Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2015
Naar aanleiding van de berichtgeving over de presentaties van prof. G.J.R. Maat over
het identificatieproces MH17 en het daarop volgende interne feitenonderzoek wil ik
u informeren over de uitkomsten van het onderzoek die de politie mij heeft aangeboden.
Allereerst wil ik nogmaals benadrukken dat ik hetgeen gebeurd is zeer betreur, aangezien
dit pijnlijk en kwetsend voor de nabestaanden is geweest.
Zoals ik in het debat al heb aangegeven heeft prof. Maat een uitstekende staat van
dienst. Prof. Maat is verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum als emeritus
hoogleraar en houdt zich bezig met wetenschappelijk onderzoek en onderwijs op het
gebied van fysische antropologie (Handelingen II 2014/15, nr. 80, item 14. Vanwege zijn uitzonderlijke expertise adviseert prof. Maat de politie sinds 2000
bij complexe identificatieonderzoeken. Ook in het identificatieproces van de slachtoffers
van ramp MH17 door het Landelijke Team Forensische Opsporing (LTFO, onderdeel van
de Nationale Politie) heeft hij veel werk verzet onder uiterst zware omstandigheden.
Daarvoor zijn en blijven wij hem zeer erkentelijk.
In academische kringen is het vanwege leerdoeleinden gebruikelijk en noodzakelijk
om kennis en kunde met vakgenoten te delen. Ook binnen het LTFO is het gebruikelijk
lessen en ervaringen te delen met vakgenoten. Dit gebeurt in besloten kring en binnen
het eigen vakgebied.
Nadat bekend werd dat een presentatie over de ramp met MH17 door professor Maat toegankelijk
was geweest voor een ruimer publiek en bekend werd dat in de presentatie foto’s van
slachtoffers waren gebruikt, is door de politie een intern feitenonderzoek gestart.
Dit betrof geen strafrechtelijk onderzoek door het OM, maar een onderzoek binnen de
eigen politieorganisatie.
Het onderzoek is inmiddels afgerond. De uitkomst is tweeledig.
Enerzijds wijst het uit dat prof Maat geen toestemming heeft gevraagd voor de lezing.
Hij wist wat de doelgroep van de lezing op 9 april was, namelijk studenten gezondheidswetenschappen
en niet alleen vakgenoten forensische antropologie.
Hij heeft daar zaken besproken die buiten het vakgebied van forensische antropologie
vallen en heeft foto’s gebruikt, die door het LTFO achteraf te herleiden zijn naar
één buitenlands slachtoffer.
Anderzijds wijst het onderzoek uit dat het binnen het LTFO ontbreekt aan duidelijke
kaders, afspraken en criteria met betrekking tot het geven van lezingen en het vrijgeven
en gebruik van (beeld)materiaal afkomstig uit de werkprocessen van het LTFO. Het is
in de jarenlange gegroeide werkprocessen en gewoonten van het LTFO gebruikelijk om
aan vakgenoten lezingen te geven.
De opvolging aan deze uitkomsten is tweeledig:
-
1. Een identificatie is een proces met voor individuen een grote emotionele waarde. Prof.
Maat heeft niet de discretie en zorgvuldigheid betracht die mag worden verwacht van
een wetenschapper die LTFO hierover adviseert. Het handelen van prof. Maat heeft een
grote impact gehad op de nabestaanden van de ramp met MH17. De samenwerking met de
heer Maat is beëindigd.
-
2. De schok die deze gebeurtenissen bij de nabestaanden heeft teweeggebracht geeft aan
dat het van belang is dat de wijze van samenwerking met derden in een dergelijk onderzoek
en het gebruiken van beeldmateriaal bij lezingen en educatie formeel moet worden vastgelegd.
Ten aanzien van MH17 is nu afgesproken dat beeldmateriaal van slachtoffers pas mag
worden gebruikt na expliciete toestemming van de nabestaanden.
Voor de werkwijze in zijn algemeenheid moet meer aandacht uitgaan naar de afweging
tussen het belang van slachtoffers en nabestaanden en het belang van educatie en doorontwikkeling.
Het LTFO zal dit in samenwerking met nabestaanden, waaronder de stichting Vliegramp
Oekraïne MH17, het Openbaar Ministerie en de betrokken vakgebieden uit de medische
wereld uitwerken. De politie heeft inmiddels gesproken met prof. Maat. De nabestaanden
zijn per brief op de hoogte gesteld van de uitkomsten van het onderzoek.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur