogen voor de keuze van opzegging. De leden van de SP-fractie vragen voorts een volledig overzicht te geven van welke gevolgen door de regering in de beschouwingen tot opzeggen van het verdrag zijn betrokken. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan ingaan op de mogelijke gevolgen voor de bilaterale relatie tussen Nederland en Marokko in de toekomst. De regering heeft zoals aangegeven in de memorie van toelichting een breed palet aan elementen betrokken bij haar afweging. Het gaat dan om de realisatie van de Nederlandse beleidsdoelen van stopzetten export kinderbijslag en kindgebonden budget en beëindigen van de werelddekking bij tijdelijk verblijf in het kader van de Zorgverzekeringswet, financiële effecten en de betrekkingen met Marokko in brede zin. Daarnaast zijn handhavingsaspecten meegewogen. Dit betreft het vervallen van de juridische basis voor de werkzaamheden van de attaché voor sociale zaken in Marokko voor zover het de controle op de rechtmatigheid van in Nederland verstrekte uitkeringen betreft op basis van de Participatiewet en de risico’s ten aanzien van de controle op de rechtmatigheid van geëxporteerde socialeverzekeringsuitkeringen, zoals het vervallen van de mogelijkheid om medische keuringen te laten uitvoeren door de Marokkaanse autoriteiten. Ook zijn meegewogen het vervallen van de aanwijsregels voor de toepasselijke wetgeving, bijvoorbeeld voor gedetacheerden, en de toekomstige socialezekerheidsrelatie tussen Marokko en de lidstaten van de Europese Unie op basis van het Associatiebesluit. Nu de Marokkaanse autoriteiten niet positief hebben gereageerd op de Nederlandse voorstellen heeft de regering, alles afwegende en rekening houdend met het standpunt van een meerderheid in het parlement, ervoor gekozen om over te gaan tot het indienen van een wetsvoorstel ter goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het verdrag bij uw Kamer. De regering is van mening dat bilaterale sociale zekerheidsverdragen de ontwikkelingen in de stelsels van de verdragspartijen moeten kunnen volgen. Een verdrag is immers een afspiegeling van de stelsels van beide landen. Daarnaast heeft de regering geconstateerd dat het verdrag buiten de controles in het kader van de Participatiewet weinig voordelen biedt voor Nederland. Door verdragsopzegging worden de beleidsdoelen van stopzetting export kinderbijslag en kindgebonden budget en beëindiging werelddekking bij tijdelijk verblijf in het kader van de Zorgverzekeringswet gerealiseerd. Uiteindelijk heeft de regering afgewogen om niet te willen afzien van invoering van de door Nederland gewenste beleidsdoelen uit vrees voor mogelijke gevolgen waarvan niet valt in te schatten of die zich daadwerkelijk zullen voordoen. Het is niet de wens van de regering om de kwestie van het verdrag te verbreden naar andere terreinen waarop Marokko en Nederland samenwerken; Marokko en Nederland onderhouden al jarenlang een goede relatie. De regering hecht zeer aan deze relatie.

De leden van de D66-fractie verzoeken om een overzicht van het aantal uitleverings- of rechtshulpverzoeken dat aan Marokko is gedaan in de jaren 2011, 2012 en 2013. In onderstaand schema staan het aantal uitleverings- en rechtshulpverzoeken dat vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie aan Marokko is verstuurd.

Soort procedure

2011

2012

2013

Uitlevering

1

5

0

Overdracht Strafvervolging (OVS)

1

1

1

Kleine rechtshulp (KLR)

59

75

82

De leden van de D66 fractie vragen voorts hoe vaak de Belastingdienst en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) in de jaren 2011, 2012 en 2013 informatieverzoeken of andere verzoeken aan Marokko hebben gedaan. Tevens vragen deze leden in welke mate dit heeft geleid tot navorderingen en het opleggen van boetes. Informatieverzoeken worden niet door de FIOD, maar door de Belastingdienst in de administratiefrechtelijke sfeer gedaan. De Belastingdienst heeft in de genoemde jaren alleen in het jaar 2012 één informatieverzoek aan Marokko gedaan. Dit heeft niet geleid tot een navordering of het opleggen van een boete. Rechtshulpverzoeken die betrekking hebben op fiscale strafrechtelijke onderzoeken worden gedaan onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Er vindt geen aparte registratie plaats van fiscaal gerelateerde rechtshulpverzoeken.

Leden van de D66-fractie vragen of de regering schematisch uiteen wil zetten welke uitkeringen naar Marokko worden geëxporteerd in de situatie bij voortzetting van het verdrag; bij opzegging van het verdrag, mét het Associatiebesluit; en bij opzegging van het verdrag, zónder het Associatiebesluit.

Export uitkeringen naar Marokko bij

 

1. voortzetting verdrag

2. opzegging verdrag met Associatiebesluit

3. opzegging verdrag zonder Associatiebesluit

AOW

Ja, bijzonderheden:

– Gehuwden (50% WML)

– Alleenstaanden (70%)

– Met partner <65 (100%)/ stopt 1-1-2015 voor nieuwe gevallen

Ja, bijzonderheden:

– Gehuwden (50% WML)

– Alleenstaanden (70%)

– Met partner <65 (100%)/ stopt 1-1-2015 voor nieuwe gevallen

Ja, bijzonderheden:

– Personen met bestaande rechten blijven dezelfde uitkering ontvangen;

– Voor nieuwe gerechtigden geldt tot maximaal 50% WML, (geen hogere bedrag alleenstaanden en partnertoeslag).

Anw

Ja

Ja

Nee, bijzonderheden:

– maar personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen

WAO, WIA

Ja

Ja, bijzonderheden:

– in principe alleen als arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit beroepsziekte of arbeidsongeval. Dit onderscheid maakt Nederland echter niet.

Nee, bijzonderheden:

– personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen

WAZ Tw

ZW

Ja

Nee, bijzonderheden:

– personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen.

Nee, bijzonderheden:

– personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen

AKW

Ja

Nee, maar personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen

Nee, maar personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen

WKB

Ja

Nee, maar personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen voor twee kalenderkwartalen

Nee, maar personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen voor twee kalenderkwartalen

Verder vragen de leden van de D66-fractie waarom de regering er voor kiest om reeds nu het verdrag op te zeggen, en waarom wordt daar niet mee gewacht tot het Associatiebesluit definitief tot stand is gekomen. De regering heeft in haar afweging tot opzegging van het verdrag de totstandkoming van het Associatiebesluit meegenomen. De regering heeft hierbij geoordeeld dat het Associatiebesluit de regering geen aanleiding geeft om het voornemen tot opzeggen van het verdrag aan te houden. De beleidsdoelen van het stopzetten van de export van kinderbijslag en kindgebonden budget en beëindiging van werelddekking bij tijdelijk verblijf in het kader van de Zorgverzekeringswet kunnen door het opzeggen van het verdrag worden gerealiseerd, ook wanneer het Associatiebesluit van kracht is.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom handhavingsbepalingen uit het Administratief Akkoord behorende bij het verdrag van kracht kunnen blijven wanneer het verdrag wordt opgezegd. In het verlengde hiervan vragen zij of de handhaving alleen ziet op uitkeringen die vóór opzegging zijn aangevangen. In artikel 35 van het Akkoord behorende bij het Verdrag met Marokko is overeengekomen dat in geval van opzegging van het Verdrag artikel 31a van het Akkoord van toepassing blijft. Artikel 31a ziet op de controle van de rechtmatigheid van geëxporteerde sociale zekerheidsuitkeringen ten aanzien van bijvoorbeeld «in leven zijn», leefvorm of inkomen. Deze handhavingsafspraken hebben enkel betrekking op uitkeringen die verkregen zijn op basis van het verdrag voordat het verdrag buiten werking is getreden.

De leden van de fractie van SGP vragen voorts of de regering kan aangeven welke inspanningen zij heeft verricht om ervoor te zorgen dat het woonlandbeginsel op grond van het Associatiebesluit zou kunnen worden toegepast. Het Associatieverdrag met Marokko, dat in werking is getreden op 1 maart 2000 (Pb 2000, L70/1), bevat in artikel 65 sociale zekerheidsbepalingen. Deze bepalingen voorzien in een discriminatieverbod, de samentelling van tijdvakken, de toekenning van gezinsbijslagen voor in de EU woonachtige gezinsleden en de export van uitkeringen. In lid 4 van voornoemd artikel, wordt geregeld dat uitkeringen ter zake van ouderdom, nabestaanden en invaliditeit als gevolg van arbeidsongeval of beroepsziekte vrij worden overgemaakt naar Marokko en dat de renten worden overgemaakt tegen de koers die geldt krachtens de wetgeving van de lidstaat die het desbetreffende bedrag moet betalen, met uitzondering van bijzondere uitkeringen waarvoor geen contributie is betaald. Deze formulering betekent een exportregeling naar Marokko voor de AOW, ANW en de WAO/WIA. De uitkeringen moeten worden betaald zonder enige vermindering, immers de uitkeringen dienen vrij te worden overgemaakt én tegen de koers die geldt in Nederland. De exportbepaling in het Associatieverdrag heeft echter geen rechtstreekse werking. Voorwaarde voor het feitelijk exporteren van de uitkeringen is dat hier een Associatiebesluit aan ten grondslag ligt. Vanwege de formulering in artikel 65, lid 4 van het Associatieverdrag was het niet mogelijk een woonlandbeginsel in het Associatiebesluit zelf te introduceren omdat dit in strijd zou komen met de doelstelling van de exportbepaling in het Associatieverdrag.

Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie welke mogelijkheden er zijn om in Europees verband alsnog tot toepassing van het woonlandbeginsel te komen. Het woonlandbeginsel kan niet worden toegepast ten aanzien van uitkeringsgerechtigden die in EU-lidstaten wonen, gelet op het bepaalde in artikel 48 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Voor zover de leden van de SGP-fractie met hun vraag doelen op de toepassing van het woonlandbeginsel in EU-verband naar Marokko, geldt het volgende. Het exportartikel in het concept Associatiebesluit is in essentie gelijk aan het exportartikel in het bilaterale verdrag. Zoals eerder aangegeven is op basis van de uitspraak van de CRvB van 12 december 2014 geconcludeerd dat het woonlandbeginsel niet kan worden toegepast op het bilaterale verdrag met Marokko aangezien artikel 5 (het exportartikel) hieraan in de weg staat. Dit betekent, uitgaande van het conceptbesluit, dat na inwerkingtreding van het Associatiebesluit het woonlandbeginsel ook niet kan worden toegepast op nabestaandenuitkeringen en vervolguitkering bij arbeidsongeschiktheid verkregen op basis van het Associatiebesluit. De Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (WSBVC) heeft in 2010 unaniem ingestemd met het onderhandelingsmandaat voor een Associatiebesluit met Marokko. Dit onderhandelingsmandaat vormde de basis voor onderhandelingen van de Europese Commissie met Marokko. Deze onderhandelingen zijn inmiddels afgerond. Terugkomen op het eerder ingenomen standpunt is niet realistisch omdat voor aanpassing van de onderhandelingsuitkomst een gekwalificeerde meerderheid nodig is evenals instemming van de Marokkaanse autoriteiten.

Leden van de fractie van de SGP vragen waarom de export van nieuwe uitkeringen in het kader van de Participatiewet na opzegging van het verdrag voortduurt. De bijstandsuitkering is de voorziening die het sluitstuk vormt in het stelsel van sociale zekerheid. De kring der rechthebbenden bestaat uit iedere in Nederland woonachtige Nederlander en daaraan gelijkgestelde vreemdeling die rechtmatig verblijf houdt in Nederland en die hier te lande niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Uit dit territorialiteitsbeginsel (de rechthebbende moet in Nederland wonen of verblijf houden) volgt dat de uitkeringen in het kader van de Participatiewet niet kunnen worden geëxporteerd. Dit is momenteel reeds van toepassing en opzegging van het sociale zekerheidsverdrag met Marokko zal daarin geen verandering brengen.

4. Gevolgen van de opzegging

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen, mede naar aanleiding van het advies van de Raad van State, of de regering kan aangeven welke mogelijke gevolgen door het opzeggen van het sociale zekerheidsverdrag verwacht worden voor de bilaterale relatie tussen Nederland en Marokko in de toekomst. De leden van de SP-fractie vragen naar een overzicht van alle mogelijke gevolgen van het opzeggen van het Akkoord voor de relatie tussen Nederland en Marokko op andere gebieden. De leden van de D66-fractie vragen of de regering inmiddels beter inzicht heeft in de negatieve neveneffecten van het opzeggen van het verdrag en verzoeken uitgebreider uiteen te zetten waaruit de samenwerking met Marokko bestaat op het terrein van defensie, douane en fiscaliteit en welke gevolgen opzegging kan hebben voor deze samenwerking. De leden van de CDA-fractie vragen wat de gevolgen voor de betrekkingen op andere terreinen zijn, zoals de bestrijding van criminaliteit of de handelsbetrekkingen. Tevens vragen deze leden hoe in dit licht de dreigende taal van de Marokkaanse ambassadeur moeten worden gezien. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader te beschrijven welke mogelijke gevolgen zich kunnen voordoen, en op welke beleidsterreinen deze gevolgen betrekking hebben. Voorts vragen deze leden welke proporties de gevolgen van de opzegging van het verdrag zouden kunnen aannemen. In de memorie van toelichting is de regering uitgebreid ingegaan op de mogelijke gevolgen in de toekomst van het opzeggen van het sociale zekerheidsverdrag voor de relatie tussen Nederland en Marokko. Volledigheidshalve worden deze mogelijke gevolgen hierna uiteengezet. In algemene zin kan opzegging gevolgen hebben voor de bilaterale relatie met Marokko. De regering heeft in dit kader gekeken op welke terreinen Nederland en Marokko samenwerken. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie werkt samen met de Marokkaanse overheid op het terrein van civielrecht, strafrecht, politietaken, terrorismebestrijding en migratie. Hoewel er hierbij ook sprake is van een Marokkaans belang, is het mogelijk dat de opzegging van het verdrag de samenwerking met de Marokkaanse autoriteiten verstoort. Gezien het gezamenlijk belang van de samenwerking op deze terreinen is het de inzet van het Ministerie van Veiligheid en Justitie de bestaande samenwerking te continueren en waar mogelijk te intensiveren. Sinds 2012 is een rechtshulpverdrag tussen Nederland en Marokko van kracht op basis waarvan wordt samengewerkt in het kader van de strafrechtelijke opsporing en vervolging. De samenwerking tussen Nederland en Marokko was reeds goed, maar is sindsdien geïntensiveerd.

Zowel Nederland als Marokko zijn gebaat bij de samenwerking op strafrechtelijk gebied. Andere specifieke belangen voor Nederland liggen met name op het terrein van defensiesamenwerking, zoals het houden van trainingen en van gezamenlijke oefeningen, en douane- en fiscale samenwerking, zoals de herziening van de douane en belastingverdragen. Ook hier is de inzet van de Nederlandse regering de samenwerking te continueren. Nederland exporteerde in 2013 voor 676.835 miljoen euro naar Marokko (0.156% van de totale export van Nederland), terwijl voor 337.993 miljoen euro werd geïmporteerd uit Marokko (0.087% van de totale import van Nederland). De Nederlandse inzet is de afgelopen jaren gericht geweest op het vergroten van de handelsbelangen. Op 2 en 3 februari 2015 heeft een succesvolle handelsmissie onder leiding van Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking plaatsgevonden. Onder andere op het terrein van maritieme infrastructuur, milieu en afvalmanagement is afgesproken nauwer te gaan samenwerken.

In hoeverre voor Marokko opzegging van het Verdrag aanleiding zal zijn om de samenwerking op andere terreinen dan sociale zekerheid daadwerkelijk te herzien, valt niet goed in te schatten. Marokko heeft zich tot op heden kritisch opgesteld. Dit blijkt onder andere uit berichten op de website van het Marokkaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de woorden zoals geuit door de Marokkaanse ambassadeur in de media alsook uit contacten van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Marokkaanse collega. Daarnaast heeft de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko in Nederland na de indiening van de goedkeuringswet met het voornemen tot opzeggen van het sociale zekerheidsverdrag aangegeven dat hiermee de medewerking aan gedwongen terugkeer sterk onder druk gezet wordt. Verder zijn er signalen en enkele gevolgen waarneembaar, waarbij opgemerkt dat die nog niet officieel aan de Nederlandse regering zijn medegedeeld. Zo heeft het kabinet vernomen dat een toegezegde financiering van een Marokko-tentoonstelling bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen voorlopig is bevroren. De deelname van jonge Marokkaanse diplomaten aan een door Nederland gefinancierde training is geannuleerd. In EU-verband heeft Marokko naar aanleiding van de door Nederland aangekondigde opzegging van het sociale zekerheidsverdrag vragen gesteld hoe zich dit verhoudt tot het EU-mobiliteitspartnerschap. De onderhandelingen over visumfacilitatie en terug- en overname zijn tijdelijk aangehouden. In januari 2015 zijn deze onderhandelingen hervat. De regering heeft tot op heden geen inzicht welke proporties de gevolgen van het opzeggen van het verdrag kunnen aannemen.

De leden van de SP-fractie vragen de opvatting van de regering over het risico dat de Marokkaanse autoriteiten alle vormen van samenwerking of medewerking kunnen weigeren op het gebied van justitiële en economische samenwerking en zelfs de diplomatieke status van medewerkers van het Bureau Sociale Zaken in kunnen trekken. Zoals hierboven is aangegeven, is er een risico dat de in de vraag aangegeven gevolgen zich zullen voordoen. In hoeverre Marokko daadwerkelijk dergelijke maatregelen zal nemen is niet goed te voorspellen.

De leden van de SGP-fractie vragen de regering inzichtelijk te maken welke gevolgen de opzegging van het verdrag kan hebben voor het vreemdelingenbeleid ten aanzien van Marokkanen en in hoeverre de gedwongen terugkeer naar Marokko bemoeilijkt wordt door opzegging van het verdrag. De leden van de PvdA-fractie vragen voorts of opzegging van het verdrag de uitzetting van criminele immigranten raakt. De leden van de SGP-fractie vragen om een overzicht van het aantal Marokkanen dat de afgelopen jaren gedwongen is uitgezet. Terugkeer naar Marokko vindt voor het merendeel plaats op grond van originele documenten. Om voor de overige zaken terugkeer te kunnen realiseren, is de medewerking nodig van de Marokkaanse autoriteiten voor de bevestiging van de nationaliteit en de afgifte van een vervangend reisdocument (laissez-passer). Onder de vreemdelingen die naar Marokko worden uitgezet bevinden zich ook vreemdelingen met criminele antecedenten. Zoals hiervoor aangegeven heeft de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko in Nederland aangegeven dat de verdere medewerking aan gedwongen terugkeer sterk onder druk gezet wordt. Sinds enige tijd worden geen (vervangende) reisdocumenten meer afgegeven en hebben geen presentaties aan de Marokkaanse vertegenwoordigingen in Nederland meer plaatsgehad ter vaststelling van de identiteit en nationaliteit. Zoals gemeld aan uw Kamer heeft de Raad van State geoordeeld dat er sinds begin december 2014 geen zicht meer is op uitzetting van Marokkaanse vreemdelingen binnen een redelijke termijn. Nederland streeft ernaar de operationele terugkeersamenwerking voort te zetten en is hierover met Marokko in gesprek. In 2012, 2013 en in 2014 zijn respectievelijk circa 145, 110 en 75 personen uitgezet naar Marokko.

Gedetacheerden

De leden van de fracties van de PvdA, CDA en ChristenUnie vragen de regering aan te geven hoeveel gedetacheerde werknemers worden geraakt door opzeggen van het verdrag en wat hun mogelijkheden zijn om zich toch te verzekeren. In 2014 heeft de SVB 37 nieuwe detacheringsverklaringen afgegeven. Voor 14 verklaringen geldt dat deze over de jaargrens 2014–2015 heen doorlopen. Over de afgelopen jaren ligt het aantal verklaringen gemiddeld rond de 25. Door het wegvallen van het verdrag vervallen de aanwijsregels voor de toepasselijke wetgeving. Dit kan ertoe leiden tot werknemers in twee landen verzekerd zijn maar ook tot het ontbreken van verzekering. Een uitzondering geldt voor gedetacheerden op wie het Besluit uitbreiding en beperking volksverzekeringen 1999 en/of het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 van toepassing is. Op deze gedetacheerden blijven de Nederlandse volksverzekeringen respectievelijk werknemersverzekeringen van toepassing. Kort gezegd betreft het hier Nederlandse ambtenaren en hun gezinsleden, Nederlanders in dienst van een publiekrechtelijke rechtspersoon en enige specifieke beroepen. Voor gedetacheerden die niet onder het Besluit uitbreiding en beperking volksverzekeringen 1999 vallen en die niet verzekerd zijn, is het mogelijk om, als zij aan de betreffende voorwaarden voldoen, op vrijwillige basis een voortzettingsverzekering af te sluiten voor de AOW en/of de Anw.

Zorgkosten

De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen om een nadere duiding van de groep die geen vergoeding in het kader van de zorgkosten meer ontvangt. Op het gebied van de medische zorg bevat het verdrag twee verschillende regelingen. De ene regeling betreft de vergoeding van zorgkosten die Zvw-verzekerden maken bij tijdelijk verblijf in Marokko. De andere regeling betreft de vergoeding van zorg voor (niet Zvw-verzekerde) verdragsgerechtigden die in Marokko wonen. De regering gaat ervan uit dat de leden van de PvdA en CDA-fractie bij deze vraag doelt op de verdragsregeling inzake de vergoeding van zorgkosten die Zvw-verzekerden maken bij tijdelijk verblijf in Marokko. Dit aangezien in de volgende vraag geïnformeerd wordt naar de doelgroep van verdragsgerechtigden.

Bij tijdelijk verblijf kan worden gedacht aan vakantie, familiebezoek of overwinteren. Voor een duiding van de groep mensen die tijdelijk verblijft in Marokko en geen vergoeding in het kader van de zorgkosten meer ontvangt is een nadere toelichting nodig. In een situatie van tijdelijk verblijf hebben Zvw-verzekerden namelijk een keuzerecht. Verzekerden kunnen de gemaakte zorgkosten op grond van de Zvw-polis rechtstreeks declareren bij de zorgverzekeraar. Als de behandeling deel uitmaakt van het op grond van de Zvw verzekerde pakket vindt vergoeding plaats naar maximaal het Nederlandse tarief. Dit is het principe van de werelddekking binnen de Zvw. Verzekerden kunnen er echter ook voor kiezen om de zorgkosten te declareren op grond van het verdrag. Als de verzekerde voor dit laatste kiest hoeft hij of zij de behandeling niet voor te schieten. De kosten worden via het Marokkaanse zorgorgaan en het Zorginstituut Nederland gedeclareerd bij de Nederlandse zorgverzekeraar. Vergoeding vindt dan plaats volgens de Marokkaanse wetgeving en naar de Marokkaanse tarieven. Verzekerden gebruiken deze «verdragsroute» in de praktijk echter maar weinig. Over het algemeen kiezen verzekerden voor vergoeding op grond van de Zvw.

Na opzegging van het verdrag vervalt voor Zvw-verzekerden de mogelijkheid om bij tijdelijk verblijf zorgkosten te declareren op grond van het verdrag. Het is dan alleen nog mogelijk om zorgkosten te declareren op grond van de Zvw. De Minister van VWS bereidt echter een wetsvoorstel voor waarin ook het recht op vergoeding op grond van de Zvw wordt beëindigd bij een tijdelijk verblijf buiten de EU/EER/Zwitserland.

Voorts vragen de leden van de fracties van de PvdA en het CDA om een nadere toelichting te geven op de doelgroep voor de vergoeding voor medische zorg voor verdragsgerechtigden. Verdragsgerechtigden zijn mensen die in Marokko wonen en een Nederlands wettelijk pensioen ontvangen6 en hun in Marokko wonende gezinsleden. Een derde categorie verdragsgerechtigden betreft de in Marokko wonende gezinsleden van in Nederland werkende verzekerden («achtergebleven gezinsleden»). Op grond van het verdrag hebben verdragsgerechtigden recht op zorg in Marokko, voor rekening van Nederland. Verdragsgerechtigden betalen hiervoor een «verdragsbijdrage» aan het Zorginstituut Nederland. Omdat deze mensen niet in Nederland wonen of werken, zijn zij niet verzekerd voor de Zvw. Zij ontlenen hun recht op zorg in Marokko uitsluitend aan het verdrag. Na opzegging van het verdrag moet – op grond van het in het verdrag opgenomen overgangsrecht – de zorg ten laste van Nederland voor de op dat moment bestaande groep verdragsgerechtigden worden voortgezet. Voor nieuwe groepen vervalt het verdragsrecht op zorg. Zij zijn dan aangewezen op de nationale wetgeving in Marokko of zij zullen op een andere manier in een financiële dekking van hun zorgkosten moeten voorzien. Op grond van de Remigratiewet kunnen zij, indien zij aan de daarvoor gestelde voorwaarden voldoen, aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van een particuliere ziektekostenverzekering.

Handhaving

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering is gekomen tot een schatting van extra lasten als gevolg van het mogelijk wegvallen van handhavingmogelijkheden. Deze schatting is gebaseerd op ervaringsgegevens van de attaché voor sociale zaken die onderzoek uitvoert in Marokko. De genoemde € 1 miljoen extra lasten per jaar voor de Participatiewet is geschat door het aantal keer dat vermogen is gevonden dat de vermogensnorm van de Participatiewet overschrijdt, te vermenigvuldigen met een jaaruitkering Participatiewet.

De leden van het CDA vragen wat volgens de regering de gevolgen zijn van opzegging van het verdrag voor de mogelijkheid om te kunnen blijven controleren op de rechtmatigheid van uitkeringen. Tevens vragen deze leden of de regering nog voldoende mogelijkheden ziet om te kunnen blijven controleren. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre de regering heeft gekeken naar alternatieve mogelijkheden om vermogen in Marokko in het kader van de Participatiewet op te sporen en welke mogelijkheden zij hiervoor ziet. Zoals aangegeven in mijn brief van 3 juni 20147 heeft opzeggen voor Nederland risico’s op het gebied van fraudebestrijding en handhaving. De controle op de rechtmatigheid van in Nederland verstrekte bijstandsuitkeringen vindt namelijk plaats op basis van het verdrag. Bij opzegging van het Verdrag vervalt de juridische basis voor de werkzaamheden van de Nederlandse sociaal attaché in Marokko voor zover het de controle op de rechtmatigheid van uitkeringen op basis van de Participatiewet betreft. Door het wegvallen van deze basis zullen de Marokkaanse autoriteiten vermoedelijk niet langer hun medewerking verlenen waardoor controles (nagenoeg) onmogelijk worden. Uitgaande van de cijfers over 2012 en 2013 wordt geschat dat als gevolg van vermogenscontroles in Marokko circa 1 miljoen euro per jaar bespaard wordt op uitkeringslasten voor de bijstand. Op dit moment ziet de regering geen werkbare alternatieven voor de vermogenscontroles in Marokko. Op basis van overgangsrecht in het verdrag (artikel 31a van het Administratief Akkoord) blijft de controle, onder andere door het Bureau voor Sociale Zaken, op de rechtmatigheid van op grond van het verdrag geëxporteerde socialezekerheidsuitkeringen van toepassing. De praktijk zal echter moeten uitwijzen hoe de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten na beëindiging van het verdrag feitelijk zal verlopen. In het uiterste geval kunnen alleen nog controles vanuit Nederland plaatsvinden door levensbewijzen en inkomensformulieren bij gerechtigden op te vragen. In 2013 zijn 171 onderzoeken verricht naar de rechtmatigheid van geëxporteerde uitkeringen. Naar schatting wordt als gevolg van deze controles ongeveer 0,2 miljoen euro per jaar bespaard op de diverse uitkeringen.

De mogelijkheid in het verdrag om medische keuringen te laten uitvoeren door de Marokkaanse autoriteiten vervalt met opzegging. Medische controles kunnen dan alleen verricht worden door klanten op te roepen naar Nederland te komen. Wanneer dit op basis van medische gronden niet mogelijk blijkt, bestaat er geen alternatief. Tot slot vervalt de afspraak om medewerking te verlenen bij de terugvordering van onverschuldigde betaalde uitkeringen. In voorkomende gevallen dient Nederland dit na opzegging via civiele procedures te regelen.

De leden van de D66-fractie vragen hoeveel vermogenscontroles er in het kader van de voormalige Wet Werk en Bijstand (thans Participatiewet) in 2011, 2012 en 2013 in Marokko zijn uitgevoerd. In de jaren 2011, 2012 en 2013 zijn respectievelijk 110, 152 en 240 vermogenscontroles uitgevoerd.

De leden van de D66 fractie constateren dat het na opzegging van het verdrag niet meer mogelijk is om de rechtmatigheid te controleren van de uitkeringen die geëxporteerd worden naar Marokko en vragen wat hiervan de gevolgen zijn voor het oordeel van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de rechtmatigheid van deze uitgaven. Zoals hiervoor al opgemerkt blijft de controle op de rechtmatigheid van geëxporteerde socialezekerheidsuitkeringen ook na het buiten werkingtreden van het verdrag nog steeds mogelijk. De praktijk zal moeten uitwijzen hoe de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten hierbij na beëindiging van het verdrag feitelijk zal verlopen. In het algemeen geldt dat uitkeringen rechtmatig zijn indien de verstrekking ervan plaatsvindt in overeenstemming met wet- en regelgeving. Het opzeggen van het verdrag leidt in juridische zin niet tot een onrechtmatige wetsuitvoering. Wel zal na opzegging, in het geval de Marokkaanse autoriteiten niet meer zouden meewerken, alleen afgegaan moeten worden op periodiek door de uitkeringsgerechtigde te verstrekken gegevens en bewijsstukken, zoals levensbewijzen en inkomstenverklaringen. De verificatie en controles ter plaatse hiervan wordt complexer. Het is niet aan de regering om een uitspraak te doen over het oordeel van de Algemene Rekenkamer in deze.

Voorts vragen deze leden wat de gevolgen zijn voor het oordeel van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot uitkeringen op grond van de Participatiewet waarvoor geen controle meer mogelijk is op de vermogens in Marokko en wat dit betekent voor de rechtmatigheid van de gemeentelijke (en nationale) uitgaven aan de Participatiewet. In zijn algemeenheid geldt dat uitkeringen, en daarmee ook de gemeentelijke uitgaven, rechtmatig zijn indien de verstrekking ervan plaatsvindt in overeenstemming met wet- en regelgeving. Zo is van belang dat het college bepaalt welke gegevens een verzoeker om bijstand respectievelijk een ontvanger daarvan dient te verstrekken ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan, en welke bewijsstukken daarbij moeten worden overgelegd. Onderzoek van de gemeente met het oog op de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan zal zich ook richten op de aanwezigheid van vermogen. Ter facilitering van het gemeentelijk onderzoek is in artikel 64 van de Participatiewet geregeld welke Nederlandse instanties verplicht zijn om desgevraagd aan het college kosteloos opgaven en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Participatiewet door het college. De facilitering die geregeld is voor de controle van mogelijk in het buitenland aanwezig vermogen, kent geen wettelijke verankering. Het opzeggen van het verdrag met Marokko leidt feitelijk wel tot een inperking van de controlemogelijkheden voor gemeenten, maar in juridische zin niet tot een onrechtmatige wetsuitvoering en daarmee ook niet tot onrechtmatige uitgaven. Uiteraard blijft gelden dat gemeenten, met de mogelijkheden die hen ter beschikking staan, zorg blijven dragen voor een permanente borging van de rechtmatige wetsuitvoering.

Voor de uitgaven op nationaal niveau geldt een ander juridisch kader. Met het oog op het toekennen van algemene bijstand en dergelijke verstrekt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ten laste van zijn begroting, jaarlijks een zogeheten gebundelde uitkering aan gemeenten. Deze middelen zijn niet geoormerkt, overschotten mogen gemeenten vrij besteden. Voor de rechtmatigheid van de uitkering die de Minister jaarlijks aan gemeenten verstrekt, is het vereist dat:

  • a. de Minister een macrobudget verdeelt dat bij begrotingswet is vastgesteld;

  • b. deze verdeling plaatsvindt in overeenstemming met het geldende verdeelmodel;

  • c. de Minister toereikend is geïnformeerd over rechtmatigheid van de bestedingen van de bijstandsgelden door gemeenten;

  • d. de Minister in voorkomende gevallen gebruik maakt van zijn bevoegdheid om een gemeente een aanwijzing te geven.

Het opzeggen van het verdrag met Marokko is niet van invloed op de aspecten a tot en met c. De onder d. bedoelde bevoegdheid, om gemeenten een aanwijzing te geven, is alleen van toepassing indien naar het oordeel de Minister sprake is van een ernstige tekortkoming in de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet. De eerdere conclusie dat het opzeggen van het verdrag met Marokko niet leidt tot een onrechtmatige wetsuitvoering door gemeenten, leidt ertoe dat ook geen sprake zal zijn van ernstige rechtmatigheidtekortkomingen. Het opzeggen van het verdrag met Marokko is derhalve ook niet van invloed op sub d. In z’n algemeenheid geldt dat de Algemene Rekenkamer de Minister kritisch beoordeelt op welke wijze hij zijn bevoegdheid toepast. Het is niet aan de regering om een uitspraak te doen over het oordeel van de Algemene Rekenkamer in deze.

Overig

De leden van de SP-fractie vragen om een reactie van de regering op het feit dat opzegging van het verdrag met Marokko zal betekenen dat de uitvoering van de Remigratiewet duurder zal worden. Als het sociaal zekerheidsverdrag met Marokko is opgezegd zijn er financiële gevolgen voor het remigratiebudget. Deze zijn tweeërlei, te weten bij zogenoemde samenloop van wetten en bij de ziektekostentegemoetkoming.

Het is mogelijk dat personen aanspraak kunnen maken op zowel het socialezekerheidsstelsel als de Remigratiewet. Er is dan sprake van samenloop van wetten. De Remigratiewet maakt weliswaar geen onderdeel uit van de sociale zekerheid maar ter voorkoming van dubbelfinanciering door het Rijk gaat de financiering via de wetten van het socialezekerheidsstelsel voor. Voor zover het bedrag van de exporteerbare sociale zekerheidsuitkering lager is dan het bedrag van de remigratie-uitkering, vult de remigratie-uitkering aan tot het maximale bedrag van de remigratie-uitkering. Ook zijn er bij de Remigratiewet zogenoemde nihilgerechtigden die bijvoorbeeld een exporteerbare arbeidsongeschiktheids- of AOW-uitkering hebben die hoger is dan het bedrag van de remigratie-uitkering.

Opzegging van het verdrag leidt er bijvoorbeeld toe dat gerechtigden van de Remigratiewet die pas na opzegging de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken, alleen nog de gehuwdenuitkering van de AOW ontvangen. Voor alleenstaanden betekent dit een lager AOW-pensioen dan in de huidige situatie van een alleenstaande-uitkering op grond van de Remigratiewet. Het lagere AOW-pensioen kan leiden tot een aanvulling vanuit de Remigratiewet tot het niveau van de remigratie-uitkering. Een andere voorbeeld betreft de arbeidsongeschiktheidsuitkering die niet meer exporteerbaar voor mensen die na beëindiging van het verdrag remigreren naar Marokko. Dit kan leiden tot een hoger beroep op de Remigratiewet.

Een tweede financieel gevolg (bij samenloop) betreft de ziektekostentegemoetkoming. Als het sociale zekerheidsverdrag is beëindigd, kunnen nieuwe migranten geen aanspraak meer maken op verstrekkingen ten aanzien van ziektekosten op grond van het verdrag ten laste van het Zorgverzekeringsfonds. Als migranten op grond van het verdrag recht hebben op verstrekkingen ten laste van Nederland (ook wel aangeduid als «verdragsgerechtigd» zijn) kunnen zij op kosten van Nederland in aanmerking komen voor de wettelijke voorzieningen in het woonland. Hiervoor moeten deze remigranten een bijdrage betalen. Als compensatie daarvoor ontvangen zij een hogere remigratie-uitkering dan remigranten die niet verdragsgerechtigd zijn. Remigranten die niet verdragsgerechtigd zijn komen op basis van de Remigratiewet in aanmerking voor een aanvullende ziektekostentegemoetkoming. Het bedrag van deze aanvullende ziektekostenvergoeding is hoger dan de compensatie die geldt voor iemand die verdragsgerechtigd is. Opzeggen betekent dat meer personen (nieuwe aanvragers van de Remigratiewet) in aanmerking komen voor deze hogere compensatie.

De twee gevolgen bij elkaar leiden tot hogere uitkeringslasten voor de Remigratiewet oplopend van € 80.000 extra uitkeringslasten in 2016 (ervan uitgaande dat het verdrag dan geëindigd is) tot € 500.000 voor de uitkeringslasten in 2025. Als het Associatiebesluit in werking treedt vervallen deze effecten grotendeels, aangezien de WIA-uitkering, het AOW- en Anw-pensioen doorbetaald zullen blijven worden.

5. Overgangsrecht

De leden van de SP vragen of het juist is dat na beëindigen van het verdrag geen controle meer op de rechtmatigheid kan worden uitgevoerd op geëxporteerde uitkeringen en in hoeverre dit tot fraude kan leiden in de periode van het overgangsrecht. Op basis van artikel 35 van het Administratief Akkoord behorende bij het verdrag zal artikel 31a van het Akkoord dat ziet op controle van rechtmatigheid van geëxporteerde socialezekerheidsuitkeringen van toepassing blijven. Het is dus na het buiten werkingtreden van het verdrag nog steeds mogelijk om verificatie en controles uit te voeren op uitkeringen die verkregen zijn op basis van het verdrag. Zo kan fraude tegen worden gegaan op dezelfde wijze als in de situatie met verdrag. De praktijk zal moeten uitwijzen hoe de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten bij de controle op de rechtmatigheid van geëxporteerde socialezekerheidsuitkeringen na beëindiging van het verdrag feitelijk zal verlopen.

6. Associatierecht

De leden van de fractie van VVD stellen dat het afsluiten van verdragen over sociale zekerheid geen bevoegdheid is van de Europese Unie, zoals handelsverdragen dat wel zijn. De stelling van de leden van de VVD-fractie is, in deze context, niet correct. Op grond van artikel 217 VWEU kunnen met landen Associatieverdragen worden gesloten over allerlei onderwerpen waarvoor de EU een bevoegdheid heeft, waaronder ook de coördinatie van sociale zekerheid. Zo is op grond van artikel 217 VWEU een associatie tot stand gebracht tussen de Europese Unie en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds. Deze Associatie wordt gekenmerkt door wederkerige rechten en verplichtingen en gemeenschappelijk optreden en bevat bepalingen die zien op de coördinatie van sociale zekerheid. Op dat terrein bestaat ook interne EU-wetgeving. Het voorgenomen Associatiebesluit met Marokko is een nadere uitwerking van de sociale paragraaf die in het Associatieverdrag met Marokko (in werking getreden op 1 maart 2000) is opgenomen.

De leden van de fractie van VVD vragen of de inzet van de Nederlandse regering ten aanzien van de onderhandelingen over het Associatiebesluit door de EU in de loop van de tijd is herzien op basis van de in Nederland behandelde en inmiddels in werking getreden wet- en regelgeving. De inzet van de Nederlandse regering is tijdens de onderhandelingen over het Associatiebesluit niet herzien vanwege gewijzigde nationale wet- en regelgeving. De basis voor de onderhandelingen van de Europese Commissie met Marokko is het besluit van de Raad betreffende het standpunt van de EU in de Associatieraad EU-Marokko, zoals gepubliceerd in Pb 2010, L306. Nederland heeft in juni 2010 ingestemd met dit onderhandelingsmandaat voor een Associatiebesluit met Marokko op de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.

Verder vragen voornoemde leden of het Associatiebesluit wordt goedgekeurd in een Europese Raad, en zo ja, in welke Raad. In het verlengde vragen zij of kan worden verondersteld dat, omdat sociale zekerheid geen bevoegdheid is van de Europese Unie, de individuele lidstaten en de parlementen de verdragen en de onderliggende besluiten op het terrein van sociale zekerheid moeten goedkeuren. Het Associatiebesluit zal worden vastgesteld en ondertekend in de Associatieraad. De Associatieraad bestaat uit leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie en uit leden van de regering van het Koninkrijk Marokko. De Raad van de Europese Unie stelt het standpunt vast dat door de Europese Unie over het voorgenomen besluit in de Associatieraad zal worden ingenomen. Het ligt voor de hand dat het dossier in de Raad WSBVC wordt geagendeerd en wordt goedgekeurd. Het is echter ook mogelijk dat het als zogenaamd A punt («hamerstuk) bij een andere raadsformatie wordt geagendeerd. Dit gebeurt als binnen het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper) al overeenstemming is bereikt; in dat geval hoeft het dossier niet te worden besproken en kan het als hamerstuk (zonder discussie) worden afgehandeld en goedgekeurd. De veronderstelling van de leden van de VVD-fractie dat de parlementen van de individuele lidstaten het onderliggende besluit op het terrein van sociale zekerheid moeten goedkeuren is onjuist. In de Associatie tussen de EU en Marokko wordt voorzien in de mogelijkheid nadere afspraken te maken in de Associatieraad over de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. De Associatie is goedgekeurd door de parlementen van de lidstaten.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie wanneer het parlement de goedkeuringswet van het herziene Associatieverdrag en/of het Associatiebesluit tegemoet zien en of de regering een tijdpad kan schetsen. Tevens vragen deze leden of de regering de Tweede Kamer actief kan informeren over het tijdpad van besluitvorming inzake het Associatiebesluit. Het Associatieverdrag wordt niet herzien. De regering kan voor het Associatiebesluit geen goedkeuringswet naar het parlement sturen. Het gaat immers niet om een verdrag waarbij ook de lidstaten bevoegd zijn, maar om een besluit dat onderdeel zal vormen van de EU-regelgeving waaraan de lidstaten rechtstreeks gebonden zullen zijn. De regering zal de Tweede Kamer actief informeren over het tijdpad van besluitvorming inzake het Associatiebesluit. Voorlopig kan de regering melden dat het de verwachting is dat in de loop van 2015 de Europese Commissie het Associatiebesluit aan Raad en Europees parlement stuurt. Het ligt aan het roulerend Voorzitterschap wanneer het Associatiebesluit op Europees niveau in bespreking wordt gebracht. Zoals gebruikelijk wordt uw Kamer middels een beoordeling nieuw commissievoorstel fiche (BNC-fiche) hierover geïnformeerd. Daarna volgt nog de fase van de Associatieraad voor definitieve ondertekening van het Associatiebesluit.

Leden van de fractie van D66 vragen welke handhavingsmogelijkheden Nederland heeft op grond van het verdrag, die Nederland niet zal hebben op grond van het Associatiebesluit. Het Associatiebesluit bevat handhavings- en samenwerkingsbepalingen die administratieve en medische controle op de rechtmatigheid van uitkeringen bij ouderdom, nabestaanden en arbeidsongeschiktheid mogelijk maken. Deze bepalingen hebben alleen betrekking op uitkeringen voor zover het recht verkregen is op grond van het Associatiebesluit. Nederland kan de administratieve en medische controle in Marokko laten uitvoeren door het sociale zekerheidsorgaan dat in Marokko is bevoegd, dan wel door een arts of deskundige naar keuze. Het is eventueel mogelijk om de gerechtigde, indien reisvaardig, naar Nederland te laten komen voor medische of administratieve controle. Deze bepalingen komen in grote lijnen overeen met het bilaterale verdrag tussen Nederland en Marokko, zij het dat in de bepalingen in het verdrag uitgebreider en meer in detail is beschreven op welke specifieke aspecten kan worden gecontroleerd. Tevens staat in het verdrag specifiek de rol van de diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging benoemd. De mogelijkheid om vermogencontroles uit te voeren in Marokko voor in Nederland wonende bijstandsgerechtigden is op grond van het verwachte Associatiebesluit niet mogelijk, evenals terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen.

7. Inwerkingtreding

De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd of het klopt dat het verdrag eerder dan 1 januari 2016 kan worden opgezegd als de Tweede en Eerste Kamer voor 1 juli 2015 hebben ingestemd met het voorliggend wetsvoorstel. Artikel 38 van het Verdrag bepaalt dat opzegging dient te geschieden uiterlijk zes maanden vóór het einde van een lopend kalenderjaar, waarna het verdrag aan het einde van dat kalenderjaar buiten werking treedt. Dit betekent dat het verdrag voor 1 juli 2015 moet zijn opgezegd, wil het per 1 januari 2016 buiten werking treden. Mocht deze termijn niet worden gehaald dan zal opzegging vóór 1 juli 2016 plaats moeten vinden. Het verdrag zal vervolgens per 1 januari 2017 buiten werking treden.

Leden van de fractie van SP vragen of de regering voornemens is om het voorliggende wetsvoorstel pas in werking te laten treden nadat het Associatiebesluit in werking is getreden, mede gelet op de mensen die reeds in Marokko wonen en een Nederlandse uitkering ontvangen. De regering is niet voornemens om het voorliggende wetsvoorstel pas in werking te laten treden nadat het Associatiebesluit in werking is getreden. Voor wat betreft de belangen van mensen die reeds in Marokko wonen met een Nederlandse uitkering, deelt de regering mee dat alle thans in Marokko wonende uitkeringsgerechtigden aanspraak blijven maken op de sociale zekerheidsuitkering als het bilaterale verdrag buiten werking is getreden en het Associatiebesluit nog niet in werking is getreden. Zie hiervoor tevens de schematische weergave over de gevolgen voor de uitkeringen.

8. Financiële effecten

De leden van de PvdA-fractie vragen om naast het aantal bestaande uitkeringen ook inzicht te geven in het aantal nieuwe uitkeringen dat de afgelopen jaren naar Marokko is geëxporteerd, gedifferentieerd naar type uitkering. Hieronder volgt een overzicht voor de jaren 2012 en 2013.

Aantal uitkeringen geëxporteerd naar Marokko
 

2012

2013

 

Nieuwe uitkeringen

Bestaande uitkeringen

Nieuwe uitkeringen

Bestaande uitkeringen

AKW

189

3.980

203

3.530

WKB

89

1.400

77

1.200

Anw

72

891

60

851

AOW

789

12.261

843

12.526

WIA

15

57

18

71

IVA

2

11

7

18

WGA

13

46

11

53

WAO

42

913

50

888

Leden van de PvdA-fractie vragen om in te gaan op de uitvoeringskosten die de opzegging van het verdrag met zich meebrengt en hoe deze zich verhouden tot de uitvoeringskosten die het Associatiebesluit met zich meebrengt. De eenmalige kosten voor de opzegging van het verdrag voor de SVB zijn begroot op € 385.000 en voor het UWV op circa € 600.000. Dit zijn onder andere kosten voor extra aanvragen voor export van uitkeringen en verlate claims vanwege het opzeggen van het verdrag, bezwaarzaken en claims voor overgangsrecht. Dit is onder de veronderstelling dat het Associatiebesluit tegelijkertijd in werking treedt. Mocht het besluit later in werking treden dan zullen nog beperkte extra eenmalige kosten optreden bij zowel UWV als SVB. De structurele kosten zijn eveneens geraamd onder de veronderstelling van gelijktijdige ingang van opzeggen van het verdrag en inwerkingtreding van het Associatiebesluit. Mocht het besluit niet of later in werking treden dan zal in de tussenliggende periode sprake zijn van een beperkte hogere besparing bij beide zelfstandige bestuursorganen, omdat het aantal uitkeringen in die periode lager zal zijn dan wanneer het Associatiebesluit van kracht is.

De leden van de SP vragen of de regering de bezuiniging vindt opwegen tegen de nadelen van het wetsvoorstel. De financiële zijde is slechts één van de vele aspecten die de regering heeft meegewogen in haar afweging. Een ander minstens zo belangrijk aspect is het realiseren van de beleidsdoelstellingen. De regering is van mening dat een verdrag moet kunnen worden aangepast aan veranderingen in het stelsel van een van de verdragspartijen. De socialezekerheidsstelsels zijn immers mede bepalend voor de inhoud van het verdrag. Verdragen moeten ontwikkelingen in de stelsels van de verdragspartijen kunnen volgen. Wanneer een verdragspartner dit niet onderkent en die verdragspartner niet bereid is tot afspraken over aanpassing van het verdrag doet zich de vraag voor in hoeverre dit verdrag nog dient te worden voortgezet. De regering heeft, zoals hiervoor in deze nota reeds beschreven, de voor- en nadelen afgewogen en geconcludeerd de opzeggingwet bij het parlement in te dienen.

Leden van de SP-fractie vragen om de financiële voordelen en nadelen naast elkaar te zetten. Dit is weergegeven in onderstaand overzicht exclusief de uitvoeringskosten. Het is een schatting van de besparingen. De besparingen nemen jaarlijks toe doordat de huidige uitkeringsgerechtigden uitstromen. Het structurele niveau wordt bereikt wanneer alle huidige uitkeringsgerechtigden zijn uitgestroomd. Voor een goede vergelijking is uitgegaan van het huidige volume in de regelingen. Als het Associatiebesluit in werking treedt zijn er geen besparingen Anw, WIA, en AOW-aanvulling voor alleenstaanden. In deze tabel is de uitspraak van de CRvB omtrent de toepassing woonlandbeginsel van 12 december 2014 verwerkt, terwijl dat in de MvT niet het geval was. De eerste tabel geeft de besparingen weer zolang het associatiebesluit nog niet in werking is getreden. De tweede tabel geeft de besparingen weer zodra het associatiebesluit in werking is getreden. De besparing voor het beëindigen van de werelddekking in de Zvw kan worden gerealiseerd nadat de Zvw is gewijzigd. Dit wetsvoorstel is in voorbereiding. In de tabel wordt uitgegaan van besparingen in verband met beëindiging werelddekking per 1 januari 2017. De extra kosten als gevolg van het vervallen van de handhaving voor de controle op de rechtmatigheid van geëxporteerde uitkering zijn afhankelijk van de medewerking vanuit Marokko na beëindiging van het verdrag.

Besparingen door opzegging verdrag (x € mln)

Zonder associatiebesluit

2016

2017

Structureel

Stopzetten nieuwe export AKW en WKB

0,9

1,6

4,5

Beëindigen werelddekking in Zvw

0,0

5,0

5,0

Beëindigen medische zorg bijdrage nieuwe verdragsgerechtigden

0,8

1,6

9,1

Extra kosten remigratiewet

– 0,1

– 0,1

– 0,5

Stopzetten nieuwe export Anw, WIA, TW en AOW aanvulling alleenstaanden1

1,4

2,9

22,6

Vervallen rechtshandhaving Participatiewet

– 1,0

– 1,0

– 1,0

Vervallen handhaving controle rechtmatigheid uitkeringen

– 0,2

– 0,2

– 0,2

Totale besparing

1,8

9,8

39,5

       

Met associatiebesluit

2016

2017

Structureel

Stopzetten nieuwe export AKW en WKB

0,9

1,6

4,5

Beëindigen werelddekking in Zvw

0,0

5,0

5,0

Beëindigen medische zorg bijdrage nieuwe verdragsgerechtigden

0,8

1,6

9,1

Extra kosten remigratiewet

2

2

2

Stopzetten nieuwe export Anw, WIA, TW en AOW aanvulling alleenstaanden3

0,0

0,0

0,1

Vervallen rechtshandhaving Participatiewet

-1,0

-1,0

-1,0

Vervallen handhaving controle rechtmatigheid uitkeringen

-0,2

-0,2

-0,2

Totale besparing

0,5

7,0

17,5

X Noot
1

De besparingen TW door het opzeggen van het verdrag zijn alleen op grond van de WIA. De toeslag die wordt ontvangen op grond van de WAO en de WAZ vervallen niet door het opzeggen van het verdrag, maar doordat beiden aflopende regelingen zijn.

X Noot
2

De extra kosten voor de remigratiewet vervallen grotendeels zodra het associatiebesluit in werking treedt, doordat de WIA, Anw en de AOW aanvulling voor alleenstaanden doorbetaald worden (uitgaande van het conceptbesluit).

X Noot
3

Alleen de besparing op de TW wordt wel behaald indien het associatiebesluit in werking treedt.

Leden van de D66-fractie hebben gevraagd om voor de periode 2015–2019 uiteen te zetten hoe hoog het bedrag is per uitkering die wordt geëxporteerd naar Marokko voor de situatie waarin het verdrag wordt opgezegd zowel als voor de situatie waarin het verdrag niet wordt opgezegd. Dit is geraamd en u kunt de bedragen in onderstaande tabellen vinden. In deze raming is geen rekening gehouden met het EU-associatiebesluit.

De uitkeringsbedragen zijn berekend met behulp van realisatiedata van de SVB, het UWV en de Belastingdienst. Er is bij de AOW rekening gehouden met de afschaffing van de partnertoeslag voor nieuwe uitkeringen vanaf 1 januari 2015 en dat nieuwe uitkeringsgerechtigden recht hebben op maximaal de hoogte van het gehuwdenpensioen na beëindiging van het verdrag. Daarnaast is rekening gehouden met de uitspraak van de CRvB van 12 december 2014 over de AKW. De bestaande uitkeringen AKW continueren tot het recht daarop niet meer aanwezig is. Tevens wordt de woonlandfactor niet meer toegepast op uitkeringen AKW, Anw en WGA-vervolg naar Marokko, maar nog wel op de Wkb. Voor alle uitkeringen is rekening gehouden met volledige eerbiedigende werking. Tot slot is er rekening gehouden met geleidelijke in- en uitstroompatronen indien het verdrag niet wordt opgezegd.

Uitkeringsbedrag indien verdrag wordt opgezegd (x € mln)
 

2015

2016

2017

2018

2019

AKW

3,3

3,1

2,9

2,8

2,6

WKB

1,2

0,5

0,0

0,0

0,0

WIA

1,2

1,1

1,1

1,0

0,9

Anw

13,8

12,7

11,5

10,4

9,3

AOW

68,3

67,0

65,5

64,1

62,7

WAO

10,0

9,1

8,3

7,5

6,8

WAZ

0,1

0,1

0,1

0,1

0,0

TW

1,6

1,5

1,4

1,2

1,1

Uitkeringsbedrag Indien verdrag niet wordt opgezegd (x € mln)
 

2015

2016

2017

2018

2019

AKW

3,3

3,3

3,3

3,3

3,3

WKB

1,2

1,2

1,2

1,2

1,2

WIA

1,2

1,3

1,4

1,5

1,6

Anw

13,8

13,7

13,6

13,4

13,3

AOW

68,3

67,1

66,0

64,8

63,7

WAO

10,0

9,1

8,3

7,5

6,8

WAZ

0,1

0,1

0,1

0,1

0,0

TW

1,6

1,5

1,4

1,3

1,2

Leden van de D66-fractie vragen in hoeverre rekening is gehouden in de geraamde besparingen met het gedragseffect dat mensen bij beëindiging van het verdrag niet meer zouden verhuizen. In de berekeningen van de besparingen is hier geen rekening mee gehouden.

9. Ontvangen commentaren

De leden van de SP-fractie vragen wat de reactie van de regering is op de stelling van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat het intrekken van het verdrag de diplomatieke betrekkingen met Marokko zal verstoren. De SVB heeft in haar uitvoeringstoets beschreven welke mogelijke effecten opzegging kan hebben. Daarbij is aangegeven dat de SVB, dankzij de verdragsrechtelijke basis die er nu is, vermogensonderzoeken in het kader van de Participatiewet kan uitvoeren. Als deze juridische basis wegvalt, zullen de Marokkaanse autoriteiten naar alle waarschijnlijkheid niet langer hun medewerking verlenen waardoor controles (nagenoeg) onmogelijk worden. Een dergelijke situatie heeft zich in 2001 voorgedaan toen de toenmalige attaché startte met Participatiewet-onderzoeken zonder de verdragsrechtelijke basis. Dit heeft geleid tot een diplomatiek conflict tussen Marokko en Nederland. Het ligt dan ook niet voor de hand dat Marokko thans wel de Participatiewet-onderzoeken zal gedogen na opzegging van het verdrag.

De leden van de SP-fractie vragen naar het aantal volwassenen en kinderen waar het wetsvoorstel gevolgen voor heeft. Uitgaande van het opzeggen van het bilaterale verdrag per 1 januari 2016 zijn er gevolgen voor klanten die vanaf die datum recht hebben. Op basis van gegevens van de SVB kan daarvoor de volgende inschatting gemaakt worden voor AOW, Anw en AKW:

  • Het AOW-pensioen van alleenstaanden (70%), die vanaf 1 januari 2016 naar Marokko gaan, wordt omgezet in een gehuwden-AOW (50%). In 2016 heeft dit gevolgen voor naar schatting 600 alleenstaande AOW’ers; na 2016 loopt dit aantal jaarlijks met circa 600 alleenstaande AOW’ers op.

  • Voor gehuwde AOW’ers die nog een partnertoeslag ontvangen, vervalt deze bij verhuizing naar Marokko. In 2016 heeft dit gevolgen voor naar schatting 40 AOW’ers met partnertoeslag. Op termijn loopt dit jaarlijkse aantal af naar nul, doordat de partnertoeslag volledig is afgeschaft voor nieuwe gevallen.

  • De Anw is niet langer exporteerbaar voor nabestaanden die vanaf 1 januari 2016 naar Marokko terugkeren en evenmin voor de in Marokko wonende echtgenoten waarvan de partner na opzegging verdrag in Nederland overlijdt. In 2016 heeft dit gevolgen voor naar schatting 40 nabestaanden en dit aantal loopt jaarlijks met 40 op.

  • De AKW en het kindgebonden budget (Wkb) zijn niet langer exporteerbaar voor kinderen die vanaf 1 januari 2016 in Marokko gaan wonen, tenzij de verzekerde werkzaamheden in het algemeen belang verricht. Dit heeft gevolgen voor jaarlijks circa 200 kinderen wat betreft de AKW aangezien de bestaande uitkeringen eerbiedigd worden. Voor de WKB heeft dit gevolgen voor circa 1200 uitkeringsgerechtigden en dit omvat circa 2500 kinderen.

Inwerkingtreding van het Associatiebesluit heeft invloed op de bovenstaande aantallen. Voor de AOW heeft dit tot gevolg dat het alleenstaandenpensioen na de inwerkingtreding van het Associatiebesluit geëxporteerd dient te worden en dat de partnertoeslag AOW, voor zover toegekend voor 1 januari 2015, ook exporteerbaar is. Aangezien de Anw dan exporteerbaar blijft, vallen de gevolgen voor deze rechthebbenden weg. De AKW en WKB zijn ook onder het Associatiebesluit niet langer exporteerbaar, de hierboven beschreven gevolgen blijven dan ook bestaan.

Voor de wetten die worden uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) geldt het volgende. Na de effectuering van de opzegging van het verdrag met Marokko kunnen geen uitkeringen op grond van de ZW, WAO, WAZ, WIA, WAZO en TW meer worden meegenomen bij verhuizen naar Marokko of worden toegekend bij wonen in Marokko. Er wordt dan immers niet meer voldaan aan de in de materiewetten opgenomen bepaling dat export van uitkeringen mogelijk is als dit is geregeld in een verdrag met het (nieuwe) woonland. Het is denkbaar dat dit tot gevolg heeft dat gerechtigden hun gedrag hierop zullen aanpassen en een voornemen om naar Marokko te remigreren niet effectueren. De trend van de laatste jaren is overigens dat het WAO bestand van in Marokko wonende gerechtigden gestaag afneemt, vooral als gevolg van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (2013: 888 lopende gevallen) en de nieuwe instroom vanuit de WIA laag is (2013: 71 lopende gevallen). Na inwerkingtreding van het Associatiebesluit EU – Marokko moeten de arbeidsongeschiktheidsuitkeringenweer geëxporteerd worden naar Marokko. De export Wajong is niet afhankelijk van een verdrag, maar van toepassing van de (strikte) hardheidsclausule in de Wajong zelf. Het opzeggen van het verdrag heeft hier dus geen invloed op.

De leden van de SP-fractie vragen een reactie van de regering op de stelling van het UWV dat het in de praktijk onmogelijk zal worden om medische keuringen te verrichten in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetgeving. Tevens vragen deze leden zich af welke gevolgen dat heeft voor de rechtmatigheid van de uitkering. Na opzegging van het verdrag vervalt de mogelijkheid om medische keuringen te laten uitvoeren door of in samenwerking met de Marokkaanse autoriteiten. Medische controles kunnen dan alleen verricht worden door klanten op te roepen naar Nederland te komen. Het oproepen naar Nederland lukt echter lang niet altijd vanwege het niet reisvaardig zijn als gevolg van ziekte. De verzekeringsartsen van het UWV zijn niet bevoegd om in Marokko zelfstandig medische onderzoeken te verrichten. Omdat in voorkomende gevallen een wijziging kan optreden in de mate van arbeidsongeschiktheid, neemt de onzekerheid over de rechtmatigheid toe.

10. Overig

De leden van de D66-fractie vragen of de regering in onderhandeling is met andere landen om het woonlandbeginsel of het stopzetten van de werelddekking in de Zorgverzekeringswet (Zvw) mogelijk te maken. De genoemde leden vragen de regering hoe deze onderhandelingen verlopen en of er voornemens zijn om andere verdragen om deze reden op te zeggen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeveel verdragen met andere landen momenteel nog geen rekening wordt gehouden met het woonlandbeginsel. Tevens vragen deze leden of de regering kan ingaan op de stand van zaken over de onderhandelingen met de betreffende landen.

De regering herinnert eraan dat er reeds onderhandelingen worden gevoerd met andere landen voor het aanpassen van bilaterale sociale zekerheidsverdragen voor het stopzetten van de export van kinderbijslag en kindgebonden budget en – waar van toepassing – het beëindigen van de werelddekking in de Zorgverzekeringswet in landen buiten de Europese Unie, Europese Economische Ruimte en Zwitserland. Daarover is uw Kamer geïnformeerd bij brief van 28 juni 20138. Bij de totstandkoming van de Wet woonlandbeginsel was de regering ervan overtuigd dat aanpassing van sociale zekerheidsverdragen niet nodig zou zijn. Het woonlandbeginsel werd zonder aanpassing van sociale zekerheidsverdragen toegepast. Zoals eerder in deze nota aangeven zijn nadien diverse gerechtelijke uitspraken gedaan waaruit blijkt dat het woonlandbeginsel in een aantal gevallen niet kan worden toegepast. In de brief van 3 juni 20149 is aan uw Kamer gemeld dat de SVB in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid doende was om per verdragsland te bezien wat de gevolgen van de uitspraken van de CRvB over de Turkse10 en Marokkaanse11 zaken zijn voor de toepassing van het woonlandbeginsel op Anw-uitkeringen. Hierbij is ook de uitspraak van de CRvB van 12 december 201412 inzake de AKW betrokken. Op basis van deze analyse is duidelijk geworden dat het woonlandbeginsel voor de AKW niet meer kan worden toegepast voor landen met een verdragsbepaling die gelijk of strenger is dan de verdragsbepaling met Marokko, te weten Israël, Suriname en Zuid-Korea. Tevens is vastgesteld dat het bilaterale socialezekerheidsverdrag in de weg staat aan de toepassing van het woonlandbeginsel op de Anw en WGA-vervolguitkeringen op gerechtigden die wonen in Turkije, Bosnië-Herzegovina, Canada/Québec, India, Kosovo, Montenegro, Servië, Australië, Chili, Israël, Macedonië, Nieuw-Zeeland, Suriname en Zuid-Korea. De bilaterale verdragen met deze landen kennen namelijk een verdragsbepaling die gelijk of strenger is dan artikel 5 van het verdrag met Marokko. Voor landen waar het bilaterale socialezekerheidsverdrag in de weg staat aan de toepassing van het woonlandbeginsel, zet het kabinet in op de aanpassing van deze verdragen. Het wijzigen van een verdrag duurt in de regel enkele jaren. Deze onderhandelingen worden op basis van de analyse van de uitspraak van december 2014 opgestart en zijn dan ook nog niet afgerond. In het geval van Turkije staat het EU-Associatieraadsbesluit in de weg aan de toepassing van het woonlandbeginsel ten aanzien van de Anw en WGA-vervolguitkering; aanpassing van het bilaterale socialezekerheidsverdrag is daarom niet zinvol.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Zie tevens Kamerstukken 2014–15, 32 878, nr. 17.

X Noot
2

Kamerstuk II, 2012–13, 33 400 XV, nr. 75.

X Noot
3

Kamerstuk II, 2013–14, 26 448, nr. 517.

X Noot
4

Kamerstuk II, 2013–14, 26 448, nr. 515.

X Noot
5

Kamerstuk II, 2013–14, 26 448, nr. 522.

X Noot
6

Uitkering op grond van Algemene Ouderdomswet (AOW), Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Wet op de Arbeidsongeschiktheid (WAO), Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) of de Anw.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2013–14, 26 448, nr. 517.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2012–13, 33 400 XV, nr. 109.

X Noot
9

Kamerstukken II, 2013–14, 26 448, nr. 517.

X Noot
10

CRvB 21 maart 2014.

X Noot
11

CRvB 9 mei 2014.

X Noot
12

Kamerstukken 2014–15, 32 878, nr. 17.

Naar boven