31 710 Deltaprogramma

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2014

In 2011 is in het Bestuursakkoord Water (BAW) afgesproken de vierde landelijke toetsing van de primaire keringen uit te stellen, totdat er duidelijkheid bestaat over de actualisering van de normering en een bijbehorend toets- en ontwerpinstrumentarium ten behoeve van de vierde toetsing. In mijn brief van 26 april 2013 (Kamerstuk 33 400 J, nr. 19) heb ik u reeds geïnformeerd over de voorgenomen wijzigingen in het waterveiligheidsbeleid. Bij het afsluiten van het BAW is besloten om de derde toetsing te verlengen voor die keringen, waarover geen oordeel kon worden gegeven om een zo compleet mogelijk beeld van de veiligheidstoestand van de primaire keringen en kunstwerken te hebben. Onlangs heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport mij geïnformeerd over de resultaten van deze zogenoemde verlengde derde toetsing (LRT3+). Zoals afgesproken in het BAW en conform de Waterwet informeer ik u thans over de resultaten en bied ik u de landelijke rapportage aan (bijlage I)1.

Resultaten verlengde derde landelijke toetsing primaire waterkeringen

In de Waterwet is voor de beheerder van de primaire waterkering de verplichting opgenomen om periodiek de waterstaatkundige toestand van de primaire waterkeringen te toetsen. Bij brief van 29 november 2011 (Kamerstuk 31 710, nr. 22) heeft mijn ambtsvoorganger u bericht over de resultaten van de derde toetsing. In deze derde toetsing (LRT3) zijn 3.767 kilometer dijken, duinen en dammen getoetst alsmede 1.458 kunstwerken. Hiervan voldeed 1.225 kilometer niet aan de norm en kreeg 234 kilometer de kwalificatie «nader onderzoek nodig». Bij de kunstwerken hebben 375 de kwalificatie «nader onderzoek nodig» gekregen.

De verlengde derde toetsing heeft betrekking op deze 234 kilometer keringen en 375 kunstwerken, resp. 6% en 26% van resp. de voorraad dijken en de voorraad kunstwerken.

Met de uitvoering van de verlengde derde toetsing is er nu een vrijwel compleet landelijk overzicht van de veiligheidssituatie van de primaire keringen en kunstwerken. Dat is een mooi resultaat.

Als gevolg van de verlengde derde toetsronde is ook het deel van de primaire waterkeringen, waarvoor in de derde toetsing geen veiligheidsoordeel kon worden vastgesteld, sterk teruggebracht. Er resteert nog slechts 39 kilometer aan dijktrajecten met de kwalificatie «nader onderzoek nodig». Dit is een reductie van deze categorie ten opzichte van de derde toetsing met ruim 80%. Voor de kunstwerken is het eindresultaat dat er nog 110 kunstwerken overblijven, die het oordeel «nader onderzoek nodig» houden. Ten opzichte van de derde toetsing betreft dit een reductie van bijna 70%. Hiermee is aan de ambitie die mijn ambtsvoorganger heeft uitgesproken, namelijk dat er een reductie van ten minste 50% plaats zou moeten vinden, voldaan. Zoals de rapportage laat zien is de situatie in Limburg specifiek, omdat de Limburgse waterschappen later zijn gestart met de landelijke toetsing. Ik kom hier later in deze brief op terug.

De gecombineerde resultaten van de derde (2011) en verlengde derde toetsing (2014) en de eerste (2001) en tweede toetsingen (2006) treft u in onderstaande figuren aan. Voor wat betreft de keringen (dijken en duinen) is de conclusie dat het totaalbeeld van de veiligheidsituatie van de dijken steeds scherper wordt. Het aantal getoetste km dijken en duinen neemt toe tussen 2001 en 2014. Was de voorraad in 2001 nog 3.548 km, nu gaat het om 3.749 km. De categorie «nader onderzoek nodig» neemt fors af. Met de toename van het overzicht wordt ook de opgave voor het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP) duidelijker. Na drie rondes van toetsen heeft nog 1.302 km keringen de status afgekeurd. Die moeten dus worden versterkt in de nabije toekomst. Ongeveer de helft hiervan heeft reeds een plek in lopende verbeterprogramma’s, zoals HWBP-2, Ruimte voor de Rivier en Maaswerken. De afgekeurde keringen en kunstwerken uit de derde en verlengde derde toetsronde krijgen een plek in nHWBP mits wordt voldaan aan de subsidiecriteria van genoemd nHWBP, waarna wordt geprioriteerd op basis van urgentie.

Kunstwerken kunnen zeer verschillend van omvang zijn. De Maeslantkering is een kunstwerk, maar een sluisdeur of een afsluiter in een leiding zijn ook kunstwerken. Onderstaand is te zien dat in 2001 de inventarisatie van het aantal kunstwerken nog niet gereed was. Het totale aantal kunstwerken is tussen 2001 en 2014 gegroeid van 808 naar 1.777 en daar kunnen er nog enkele tientallen bijkomen als in Limburg het restant van de locaties met de kwalificatie «nader onderzoek» nog voor 2017 van een definitief oordeel wordt voorzien. In de verlengde derde toetsing (2014) is het aantal als gevolg van een toevoeging van 354 kunstwerken uit Limburg opnieuw gestegen.

Limburg

Bijzonder is de positie van de twee Limburgse waterschappen binnen de toetsing. Voor deze waterschappen geldt dat de keringen in 2005 de wettelijke status van primaire keringen hebben gekregen, met een overschrijdingskans van 1/250 per jaar. Juist omdat de keringen in Limburg pas laat de status van primaire kering hebben gekregen is het logisch dat een relatief groot deel van de keringen (in vergelijking met de andere waterschappen) bij de verlengde derde toetsing niet is goedgekeurd. De tijdspanne tussen het toekennen van de status van primaire kering en de (verlengde) derde toetsing is te klein om alle keringen zodanig te verbeteren dat ze aan de normering voldoen. Door de latere start van het landelijk toetsen is er in Limburg minder ervaring ten opzichte van de overige waterschappen, die vanaf de eerste landelijke toetsronde (2001) bezig zijn met periodiek toetsen. Dit verklaart het relatief groot aandeel «nader onderzoek».

Limburg is verder specifiek, vanwege de grote toename in het aantal kunstwerken dat door de waterschappen is getoetst ten opzichte van de derde landelijke toetsing. In 2011 had mijn ambtsvoorganger bepaald bij Tussentijdse Uitspraak (TU) dat de kunstwerken niet mee hoefden te worden genomen bij de derde toetsronde. Positief is dat de Limburgse waterschappen er nu in zijn geslaagd om de kunstwerken wel voor een behoorlijk deel mee te nemen in de verlengde derde toetsing.

Evaluatie verlengde derde toetsing

Met de partijen van het Bestuursakkoord Water is afgesproken om de verlengde derde toetsing te evalueren. Uit de evaluatie blijkt dat deze toetsing goed en voortvarend is uitgevoerd. Ten opzichte van de derde toetsing is het toezicht door de provincies vervallen en is de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) verantwoordelijk voor het toezicht op de toetsing. Keringbeheerders geven aan dat zij de duidelijkheid, het pragmatisme en de deskundigheid van de ILT waarderen.

Ook wordt geconstateerd dat er meer aandacht moet komen voor kennisuitwisseling betreffende toetsingen. Met de Unie van Waterschappen wil ik overleggen hoe dit verder kan worden gestimuleerd. Ter voorbereiding op de vierde toetsing zijn overigens al opleidingstrajecten voorzien.

De evaluatie is als bijlage bijgevoegd.

Concluderend

Met de resultaten van de verlengde derde toetsing is er nu een vrijwel volledig beeld van de dijken en duinen en kunstwerken waar verbetering plaats moet vinden. Bij brief van 29 november 2011 (Kamerstuk 31 710, nr. 22) heeft mijn ambtsvoorganger u bericht dat van de opgave die voortvloeit uit de derde toetsing ongeveer de helft al onderdeel is van lopende uitvoeringsprogramma’s, zoals het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, Maaswerken en Ruimte voor de Rivier. De overige afgekeurde keringen zullen binnen het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma worden aangepakt. Dat geldt ook voor de afgekeurde keringen die resulteren uit de verlengde derde toetsing. Voor het restant van de keringen en de kunstwerken, die in de categorie «nader onderzoek nodig» vallen, wil ik specifieke afspraken met de betrokken waterschappen maken, om deze restcategorie voorafgaand aan de vierde landelijke toetsing zo klein mogelijk te maken.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven