Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2014
Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) reageer
ik op de door het lid Graus ingediende amendementen (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 44) en (Kamerstuk 34 000 B, nr. 6). Deze amendementen beogen het budget voor het Nederlands Bureau voor Toerisme en
Congressen (NBTC) met in totaal € 5 mln te verhogen.
Zoals aangegeven in de recente voortgangsrapportage gastvrijheidseconomie (Kamerstuk
26 419 nr. 58), heeft het NBTC in oktober 2013 het Toekomstperspectief Destinatie Holland 2025
gepresenteerd. Dit schetst de marktontwikkelingen voor het internationaal toerisme
naar Nederland tot 2025 en geeft inzicht in het groeiperspectief dat Nederland zou
kunnen realiseren.
Het NBTC Holland Marketing werkt momenteel vanuit dit toekomstperspectief en de reeds
geformuleerde Holland Branding & Marketing Visie aan een meerjarig marketingplan.
Dit meerjarig marketingplan zal de basis zijn voor de toekomstige meerjarenovereenkomst
2016–2019. Dit plan zal medio 2015 aan mij worden voorgelegd. Op dat moment zal ik
bezien hoe de verdere invulling van de meerjarenovereenkomst vorm zal krijgen. Hierbij
is het mijn uitgangspunt de meerjarenovereenkomst binnen het op mijn begroting beschikbare
meerjarenbudget van € 8,45 mln in te passen.
De in het amendement voorgestelde dekking van € 3,159 mln uit beleidsartikel 12 «Een
sterk innovatievermogen» is niet mogelijk omdat het budget voor 2015 reeds volledig
juridisch verplicht en bestuurlijk gebonden is, zoals ik in de beantwoording van de
schriftelijke vraag 103 heb aangegeven (Kamerstuk 34 000 XIII nr. 8). De gelden zijn gereserveerd voor Ruimtevaart, het Innovatiefonds, de subsidieregeling
MKB Innovatiestimulering Topsectoren, de TKI-toeslag en de regelingen die Europese
cofinanciering betreffen zoals Eurostars, Joint Technology Initiatives en Eurekaclusters.
De voorgestelde dekking van € 1,841 mln van het Gemeentefonds van BZK is niet mogelijk
omdat dit middelen van gemeenten betreft waar het kabinet in beginsel geen wijziging
op kan aanbrengen, zonder een vermindering van taken bij gemeenten door te voeren.
Op basis van de genoemde argumenten ontraad ik beide amendementen.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp