Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 33997 nr. 57 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 33997 nr. 57 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2016
Naar aanleiding van het verzoek om een brief tijdens de regeling van werkzaamheden van dinsdag 12 januari (Handelingen II 2015/16, nr. 40, Regeling van Werkzaamheden) en verschillende berichten in media, uitlatingen van professor Maat en vragen die door Kamerleden in het openbaar zijn gesteld, informeer ik uw Kamer nader over het proces rond het optreden van professor Maat in het identificatieonderzoek MH17. Separaat zend ik u tevens de beantwoording van de Kamervragen over deze kwestie die op 8 januari zijn ingezonden (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1159), alsmede enkele bijlages; het interne memo van de Algemeen Commandanten, het «Rapport van relaas»1, een tijdslijn en het communiqué van mijn gesprek met professor Maat d.d. 14 januari 20162.
Ik heb inmiddels met professor Maat gesproken en hem mijn excuses aangeboden. Professor Maat heeft deze excuses aanvaard. Daarnaast had ik gelet op de mogelijkheid om de Kamer vertrouwelijk te informeren op 12 oktober (Kamerstuk 33 997, nr. 51) moeten besluiten de ongelakte documenten ter vertrouwelijke inzage in uw Kamer te leggen. Er zal extra aandacht gegeven worden aan de behandeling van Wob-verzoeken. Later in deze brief kom ik uitgebreider op bovenstaande punten terug.
Achtereenvolgens zal ik in deze brief ingaan op de inzet van professor Maat, de gang van zaken op en na 22 en 23 april 2015. Tot slot ga ik in op het oordeel van de korpschef en het Wob-beleid.
Inzet professor Maat
Professor Maat is verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum als emeritus hoogleraar en houdt zich bezig met wetenschappelijk onderzoek en onderwijs op het gebied van fysische antropologie. Professor Maat heeft een uitstekende staat van dienst. Vanwege zijn uitzonderlijke expertise adviseert professor Maat de politie sinds 2000 bij complexe identificatieonderzoeken. Hij was als kernlid van het Rampen Identificatie Team (RIT) en Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) van de politie onder andere werkzaam na de vuurwerkramp in Enschede (2000), de tsunami-ramp in Zuidoost-Azië in 2004/2005 en de luchtvaartramp in Tripoli (2010). Ook in het identificatieproces van de slachtoffers van ramp MH17 heeft hij veel werk verzet onder uiterst zware omstandigheden. Daarvoor ben ik hem zeer erkentelijk. De kwaliteit van zijn werk en inzet hebben nimmer ter discussie gestaan, in het debat op 23 april 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 80, item 14) heb ik dat ook expliciet aangegeven evenals in de daarna over deze kwestie beantwoordde Kamervragen. Ik ben en blijf hem voor al zijn werk erkentelijk en de politie maakt in voorkomende gevallen ook graag weer gebruik van zijn expertise.
Gang van zaken op en na 22 en 23 april 2015
Op 22 april 2015 bracht RTL Nieuws het bericht dat door of tijdens het optreden van professor Maat van 9 april 2015 in Maastricht foto’s van slachtoffers en geheime informatie van de ramp met MH17 naar buiten waren gebracht. Dit bericht leidde tot geschokte reacties van nabestaanden en tot publieke verontwaardiging.
De presentatie werd gehouden op uitnodiging van de Maastrichtse StudieVereniging (MSV) Santé voor studenten gezondheidswetenschappen3 aan de Universiteit van Maastricht. Ook studenten van andere studies waren via Facebook hiervoor uitgenodigd en aanwezig. Professor Maat was hiervan niet op de hoogte. In totaal waren minimaal 150 deelnemers aanwezig. Toegangscontrole vond alleen aan het begin van de avond plaats door de studievereniging. Tijdens het optreden heeft een journalist van RTL Nieuws, die zich per mail had aangemeld («ik kom samen met een studiegenoot»), heimelijk geluidsopnamen gemaakt. Later zijn die geluidsopnames tenminste deels naar buiten gebracht in de uitzending van RTL Nieuws van 22 april 2015.
Onder andere via het InformatieVerwijscentrum (IVC), een besloten website voor nabestaanden, en in de verschillende media gaven diverse nabestaanden aan geschokt en verbijsterd te zijn door het optreden van professor Maat. De Stichting Vliegramp Oekraïne MH17 waarin een groot deel van de nabestaanden zich heeft verenigd, heeft haar ontzetting hierover aan het ministerie kenbaar gemaakt. In reactie op het optreden van professor Maat heeft een aantal nabestaanden zich per brief tot mij gewend. Zij waren het vertrouwen in de overheid kwijt en zij eisten dat ik de foto’s uit het identificatieonderzoek van hun overledenen aan hen zou overdragen zodat deze nooit meer konden worden getoond in presentaties.
Er kwamen anderzijds ook steunbetuigingen binnen van vakgenoten van professor Maat en nabestaanden, die onderschreven welk uitstekend werk hij in de identificatie van de slachtoffers heeft verzet. Het OM gaf aan niet gelukkig te zijn met de uitspraken van professor Maat over de oorzaak van de vliegramp en over hetgeen de slachtoffers na de inslag nog zouden hebben meegemaakt. Dit omdat zowel het feitelijke onderzoek naar de toedracht als het strafrechtelijke onderzoek in volle gang waren en beide aspecten onderwerp van onderzoek waren.
Op een vraag van de media in de avond van 22 april 2015 heb ik over het optreden van professor Maat op 9 april bij de Maastrichtse Studie Vereniging (MSV) Santé de kwalificaties «buitengewoon ongepast en onsmakelijk» gebruikt. In die eerste reactie heb ik mij achteraf bezien teveel door de emotie laten leiden. Dit werd veroorzaakt door de schok bij de nabestaanden, het verlies van het vertrouwen in de zorgvuldigheid waarmee de overheid omging met slachtoffers en de belangen van de nabestaanden en mijn betrokkenheid bij het onderwerp. Het was beter geweest als ik mij zakelijker had uitgelaten. Ik heb inmiddels met professor Maat gesproken en hem daarvoor mijn excuses aangeboden.
Voor alle betrokkenen (departement en politie) was het op 22 april 2015 duidelijk dat het vertrouwen van de nabestaanden in de zorgvuldigheid waarmee de overheid omging met de slachtoffers en de belangen van de nabestaanden was geschaad. Besproken werd hoe dat vertrouwen weer kon worden hersteld. Het beëindigen van de samenwerking in enige vorm is daarbij uitdrukkelijk aan de orde gekomen.
De gang van zaken is als volgt geweest:
• Op 22 april 2015 is contact geweest tussen mijn departement en de politie over het optreden van professor Maat. Er was consensus over de beslissing van de politie dat in afwachting van het interne onderzoek van de politie niet langer gebruik kon worden gemaakt van de diensten van professor Maat voor het identificatieproces MH17.
• Bovenstaande is professor Maat op 22 april 2015 door het hoofd Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) telefonisch medegedeeld.
• Op 22 april 2015 heeft de politie de woordvoeringslijn opgesteld met daarin de boodschap dat professor Maat op non-actief was gesteld en dat de politie een onderzoek zou starten.
• Tijdens het debat van 23 april 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 80, item 14) met uw Kamer heb ik vervolgens in verschillende bewoordingen gezegd dat de samenwerking met professor Maat wordt beëindigd en dat hij op non-actief is gesteld. Ik heb toen ook het interne onderzoek van de politie genoemd.
• Na het afronden van het interne onderzoek heeft de korpschef mij in zijn brief van 10 juni 2015 laten weten dat hij de samenwerking met professor Maat ten behoeve van dit identificatieproces had beëindigd. Professor Maat werd op de hoogte gesteld van het oordeel van de Algemeen Commandanten en van het besluit van de korpschef van 10 juni.
• In mijn brief van 15 juni 2015 (Kamerstuk 33 997, nr. 47) aan uw Kamer heb ik de conclusies van de korpschef onderschreven.
• Op 17 juni is formeel in een gesprek bij professor Maat thuis met de leiding van het LTFO meegedeeld dat hij niet langer kan bijdragen aan het identificatieproces van MH17.
Omdat er sprake was van een samenwerkingsrelatie tussen professor Maat en de politie heeft de politie na 22 april 2015 een oriënterend intern onderzoek opgestart naar het optreden van professor Maat. Dit is verricht onder de verantwoordelijkheid van de Algemeen Commandanten van de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden MH17. Op basis van dit interne onderzoek (dat is opgebouwd uit afzonderlijke rapporten, waarvan een deel verslagen van gesprekken met betrokkenen bevat), hebben de verantwoordelijke Algemeen Commandanten het interne memo «Relaas naar aanleiding van het feitenonderzoek professor Maat» opgesteld. Dit betreft de feiten uit het interne onderzoek en daaraan gekoppeld een beeld- en oordeelsvorming van de Algemeen Commandanten. Dat hebben zij opgeleverd aan de korpschef.
De korpschef heeft vervolgens na beraadslagingen binnen de politie en op basis van dit interne memo vanuit zijn eindverantwoordelijkheid conclusies getrokken. Daarin heeft hij het oordeel van de Algemeen Commandanten meegewogen. Zijn conclusies heeft hij aan mij per brief op 10 juni 2015 kenbaar gemaakt. Na afronding van het onderzoek is de samenwerking met professor Maat ten behoeve van het identificatieproces MH17 beëindigd.
Oordeel korpschef politie
Op 10 juni 2015 heeft de korpschef mij de feiten en zijn oordeel en conclusies in een brief kenbaar gemaakt. In mijn brief van 15 juni 2015 (Kamerstuk 33 997, nr. 47) onderstreep ik de conclusie dat duidelijke kaders en afspraken over het geven van lezingen voor leerdoeleinden binnen de eigen politieorganisatie ontbraken en ook onderschreef ik de conclusies uit de brief van de korpschef ten aanzien van het optreden van professor Maat. Het was mij bekend dat binnen de politieorganisatie verschillende opvattingen bestonden over het optreden van professor Maat en het beëindigen van de samenwerking. De verantwoordelijkheid voor de samenwerkingsrelatie met professor Maat lag op basis van artikel 26 van de Politiewet bij de politie. De korpschef is belast met de leiding en het beheer van de politie. Daarom was zijn eindoordeel hierin voor mij leidend. Indien de korpschef mij de afwijkende opvatting van de Algemeen Commandanten had gestuurd, dan had dit niet geleid tot andere conclusies of een ander oordeel.
De conclusie van de korpschef wijkt deels af van de opvatting van de Algemeen Commandanten, maar is gebaseerd op hetzelfde feitencomplex. De Algemeen Commandanten zijn van mening dat de genomen maatregelen jegens professor Maat naar aanleiding van de RTL4-publicatie hebben plaatsgevonden zonder goed inzicht in de feiten, maar geven in het interne memo «Relaas naar aanleiding van het feitenonderzoek professor Maat» ook aan dat de gewraakte presentatie achteraf gezien niet op dat tijdstip, voor die doelgroep, met die inhoud en met het betreffende organisatieregime gegeven had moeten worden. Zij stellen dat dit professor Maat als lid van het samenwerkingsverband zeker is aan te rekenen, maar niet als individu alleen. De korpschef heeft deze opvatting meegewogen, maar oordeelt dat een adviseur die voor politie en justitie werkt, ook een eigen verantwoordelijkheid heeft. De impact op de nabestaanden van de ramp met de MH-17 was groot en daarom heeft de korpschef de samenwerking met professor Maat voor dit identificatieproces beëindigd.
Enkele elementen die zwaar wogen bij zijn oordeel, waren:
• De aard van de presentatie: in het optreden zijn gevoelige zaken in relatie tot MH17 besproken die buiten het vakgebied van professor Maat vallen.
• De doelgroep van de presentatie: het optreden is gehouden voor studenten gezondheidswetenschappen en niet vakgenoten forensische antropologie.
• De gevolgen van de presentatie: de impact van het optreden en de uitzending van RTL op de nabestaanden was groot. Er heerste na 22 april 2015 veel verontwaardiging en boosheid onder een deel van de nabestaanden.
Na 22 april 2015 werd duidelijk dat meerdere presentaties zijn gehouden waarin informatie uit het MH17 identificatieonderzoek was gebruikt. Hierover informeerde ik uw Kamer al eerder in mijn brief aan uw Kamer (Kamerstuk 33 997, nr. 47) en in de beantwoording van de Kamervragen van 21 september (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 94) specificeer ik de presentaties. Ik vind het van groot belang dat vakgenoten onder voorwaarden kennis kunnen delen, zoals ik ook in het debat van 23 april 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 80, item 14) heb gezegd. Ik heb toen ook gemeld dat het optreden van professor Maat niet past in de regeling die er was. In mijn brief van 15 juni (Kamerstuk 33 997, nr. 47) berichtte ik uw Kamer dat de korpschef mij gemeld heeft dat duidelijke kaders, afspraken en criteria met betrekking tot het geven van lezingen ontbraken.
Naar aanleiding van het onderzoek heeft de korpschef ook opdracht gegeven aan het LTFO om formele afspraken te maken over de samenwerking met derden ten behoeve van het LTFO.
Alle medewerkers van het LTFO hebben een bericht ontvangen waarin hen is aangegeven dat voortaan voor het geven van elke presentatie over het identificatieproces toestemming bij de LTFO-leiding moet worden gevraagd. De LTFO-leiding kijkt daarbij onder andere naar de doelgroep en de inhoud van de presentatie.
Leden van het LTFO die niet bij de politie werkzaam zijn, moeten een contract tekenen waarin onder andere afspraken over omgaan met vertrouwelijke informatie zijn opgenomen. Inzet bij het LTFO zal niet plaatsvinden zonder ondertekening van een dergelijk contract. Voor externen waar incidenteel mee wordt samengewerkt, geldt dat zij altijd een contract tekenen waarin onder andere afspraken over omgaan met vertrouwelijke informatie is opgenomen.
Er is daarnaast een werkgroep ingesteld waarin LTFO-artsen, een medisch-ethicus en een jurist deelnemen. Deze werkgroep kijkt naar de manier waarop lessen van het LTFO uit rampen kunnen bijdragen aan wetenschappelijke doeleinden.
Wob-verzoeken
Een informatieverzoek van de Kamer wordt niet door mij getoetst aan de Wet openbaarheid van bestuur maar aan artikel 68 van de Grondwet, zoals in dit geval ook is gebeurd. In algemene zin geldt dat op grond van artikel 68 Grondwet de Ministers en de Staatssecretarissen de Tweede Kamer mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van uw Kamer verlangde inlichtingen geven, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat. Bij de beoordeling of het belang van de staat aan de orde is, kan de aard van de gevraagde gegevens met zich brengen dat de verstrekking van de gegevens belangen raakt, die onder omstandigheden zo zwaarwegend kunnen zijn dat zij als belang van de staat moeten worden aangemerkt. Daarbij valt ook te denken aan bepaalde belangen die in de artikelen 10 en 11 van de Wob worden genoemd, zo lang deze belangen maar zijn terug te voeren op het belang van de staat.
De politie heeft, als eigenstandig bestuursorgaan, in juli en augustus 2015 verschillende Wob-verzoeken ontvangen over het interne feitenonderzoek naar aanleiding van het optreden van professor Maat. Conform de toezegging in mijn brief van 7 oktober 2015 (Kamerstuk 33 997, nr. 50) (naar aanleiding van regeling van werkzaamheden van 23 september jl. Handelingen II 2015/16, nr. 5, item 6) heb ik u op 12 oktober 2015 (Kamerstuk 33 997, nr. 51) geïnformeerd dat de politie die dag de documenten met betrekking tot het interne feitenonderzoek naar het handelen van professor Maat openbaar maakte. Ik heb uw Kamer vervolgens op de vindplaats van deze documenten op de website van de politie gewezen. In de documenten waren veel delen gelakt als gevolg van de door de politie toegepaste uitzonderingsgronden in de Wob.
Gelet op de mogelijkheid om de Kamer vertrouwelijk te informeren had ik op 12 oktober niet alleen de vindplaats van het Wob-besluit (op de website van de politie) en het fysieke exemplaar van het Wob-dossier aan uw Kamer moeten toesturen. Ik had toen ook de ongelakte documenten moeten opvragen, deze zelfstandig moeten beoordelen en de ongelakte documenten vervolgens ter vertrouwelijke inzage in uw Kamer moeten leggen.
De beoordeling of er uitzonderingsgronden van toepassing zijn, en welke, vindt volgens de Wob plaats door het bestuursorgaan dat een besluit neemt op het Wob verzoek, in dit geval de politie.
Tegen de besluiten die de politie op de Wob-verzoeken heeft genomen, is inmiddels door twee verzoekers bezwaar gemaakt. Bij de politie is voor de behandeling van alle bezwaarschriften die zijn ingediend tegen Wob-besluiten (op basis van artikel 7:13 Awb) een zogenoemde Adviescommissie ingesteld, die ook over deze bezwaarschriften zal adviseren. Met de korpschef heb ik afgesproken dat deze mij het advies van de Adviescommissie én het naar aanleiding daarvan genomen besluit zal doen toekomen zodat ik uw Kamer hierover kan informeren.
Er zal extra aandacht gegeven worden aan de behandeling van Wob-verzoeken. Bij de bespreking met uw Kamer van het rapport van de Commissie-Oosting (Handelingen II 2015/16, nr. 38, Rapport van de commissie-Oosting) kwam onder meer de vraag aan de orde of niet te vaak informatie wordt geweigerd op de grondslag dat sprake is van intern beraad en van persoonlijke beleidsopvattingen van degenen die bij dat intern beraad betrokken zijn. Ik heb hierin aanleiding gevonden om bij de behandeling van Wob-verzoeken de komende tijd een of meer externe deskundigen te betrekken, die de behandelaars van Wob-verzoeken met advies kunnen bijstaan. Hiermee verwacht ik ook de kwaliteit en transparantie van Wob-beslissingen, die onder mijn verantwoordelijkheid worden genomen, te vergroten.
Dit punt wordt meegenomen in het Verbetertraject dat ik binnen mijn ministerie ben gestart en waarover in het jaarverslag 2016 aan uw Kamer zal worden gerapporteerd. Deze nieuwe werkwijze breng ik ook onder de aandacht bij de diensten en agentschappen die onder mijn verantwoordelijkheid ressorteren.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Het «Rapport van relaas», afkomstig van de afdeling Veiligheid Integriteit en Klachten van de eenheid Den Haag van de politie van 4 juni 2015
De studie gezondheidswetenschappen is een academische studie die het hele veld van gezondheid en gezondheidszorg bestrijkt. Men bestudeert de biologische, gedragswetenschappelijke en maatschappijwetenschappelijke aspecten van gezondheid. Het betreft geen medische studie
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33997-57.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.