34 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015

Nr. 63 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2015

Hierbij informeren wij u over de wijze waarop wij voornemens zijn gevolg te geven aan de moties die uw Kamer heeft aangenomen tijdens de behandeling van de begroting Veiligheid en Justitie 2015.

1. Motie van het lid Gesthuizen c.s. over overleg van het COA met gemeenten en bewoners (Kamerstuk 34 000 VI nr. 23)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat het COA alsnog per direct in goed overleg treedt met de gemeenten en bewoners in kwestie, ervoor te zorgen dat in het vervolg het COA zo snel als mogelijk op heldere en transparante wijze met bewoners en gemeenten communiceert in dit soort situaties;

verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover te berichten.»

Reactie:

Zoals de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens de begrotingsbehandeling in uw Kamer reeds heeft toegezegd zal de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze motie in de Rapportage Vreemdelingenketen 2014 worden opgenomen. Deze zal voor het zomerreces 2015 aan uw Kamer beschikbaar worden gesteld. Overigens vonden op/bij alle COA-locaties bewonersoverleg reeds plaats en bij nieuwe locaties treedt men tijdig in overleg met de omgeving zoals de gemeenten en de bewoners in kwestie.

2. Motie van de leden Dijkhoff (VVD) en Segers (CU) over onderzoek naar de gevolgen van het stopzetten van de pv-vergoeding (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 28)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering, te onderzoeken wat de gevolgen van het stopzetten van de pv-vergoeding zijn voor de afbreuk van de leefbaarheid en het veiligheidsbeleid in gemeenten en de werklast voor de politie, en de Kamer vóór 1 juli 2015 daarover te rapporteren.»

Reactie:

Met de uitvoering van deze motie is inmiddels een start gemaakt. In samenwerking met het WODC wordt een onderzoek voorbereid. De uitkomsten van het onderzoek worden vóór 1 juli 2015 gerapporteerd aan uw Kamer.

3. Motie van de leden Dijkhoff (VVD) en Van Nispen (SP) over een prejudiciële procedure in strafzaken (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 29)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering, te onderzoeken of de prejudiciële vraag in de strafrechtprocedure kan worden ingevoerd.»

Reactie:

Dit jaar zal het onderzoek naar de ervaringen met de mogelijkheid van prejudiciële vragen in het civiel recht worden uitgevoerd. Mede op basis van dit onderzoek zal worden bekeken of er aanleiding is voor introductie van dit instrument in het strafrecht.

4. Motie van het lid Oskam (CDA) over financiering van de interventie «Alleen jij bepaalt wie je bent» (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 36)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering, te voorzien in structurele financiering van de interventie «Alleen jij bepaalt wie je bent».»

Reactie:

In zekere zin is deze motie te zien als ondersteuning van bestaand beleid. De inzet is om het gevraagde te blijven doen. Er wordt op dit moment een onderzoek gedaan naar de in de motie genoemde interventie. Op basis daarvan zal de Minister van Veiligheid en Justitie een besluit nemen over de in motie genoemde «langdurige financiering» van deze interventie, samen met externe partijen.Er wordt op dit moment een onderzoek gedaan naar de in de motie genoemde interventie. Op basis daarvan zullen wij een besluit nemen over langdurige financiering van deze interventie, samen met externe partijen.

5. Motie van het lid Marcouch (PvdA) over een Jihadisme Interventie Team (Kamerstuk 34 000-VI, nr. 38)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering, in een van de grote gemeenten naar het voorbeeld van het Preventief Interventie Team een «Jihadisme Interventie Team» op te zetten en daarbij ook deskundigen te betrekken die zelf in aanraking zijn geweest met radicalisering en zich daaraan ontworsteld hebben.»

Reactie:

Gemeenten worden ondersteund bij de ontwikkeling van een integrale aanpak voor radicale personen en risicobuurten. Met de meest betrokken gemeenten wordt gewerkt aan het versterken van de lokale aanpak om radicalisering tegen te gaan. Radicalisering wordt zo gericht mogelijk aangepakt met nadrukkelijke aandacht voor inzet in wijken en scholen waar radicalisering het grootst is. Onderdeel van deze aanpak is een uitbreiding van de reeds bestaande casusaanpak voor geradicaliseerde jongeren, waarbij ook het sociale netwerk waar radicaliserende jongeren deel van uitmaken wordt betrokken. De inzet van een interventieteam kan deze aanpak versterken en daarom wordt hierover momenteel met de betrokken gemeenten gesproken.

6. Motie van de leden Schouw (D66) en Oosenbrug (PvdA) over de bescherming van de privacy van burgers in Nederland (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 50)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering, in 2015 een onderzoek te laten uitvoeren naar de positie van Nederland met betrekking tot de bescherming van de privacy van de burgers in objectieve vergelijking tot andere landen binnen de Europese Unie.»

Reactie:

Wij zijn bezig de mogelijkheden te bezien om dit onderzoek te laten uitvoeren op een wijze en op grond van indicatoren die op een zo groot mogelijk draagvlak kunnen rekenen. Wij gaan ervan uit dat het onderzoek een aanvang kan nemen in het eerste kwartaal van 2015.

7. Motie van de leden Segers (CU) en Van der Staaij (SGP) over de verschillen in prostitutiebeleid van landen in Noordwest-Europa (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 53)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering om, een wetenschappelijke vergelijking van de verschillen in prostitutiebeleid van landen in Noordwest-Europa en het effect op de omvang van mensenhandel in de betreffende landen.»

Reactie:

De onderzoeksopdracht die hieruit voortvloeit wordt thans besproken met het WODC en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Doel van dit overleg is om te komen tot een onderzoeksvoorstel dat recht doet aan de gewenste wetenschappelijke vergelijking. Voor een dergelijk onderzoek zijn vergelijkbare internationale cijfers van zichtbare en onzichtbare mensenhandel nodig, een beter zicht op de aard en omvang van de prostitutiesector en zicht op andere factoren in verschillende landen die van invloed zijn op het voorkomen van mensenhandel in een land. Zowel de Nationaal Rapporteur en het WODC concludeerden in 2013 dat het destijds niet mogelijk was om de relatie tussen legalisering van prostitutie en het bestaan van mensenhandel op basis van een wetenschappelijke vergelijking mee te nemen in de nulmeting Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Wrp). Over de uitkomsten van deze nulmeting informeert de Ministerie van Veiligheid en Justitie uw Kamer vóór 1 april 2015. In de nulmeting wordt ingegaan op de aard en omvang van de prostitutiebranche. Deze uitkomsten zijn derhalve van belang voor het opstellen van het onderzoeksvoorstel. De Minister van Veiligheid en Justitie verwacht dat het onderzoek in de zomer kan worden gestart.

8. Motie van de leden Segers (CU) en Dijkhoff (VVD) over een kenniscentrum over geweld tegen professionele en vrijwillige hulpverleners (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 54)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering, in overleg te treden met de Stichting Hulp voor Hulpverleners over het opzetten van een kenniscentrum dat geweld tegen professionele en vrijwillige hulpverleners signaleert en een vraagbaak voor werkgevers en de betrokken hulpverleners kan zijn.»

Reactie:

De Minister van Veiligheid en Justitie ziet deze motie als ondersteuning van het huidige beleid om werkgevers en werknemers met een publieke taak te ondersteunen bij het voorkomen, beperken en afhandelen van agressie en geweld, zoals nu ook via het – onder het Ministerie van BZK ressorterende – Expertisecentrum Veilige Publieke Taak gebeurt. In de motie van de leden Segers (CU) en Dijkhoff (VVD) wordt verzocht in overleg te treden met de Stichting Hulp voor Hulpverleners over een kenniscentrum voor geweld tegen professionele en vrijwillige hulpverleners. Dit overleg is onverwijld gepland en heeft op 29 januari 2015 plaatsgevonden. Tijdens voornoemd overleg is afgesproken dat er in maart 2015 een rondetafelbijeenkomst gehouden wordt, waar de Stichting Hulp voor Hulpverleners en de verschillende VPT-werkgevers de mogelijke toegevoegde waarde van een kenniscentrum en de eventuele financiering zullen bespreken.

9. Motie van de leden Van der Staaij (SGP) en Segers (CU) over evaluatie van de beleidsvisie «Vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing» (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 57)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering om, in samenspraak met de maatschappelijke organisaties die bij dit vrijwilligerswerk betrokken zijn, te komen tot een evaluatie van deze beleidsvisie en daarbij te bezien of een actualisering aangewezen is van de beleidsvisie en de daarbij behorende grondslagen voor subsidietoekenning (binnen de grenzen van het huidige budget), waarbij uitgangspunt is dat de financiële zelfredzaamheid en de daadwerkelijke maatschappelijke verworteling van vrijwilligersorganisaties verder wordt gestimuleerd.»

Reactie:

Zoals Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tijdens de begrotingsbehandeling al heeft aangegeven, zien wij deze motie als ondersteuning van beleid. Net als het geval was bij de totstandkoming van de beleidsvisie in 2010, is de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voornemens bij de evaluatie de vertegenwoordigers van de vrijwilligersorganisaties en andere betrokken organisaties goed te betrekken. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verwacht uw Kamer voor de zomer van 2015 te kunnen berichten over de uitkomsten van de evaluatie.

10. Motie van het lid Berndsen-Jansen c.s. over een meer prominente plek voor innovatie (Kamerstuk 29 628, nr. 481);

Dictum (motie):

«verzoekt de regering om, innovatie bij de politie een meer prominente plek te geven.»

Reactie:

Zoals gezegd tijdens het Wetgevingsoverleg over de politiebegroting beschouwt de Minister van Veiligheid en Justitie deze motie als een ondersteuning van het beleid (Kamerstuk 29 628, nr. 490). Innovatie is en blijft van groot belang en heeft daarom een belangrijke plaats binnen de Nationale Politie. Sinds de vorming van de Nationale Politie is extra aandacht besteed om het innovatiebeleid ook op korpsniveau verder te ontwikkelen.

Zo is innovatie als belangrijke speerpunt opgenomen in het inrichtingsplan en is er een afdeling kennis en innovatie opgenomen in de formatie van de Staf Korpsleiding die het innovatieproces coördineert. Er zijn procedures ontwikkeld en budget (2 miljoen euro) vrijgemaakt om innovatie te bevorderen met een extra accent op het breed toepassen van geslaagde innovatieprojecten binnen de gehele Nationale Politie.

Ook de medezeggenschap is betrokken bij het innovatieproces. Er is een strategie ontwikkeld, «Innoveren met passie voor de professie », waarin wordt aangegeven op welke wijze er wordt geïnnoveerd, wat de spelregels zijn en welke actoren een rol hebben.

11. Motie van het lid Oskam c.s. over voldoen aan de wettelijke norm voor het aantal wijkagenten (Kamerstuk 29 628, nr. 483)

Dictum (motie):

«verzoekt de regering, in de eerste helft van 2015 te voldoen aan deze wettelijke norm en bij de informatie aan de Kamer over de ontwikkeling van de politiesterkte de mogelijke afwijkingen van het inrichtingsplan rond het aantal wijkagenten in de basisteams expliciet te betrekken.»

Reactie:

Afgelopen december zijn, nadat hierover overeenstemming met de Centrale Ondernemingsraad was bereikt, de vacatures voor wijkagenten opengesteld. Het gaat om vacatures in de eenheden Noord-Holland, Oost-Nederland en Zeeland-West-Brabant. In deze eenheden zijn de meeste vacatures. Met deze belangrijke stap verwacht de Minister van Veiligheid en Justitie in de zomer voldoende wijkagenten per eenheid te hebben.

12. Motie van het lid Berndsen-Jansen over een financiële bijdrage aan Interpol voor de strijd tegen kinderporno en kindersekstoerisme (Kamerstuk 29 628, nr. 482).

Dictum (motie):

«verzoekt de regering, een financiële bijdrage aan Interpol te leveren voor de volgende projecten in de strijd tegen kinderporno en kindersekstoerisme:

  • analyse en ontwikkeling van training en opleiding op het gebied van slachtofferidentificatie;

  • ontwikkeling van training en opleiding tegen transnationaal kindermisbruik;

  • ontwikkeling van een Internationale verklaring omtrent het gedrag;

  • ontwikkeling van een campagne voor het gebruik van internationale alertering van misbruikers;

verzoekt de regering tevens, de precieze uitwerking hiervan aan de Kamer mee te delen voor het einde van dit jaar.»

Reactie:

Deze motie is uitgevoerd zoals uiteengezet in de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 18 december 2014 (Kamerstuk 29 628, nr. 500).

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven