34 000 J Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2015

Nr. 6 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 november 2014

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 16 oktober 2014 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu. Bij brief van 11 november 2014 ze door de Minister van Infrastructuur en Milieu beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

De griffier van de commissie, Sneep

Vraag 1

Waaruit blijkt dat er integraal gefinancierd wordt nu waterkwaliteit is opgenomen in het Deltafonds?

Antwoord 1

Door integratie van waterkwaliteit met waterveiligheid en zoetwater in het Deltafonds kunnen de opgaven gemakkelijker binnen het fonds integraal gefinancierd worden. Het Besluit beheer Haringvlietsluizen is een voorbeeld van een integraal project, dat zowel vanuit waterkwaliteit als vanuit zoetwater integraal gefinancierd wordt.

Vraag 2

Welke gevolgen heeft de integrale financiering van projecten waarin waterkwaliteit een rol speelt voor de financiering van andere projecten?

Antwoord 2

In beginsel heeft de integrale financiering van projecten, waarin waterkwaliteit een rol speelt, geen consequenties voor de financiering van andere projecten. De projecten op het gebied van waterkwaliteit worden met ingang van deze begroting verantwoord op artikel 7 van het Deltafonds, de projecten op het gebied van waterveiligheid op artikel 1 en de projecten op het gebied van zoetwatervoorziening op artikel 2. Doordat waterkwaliteit is opgenomen in het Deltafonds wordt zo de transparantie van de uitgaven binnen het waterdomein vergroot.

Vraag 3

Kan worden aangegeven welke andere opgaven niet meer worden gerealiseerd, doordat er binnen andere budgetten dan die voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening dekking is gevonden voor de opgave van de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water ten aanzien van artikel 7 van het Deltafonds?

Antwoord 3

Dekking voor de uitvoering van de KRW leidt er niet toe dat andere opgaven niet meer gerealiseerd worden. Het grootste deel (€ 314,2 mln.) wordt gedekt door de extrapolatie van het budget «Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren». Daarnaast worden de ontvangsten vanuit de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren ingezet (totaal € 56 mln.) en vrijval vanuit Beheer en Onderhoud hoofdwatersysteem. Ook voor deze middelen geldt dat dit niet ten koste gaat van andere opgaven. De ontvangsten waren nog niet aan een specifieke uitgave gekoppeld.

De verlaging van de structurele budgetten voor bodemsanering van € 4,9 mln. per jaar met ingang van 2019 zal worden ingepast binnen het programma Bodemsanering. Momenteel worden daarover afspraken gemaakt met de decentrale overheden en het bedrijfsleven.

Vraag 4

Voor welk jaar worden de budgetten bodemsanering op artikel 13.04 (vanaf 2019 tot en met 2027) ingezet? Is dit in het licht van de eerdere afroming van deze budgetten van € 50,3 mln. verantwoord? Kunt u dit toelichten?

Antwoord 4

Deze budgetten worden, naast andere budgetten, ingezet voor de dekking van de resterende opgave waterkwaliteit vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water vanaf 2019 tot en met 2027. De verlaging van de structurele budgetten voor bodemsanering van € 4,9 mln. per jaar met ingang van 2019, zal worden ingepast binnen het programma bodemsanering. Momenteel worden daarover afspraken gemaakt met de decentrale overheden en het bedrijfsleven.

Vraag 5

Is het gangbaar om ontvangsten vanaf 2014 tot en met 2027 in te zetten?

Antwoord 5

De begroting van het Deltafonds kent een looptijd tot en met 2028. Dit betekent dat geraamde ontvangsten voor deze periode kunnen worden opgenomen in de begroting. Specifiek voor de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater (WVO) geldt dat hier structurele ontvangsten uit volgen. Een deel van de ontvangsten die hieruit volgen worden aan de begroting van het Deltafonds toegevoegd, deze ontvangsten zijn geraamd tot en met 2028 en opgenomen in de begroting van het Deltafonds. Middels de voorliggende begroting wordt voorgesteld deze geraamde ontvangsten voor de periode 2014–2027 in te zetten voor het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren.

Vraag 6

Gaat de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater op in de Omgevingswet? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

De Wet Verontreiniging Oppervlaktewater is op 22 december 2009 met 7 andere wetten (of delen ervan) opgegaan in de Waterwet. De Waterwet gaat voor een groot deel op in de Omgevingswet. De inwerkingtreding van de Omgevingswet is voorzien in 2018.

Vraag 7

Wat zijn de «nog te verrichten werkzaamheden agentschap RWS BenO nat»? Waarom valt dit vrij?

Antwoord 7

Indien werkzaamheden in het kader van beheer en onderhoud later worden uitgevoerd dan eerder was voorzien, worden de middelen die hiervoor beschikbaar zijn aan het einde van het boekjaar op de balans van RWS verantwoord onder de post nog te verrichten werkzaamheden. Wanneer de werkzaamheden later worden verricht, worden deze betaald uit deze balanspost.

Bij de analyse van de balanspost is gebleken dat een bedrag van € 59,7 mln. niet meer zal leiden tot betalingen voor Beheer en Onderhoud werkzaamheden. Deze middelen vallen vrij. Ik heb besloten deze middelen in te zetten ter dekking van de resterende opgave vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water voor de tweede en derde tranche.

Vraag 8

Waarom staat er bij Maaswerken bij «Start realisatie» «niet van toepassing»? Is dit wel of geen mijlpaal in 2015?

Antwoord 8

Er staat bij Maaswerken bij «Start realisatie» niet van toepassing, omdat het project Maaswerken in 2015 geen nieuwe projecten start.

Vraag 9

Waarom wordt voor nadere toelichtingen over de stand van zaken voor de lopende programma’s verwezen naar de toelichting op de productartikelen, de voortgangrapportages en het MIRT Projectenboek 2015? Kan in de komende jaren dit soort informatie worden opgenomen in het Deltafonds, zodat het op zichzelf staand leesbaar en werkbaar wordt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

De opzet en inhoud van de rijksbegrotingen is vastgelegd in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Sinds de begroting van 2012 is deze gebaseerd op de systematiek van «Verantwoord Begroten». Deze begrotingssystematiek gaat ervan uit dat begrotingen in de kern financiële documenten zijn. De begrotingen bevatten daarom alleen in beperkte mate beleidsinformatie en verwijzen waar mogelijk naar achterliggende beleidsdocumenten of achtergrondstukken. Op deze manier worden dubbelingen voorkomen en blijven de begrotingen compact en in de kern financiële documenten.

Vraag 10

Waar is de vrije ruimte van het Deltafonds te vinden? Hoeveel bedraagt die vrije ruimte?

Antwoord 10

De vrije ruimte van het Deltafonds is te vinden op artikel 5.03 Investeringsruimte. De programmaruimte bedraagt € 0,66 mld tot en met 2028. Binnen deze programmaruimte is voor een betekenisvolle start van de opgaven van waterveiligheid en zoetwater een voorlopige reservering van circa € 200 mln. gemaakt voor de rijksbijdragen aan de meerkosten van rivierverruiming en een reservering van circa € 150 mln. voor rijksbijdragen aan zoetwatermaatregelen. De resterende programmaruimte binnen het Deltafonds is bestemd voor het kunnen opvangen van risico’s en voor het starten van verkenningen en planuitwerkingen. Daarnaast is er tot en met 2028 een beleidsruimte van circa € 275 mln. beschikbaar, waarover de besluitvorming wordt overgelaten aan een volgend kabinet.

Vraag 11

Kunt u aangeven of de uitgaven voor Natuurcompensatie Perkpolder en de Marker Wadden één-op-één aansluiten bij de middelen die daartoe zijn overgemaakt vanaf artikel 12 op begrotingshoofdstuk XII (Ministerie van Infrastructuur en Milieu)?

Antwoord 11

Bij ontwerpbegroting 2015 zijn de middelen voor Natuurcompensatie Perkpolder van Hoofdstuk XII (Artikel 12) naar het Deltafonds (Artikel 7) overgeheveld. Bij Miljoenennota 2014 (pagina 35) waren deze middelen nog opgenomen op Hoofdstuk XII (Artikel 12) voor € 3,238 mln. in 2015. Dit bedrag is één-op-één overgeheveld naar het Deltafonds. Daarnaast is bij ontwerpbegroting 2015 het totale budget voor Natuurcompensatie Perkpolder met € 0,128 mln. opgehoogd als gevolg van indexatie.

De middelen beschikbaar voor Marker Wadden worden verantwoord op het Deltafonds (Artikel 4), hiervoor heeft geen overboeking van Hoofdstuk XII (Artikel 12) naar het Deltafonds plaatsgevonden.

Vraag 12

Kunt u gedetailleerd per investeringsdomein uiteenzetten hoe de korting op de prijsbijstelling tranche 2014 is verwerkt? En hoe deze zich verhoudt tot de korting die voor de terreinen Infrastructuur en Milieu in zijn geheel moet worden gedekt?

Antwoord 12

Als gevolg van de korting op de prijsbijstelling tranche 2014 zijn de projecten en programma’s op zowel het Infrastructuurfonds als het Deltafonds geïndexeerd uit de resterende investeringsruimte bij de modaliteiten. Bij alle IenM-begrotingen is eenzelfde werkwijze gehanteerd waarbij kritisch is bezien bij welke projecten en programma’s indexatie dit jaar noodzakelijk was, bijvoorbeeld vanuit juridische en/of bestuurlijke verplichtingen.

Voor het Deltafonds betekent dit dat in ieder geval de middelen beschikbaar voor Beheer en Onderhoud en Vervanging (evenals Watermanagement en de netwerkgebonden/-overstijgende kosten bij Rijkswaterstaat) volledig zijn geïndexeerd. Daarbovenop zijn alle projecten in realisatie met een juridische verplichting (o.a. Ruimte voor de Rivier, Maaswerken en de realisatieprojecten binnen het programma HWBP-2), alsmede enkele planstudieprojecten waarvoor afspraken over indexatie zijn gemaakt (m.n. Ooijen-Wanssum en de Afsluitdijk) geïndexeerd.

Vraag 13

Wat wordt er bedoeld met «als juridisch verplicht beschouwd» (artikelen 1, 2 en 7)? Zijn deze uitgaven nu wel of niet verplicht? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 13

In lijn met de vereisten uit de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt onder de onder de tabel «Budgettaire gevolgen van de uitvoering» bij elk artikel voor het begrotingsjaar 2015 inzicht gegeven in de budgetflexibiliteit. Hierbij worden, met uitzondering van verkenningen en planuitwerkingen, de budgetten in 2015 als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2015. De reden hiervoor is dat de budgetten voor realisatie, DBFM, bekostiging Rijkswaterstaat en Beheer en Onderhoud voor het grootste deel al in juridische contracten zijn vastgelegd.

Vraag 14

Welke vijf maatregelen uit de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier zullen per 31 december 2015 naar verwachting zijn geschrapt? Welk onderzoek of welke onderzoeken hebben aangetoond dat ze inderdaad niet nodig zijn?

Antwoord 14

De onderstaande vijf maatregelen uit de PKB Ruimte voor de Rivier zijn geschrapt:

  • Obstakelverwijdering Suikerdam en polderkade naar de zandberg; de dijk teruglegging Lent bleek bij de projectbeslissing meer waterstanddaling te bereiken dan in de PKB is opgenomen, waardoor deze maatregel overbodig is geworden (bron: VGR 18 Ruimte voor de Rivier).

  • Kribverlaging Waalbochten; de dijkteruglegging Lent bleek bij de projectbeslissing meer waterstanddaling te bereiken dan in de PKB is opgenomen, waardoor deze maatregel overbodig is geworden (bron: VGR 18 Ruimte voor de Rivier).

  • Kadeverlaging Biesbosch; bij de projectbeslissing voor de ontpoldering Noordwaard is gebleken dat de maatregel kadeverlaging Biesbosch niet nodig is, daar de verwachte opstuwing niet plaatsvond (zie: VGR15 Ruimte voor de Rivier).

  • Dijkverbetering Neder-Rijn/Gelderse Vallei; uit analyse van het (toenmalige) waterschap Vallei en Eem blijkt, dat de dijk voldoende hoog en sterk is en dijkverbetering niet nodig is(bron: VGR14 Ruimte voor de Rivier).

  • Dijkverbetering Lek/Lopiker- en Krimpenerwaard; uit onderzoek door Waterschap Stichtse Rijnlanden bleek dat de dijkvakken voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en derhalve dijkverbetering niet nodig is (bron: VGR 16 Ruimte voor de Rivier).

In de beantwoording van de vragen over de 22e Voortgangsrapportage Ruimte voor de Rivier van 6 november 2013 (TK 33750-XII/2013D41439) ben ik eerder ingegaan op de redenen van het vervallen van de vijf maatregelen.

Jaarlijks wordt een integrale pakkettoets uitgevoerd om vast te stellen of (nog steeds) aan de waterveiligheidsopgave uit de PKB wordt voldaan. Die bevestigt dat, ondanks het schrappen van bovenstaande maatregelen, de waterveiligheidsopgave behaald zal worden.

Vraag 15

Waar hangt het vanaf of er een begin gemaakt zal worden met de aanpassing van de primaire waterkeringen op Vlieland en Terschelling?

Antwoord 15

Alvorens de primaire waterkeringen op Vlieland en Terschelling kunnen worden aangepast, wordt de projectprocedure overeenkomstig de Waterwet doorlopen. De uitkomsten daarvan zijn van invloed op de wijze waarop de primaire waterkeringen aangepast zullen worden.

Vraag 16

Waarom heeft er bij het project Afsluitdijk een verschuiving plaatsgevonden tussen het planuitwerking- en het realisatiebudget?

Antwoord 16

Normaliter worden kosten voor de voorbereiding van de realisatie (bijvoorbeeld contractvoorbereiding) gefinancierd vanuit het realisatiebudget. Bij de Afsluitdijk was dit aanvankelijk ondergebracht bij het budget voor de planuitwerking. De (budget-neutrale) verschuiving van planuitwerking- naar realisatiebudget heeft dus plaatsgevonden om de budgetopbouw voor het project Afsluitdijk te laten aansluiten op de gebruikelijke werkwijze bij projecten.

Vraag 17

Welk bedrag is er vanaf 2015 beschikbaar voor het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma?

Antwoord 17

In de periode 2015–2028 is er voor het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma circa € 3,7 mld. gereserveerd in het Deltafonds. Dat is exclusief de projectgebonden 10% die door de betreffende waterschappen zelf wordt ingebracht; inclusief dit projectgebonden aandeel gaat het om een bedrag van circa € 4,1 mld. Deze reservering is terug te vinden op pagina 85, in bijlage 3 «Overzicht Hoogwaterbeschermingsprogramma» (onder de kop «II.2 Uitgavenbudget/nHWBP« op subtotaalregel Deltafonds vanaf 2015 en latere jaren) van de ontwerpbegroting Deltafonds 2015. Zie voor meer informatie ook de beschrijving van de programmering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma in paragraaf 4.2 van het DP2015 (pagina 94–100) en hoofdstuk 5 (pagina 120–128).

Vraag 18

Wat is de reden dat van 234 kilometer dijken en 375 kunstwerken, drie jaar na de Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen, nog niet bekend is of ze aan de normen voldoen? Wanneer kunnen de resultaten van de onderzoeken hiernaar verwacht worden?

Antwoord 18

In mijn brief van 28 februari 2014 (TK 31 710, nr. 32) heb ik u het resultaat van de verlengde derde landelijke toetsing van de primaire waterkeringen toegezonden. In deze brief heb ik aangegeven dat van de 234 km keringen met de kwalificatie «nader onderzoek» uit de derde landelijke rapportage toetsing primaire waterkeringen er 39 km dijktrajecten overblijven met de kwalificatie «nader onderzoek». Voor wat betreft de genoemde 375 kunstwerken heb ik aangegeven dat na de verlengde derde landelijke toetsing er nog 110 kunstwerken overblijven met de kwalificatie «nader onderzoek».

Met de waterschappen, die het grootste aandeel in de (ongewenste) categorie «nader onderzoek» hebben, is overleg gevoerd over het aanpakken hiervan. De waterschappen richten zich op het zoveel mogelijk compleet maken van hun gegevens en kennis over deze keringen, zodat deze dijken en kunstwerken in de vierde toetsronde (2017–2023) een definitief oordeel kunnen krijgen.

Vraag 19

Welke vijf partijen voeren de meeste onderzoeken uit met het budget voor studiekosten (artikel 1.03) en welk bedrag is hier per partij mee gemoeid?

Antwoord 19

In de periode 2015–2020 is er € 11,8 mln. gereserveerd voor studiekosten waterveiligheid. Van deze € 11,8 mln. is op dit moment € 2,1 mln. gereserveerd voor de ontwikkeling van een nieuw Deltamodel. De ontwikkeling vindt plaats door instituut Deltares. Het overige budget is gereserveerd voor MIRT onderzoeken, maar is nog niet uitbesteed aan externe partijen.

Vraag 20

Zijn de veiligheidsnormen voor regionale waterkeringen al vastgesteld? Waaruit bestaan deze normen? Wat is het bedrag dat is opgenomen voor de toetsing in 2015 en 2016? Is dit bedrag sec voor de toetsing? Wat resteert daarna als investeringsruimte?

Antwoord 20

Ik verwacht de veiligheidsnormen voor regionale waterkeringen die bij het Rijk in beheer zijn de komende maanden te kunnen vaststellen. Voor de regionale waterkeringen die bij waterschappen in beheer zijn, stellen de provincies de normen vast. Bij het bepalen van de normen maak ik gebruik van de door de provincies voor regionale keringen ontwikkelde methodiek. De normen geven de kans op overschrijding van de waterstand die de waterkering nog veilig moet kunnen keren. Voor de uitvoering van de toetsing is in totaal € 3 mln. beschikbaar. Naar verwachting zal dit bedrag geheel worden uitgeput.

Vraag 21

Waarom zijn er op dit moment nog geen geïntegreerde projecten bij de hoofdwatersystemen? Wordt hierover wel met uitvoerders overlegd? En zijn deze er wel bij andere watersystemen?

Antwoord 21

Bij alle projecten wordt gekozen voor een integrale benadering van de verschillende fases van een project via de LCC-methode («life cycle costing»). Via deze methode worden de toekomstige kosten voor aanleg, beheer en onderhoud c.q. instandhouding en/of exploitatie niet alleen inzichtelijk gemaakt, maar ook tegen elkaar afgewogen en budgettair geraamd.

Indien het project groter is dan € 60 mln. wordt er, conform het kabinetsbeleid, ook afgewogen of het voordelig is om de meerdere fases ook in één keer aan te besteden via een DBFM-contract. Nadat ervaring is opgedaan met wegenprojecten met DBFM heeft een gecontroleerde uitbreiding naar natte infrastructurele projecten plaatsgevonden. Inmiddels zijn er twee DBFM projecten in aanbesteding, Keersluis Limmel en Zeetoegang IJmond en staan vervolgprojecten op stapel. Het project Afsluitdijk, onderdeel van het hoofdwatersysteem, zal in 2015 als DBFM project in aanbesteding komen. Bij nieuwe door het Rijk uit te voeren projecten die groter zijn dan € 60 mln. zal deze afweging iedere keer gemaakt worden, ook voor projecten met betrekking op de hoofdwatersystemen. Over de resultaten hiervan wordt uw Kamer via de voortgangsrapportages DBFM(O) geïnformeerd.

Vraag 22

Hoe verhoudt het budget voor de Marker Wadden zich tot de bijdragen van Economische Zaken hieraan, en het totale budget?

Antwoord 22

De ministeries van IenM en EZ dragen ieder € 15 mln. bij (totaal € 30 mln.) aan de eerste fase Marker Wadden. Dit is samengebracht op artikel 4 van het Deltafonds: het experimenteerartikel. In totaal is nu € 50 mln. beschikbaar voor de eerste fase Marker Wadden, waarmee het project van start gaat. Natuurmonumenten zoekt parallel naar aanvullende financiering voor de rest van de eerste fase, onder andere door middel van private financiering en Europese subsidies.

Vraag 23

Zijn de uitgaven voor 2015 binnen artikel 3 nu wel of niet juridisch verplicht?

Antwoord 23

Van de uitgaven 2015 is 90% juridisch verplicht.

Vraag 24

Waaruit wordt de piek van uitgaven aan beheer en onderhoud in 2015 verklaard en waarop is de verwachting gebaseerd dat er veel minder geld naar onderhoud zal gaan in 2019?

Antwoord 24

De uitgaven voor Beheer en Onderhoud en vervanging liggen in 2015 op een hoger niveau, omdat er veel uitgaven verwacht worden voor met name de post vervanging. Dat verklaart de piek. Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige begrotingsperiode is opgenomen, is bestemd voor de werkzaamheden ten behoeve van de stuwen Nederrijn/Lek en Inhaalslag Stroomlijn. De renovatie van de stuwen is in 2019 nagenoeg afgerond en de Inhaalslag Stroomlijn is dan klaar.

Vraag 25

Waarom is het streefcijfer voor informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, laagwater, ijsgang of calamiteuze lozingen in 2014 en 2015 «slechts» 95%, terwijl er grote maatschappelijke gevolgen (kunnen) zijn wanneer de informatievoorziening niet voldoet of niet op tijd is?

Antwoord 25

Ik heb voor de tijdigheid en kwaliteit van de Informatievoorziening voor maatschappelijke vitale processen een prestatieniveau van 95% gekozen.

De ervaring heeft geleerd dat het risico op uitval van de informatievoorziening voor de continuïteit van gebruiksfuncties, inclusief de vitale processen als stormvloedkeringen en scheepvaart met de huidige beschikbare middelen en personele capaciteit, op dit percentage acceptabel is. Dit niveau is zodanig scherp gesteld dat er een verbeteringsprikkel van uitgaat voor de organisatie zonder dat maatschappelijk vitale processen in gevaar komen. De normwaarde van 100% kan alleen tegen zeer hoge kosten over een langere periode worden benaderd.

Wanneer we terugkijken dan zien we dat wanneer de norm niet wordt gehaald, dit overschrijdingen betreft van slechts enkele minuten op de levertermijn om de betrouwbaarheid en kwaliteit van de berichtgeving te vergroten. In geen enkel geval heeft dit consequenties gehad voor de veiligheid met betrekking tot hoogwater, voor de inname van drinkwater en voor de scheepvaart in verband met ijsgang.

Vraag 26

Hoe wilt u ervoor zorgen dat de streefwaarden voor informatievoorziening van 2014 en 2015 gehaald gaan worden, gezien het feit dat de realisatie in 2013 (93%) onder de streefwaarde van 95% ligt?

Antwoord 26

Wanneer we kijken naar de «Betrouwbaarheid Informatievoorziening» dan zien we dat er geen structurele oorzaak ligt achter het niet halen van de norm. Bij deze streefwaarde wordt steeds de tijdigheid en kwaliteit tegen elkaar afgewogen en dit leidt in een aantal gevallen tot de afgewogen beslissing van het niet halen van de norm. In extreme situaties – bijvoorbeeld bij beslissingen over het wel of niet sluiten van de stormvloedkeringen – is de betrouwbaarheid belangrijker dan tijdigheid.

Vraag 27

Wat bedragen de kosten van de renovatie voor project Stuwen Nederrrijn? Waaruit wordt dit gedekt?

Antwoord 27

Voor de lopende renovatie van het stuwensemble is een taakstellend budget van € 148,8 mln. beschikbaar. De dekking vindt plaats uit het budget voor vervanging van het Deltafonds.

Vraag 28

Biedt het experimenteerartikel ook ruimte voor projecten die meerwaarde hebben op het gebied van energievoorziening?

Antwoord 28

Voorwaarde voor verantwoording op het Deltafonds op artikel 4 (het experimenteerartikel) is dat deze maatregelen moeten samenhangen met maatregelen ten behoeve van waterveiligheid of zoetwatervoorziening, daarnaast moet er sprake zijn van additionele financiering in de vorm van het toevoegen van extra middelen aan het fonds afkomstig van andere begrotingen van het Rijk of derden. Indien hieraan voldaan wordt en er tevens besloten wordt om middelen beschikbaar te stellen vanuit het Deltafonds, valt dit binnen de experimenteerbepaling in de Waterwet.

Vraag 29

Kunt u toelichten hoe bureau en budget van de Deltacommissaris tot en met 2028 zijn voorzien in het Deltafonds?

Antwoord 29

De apparaatskosten van de staf Deltacommissaris zijn in het Deltafonds voorzien tot en met 2028 conform de begrotingssystematiek om apparaatskosten te reserveren. De programma-uitgaven van de Deltacommissaris zijn tot en met 2020 gereserveerd.

Vraag 30

Wat zijn de kosten voor het onderhoud van ICT-systemen die zijn opgenomen onder artikel 5.02 (Overige uitgaven)?

Antwoord 30

Het gaat hier om de kosten van het onderhoud van ICT die ten behoeve van het hoofdwatersysteem worden gebruikt, zoals het Landelijk Meetnet Water, de Stormvloedwaarschuwingsdienst en voor de waterhoogten.

Vraag 31

Hoe groot is het kasritmeprobleem over 2015 en 2016?

Antwoord 31

Het Ministerie van IenM dekt in de ontwerpbegroting 2015 de schade door het niet-uitkeren van de prijsbijstelling uit de resterende Investeringsruimte. Deze dekking staat in latere jaren, waardoor er een kasritmeprobleem resteert. Voor 2015 en 2016 volgt hier voor het Deltafonds een negatief kaseffect uit van respectievelijk € 24,997 mln. en € 17,863 mln.

Vraag 32

Hoe worden ondernemers en in het bijzonder (sport)vissers betrokken bij de beslissingen over Markermeer-IJmeer?

Antwoord 32

Beslissingen over het Markermeer-IJmeer worden in uiteenlopende verbanden genomen. In het traject rond het Rijk-Regioprogramma-Amsterdam-Almere-Markermeer (RRAAM) zijn ondernemers en (sport)vissers betrokken. De uitwerking van maatregelen zoals de Luwtemaatregelen Hoornse Hop en Marker Wadden zijn open planprocessen waar ook ondernemers en (sport)vissers in participeren of geconsulteerd worden.

Vanuit de KRW vindt op regionaal niveau overleg plaats met ondernemers en (sport)vissers, evenals bij Natura 2000 (opstellen van het concept-beheerplan).

Binnen het bestuurlijk traject onder leiding van de Staatssecretaris van EZ, om te komen tot een gezonde visstand in het IJsselmeer/Markermeer, worden ondernemers en (sport)vissers nadrukkelijk betrokken.

Vraag 33

In hoeverre is de aanpak bij het Markermeer-IJmeer erop gericht om niet alleen de waterkwaliteit, maar ook de visstand weer op peil te brengen?

Antwoord 33

Een gezonde visstand maakt deel uit van de ambitie om te komen tot een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES) in het Markermeer-IJmeer, waardoor een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving ontstaat met aantrekkelijke natuur- en recreatiegebieden. De visstand is ook een expliciet onderdeel van de KRW-opgave.

Verbetering van de habitatdiversiteit is een belangrijke voorwaarde voor verbetering van de visstand. Hieraan wordt gewerkt door het vergroten en inrichten van de leefgebieden voor vis en het herstellen van verbindingen, zoals het vispasseerbaar maken van objecten zoals sluizen, gemalen en stuwen. Projecten als de Luwtemaatregelen Hoornse Hop en Marker Wadden die in het kader van TBES worden uitgevoerd vergroten de habitatdiversiteit en dragen zodoende bij aan het verbeteren van de visstand.

In een bestuurlijk traject onder leiding van het Ministerie van EZ, gericht op het bereiken van een gezonde visstand op IJsselmeer/Markermeer, wordt in overleg met alle betrokken partijen gekeken naar een vermindering van de visserijdruk door de beroepsvissers. Zoals in de brief van de Staatssecretaris van EZ aan uw Kamer van 1 juli 2014 is aangegeven (TK 29 664-XIII, nr. 121), is de kern van de maatregelen een reductie van 85% op de staande netten voor de periode 1 juli 2014-1 juni 2015 en daarnaast voor enkele andere vistuigen een verbod, dan wel een aanzienlijke verkorting van de toegestane periode.

Vraag 34

Is het budget voor het programma «Natuurlijker Markermeer-IJmeer»(€ 8 mln. over 2015 tot en met 2017) puur bedoeld voor de pilot? Zo ja, welk budget denkt u nodig te hebben voor het op peil brengen en in stand houden van de waterkwaliteit en in hoeverre is dit geld al dan niet beschikbaar wanneer het nodig is? Zo nee, hoeveel van dit budget is dan beschikbaar voor de pilot en hoeveel voor de verdere implementatie?

Antwoord 34

De genoemde € 8 mln. is bedoeld voor de monitorfase van de pilot moeras. Dit bedrag is het deel van het totaalbudget van ruim € 22 mln. dat, naar aanleiding van het amendement Jacobi (TK 33 503, nr. 8), van de begroting naar het Deltafonds wordt overgeheveld. De middelen worden ingezet om de waterkwaliteit bij de diverse experimenten te monitoren, waaronder de pilot moeras. De pilot moeras is in 2013 aangelegd.

Voorts wordt met de projecten Luwtemaatregelen Hoornse Hop en Marker Wadden ook beoogd de waterkwaliteit te verbeteren in het Markermeer. Beide projecten worden in samenwerking met andere partijen uitgevoerd. Het beschikbare realisatiebudget voor de Luwtemaatregelen Hoornse Hop: € 6 mln. Rijksbijdrage, € 1,5 mln. provincie Noord-Holland, € 1,5 mln. provincie Flevoland.

Beschikbaar budget Marker Wadden: € 15 mln. Ministerie van Economische Zaken en € 15 mln. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, € 15 mln. bijdrage Postcodeloterij en € 5 mln. provincie Flevoland en Natuurmonumenten.

Het op peil brengen en in stand houden van de waterkwaliteit van het Markermeer is tevens onderdeel van het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren. Voor het gehele verbeterprogramma is in het Deltafonds € 573 mln. gereserveerd voor de periode tot en met 2027. De voorgenomen maatregelen van het verbeterprogramma zijn onderdeel van het ontwerpBPRW. Deze wordt eind december 2014 ter inzage gelegd.

Vraag 35

Kunt u aangeven hoe, bij afnemende studiekosten tot 2020 en een 0-begroting daarvoor na 2020, kennisontwikkeling en kennisborging een plaats krijgen in het fonds?

Antwoord 35

Kennisontwikkeling en kennisborging krijgen op verschillende plekken een plaats in de beleidsbegroting van het Ministerie van IenM en de begroting van het Deltafonds. In de beleidsbegroting is de kennisinfrastructuur van IenM (RIVM, KIM, PBL, KNMI, etc.) structureel bekostigd. Op het Deltafonds zijn voor de komende jaren ook middelen gereserveerd voor kennisontwikkeling op het gebied van waterveiligheid en zoetwater. De meer specifieke kennisonderzoeken na 2020 moeten nog geprogrammeerd worden, afhankelijk van de vraag. Kennisontwikkeling en kennisborging wordt ook gedekt uit het budget voor «overige netwerkgebonden uitgaven» (artikel 05.02.01). Deze middelen worden onder andere ingezet voor kennisontwikkeling en strategische innovatie.

Vraag 36

Hoever bent u met de uitvoering van het Kierbesluit?

Antwoord 36

In mijn brief over waterkwaliteit van 2 juni 2014 (TK 27 625, nr. 318) heb ik u geïnformeerd over het Kierbesluit. Op die datum is ook de realisatie-overeenkomst voor de compenserende maatregelen Kierbesluit gesloten met het waterbedrijf Evides en het waterschap Hollandse Delta. Deze maatregelen betreffen het verleggen van hun innamepunten. Op 20 november 2014 is er een officiële starthandeling voor deze werkzaamheden. Deze werkzaamheden zullen, conform eerder gecommuniceerde planning, tot 2018 duren. Vanaf 2018 zal Rijkswaterstaat starten met het stapsgewijs op een kier zetten van de Haringvlietsluizen; het zogenaamd lerend implementeren.

Vraag 37

Wat is de resterende investeringsruimte per investeringsdomein?

Antwoord 37

Zie het antwoord op vraag 10.

Vraag 38

Wanneer is de eerstvolgende herijking van het investeringsprogramma? Hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

Antwoord 38

De volgende landelijke toetsing van primaire waterkeringen op basis van het nieuwe waterveiligheidsbeleid en de nieuwe normen vindt plaats vanaf 2017. Het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma heeft een nieuwe opzet gekregen met een voortrollende programmering. Dat betekent dat het programma jaarlijks wordt geactualiseerd. Met deze werkwijze is het mogelijk om ieder jaar te prioriteren en te programmeren op basis van urgentie en de nieuwste inzichten. Dat vergroot de doelmatigheid en flexibiliteit van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Uw Kamer wordt jaarlijks hierover geïnformeerd via het Deltafonds en het Deltaprogramma.

Vraag 39

Waarom is bijlage 5 van de begroting van het Infrastructuurfonds 2013 (de efficiency- en versoberingsmaatregelen) niet bijgevoegd bij deze begroting? Kan dat alsnog? Zo nee, waarom niet? Wat is de inschatting van de effecten van deze maatregelen op veiligheid en doorstroming tot nu toe? En naar verwachting over 2015?

Antwoord 39

Deze bijlage is onderdeel van bijlage 4 van de begroting van het Deltafonds voor 2015. De eerste paragraaf hiervan geeft een overzicht van de stand van zaken van de versoberings- en efficiencymaatregelen. Voor het Deltafonds zijn overigens geen versoberingen voorzien vanwege het potentiële effect op de veiligheid. Maar wel efficiencymaatregelen, met name door anders inkopen.

Vraag 40

Wat is er in 2014 op het gebied van efficiency en versobering gepresteerd?

Antwoord 40

Voor het Deltafonds zijn geen versoberingen voorzien vanwege het potentiële effect op de veiligheid. De resultaten op het vlak van efficiency over 2014 zal ik meenemen in het jaarverslag over 2014. Daarnaast wordt u over de voortgang van de versoberings- en efficiencyopgave op het gebied van Beheer en Onderhoud geïnformeerd middels de bijlage op het Deltafonds (zie pagina 88).

Vraag 41

Hoe wordt de Kamer geïnformeerd wanneer de maatregelen aan de onderkant van de bandbreedte dreigen uit te komen? Hoe groot is dat risico? Welke nieuwe maatregelen zijn dan te treffen? Wordt de Kamer hierbij betrokken?

Antwoord 41

Wanneer de opbrengsten van de efficiencymaatregelen aan de onderkant van de bandbreedte dreigen uit te komen zal ik daarover in de betreffende begrotingsbijlage informeren. Het risico acht ik op dit moment niet groot; mocht dit zich toch voordoen dan zal ik daarbij tevens aangeven hoe ik dit probleem ga oplossen. Over dat voornemen kunt u zich dan uitspreken.

Vraag 43

Wat is «verruimen werkvensters en op delen van het netwerk overdag werken met minder flankerende maatregelen»?

Antwoord 43

Dit betreft een maatregel voor het hoofdwegennet. Deze heeft dus geen betrekking op het Deltafonds, maar op het Infrastructuurfonds. De begrotingsbijlage betreffende Beheer, onderhoud, vervanging en renovatie RWS heb ik zowel in de begroting van het Infrastructuurfonds als van het Deltafonds opgenomen. Deze maatregel is eerder toegelicht in bijlage 5 van de begroting van het Infrastructuurfonds voor 2013.

Vraag 44

Is het minder baggeren van vaarwegen verantwoord? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 44

Dit betreft een maatregel voor het hoofdvaarwegennet. Deze heeft dus geen betrekking op het Deltafonds, maar op het Infrastructuurfonds. De begrotingsbijlage betreffende Beheer, onderhoud, vervanging en renovatie RWS heb ik zowel in de begroting van het Infrastructuurfonds als van het Deltafonds opgenomen. Deze maatregel is eerder toegelicht in bijlage 5 van de begroting van het Infrastructuurfonds voor 2013.

Minder baggeren van de vaarwegen acht ik verantwoord. Op basis van betere metingen en monitoring worden de gehanteerde meerjarige gemiddelde baggervolumes teruggebracht terwijl de bereikbaarheid zo goed mogelijk in stand wordt gehouden. Ontzien worden: de zeetoegangen, de hoofdtransportassen en de hoofdvaarwegen die rivier zijn, omdat deze het snelst dichtslibben. Ook bij sluizen zal wel worden gebaggerd om te voorkomen dat de baggerspecie het functioneren van de sluis (deuren, omloopriool, rinketten) gaat beïnvloeden.

Als gevolg van betere informatievoorziening en monitoringsgegevens over de ligging van de vaarwegbodem en op basis daarvan bijgestelde baggerregimes is er sprake van beperkt functieverlies door aanzanding, op de lange termijn, met name in Zuid-Holland en Zeeland. Dit betekent dat een aantal locaties niet te allen tijde voldoende op diepte wordt gehouden. Dit is vooral van invloed op recreatievaart, rondvaartschepen en snelveerdiensten. Dit risico is beheersbaar door te monitoren en kleinschalig correctief te baggeren.

Vraag 45

Wat bedragen de financiële gevolgen van de leges voor de vergunningverlening op grond van de Waterwet? Wanneer is de regelgeving waarin leges worden uitgewerkt gereed? Waarom is deze regelgeving nog niet gereed?

Antwoord 45

De verwachte opbrengst van deze maatregel is € 4 mln. Momenteel wordt gewerkt aan aanpassing van de regelgeving, naar verwachting zal dit gereed zijn in 2015.

Vraag 46

Waarom vallen zaken met betrekking tot het hoofdwegennet onder het Deltafonds? Zou het voor de helderheid niet beter zijn deze onder te brengen onder het Infrastructuurfonds? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 46

Vanuit transparantieoogpunt is ervoor gekozen de tekst van deze bijlage volledig in zowel Infrastructuurfonds als Deltafonds op te nemen.

Naar boven