27 625 Waterbeleid

Nr. 318 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2014

In de aanloop naar het Algemeen Overleg Waterkwaliteit op 11 juni a.s. informeer ik u over mijn ambitie ten aanzien van waterkwaliteit en enkele daaraan gerelateerde onderwerpen. Tevens geef ik invulling aan enkele toezeggingen. Deze brief is mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (IenM) en in afstemming met het Ministerie van Economische Zaken (EZ) opgesteld.

Bijna een jaar geleden heb ik in het AO waterkwaliteit van 27 juni 2013 (Kamerstuk 27 625, nr. 307) met uw Kamer gesproken over mijn ambities ten aanzien van de Kaderrichtlijn Water. Het is en blijft mijn inzet om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen, te weten het realiseren van schoon en ecologisch gezond water voor duurzaam gebruik. Dit draagt bovendien bij aan de doelen van Natura 2000, de Zwem- en Drinkwater-richtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Ik gebruik hiervoor de ruimte die de richtlijn biedt tot 2027, omdat het langere tijd duurt voordat het effect van bepaalde diffuse bronnen op de waterkwaliteit verdwijnt en omdat het spreiden van de uitvoering kans biedt om maximaal mee te koppelen met andere opgaven.

Voortgang Kaderrichtlijn Water

Ik ben verheugd u te kunnen melden dat de kwaliteit van het oppervlaktewater verbetert. Dankzij de inspanningen van de waterbeheerders zijn in april nieuwe gegevens beschikbaar gekomen over de toestand van ons water. Op basis van metingen tot en met 2013 voldoet ongeveer 40% van de waterlichamen aan de doelen voor algen en vissen, en ruim 20% voor waterplanten en kleine ongewervelde waterdiertjes. Dit is een toename van 2–10% ten opzichte van de beoordeling in 2009. Voor fosfor en voor stikstof voldoet inmiddels bijna 50% van de waterlichamen aan de doelstellingen. Meer dan 95% van de oordelen van de chemische toestand van het oppervlaktewater voldoet aan de Europese normen. Bovendien is het nitraatgehalte in grondwater bijna overal binnen de norm van de Nitraatrichtlijn.

Tekenen van ecologisch herstel zijn ook zichtbaar voor gebruikers. Meren in het IJsselmeergebied zijn zo helder dat er gesnorkeld kan worden en in het rivierengebied profiteert de hengelsport van nieuwe vissoorten. Aan de andere kant geeft overdadige groei van waterplanten in enkele meren ook hinder voor boten. Dit is veelal tijdelijk en het Ministerie van IenM werkt mee aan maatwerkoplossingen door de direct betrokkenen. Verder leidt verandering van de visstand niet alleen tot meer soorten, maar soms ook tot lagere biomassa’s. De Staatssecretaris van EZ heeft u reeds geïnformeerd over het complex aan oorzaken dat hieraan ten grondslag kan liggen, waarbij de invloed van uitheemse diersoorten een onzekere factor vormt bij de verdere ontwikkeling (Kamerstuk 29 664, nr. 115). Ik doe hier samen met het Ministerie van EZ nader onderzoek naar.

Zoals eerder met uw Kamer besproken vertekent de door de Europese Commissie voorgeschreven «one-out-all-out» methode het beeld van de waterkwaliteit en maskeert de verbetering daarvan. Wanneer de toestand van het water wordt gebaseerd op de minst goed scorende parameter, is er nauwelijks verandering zichtbaar ten opzichte van 2009. De Europese Commissie heeft, op voorstel van Nederland en met steun van andere landen, er mee ingestemd dat er nu kan worden gerapporteerd over de afzonderlijke biologische parameters. Dat heb ik hierboven dan ook gedaan. Deze verbeterde presentatie van de toestand neemt niet weg dat er nog wel de nodige opgaven zijn. In veel oppervlaktewateren zijn de gehalten aan fosfor en stikstof nog niet op het gewenste niveau. Op veel plaatsen zijn teveel bestrijdingsmiddelen en andere microverontreinigingen in het water te vinden. Ook de inrichting van veel wateren moet verder worden verbeterd om ruimte te geven aan oeverplanten en trekvissen en de aanpak van verdroging van natuurgebieden blijft aandacht vragen. Met andere woorden, er blijven lokaal specifieke opgaven. Deze vragen zowel om aanvullende landelijke als gebiedsgerichte maatregelen.

De uitvoering van de stroomgebiedbeheerplannen 2009–2015 ligt goed op schema (Water in Beeld 2013), zowel voor landelijke maatregelen van het Rijk als voor gebiedsgerichte maatregelen van de waterbeheerders. De landelijke maatregelen bevatten onder andere het beleid ten aanzien van mest, gewasbeschermingsmiddelen en geneesmiddelen. Over de inzet van het kabinet op het gebied van mest bent u geïnformeerd door de Staatssecretaris van EZ (Kamerstuk 33 037, nr. 90). Daarin is ruimte geboden voor lokaal en regionaal maatwerk: vanaf 2015 kan vrijstelling worden verleend van de landelijke gebruiksnormen aan initiatieven die door wetenschappelijke onderbouwing en (private) borging kunnen aantonen en garanderen dat met andere maatregelen een equivalent milieuresultaat wordt gerealiseerd. Waterbeheerders hebben op dit moment al veel gebiedsgerichte maatregelen in uitvoering of gereed. De verwachting is dat aan het einde van 2015 de meeste gebiedsgerichte maatregelen uitgevoerd zijn en dat zelfs ook al een deel van de maatregelen van de tweede tranche gereed zal zijn.

Begin 2016 start de tweede periode van 6 jaar op weg naar doelrealisatie van de Kaderrichtlijn Water, uiterlijk in 2027. De voorbereiding van de stroomgebiedbeheerplannen 2016–2021 is in volle gang. De doelen, opgaven en voorgenomen maatregelen zijn per waterlichaam transparant gemaakt (www.waterkwaliteitsportaal.nl) en momenteel onderwerp van bestuurlijke afstemming en besluitvorming. Eind 2014 worden de ontwerp-plannen ter inzage gelegd. Om de uitvoering van Kaderrichtlijn Water maatregelen in het hoofdwatersysteem gelijk op te laten gaan met andere ontwikkelingen, is afgelopen september € 100 miljoen uit eigen middelen vrijgemaakt voor de jaren 2016 – 2018. Bij de begroting van 2015 informeer ik u over structurele financiering en de wijze waarop dit wordt ondergebracht in het Deltafonds.

Het streven is immers om bij de maatregelen voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening mee te koppelen met de opgave voor waterkwaliteit en natuur en omgekeerd.

Hiermee is invulling gegeven aan de toezegging om u te informeren over de maatregelen in het kader van de Kaderrichtlijn Water. De toezegging over bestrijding van de blauwalg is reeds afgedaan in mijn eerdere brief aan uw Kamer (Kamerstuk 27 625, nr. 292). Hierna ga ik nader in op enkele specifieke onderwerpen gerelateerd aan waterkwaliteit, te weten gewasbeschermingsmiddelen en geneesmiddelen, het Kierbesluit, Marker Wadden, het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, zoetwater, drinkwater en de modernisering van de zuiveringsheffing voor bedrijven.

Gewasbeschermingsmiddelen en geneesmiddelen

Het kabinetsbeleid voor de verdere verduurzaming van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is vastgelegd in de tweede Nota duurzame gewasbescherming, waarin een uitvoeringsagenda is opgenomen met maatregelen voor de periode 2013–2023. Vanwege samenhang met dit onderwerp zal ik hier ingaan op de uitvoering van twee moties die naar aanleiding van het AO Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte zijn ingediend op 18 maart respectievelijk 12 maart 2014.

Met de motie van de leden Bosman en Lodders (Kamerstuk 27 858, nr. 259) verzoekt u de regering om samen met de glastuinbouwsector en de waterbeheerders te zoeken naar een realistische tijdsplanning om het afvalwater van glastuinbouwbedrijven te zuiveren en de Kamer hierover vóór 1 juni 2014 te infomeren. De Staatssecretaris van IenM heeft overleg gevoerd met LTO Glaskracht Nederland en de Unie van Waterschappen. Zoals aangegeven tijdens de behandeling van de motie, wil de Staatssecretaris vasthouden aan de planning. Daartoe zal de wijziging van de relevante regelgeving in gang worden gezet, waarbij rekening wordt gehouden met de wensen van LTO Glaskracht Nederland om in overleg met de Unie van Waterschappen maatwerkoplossingen mogelijk te maken. De wijziging van het Activiteitenbesluit zal dit najaar aan uw Kamer worden aangeboden.

Bij de inventarisatie van mogelijkheden voor maatwerkoplossingen wordt ook de motie van het lid Dik-Faber betrokken (Kamerstuk 27 858, nr. 254) waarin u de regering verzoekt via een pilot te onderzoeken hoe tot verdere kostenbeheersing van het zuiveringsproces kan worden gekomen. Op dit moment lopen al diverse pilots. Zo wordt in de Bommelerwaard samengewerkt door een aantal glastuinbouwbedrijven, gemeenten en het waterschap om afvalwater in te zamelen en als aparte stroom te zuiveren. Met betrokkenen wordt overlegd om te komen tot een green deal voor deze pilot.

Voor de aanpak van de maatschappelijke opgave voor het terugdringen van de belasting van geneesmiddelen naar het milieu volgt het kabinet een ketengerichte benadering. Uitgangspunt van de aanpak is het stimuleren van brongerichte aanpak in het begin van de keten, aangevuld met maatregelen aan het einde van de keten. Ook in het door uw Kamer georganiseerde rondetafelgesprek werd deze aanpak onderschreven door de daar aanwezige belanghebbenden. Bij de verdere uitwerking van de aanpak wordt daarom aangesloten bij het handelingsperspectief van de verschillende belanghebbenden. Mede op verzoek van uw Kamer is inmiddels constructief overleg geweest met de farmaceutische industrie over de maatschappelijke opgave en de concrete bijdrage die de sector kan leveren aan de ketenaanpak.

Ook zorginstellingen zijn zelf bezig hun bedrijfsvoering verder te verduurzamen. Aandacht voor het verwijderen van geneesmiddelen uit afvalwater is daarbij een belangrijk onderdeel. Het initiatief van een proefterrein bij het Antonius Ziekenhuis in Sneek wordt met belangstelling gevolgd. Bedrijven kunnen het proefterrein gebruiken om hun innovatieve technologieën in de praktijk met ziekenhuisafvalwater te testen en door te ontwikkelen. Waterschap Groot Salland en het Deventer Ziekenhuis gaan een test uitvoeren naar het kuurspecifiek inzamelen van urine van personen die röntgencontrastmiddelen tot zich hebben genomen. Röntgencontrastmiddelen zijn daarbij een interessante groep van geneesmiddelen, omdat deze in grote hoeveelheden worden gebruikt en waargenomen in het milieu. Met de apothekers worden gesprekken gevoerd voor het inzamelen van niet gebruikte geneesmiddelen.

Ondanks al deze bronmaatregelen zullen ook maatregelen bij waterzuiveringsinstallaties in overweging genomen moeten worden. Er lopen gesprekken met de waterschappen en drinkwaterbedrijven om concrete vervolgstappen voor dit traject te zetten.

In de herziene Richtlijn Prioritaire Stoffen is opgenomen dat de Europese Commissie in 2015 met een strategische aanpak voor waterverontreiniging door farmaceutische stoffen moet komen. Deze kan in 2017, waar passend, opgevolgd worden met een voorstel voor maatregelen. De Nederlandse inzet in dit traject is om ook op het Europese niveau de brongerichte ketenaanpak na te streven.

Tijdens de Ministersconferentie in oktober 2013 van de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn zijn afspraken gemaakt om de emissies van microverontreinigingen, inclusief geneesmiddelen, terug te dringen. In 2017 moet de beslissing genomen worden welke gemeenschappelijke maatregelen in Rijnverband genomen kunnen worden.

Kierbesluit

Het waterschap Hollandse Delta en Evides Waterbedrijf hebben in goede samenwerking met het Ministerie van IenM ramingen van de compenserende zoetwatermaatregelen uitgewerkt. Kosten voor aanleg exclusief grondverwerving blijven binnen de € 75 miljoen die in 2013 met u zijn gedeeld (Kamerstuk 27 625, nr. 292). Waterschap Hollandse Delta en Evides Waterbedrijf zullen de maatregelen in opdracht van het Rijk uitvoeren. Hiervoor zijn in goed onderling overleg realisatieovereenkomsten opgesteld, die binnenkort worden ondertekend.

Ik ben verheugd over het unieke regionale draagvlak dat is ontstaan voor effectuering van het Kierbesluit. Na ondertekening van de realisatieovereenkomsten kunnen waterschap en Evides starten met de uitvoering waarvan, zoals eerder gemeld, een realistische planning zich uitstrekt tot in 2018. Dan kan Rijkswaterstaat starten met de door nauwgezette monitoring gecontroleerde, geleidelijke implementatie van het vastgestelde Kierprotocol.

Marker Wadden

In 2013 hebben de Staatssecretaris van EZ en ik een rijksbijdrage van totaal € 30 miljoen toegezegd aan het project Eerste fase Marker Wadden. Dit project vormt samen met het project Luwtemaatregelen Hoornse Hop de eerste stap in de ambitie om te komen tot een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES) in het Markermeer-IJmeer. Inmiddels heeft naast Natuurmonumenten en het Rijk ook de provincie Flevoland zich aangesloten bij het samenwerkingsverband voor de eerste fase Marker Wadden. In totaal is nu € 50 miljoen beschikbaar, waarmee het project van start gaat. Natuurmonumenten zoekt parallel naar aanvullende financiering voor de rest van de eerste fase.

Tussen de samenwerkingspartijen zijn afspraken vastgelegd over onder andere de scope van de eerste fase Marker Wadden, de zeggenschap over het gebied en de uitvoering. RWS en Natuurmonumenten gaan het project samen realiseren. De uitvoeringsfase is deze maand gestart met het benaderen van marktpartijen. Naar verwachting wordt in 2015/2016 een begin gemaakt met de daadwerkelijke realisatie van de eerste fase Marker Wadden: de aanleg van moeraseilanden met bijbehorend onderwaterlandschap, met behulp van slib uit het Markermeer.

Deltaplan Agrarisch Waterbeheer

Op 27 maart 2014 is één jaar Deltaplan Agrarisch Waterbeheer geëvalueerd in een bestuurlijke conferentie. Per 2014 zijn tientallen projecten in uitvoering van de agrarische sector in samenwerking met de waterschappen; het overgrote deel van deze projecten is evenwel al opgestart voor de formele start van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. De sector heeft toegezegd om begin 2015 de verdere voortgang te presenteren.

De uitdaging is om met de sector tot transparante afspraken te komen die in lokaal en regionaal maatwerk voorzien, waardoor de waterkwaliteitsdoelen sneller, beter en zo mogelijk eenvoudiger gerealiseerd kunnen worden. Equivalente maatregelen, zoals die benoemd zijn in het 5e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, kunnen hier ook deel van uit maken. Er is een positieve start gemaakt, maar het is van belang dat de agrarische sector dit verder voortvarend uitbouwt.

Zoetwater

De afgelopen jaren is met regionale overheden en gebruikers samengewerkt aan een nieuwe strategie voor de zoetwatervoorziening in Nederland. Dit heeft een gezamenlijk beeld opgeleverd van de zoetwateropgaven en de benodigde aanpassingen van waterbeheer en -beleid. De hoofdlijn van de strategie voor de toekomstige zoetwatervoorziening van Nederland is:

  • Het bestaande (hoofd)watersysteem versterken als buffer en aanvoerroute voor zoet water.

  • De maatregelen bij Rijk, regio en gebruikers worden in samenhang genomen en de inzet is afhankelijk van de mate van klimaatverandering (adaptief).

  • Regio’s en gebruikers gaan de vraag naar zoetwater en de kwetsbaarheid bij droogte verminderen door het zoete water zuiniger en effectiever te benutten.

  • De overheden gaan in overleg met gebruikers helderheid geven over de beschikbaarheid van zoet water in normale en droge omstandigheden, alsmede de inspanningen en verantwoordelijkheden daarvoor (voorzieningenniveaus).

De nieuwe strategie voor de zoetwatervoorziening richt zich sterk op het voorkomen van en voorbereid zijn op watertekort en verzilting, naast de bestaande aanpak van reageren op tekorten. Focus ligt bij de aanpak van knelpunten en het benutten van kansen voor economie en leefbaarheid.

Voor de uitvoering is binnen het Deltaprogramma gewerkt aan een Deltaplan Zoetwater. Daarin zal worden beschreven voor welke maatregelen in het hoofdwatersysteem en regionaal watersysteem verkenningen gestart gaan worden conform de MIRT-spelregels. Ook wordt beschreven welke inzet gebruikers gaan leveren om zich verder aan te passen door bijvoorbeeld innovaties. De verkenningen naar concrete maatregelen voor de eerste planperiode kunnen worden opgestart. Voor de periode daarna worden adaptatieopties geagendeerd. Het Deltaplan beschrijft ook innovatieve voorbeelden en meekoppelkansen.

Ik zie een duurzame zoetwatervoorziening als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden en gebruikers. De gezamenlijke verantwoordelijkheid werkt door in de financiering van het uitvoeringsprogramma. De betrokkenen dragen zoveel mogelijk zelf de kosten voor de klimaatadaptatie en het benutten van kansen. Vanuit dit uitgangspunt en als nut en noodzaak zijn aangetoond ben ik bereid vanuit het Rijk, uit het Deltafonds, bij te dragen en daarmee een betekenisvolle start te geven aan het Deltaplan. De OECD aanbevelingen (o.a. betaling naar belang) zal ik betrekken in mijn afwegingen.

De voorgenomen strategie en uitwerking in het Deltaplan leidt tot een voorlopige programmering voor zoet water als onderdeel van het Deltaprogramma 2015. Dit zal uw Kamer bereiken tegelijk met de ontwerpbegroting 2015 en ik zal deze bespreken tijdens het wetgevingsoverleg eind van het jaar.

Tijdens het wetgevingsoverleg met de vaste commissie voor IenM op 18 november 2013 heb ik u nadere informatie toegezegd over het reguleren van laagwater bij Westervoort. Dit onderwerp is onderzocht binnen het Deltaprogramma Zoetwater. Bekeken is of het doseerpunt bij Westervoort (ook wel «IJsselkop» genoemd) een rol kan spelen bij het reguleren van laagwater en wat dit betekent voor de scheepvaart. Zowel wijziging van de verdeling bij laagwater ten gunste van de Nederrijn en de Waal ten koste van de IJssel, als een vergroting van de afvoer ten gunste van de IJssel ten koste van de Nederrijn en Waal is op basis van de huidige berekeningen niet kosteneffectief. Wijziging van de verdeling bij laagwater ten gunste van de IJssel is mogelijk alleen effectief op de zeer lange termijn als de klimaatverandering sterk doorzet. De resultaten worden meegenomen in de Advies Deltabeslissing en het Deltaplan zoetwater, die dit jaar worden afgerond en met Prinsjesdag aan uw Kamer worden aangeboden.

Drinkwater

Tijdens het wetgevingsoverleg Water van 13 december 2013 zijn door het lid Jacobi vragen gesteld over bescherming van drinkwaterwingebieden in het kustgebied, zoals ook benoemd in mijn brief van 8 november 2013 (Kamerstukken 33 750 J, nr. 5, 33 750 XII, nr. 54, 33 750 J, nr. 6 en 33 750 A, nr. 23).

Ik onderschrijf het drinkwaterbelang van het kustgebied. De bescherming van de drinkwaterbronnen is reeds in belangrijke mate met vigerend instrumentarium geborgd. Op 25 april is de Beleidsnota Drinkwater aan uw Kamer aangeboden. Daarin is het duingebied expliciet als strategische voorraad voor de drinkwatervoorziening genoemd. Tevens is als actiepunt opgenomen dat voor bestaande strategische voorraden die nog onvoldoende zijn geborgd of worden beschermd, de inzet is dat dit alsnog gebeurt. Ook in het kader van de Structuurvisie Ondergrond zal waar nodig nader worden ingegaan op aanvullende maatregelen ter bescherming van de drinkwaterbronnen, waaronder het duingebied.

Modernisering zuiveringsheffing bedrijven

Zoals in mijn antwoorden op vragen van de leden Jansen en Van Gerven over het project «Modernisering zuiveringsheffing» (2013/2014-1076) is aangegeven, loopt er een verkenning naar de modernisering van de zuiveringsheffing voor grote bedrijven. De doelstelling van het project is een antwoord vinden op de vraag op welke wijze een nieuwe systematiek van zuiveringsheffing kan bijdragen aan een doelmatige en duurzame verwerking van afvalwater. Hierbij wordt uitsluitend gekeken naar de relatief grote lozers, de zogenaamde meetbedrijven. Dat zijn de bedrijven waarbij de aanslag van de zuiveringsheffing wordt bepaald op basis van meten, bemonsteren en analyseren.

Het resultaat van de verkenning naar enkele potentiële oplossingsrichtingen is inmiddels beschikbaar. Omdat bij de oplossingsrichtingen wordt uitgegaan van andere heffingsparameters dan tot nu toe gebruikelijk, is het nodig om de consequenties voor de tarieven, het gedrag en lastenverschuivingen in te kunnen schatten. Daarvoor is aanvullend onderzoek naar de praktische haalbaarheid noodzakelijk. Hiertoe geef ik samen met de waterschappen en in overleg met het betrokken bedrijfsleven vorm aan een vervolgtraject. Indien er kansrijke optie(s) uit het onderzoek naar voren komen, zal dit ook met organisaties van kleingebruikers worden besproken. De verwachting is dat de resultaten medio volgend jaar beschikbaar zullen komen.

Tot slot

Rijk, regio, maatschappelijke organisaties, private partijen en gebruikers werken voortvarend samen aan waterkwaliteit en zoetwatervoorziening. Er zijn positieve resultaten, zowel in het bepalen van de gezamenlijke opgaven, de uitvoering van projecten als in de verbeterde kwaliteit van het water. Ik ben tevreden over de ingeslagen weg. Dit neemt niet weg dat er nog de nodige opgaven zijn. Ik zal mij blijven inzetten om voldoende, schoon en ecologisch gezond water te realiseren.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven