Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33996 nr. G |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33996 nr. G |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 september 2018
In de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel modernisering speelcasinoregime (Kamerstukken 34 471) heb ik toegezegd de lagere regelgeving op grond het wetsvoorstel kansspelen op afstand (Kamerstukken 33 996) ter informatie aan uw Kamer te zenden. Bijgaand treft u aan het ontwerpbesluit kansspelen op afstand, zoals dat in openbare internetconsultatie is gegeven. Het ontwerpbesluit zal na verwerking van de consultatiereacties worden voorgehangen door toezending aan de Eerste en Tweede Kamer. De ontwerpregeling kansspelen op afstand zal ter informatie aan uw Kamer worden gezonden zodra die gereed is voor internetconsultatie.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van [...];
Gelet op de artikelen 4a, vijfde lid, 21, derde en vierde lid, 25, vierde en vijfde lid, 27ja, vijfde lid, 30u, derde lid, 30v, vijfde lid, 31, tweede lid, 31a, vierde lid, 31b, 31c, tweede lid, 31d, derde lid, 31g, zesde lid, 31h, tweede en vijfde lid, 31i, vijfde lid, 31j, derde lid, 31k, vijfde en zesde lid, 31l, eerste en vierde lid, 31m, zesde lid, 33h, achtste lid, 34k, eerste en derde lid, 34l van de Wet op de kansspelen, 15, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, 9, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens, en 5, eerste lid, en 6, tweede lid, van de Wet controle op rechtspersonen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van [...], nr. [...]);
Gezien het nader rapport van de Minister voor Rechtsbescherming van [...], nr. [...];
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– aangewezen keuringsinstelling: een door Onze Minister aangewezen, geaccrediteerde instelling als bedoeld in artikel 31h, tweede lid, onder b, van de wet;
– aanmelding: de aanmelding ter verkrijging van toegang tot de spelersinterface;
– betaalinstrument: het gepersonaliseerd instrument of de gepersonaliseerde instrumenten of het geheel van procedures, overeengekomen tussen de vergunninghouder en een betaaldienstverlener, waarvan de vergunninghouder en de speler gebruik maken om een betaalopdracht te initiëren;
– betalingstransactie: de door de vergunninghouder of speler geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd op of overgemaakt van of naar een speelrekening, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de vergunninghouder en de desbetreffende speler zijn;
– burgerservicenummer: het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
– concern: de economische eenheid waarin rechtspersonen, vennootschappen en natuurlijke personen organisatorisch zijn verbonden;
– elektronische middelen: de elektronische middelen, met inbegrip van de controledatabank, bedoeld in artikel 5.3, die worden gebruikt bij het organiseren van kansspelen op afstand;
– gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste tien procent van het geplaatste aandelenkapitaal of een daarmee vergelijkbaar belang, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste tien procent van de stemrechten of een daarmee vergelijkbare zeggenschap;
– inschrijving: de inschrijving als speler, bedoeld in artikel 31k van de wet;
– kansspel: een gelegenheid als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de wet;
– landingspagina: de voor een ieder toegankelijke homepage van een website;
– lidstaat: staat die partij is bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
– niet-kritiek onderdeel van het spelsysteem: een onderdeel van het spelsysteem dat in het systeem voor wijzigingsbeheer, bedoeld in artikel 4.41, niet is aangemerkt als kritiek voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen;
– Onze Minister: Onze Minister voor Rechtsbescherming;
– raad van bestuur: de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de wet;
– register: het register, bedoeld in artikel 33h van de wet;
– Richtlijn 2013/36/EU: Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176);
– Richtlijn (EU) 2015/2366: Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L337);
– speelrekening: de door de vergunninghouder in zijn spelsysteem op naam van een speler aangehouden rekening met het speeltegoed van die speler, die uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de deelname aan de vergunde kansspelen en die is te herleiden tot de persoon van die speler;
– speelwinst: prijzen of premies als bedoeld in artikel 1, onder a, van de wet, behaald met deelname aan een vergund kansspel;
– speler: degene die bij de vergunninghouder als speler is ingeschreven;
– spelersinterface: de gebruikersinterface tussen de elektronische middelen en de speler, na aanmelding;
– spelersprofiel: de grenzen aan het speelgedrag, bedoeld in artikel 31k, tweede lid, onder c, van de wet;
– spelsysteem: de organisatie, de werkwijze en de middelen, waaronder de elektronische middelen, die voor het organiseren van de vergunde kansspelen worden gebruikt;
– sportwedstrijd: wedstrijd, georganiseerd door of onder auspiciën van de door het NOC*NSF erkende nationale sportorganisaties en hun geledingen, of door vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende sportorganisaties, dan wel een andere wedstrijd van een sport die door het NOC*NSF als sport is aangemerkt;
– tegenrekening: de op naam van een speler bij een in een lidstaat gevestigde kredietinstelling met een vergunning als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2013/36/EU of bij een in een lidstaat gevestigde betaaldienstverlener met een vergunning als bedoeld in artikel 11 van Richtlijn (EU) 2015/2366 aangehouden rekening;
– uiteindelijke belanghebbende: degene die daaronder wordt verstaan op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en finaciering van terrorisme;
– vergund kansspel: een kansspel dat op grond van de vergunning op afstand wordt georganiseerd;
– vergunning: een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31a van de wet;
– vergunninghouder: de houder van een vergunning;
– wervings- en reclameactiviteiten: iedere vorm van communicatie waarmee vergunninghouders, al dan niet met behulp van derden, direct of indirect hun diensten of goederen aanprijzen;
– wet: de Wet op de kansspelen.
Artikel 1.2
De kansspelen, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de wet zijn de kansspelen die krachtens een vergunning op grond van de artikelen 3, 8, 14a, 15, vierde lid, en 27a, tweede en derde lid, van de wet worden georganiseerd.
Hoofdstuk 2. De vergunning
Artikel 2.1
1. De vergunning kan worden verleend voor het op afstand organiseren van:
a. casinospelen waarbij de spelers tegen de vergunninghouder spelen;
b. casinospelen waarbij de spelers tegen elkaar spelen;
c. weddenschappen op gebeurtenissen tijdens een sportwedstrijd of op de uitslag van een sportwedstrijd, en
d. weddenschappen op uitslagen van paardenrennen en harddraverijen, georganiseerd door of onder auspiciën van de vereniging Nederlandse Draf- en Rensport of een vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende organisatie,
voor zover deze naar het oordeel van de raad van bestuur op verantwoorde, betrouwbare en controleerbare wijze worden georganiseerd.
2. De vergunning wordt niet verleend voor het op afstand organiseren van loterijen.
3. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de kansspelen, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze worden georganiseerd. Daarbij worden in ieder geval:
a. nadere eisen gesteld waaraan de kansspelen, bedoeld in het eerste lid, en de organisatie daarvan moeten voldoen, en
b. wijzen aangewezen waarop kansspelen niet mogen worden georganiseerd.
4. Bij de regeling, bedoeld in het derde lid, kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de kansspelen, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 2.2
De vergunning wordt verleend met een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.
Artikel 2.3
De vergunning kan slechts met schriftelijke toestemming van de raad van bestuur op een andere wijze dan door overdracht overgaan op een derde. Het bepaalde bij of krachtens artikel 31c van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.4
1. De beschikking op de aanvraag omtrent een vergunning wordt gegeven binnen zes maanden nadat de aanvraag is ontvangen.
2. De raad van bestuur kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste zes maanden verlengen, indien naar zijn oordeel advies van of onderzoek door een derde nodig is.
3. Indien de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd, stelt de raad van bestuur de aanvrager daarvan in kennis en geeft hij aan binnen welke termijn de beschikking op de aanvraag kan worden gegeven.
Artikel 2.5
1. De schorsing van de vergunning eindigt op de dag na de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking van de vergunning is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de schorsing zes maanden zijn verstreken.
2. De raad van bestuur kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste zes maanden verlengen, indien naar zijn oordeel advies van of onderzoek door een derde nodig is.
3. Indien de termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt verlengd, stelt de raad van bestuur de vergunninghouder daarvan in kennis.
Hoofdstuk 3. De vergunninghouder
Artikel 3.1
1. Ontheffing als bedoeld in artikel 31g, vijfde lid, van de wet kan slechts worden verleend, indien dat naar het oordeel van de raad van bestuur noodzakelijk is in het belang van de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand door een vergunninghouder.
2. Onverminderd het eerste lid kan ontheffing slechts worden verleend, indien de vergunninghouder zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging heeft in een staat, waarin op hem wettelijke voorschriften van toepassing zijn die naar het oordeel van de raad van bestuur gelijkwaardig zijn aan de in Nederland of een andere lidstaat geldende voorschriften met betrekking tot:
a. het naleven van sanctieregelingen;
b. het voorkomen van witwassen en van het financieren van terrorisme;
c. het vennootschapsrecht, en
d. de bescherming van persoonsgegevens.
3. Onverminderd het eerste en tweede lid kan ontheffing slechts worden verleend, indien:
a. het recht van de staat waar de vergunninghouder zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging heeft, zich niet verzet tegen het organiseren van de vergunde kansspelen in Nederland overeenkomstig de Nederlandse regelgeving, en
b. in de staat waar de vergunninghouder zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging heeft, toezicht wordt uitgeoefend op de naleving van de voorschriften, bedoeld in het tweede lid.
4. Onverminderd het eerste, tweede en derde lid kan ontheffing slechts worden verleend, indien de vergunninghouder die geen vestiging in een lidstaat heeft, de vergunde kansspelen geheel of gedeeltelijk organiseert vanuit een nevenvestiging in Nederland, die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelregisterwet 2007.
5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de ontheffing, bedoeld in artikel 31g, vijfde lid, van de wet.
Artikel 3.2
De vergunninghouder beschikt te allen tijde over ten minste de volgende gegevens:
a. de identiteit en de antecedenten van zijn leidinggevenden, degenen die zijn beleid bepalen of mede bepalen en van de personen op sleutelposities;
b. de identiteit en de antecedenten van degenen die een gekwalificeerde deelneming houden in zijn onderneming en de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming;
c. de identiteit en de antecedenten van de uiteindelijke belanghebbende;
d. de identiteit van de onmiddellijke vermogensverschaffers, en
e. de formele en feitelijke organisatie-, financierings-, eigendoms- en zeggenschapsstructuur van het concern waartoe hij behoort.
Artikel 3.3
1. De continuïteit van de vergunninghouder is in ieder geval niet gewaarborgd, indien:
a. de vergunninghouder in staat van faillissement of liquidatie verkeert;
b. aan de vergunninghouder surseance van betaling is verleend;
c. beslag is gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen van de vergunninghouder of op een of meer van zijn bedrijfsmiddelen die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen.
2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de continuïteit van de vergunninghouder. Daarbij kunnen tevens eisen worden gesteld aan de solvabiliteit van de onderneming.
Artikel 3.4
1. De raad van bestuur beoordeelt de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, van diens uiteindelijke belanghebbenden en van diens middellijke en onmiddellijke vermogensverschaffers op basis van hun voornemens, handelingen en antecedenten.
2. De raad van bestuur neemt bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval in aanmerking:
a. overtredingen van de bij of krachtens de wet en van de kansspelwetgeving van andere staten gestelde voorschriften;
b. de mate waarin de vergunninghouder heeft voldaan aan zijn financiële verplichtingen uit:
1°. bestuurlijke sancties wegens overtredingen van bij of krachtens de wet gestelde voorschriften;
2°. de Wet op de kansspelbelasting;
3°. de kansspelheffing, bedoeld in artikel 33e van de wet, en
4°. voor zover van toepassing, de afdracht, bedoeld in artikel 31f van de wet;
c. de bij regeling van Onze Minister genoemde strafrechtelijke antecedenten, en
d. toezichtantecedenten, financiële antecedenten, fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten en overige antecedenten.
Artikel 3.5
De vergunninghouder draagt er zorg voor dat zijn werknemers en anderen die bij de organisatie van de vergunde kansspelen betrokken zijn, voor zover dat relevant is voor de uitoefening van hun taken, bekend zijn met het bepaalde bij en krachtens de wet en het door hem gevoerde beleid, en in staat zijn die voorschriften en dat beleid goed en volledig uit te voeren.
Artikel 3.6
1. De vergunninghouder draagt zorg voor een stelsel van intern toezicht, uitgeoefend door een of meer functionarissen als bedoeld in artikel 31h, vierde lid, van de wet, die beschikken over de nodige deskundigheid, kennis en bevoegdheden om hun werkzaamheden goed en volledig uit te voeren en die hun bestuur met raad terzijde staan.
2. Het stelsel van intern toezicht bevat in ieder geval waarborgen voor:
a. de scheiding in functionele of organieke zin van de functies van het bestuur en het interne toezicht, en
b. de onafhankelijkheid van het functioneren van de functionarissen, bedoeld in het eerste lid.
3. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over de wijze waarop het interne toezicht is georganiseerd en wordt uitgevoerd.
Hoofdstuk 4. De organisatie van kansspelen op afstand
Afdeling 1. Algemeen
Artikel 4.1
1. De vergunninghouder wijst een of meer vertegenwoordigers aan die in Nederland in het belang van de goede uitvoering van de bij of krachtens de wet gestelde bepalingen met betrekking tot het voorkomen van kansspelverslaving:
a. in persoon beschikbaar zijn voor overleg met de raad van bestuur en andere ter zake relevante in Nederland werkzame organisaties, en
b. bevoegd zijn hem buiten rechte te vertegenwoordigen.
2. De vertegenwoordiger of vertegenwoordigers zijn deskundig op het gebied van kansspelverslaving en verslavingspreventie. Onverminderd artikel 3.5 draagt de vergunninghouder er voor zorg dat de vertegenwoordiger of vertegenwoordigers te allen tijde volledig zijn geïnformeerd over zijn ter zake relevante voornemens en besluiten en over de ter zake relevante bevindingen en adviezen van de functionaris of functionarissen, bedoeld in de artikelen 7, derde lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.
3. De vertegenwoordiger of vertegenwoordigers beheersen de Nederlandse taal of een andere voor de organisaties, bedoeld in het eerste lid, onder a, begrijpelijke taal in voldoende mate voor een goede uitoefening van hun werkzaamheden.
4. Voor de toepassing van artikel 4.6 wordt de vertegenwoordiger aangemerkt als een persoon op een sleutelpositie.
5. De vergunninghouder maakt zijn vertegenwoordiger of vertegenwoordigers in Nederland, hun contactgegevens en hun volmacht bekend op zijn website. De raad van bestuur maakt deze gegevens bekend op de website van de kansspelautoriteit.
6. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over de werkzaamheden van zijn vertegenwoordiger of vertegenwoordigers in Nederland.
7. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vertegenwoordiger in Nederland en diens werkzaamheden.
Artikel 4.2
1. De vergunninghouder biedt spelers geen krediet aan. Hij bemiddelt niet bij kredietverlening aan spelers. Hij biedt geen andere producten aan die het vertrouwen in de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen kunnen schaden of belemmeren.
2. De vergunninghouder biedt op de landingspagina geen andere diensten dan de vergunde kansspelen aan. Hij ontplooit op de landingspagina geen wervings- of reclameactiviteiten voor andere diensten dan de vergunde kansspelen, tenzij deze ten dienste staan van de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen.
3. De vergunninghouder organiseert op de spelersinterface geen andere spelen dan de vergunde kansspelen en oefenspelen ten behoeve van door hem aangeboden kansspelen.
4. De kenmerken van de oefenspelen, bedoeld in het derde lid, met uitzondering van de mogelijkheid van daadwerkelijke inleg en daadwerkelijke uitbetaling, zijn identiek aan die van door de vergunninghouder aangeboden vergunde kansspelen.
5. De vergunninghouder organiseert geen kansspelen waarin de speler handelingen moet verrichten die niet van invloed zijn op de uitkomst van het kansspel.
6. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de voorgaande leden.
Artikel 4.3
1. De vergunninghouder besteedt werkzaamheden die verband houden met de organisatie van de vergunde kansspelen niet uit aan een derde, tenzij:
a. de naleving door die derde van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet, de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme en de Sanctiewet 1977, te allen tijde voldoende is gewaarborgd, en
b. te allen tijde voldoende is gewaarborgd dat de doelmatige en doeltreffende uitvoering van het toezicht op de naleving van de voorschriften, bedoeld onder a, daardoor niet wordt belemmerd.
2. De vergunninghouder die werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid uitbesteedt, treft in ieder geval passende maatregelen die waarborgen dat:
a. de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden nageleefd;
b. de doelmatige en doeltreffende uitvoering van het toezicht op die naleving mogelijk is, en
c. zijn herkenbaarheid als de vergunninghouder voor de speler te allen tijde is gewaarborgd.
3. De vergunninghouder die werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid uitbesteedt, draagt er zorg voor dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over de uitvoering van voorgaande leden.
Artikel 4.4
1. De vergunninghouder voert ten aanzien van de vergunde kansspelen een afzonderlijke administratie.
2. De vergunninghouder voert de administratie, bedoeld in het eerste lid, op zodanige wijze dat zijn rechten en verplichtingen en de rechten van de speler te allen tijde duidelijk blijken.
3. De vergunninghouder voert de administratie, bedoeld in het eerste lid, op zodanige wijze dat toezicht op naleving van het bepaalde bij en krachtens de wet binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe administreert hij in ieder geval de gegevens, bedoeld in de artikelen 5.1, 5.2 en 5.3.
4. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de administratie. Deze hebben in ieder geval betrekking op de daarin op te nemen gegevens en de termijnen gedurende welke die gegevens moeten worden bewaard.
Afdeling 2. Integriteitsbeleid
Paragraaf 1. Algemeen
Artikel 4.5
1. De vergunninghouder draagt er voor zorg dat in zijn organisatie een integriteitsbeleid wordt ontwikkeld, toegepast en onderhouden, gericht op het onderkennen en voorkomen van:
a. witwassen en financiering van terrorisme;
b. overtreding van sanctieregelingen, en
c. fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen.
2. De vergunninghouder beschikt in ieder geval over:
a. een actuele en systematische inventarisatie, analyse en evaluatie van de integriteitsrisico´s;
b. een actuele en systematische registratie en analyse van gegevens die van belang zijn voor het onderkennen van integriteitsinbreuken en ongebruikelijke transacties, en
c. passende procedures voor de behandeling en afwikkeling van mogelijke integriteitsinbreuken en ongebruikelijke transacties.
3. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot het integriteitsbeleid. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de integriteitsrisico’s en de registratie en analyse van gegevens, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 4.6
De vergunninghouder vergewist zich van de betrouwbaarheid van de leidinggevenden in zijn organisatie, van de personen op sleutelposities en van de personen die bij het organiseren van de vergunde kansspelen met spelers in aanraking komen. Hij maakt een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van die personen en besteedt daarbij in ieder geval bijzondere aandacht aan wetsovertredingen, mogelijke belangenverstrengeling en andere relaties met derden, die het vertrouwen in de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen kunnen schaden.
Paragraaf 2. Weddenschappen
Artikel 4.7
1. Onverminderd de artikelen 4.5 en 4.6 draagt de vergunninghouder die weddenschappen organiseert, er voor zorg dat in zijn organisatie een beleid wordt ontwikkeld, toegepast en onderhouden, dat gericht is op het behoud van de integriteit van de bij die weddenschappen betrokken wedstrijden.
2. De vergunninghouder treft in ieder geval passende maatregelen gericht op samenwerking en uitwisseling van gegevens die in het belang zijn voor het voorkomen en onderkennen van manipulatie van wedstrijden met ter zake relevante organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de integriteit van sport, waaronder in ieder geval de bij de wedstrijden betrokken wedstrijdorganisatoren en sportorganisaties, het Nationaal platform matchfixing, en een internationaal samenwerkingsverband van wedstrijdorganisatoren en kansspelaanbieders.
3. De vergunninghouder treft voorts passende maatregelen om belangenverstrengeling en misbruik van voorkennis met betrekking tot wedstrijden te voorkomen. Deze maatregelen strekken in ieder geval tot het voorkomen van:
a. misbruik van zijn financieel-economische relatie tot de betrokken sportorganisatie, sporters en de organisatoren van wedstrijden waarop hij weddenschappen afsluit;
b. betrokkenheid bij de vaststelling van de noteringen van weddenschappen op een wedstrijd van personen die bij die wedstrijd zijn betrokken;
c. deelname aan een door hem georganiseerde weddenschap op een wedstrijd door personen die zijn betrokken bij die wedstrijd of bij de organisatie van die weddenschap.
4. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld worden met betrekking tot het eerste tot en met het derde lid.
Artikel 4.8
1. De vergunninghouder die weddenschappen organiseert, draagt voorafgaande aan de weddenschap zorg voor een deugdelijke identificatie, analyse en evaluatie van de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd, waarbij in ieder geval worden betrokken:
a. de mate waarin de uitkomst van de wedstrijd van belang is voor de competitie in de desbetreffende sport;
b. de mate waarin de betrokken sporters tijdig en voldoende worden betaald;
c. de mate van objectieve verslaglegging van de wedstrijd;
d. de mate waarin de organisatie van de wedstrijd anderszins met waarborgen tegen manipulatie is omkleed, en
e. interne en externe signalen die duiden op een risico voor de integriteit van de betrokken wedstrijd.
2. De vergunninghouder informeert voorafgaande aan de weddenschap in ieder geval de betrokken wedstrijdorganisator en de betrokken sportorganisatie over de aard van de door hem te organiseren weddenschap.
3. De vergunninghouder draagt tijdens en na afloop van de weddenschap zorg voor een deugdelijke identificatie, analyse en evaluatie van de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd, waarbij in ieder geval worden betrokken:
a. de indicator, bedoeld in het eerste lid, onder e;
b. het aantal op die wedstrijd afgesloten weddenschappen;
c. de bedragen die worden ingezet bij de weddenschappen op die wedstrijd.
4. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste en derde lid, blijkt van ongebruikelijke feiten of omstandigheden die duiden op een verhoogd risico van manipulatie van een wedstrijd, treft de vergunninghouder onverwijld passende maatregelen en informeert hij de raad van bestuur en de betrokken wedstrijdorganisator en sportorganisatie onverwijld overeenkomstig door de raad van bestuur gestelde regels over die feiten of omstandigheden en de getroffen of te treffen maatregelen.
5. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de voorgaande leden.
6. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met het vierde lid. Daarbij kunnen wedstrijden worden aangewezen waarin een voorafgaande identificatie en analyse als bedoeld in het eerste lid achterwege kan blijven.
Artikel 4.9
1. De vergunninghouder organiseert geen weddenschappen op wedstrijden ten aanzien waarvan het onderzoek, bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, duidt op een onaanvaardbaar hoog risico op manipulatie van gebeurtenissen of uitkomsten.
2. De vergunninghouder organiseert in ieder geval geen weddenschappen:
a. op een jeugdwedstrijd;
b. op een wedstrijd waarvan de uitkomst van geen enkel belang is voor de competitie in de desbetreffende sport;
c. op een wedstrijd waaraan uitsluitend sporters om niet deelnemen;
d. op een wedstrijd waarvan het verloop niet objectief wordt vastgelegd;
e. op een negatieve of eenvoudig te manipuleren gebeurtenis tijdens een wedstrijd;
f. op een wedstrijd waarop in het land waar die wedstrijd wordt georganiseerd, wegens risico op manipulatie geen weddenschappen mogen worden afgesloten.
3. De vergunninghouder organiseert geen weddenschappen op een wedstrijd, indien:
a. hij wezenlijke invloed uitoefent op de betrokken wedstrijdorganisator of een belanghebbende bij die wedstrijd, of
b. de betrokken wedstrijdorganisator of een belanghebbende bij die wedstrijd wezenlijke invloed uitoefent op die weddenschap of op zijn organisatie.
4. Bij regeling van Onze Minister kunnen wedstrijden en gebeurtenissen tijdens wedstrijden worden aangewezen, waarop geen weddenschappen mogen worden georganiseerd.
Afdeling 3. Inschrijving en aanmelding als speler
Artikel 4.10
De vergunninghouder schrijft uitsluitend natuurlijke personen als speler in.
Artikel 4.11
1. De vergunninghouder schrijft een persoon slechts in als speler, indien hij beschikt over ten minste:
a. diens naam, voornamen, geboortedatum, geslacht, geboorteplaats en, voor zover die persoon daarover beschikt, diens burgerservicenummer, zoals die zijn opgenomen op het identiteitsdocument van die persoon;
b. diens fysieke adres en contactgegevens, waaronder in ieder geval e-mail adres en telefoonnummer, en
c. het rekeningnummer en de tenaamstelling van de tegenrekening.
2. De vergunninghouder voert een adequate kwaliteitscontrole uit op de gegevens, bedoeld in het eerste lid.
3. De vergunninghouder schrijft een persoon slechts in als speler, nadat is vastgesteld dat de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderling geen afwijkingen vertonen, en ten minste het opgegeven e-mail adres of telefoonnummer is gevalideerd.
Artikel 4.11a
1. De vergunninghouder schrijft een persoon slechts in na raadpleging van het register.
2. Raadpleging van het register geschiedt aan de hand van de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de geboorteplaats van de betrokken persoon, alsmede, voor zover die persoon daarover beschikt, diens burgerservicenummer, zoals die zijn opgenomen op het identiteitsdocument van die persoon.
3. Het resultaat van de raadpleging, bedoeld in het eerste lid, kan worden gebruikt bij de vaststelling van de identiteit van degene die als speler wil worden ingeschreven.
4. De raad van bestuur verstrekt de vergunninghouder na raadpleging van het register een code die op unieke wijze aan de speler is verbonden. De vergunninghouder neemt deze code op in zijn administratie.
Artikel 4.12
1. De vergunninghouder schrijft een persoon slechts in als speler, nadat hij heeft vastgesteld dat tegen diens inschrijving geen bezwaren bestaan op grond van de bij of krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Sanctiewet 1977 gestelde regels.
2. De vergunninghouder schrijft een persoon niet in als speler, indien hij redelijkerwijs moet vermoeden dat diens deelname aan de vergunde kansspelen zal worden gebruikt voor witwassen, financiering van terrorisme, overtreding van sanctieregelingen dan wel fraude met of misbruik van de vergunde kansspelen.
Artikel 4.13
1. De vergunninghouder schrijft een persoon slechts in als speler, nadat die persoon de grenzen van zijn speelgedrag heeft aangegeven.
2. De grenzen, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:
a. de maximale aantallen aanmeldingen per dag, week of maand;
b. de maximale stortingen op de speelrekening per dag, week of maand, en
c. het maximale tegoed op de speelrekening.
3. De vergunninghouder treft passende maatregelen die waarborgen dat de speler de grenzen, bedoeld in het eerste lid, te allen tijde kan wijzigen, met dien verstande dat:
a. een verlaging van een of meer maxima direct in werking treedt;
b. een verhoging van een of meer maxima eerst na ten minste 24 uur in werking treedt, en
c. een verhoging van een of meer maxima eerst in werking treedt, nadat sedert de inwerkingtreding van de laatste verhoging ten minste een week is verstreken.
4. De vergunninghouder treft passende maatregelen die waarborgen dat de maxima, bedoeld in het tweede lid, onder b en c, niet kunnen worden overschreden.
Artikel 4.14
1. De vergunninghouder schrijft een persoon slechts in als speler, nadat die persoon heeft verklaard:
a. kennis te hebben genomen van de gegevens, bedoeld in artikel 4.34 en de artikelen 8 en 9 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen;
b. handelingsbekwaam te zijn;
c. uitsluitend voor eigen rekening te zullen spelen;
d. de inschrijving niet te zullen gebruiken voor witwassen of financiering van terrorisme, voor overtreding van sanctieregelingen, of voor fraude met of misbruik van de vergunde kansspelen, en
e. zorgvuldig om te zullen gaan met de unieke identificator, bedoeld in artikel 4.17, alle redelijke maatregelen te nemen om het gebruik daarvan door derden te voorkomen, en daartoe zo nodig de nader door de vergunninghouder te stellen voorschriften op te volgen.
2. De vergunninghouder schrijft een persoon niet in als speler, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onjuist is.
Artikel 4.15
1. De vergunninghouder verifieert de identiteit van de speler zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 30 dagen na de inschrijving van die speler.
2. De verificatie, bedoeld in het eerste lid, geschiedt met een methode, die daarvoor voldoende betrouwbaar is en waarmee de identiteit van de speler ondubbelzinnig komt vast te staan.
Artikel 4.16
De vergunninghouder beëindigt de inschrijving in ieder geval, indien:
a. de speler daarom verzoekt;
b. de identiteit van de speler niet binnen 30 dagen na diens inschrijving overeenkomstig artikel 4.15 is geverifieerd, of
c. niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving.
Artikel 4.17
1. De vergunninghouder kent de speler na diens inschrijving een unieke identificator toe ten behoeve van diens aanmelding.
2. Bij iedere aanmelding van een speler identificeert de vergunninghouder die speler en raadpleegt hij het register.
3. De vergunninghouder staat aanmelding van een speler slechts toe, nadat is vastgesteld dat die speler niet is ingeschreven in het register.
Artikel 4.18
1. Tenzij uit een wettelijk voorschrift anders voortvloeit, schorst de vergunninghouder de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen in ieder geval:
a. op verzoek van de speler;
b. bij een redelijk vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving;
c. bij een redelijk vermoeden dat de speler door onmatige deelname aan kansspelen of door kansspelverslaving zichzelf of zijn naasten schade kan berokkenen en de vergunninghouder ten aanzien van hem de in artikel 31m, vierde lid, van de wet bedoelde kennisgeving aan de raad van bestuur heeft gedaan.
2. Bij de toepassing van het eerste lid, onder b en c, maakt de vergunninghouder in ieder geval gebruik van de analyses, bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, onder b, onderscheidenlijk de analyses bedoeld in artikel 14 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.
Artikel 4.19
1. In gevallen als bedoeld in artikel 4.18, eerste lid, onder b en c, onderzoekt de vergunninghouder de gegrondheid van het daarbedoelde vermoeden. De mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen wordt geschorst voor de duur van het onderzoek.
2. Indien de vergunninghouder de raad van bestuur overeenkomstig artikel 31m, vierde lid, van de wet in kennis stelt van een redelijk vermoeden dat de speler door onmatige deelname aan kansspelen of door kansspelverslaving zichzelf of zijn naasten schade kan berokkenen, wordt de mogelijkheid tot deelname geschorst voor de duur van het onderzoek door de raad van bestuur naar de toepassing van artikel 33da van de wet.
Artikel 4.20
De schorsing van de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen heeft geen gevolgen voor de toegang van de speler tot de gegevens met betrekking tot diens speelrekening.
Artikel 4.21
De vergunninghouder beëindigt de mogelijkheid tot aanmelding bij beëindiging van de inschrijving van de speler.
Artikel 4.22
De vergunninghouder treft passende technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van:
a. doorlopende aanmelding;
b. het gebruik van unieke identificator, bedoeld in artikel 4.17, door anderen dan de speler aan wie deze is toegekend.
Artikel 4.23
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inschrijving, de aanmelding en de deelname aan de vergunde kansspelen. Deze hebben in ieder geval betrekking op de duur van de schorsing van de mogelijkheid tot deelname in de gevallen, bedoeld in artikel 4.18, eerste lid, onder b en c.
Afdeling 4. Betalingstransacties
Artikel 4.24
1. Betalingstransacties tussen de vergunninghouder en de speler verlopen uitsluitend via de speelrekening.
2. De vergunninghouder staat voor betalingstransacties met de speler uitsluitend het gebruik toe van betaalinstrumenten, die:
a. zijn uitgegeven door een in een lidstaat gevestigde kredietinstelling met een vergunning als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2013/36/EU of door een in een lidstaat gevestigde betaaldienstverlener met een vergunning als bedoeld in artikel 11 van Richtlijn Richtlijn (EU) 2015/2366, en
b. ondubbelzinnig zijn te herleiden tot de persoon van de speler.
Artikel 4.25
1. De vergunninghouder houdt ten name van een speler slechts een enkele speelrekening aan. Hij houdt geen speelrekening aan ten name van een persoon die niet door hem als speler is ingeschreven.
2. De vergunninghouder crediteert en debiteert de speelrekening zonder onnodige vertraging.
3. De vergunninghouder staat een speler slechts een enkele tegenrekening toe.
Artikel 4.26
Voordat de verificatie van de identiteit van de speler, bedoeld in artikel 4.15, is voltooid:
a. crediteert de vergunninghouder de speelrekening van die speler niet met van die speler ontvangen geldmiddelen, indien die geldmiddelen gezamenlijk het bedrag van € 1.500 hebben bereikt;
b. debiteert de vergunninghouder de speelrekening niet ten gunste van de tegenrekening van de speler met geldmiddelen afkomstig uit speelwinst of met gratis speeltegoed.
Artikel 4.27
1. Behoudens correcties van de gevolgen van een technische storing in het spelsysteem, crediteert de vergunninghouder de speelrekening van een speler uitsluitend met geldmiddelen die:
a. afkomstig zijn van de tegenrekening van die speler of van een andere betaalrekening die wordt aangehouden bij een kredietinstelling of betaaldienstverlener als bedoeld in artikel 4.24, tweede lid, onder a, en die ondubbelzinnig tot de persoon van die speler is te herleiden;
b. voortkomen uit speelwinst, of
c. voortkomen uit een door hem aan die speler verstrekt gratis speeltegoed.
2. De vergunninghouder crediteert de speelrekening van een speler niet met geldmiddelen als bedoeld in het eerste lid, onder a:
a. voor zover daarmee een of meer van de door die speler met toepassing van artikel 4.13 gestelde maxima wordt overschreden;
b. indien de mogelijkheid tot deelname is geschorst.
Artikel 4.28
1. De vergunninghouder staat geen negatief saldo op de speelrekening toe.
2. De vergunninghouder laat een speler niet toe tot deelname aan een kansspel, indien het saldo op diens speelrekening daarvoor ontoereikend is.
Artikel 4.29
1. De vergunninghouder debiteert de speelrekening van een speler slechts:
a. ten gunste van de tegenrekening van de speler;
b. ten behoeve van deelname door die speler aan de vergunde kansspelen, of
c. ten gunste van zijn eigen betaalrekening.
2. De vergunninghouder debiteert de speelrekening van een speler slechts ten gunste van de tegenrekening van de speler nadat de speelrekening met geldmiddelen afkomstig van die tegenrekening is gecrediteerd.
3. Tenzij de betrouwbare, verantwoorde en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen zich daartegen verzet, debiteert de vergunninghouder de speelrekening ten gunste van de tegenrekening:
a. indien de speler daarom verzoekt;
b. voor zover het saldo op de speelrekening het door de speler in zijn spelersprofiel opgegeven maximum overschrijdt;
c. indien de inschrijving van de speler overeenkomstig artikel 4.16, onder a, op diens verzoek wordt beëindigd;
d. indien de inschrijving van de speler overeenkomstig artikel 4.16, onder b, wordt beëindigd, voor zover het geen geldmiddelen afkomstig uit speelwinst of gratis speeltegoed betreft.
4. Het derde lid is niet van toepassing, zo lang de mogelijkheid tot deelname van de speler overeenkomstig artikel 4.18, eerste lid, onder b, is geschorst op grond van een redelijk vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving.
Artikel 4.30
1. De vergunninghouder treft passende maatregelen die waarborgen dat het saldo op een speelrekening te allen tijde met inachtneming van de wettelijk voorschriften aan de speler kan worden uitgekeerd en dat daarvoor de gegevens, bedoeld in artikel 4.32, beschikbaar zijn.
2. De vergunninghouder die de tegoeden van een speelrekening onderbrengt op een of meer bijzondere rekeningen als bedoeld in artikel 31l, derde lid, van de wet, houdt die rekeningen aan op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid als vergunninghouder.
Artikel 4.31
1. De vergunninghouder verschaft de speler op de landingspagina en het beginscherm van de spelersinterface toegang tot algemene informatie met betrekking tot de wijze waarop en de voorwaarden waaronder betalingstransacties met de speler plaatsvinden.
2. De vergunninghouder verschaft de speler op iedere pagina of scherm van de spelersinterface toegang tot de nodige gegevens met betrekking tot diens speelrekening en de mutaties van de speelrekening. Deze gegevens omvatten in ieder geval:
a. het huidige saldo van de speelrekening;
b. het beginsaldo van de speelrekening bij de laatste aanmelding;
c. de totale inzet sedert de laatste aanmelding;
d. de totale winst en het totale verlies sedert de laatste aanmelding, en
e. een overzicht van alle transacties op de speelrekening gedurende ten minste de laatste 90 dagen.
3. De vergunninghouder verstrekt de gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid op voor de speler passende, duidelijke en begrijpelijke wijze. De gegevens zijn zo volledig mogelijk.
4. De vergunninghouder verstrekt de speler op diens verzoek een overzicht van de transacties op de speelrekening gedurende ten minste de laatste 12 maanden.
Artikel 4.32
De vergunninghouder registreert de betalingstransacties tussen hem en de speler en de door kansspelen waaraan die speler heeft deelgenomen op zodanige wijze dat:
a. het verloop van ieder spel kan worden gereconstrueerd;
b. de tegoeden van de speler te allen tijde aan die speler kunnen worden uitgekeerd, en
c. het toezicht op naleving van de wet, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de Sanctiewet 1977 en de Wet op de kansspelbelasting doelmatig en doeltreffend kan worden uitgeoefend.
Artikel 4.33
Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de betalingen tussen de vergunninghouder en de speler. Daarbij worden in ieder geval regels gesteld met betrekking tot:
a. de registratie van de betalingstransacties, bedoeld in artikel 4.32, en
b. de uitkering van prijzen in natura.
Afdeling 5. Consumentenbescherming
Artikel 4.34
1. De vergunninghouder biedt op de landingspagina en het beginscherm van de spelersinterface toegang tot informatie met betrekking tot in ieder geval:
a. zijn vergunning, zijn geografische adres, zijn contactgegevens en de contactgegevens van de klantendienst;
b. zijn beleid ter voorkoming van kansspelgerelateerde criminaliteit;
c. de door hem gehanteerde algemene voorwaarden;
d. de door hem georganiseerde kansspelen, waaronder de spelregels, de winkansen, de wijze van kansbepaling en, voor zover mogelijk, het uitbetalingspercentage;
e. de totale kosten van deelname aan het kansspel, met inbegrip van alle daarmee samenhangende vergoedingen, kosten en uitgaven, belastingen die via de vergunninghouder worden betaald, dan wel, voor zover die kosten niet exact kunnen worden aangegeven, de grondslag voor de berekening van die kosten;
f. eventuele specifieke kosten voor het gebruik van de techniek van het kansspel op afstand, en
g. de klachtenregeling.
2. De vergunninghouder verstrekt de gegevens, bedoeld in het eerste lid, op voor de speler passende, begrijpelijke en toegankelijke wijze. De gegevens zijn zo volledig mogelijk.
3. De vergunninghouder biedt op de landingspagina en het beginscherm van de spelersinterface toegang tot de website van de kansspelautoriteit.
Artikel 4.34a
De vergunninghouder bedingt niet dat de tussen hem en de speler gesloten kansspelovereenkomst wordt beheerst door ander recht dan het Nederlandse recht, noch dat geschillen met betrekking tot die kansspelovereenkomst worden voorgelegd aan een andere rechter dan de Nederlandse rechter.
Artikel 4.35
De vergunninghouder onderhoudt een klantendienst die in ieder geval 24 uur per dag elektronisch en 12 uur per dag telefonisch bereikbaar is.
Artikel 4.36
1. De vergunninghouder voorziet in een transparante, eenvoudige en gratis procedure voor de behandeling van klachten van spelers.
2. De procedure, bedoeld in het eerste lid, voorziet er in ieder geval in dat:
a. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden, en
b. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.
3. De vergunninghouder brengt klachtendie niet in der minne worden opgelost ter kennis van de raad van bestuur.
4. De vergunninghouder maakt op de spelersinterface kenbaar op welke wijze klachtenover de vergunde kansspelen worden behandeld.
Artikel 4.37
1. De vergunninghouder verstrekt de algemene informatie in ieder geval in de Nederlandse taal.
2. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat communicatie met de speler in ieder geval in de Nederlandse taal kan plaatsvinden.
Artikel 4.38
[vervallen]
Artikel 4.39
Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot deze afdeling. Daarbij kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de door de vergunninghouder gehanteerde algemene voorwaarden.
Afdeling 6. Het spelsysteem
Artikel 4.40
De vergunninghouder draagt er voor zorg dat in zijn organisatie wordt ontwikkeld, toegepast en onderhouden:
a. een kwaliteitsmanagementsysteem dat voldoet aan de bij regeling van Onze Minister gestelde vereisten;
b. een informatiebeveiligingssysteem dat voldoet aan de bij regeling van Onze Minister gestelde vereisten, en
c. een systeem voor het beheer van de informatietechnologie en -communicatienetwerken dat voldoet aan de bij regeling van Onze Minister gestelde vereisten.
Artikel 4.41
1. De vergunninghouder draagt er voor zorg dat in zijn organisatie een managementsysteem voor het beheer van wijzigingen van het spelsysteem wordt ontwikkeld, toegepast en onderhouden.
2. Het managementsysteem, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval passende procedures die waarborgen dat:
a. de vergunninghouder te allen tijde beschikt over:
1°. een volledige en actuele beschrijving van de configuratie van het spelsysteem;
2°. een volledige en actuele beoordeling van het risiconiveau van ieder onderdeel van het spelsysteem, en
3°. een volledige en actuele beschrijving van de procedures die worden gevolgd bij wijziging van enig onderdeel van het spelsysteem;
b. wijzigingen van het spelsysteem op een beheerste, transparante en controleerbare wijze worden aangebracht;
c. wijzigingen van het spelsysteem tijdig aan keuring door een aangewezen keuringsinstelling worden onderworpen, waarbij rekening wordt gehouden met het risiconiveau van het betrokken onderdeel van het spelsysteem en de aard van de wijziging, en
d. een of meer ter zake deskundige functionarissen binnen de organisatie van de vergunninghouder toezien op de beheerste, transparante en controleerbare wijziging van het spelsysteem en de tijdige keuring daarvan door een aangewezen keuringsinstelling.
3. De vergunninghouder classificeert het risiconiveau, bedoeld in het tweede lid, onder a, subonderdeel 2o, van ieder onderdeel van het spelsysteem aan de hand van de aard en de omvang van de effecten, die een gehele of gedeeltelijke uitval van dat onderdeel kan hebben op de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen.
4. De vergunninghouder registreert iedere aanpassing van het spelsysteem en bewaart deze gegevens gedurende ten minste vijf jaar. Hij draagt er zorg voor dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over de actuele status van het spelsysteem.
5. De vergunninghouder stelt de raad van bestuur in kennis over de procedures bedoeld in het tweede lid. Daarbij meldt de vergunninhouder tevens van welke aangewezen keuringsinstelling hij diensten afneemt.
6. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels worden gesteld met betrekking tot het wijzigingsbeheer, bedoeld in het eerste lid. Deze hebben in ieder geval betrekking op de beoordeling van het risiconiveau, bedoeld in het tweede lid, onder a, subonderdeel 2o.
Artikel 4.42
1. De vergunninghouder plaatst de elektronische middelen in een lidstaat of de staat waar hij met ontheffing krachtens artikel 31g, vijfde lid, van de wet zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging heeft.
2. In afwijking van het eerste lid, plaatst de vergunninghouder de controledatabank, bedoeld in artikel 5.3, in Nederland.
Artikel 4.42a
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere technische en operationele vereisten worden gesteld aan de veiligheid, vertrouwelijkheid, eerlijkheid, continuïteit, betrouwbaarheid, controleerbaarheid en geschiktheid van het spelsysteem.
Afdeling 7. De keuring van het spelsysteem
Paragraaf 1. De aangewezen keuringsinstellingen
Artikel 4.43
1. Onze Minister kan een keuringsinstelling op aanvraag aanwijzen voor de keuring van spelsystemen van vergunninghouders, indien uit de aanvraag volgt dat die instelling is geaccrediteerd tegen bij regeling van Onze Minister vastgestelde normen.
2. De aanwijzing als keuringsinstelling wordt voor onbepaalde tijd verleend.
3. Aan de aanwijzing kunnen in het belang van de kwaliteit van de keuringen voorschriften worden verbonden.
4. De aanwijzing als keuringsinstelling kan worden gewijzigd.
5. De aanwijzing als keuringsinstelling kan worden ingetrokken, indien:
a. de aangewezen keuringsinstelling niet voldoet aan de vereisten, bedoeld in het eerste lid en de artikelen 4.45 tot en met 4.47;
b. de aangewezen keuringsinstelling een aan de aanwijzing verbonden voorschrift heeft overtreden;
c. de aangewezen keuringsinstelling haar verplichtingen, bedoeld in artikel 4.48, niet heeft nageleefd, of
d. de kwaliteit van de door de aangewezen keuringsinstelling uitgevoerde keuringen naar het oordeel van Onze Minister onvoldoende is.
6. De aanwijzing als keuringsinstelling kan worden geschorst op grond van ernstige vermoedens dat er grond bestaat om de aanwijzing in te trekken.
Artikel 4.44
Met de aanwijzing als keuringsinstelling wordt gelijkgesteld een aanwijzing of vergelijkbare beschikking afgegeven door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat op basis van voorwaarden die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat wordt gewaarborgd met artikel 4.43, eerste lid. Artikel 4.43, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4.45
1. De aangewezen keuringsinstelling heeft rechtspersoonlijkheid.
2. De aangewezen keuringsinstelling verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie. Aan de keuringsinstelling is geen surseance van betaling verleend. Er is geen beslag gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen van de aangewezen keuringsinstelling of op een of meer van diens bedrijfsmiddelen die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen.
Artikel 4.46
1. De aangewezen keuringsinstelling is onafhankelijk van de vergunninghouder wiens spelsysteem zij keurt.
2. De aangewezen keuringsinstelling is in staat haar keuringswerkzaamheden te verrichten zonder enige druk of beïnvloeding door de vergunninghouder of derden.
3. De aangewezen keuringsinstelling heeft in haar organisatie toereikende waarborgen voor de onafhankelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van haar keuringen geïmplementeerd.
Artikel 4.47
1. De aangewezen keuringsinstelling voert de keuringswerkzaamheden uit met de hoogste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied.
2. De aangewezen keuringsinstelling is te allen tijde in staat alle keuringswerkzaamheden aan de spelsystemen van de vergunninghouders overeenkomstig de Nederlandse kansspelregelgeving te verrichten, ongeacht of deze werkzaamheden door haar zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.
3. De aangewezen keuringsinstelling beschikt over een organisatie, werkwijzen en middelen die de beroepsintegriteit en technische bekwaamheid waarborgen.
Artikel 4.48
1. De aangewezen keuringstelling verstrekt Onze Minister desgevraagd alle inlichtingen die deze voor de toepassing van artikel 4.43 nodig heeft.
2. De aangewezen keuringstelling verstrekt de raad van bestuur desgevraagd alle inlichtingen die deze voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft.
3. Bij de uitvoering van het eerste en tweede lid geeft de aangewezen keuringstelling aan welke gegevens een vertrouwelijk karakter dragen en de gronden waarop dit vertrouwelijke karakter berust.
Paragraaf 2. Periodiciteit van de keuringen
Artikel 4.49
De vergunninghouder onderwerpt het gehele spelsysteem voor de ingebruikname daarvan aan de keuring door een aangewezen keuringsinstelling.
Artikel 4.50
1. De vergunninghouder onderwerpt een voorgenomen wijziging van enig onderdeel van het spelsysteem voor de ingebruikname daarvan aan keuring door een aangewezen keuringsinstelling.
2. Voorafgaande keuring als bedoeld in het eerste lid kan achterwege blijven, indien en voor zover het betreft de wijziging van een niet-kritiek onderdeel van het spelsysteem en het spelsysteem na wijziging van dat onderdeel voldoet aan de daaraan gestelde vereisten. In dat geval stelt de vergunninghouder de raad van bestuur in kennis van die wijziging en onderwerpt hij het gewijzigde onderdeel:
a. onverwijld aan een eigen keuring, en
b. binnen 120 dagen aan keuring door een aangewezen keuringsinstelling.
3. Voorafgaande keuring als bedoeld in het eerste lid kan achterwege blijven, indien en voor zover de wijziging onverwijld noodzakelijk is voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen. In dat geval stelt de vergunninghouder de raad van bestuur onverwijld in kennis van die wijziging en onderwerpt hij het gewijzigde onderdeel zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen dertig dagen, aan keuring door een aangewezen keuringsinstelling
4. Een voorgenomen wijziging is onverwijld noodzakelijk voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen, indien het achterwege laten daarvan kan leiden tot significante beveiligingsrisico’s of tot significante schadelijke gevolgen voor de continuïteit van het spelsysteem of voor de integriteit of de vertrouwelijkheid van gegevens.
5. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel. Daarbij worden in ieder geval nadere regels gesteld met betrekking tot de keuring, bedoeld in het tweede lid, onder a.
Artikel 4.51
De vergunninghouder onderwerpt ieder onderdeel van het spelsysteem aan keuring door een aangewezen keuringsinstelling overeenkomstig de procedures, bedoeld in artikel 4.41, tweede lid, onder c.
Paragraaf 3. Uitvoering
Artikel 4.52
1. De aangewezen keuringsinstelling keurt het spelsysteem of enig onderdeel daarvan aan de hand van:
a. het door de raad van bestuur vastgestelde schema tot conformiteitsbeoordeling, en
b. haar keuringsplan dat op basis van de kenmerken van het spelsysteem is opgesteld.
2. Bij een keuring als bedoeld in het eerste lid betrekt de aangewezen keuringsinstelling zo veel mogelijk de resultaten van andere keuringen van het spelsysteem of van een onderdeel daarvan.
3. De aangewezen keuringsinstelling stelt van iedere keuring een keuringsrapport op.
4. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de uitvoering van de keuring. Daarbij worden in ieder geval nadere regels gesteld met betrekking tot het gebruik van de resultaten van andere keuringen als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 4.53
1. Het keuringsrapport, bedoeld in artikel 4.52, derde lid, bevat in ieder geval:
a. een beschrijving van het keuringsplan, bedoeld in artikel 4.52, eerste lid, onder b;
b. een beoordeling en toepassing van de procedures, bedoeld in artikel 4.41, tweede lid, ter beoordeling van het risiconiveau van de onderscheiden onderdelen van diens spelsysteem;
c. een beschrijving van de wijze waarop de procedures, bedoeld onder b, door de vergunninghouder worden toegepast;
d. een toereikende aanduiding van het spelsysteem of het onderdeel daarvan dat aan de keuring is onderworpen;
e. een verantwoording van de bij de keuring gehanteerde methoden, technieken en principes;
f. een verantwoording van de bij de keuring betrokken resultaten van eerdere keuringen als bedoeld in artikel 4.52, tweede lid;
g. de resultaten van de keuring en een toereikende onderbouwing daarvan;
h. de classificatie van iedere geconstateerde tekortkoming in het gekeurde spelsysteem of het onderdeel daarvan naar het risico dat die tekortkoming vormt voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen, en
i. overige gegevens die de raad van bestuur behoeft voor het toezicht op naleving van het bepaalde bij en krachtens de wet.
2. De raad van bestuur stelt het model van het keuringsrapport vast.
Hoofdstuk 5. Toezicht en handhaving
Artikel 5.1
1. De vergunninghouder rapporteert aan de raad van bestuur periodiek over de uitvoering van:
a. het integriteitsbeleid, bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 2;
b. de voorschriften met betrekking tot de inschrijving van spelers, bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 3;
c. de voorschriften met betrekking tot de betalingstransacties, bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 4, en
d. de voorschriften met betrekking tot de consumentenbescherming, bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 5.
2. De vergunninghouder informeert de raad van bestuur onverwijld over:
a. relevante wijzigingen van de in het kader van de aanvraag tot het verlenen van de vergunning of nadien aan de raad van bestuur verstrekte informatie;
b. gedragingen en gebeurtenissen die een ernstig gevaar kunnen vormen voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen of het vertrouwen in de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen kunnen schaden.
3. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid. Deze hebben in ieder geval betrekking op de aard van de te verstrekken gegevens en de frequentie van de rapportages, bedoeld in het eerste lid. Daarbij kunnen nadere onderwerpen worden benoemd waarover de vergunninghouder de raad van bestuur periodiek rapporteert.
Artikel 5.2
1. De vergunninghouder treft passende technische en organisatorische maatregelen die de elektronische en fysieke toegang tot de elektronische middelen en de daarin opgeslagen gegevens waarborgen van de ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 34 van de wet.
2. Bij regeling van Onze Minister kunnen technische en operationele vereisten worden gesteld aan de maatregelen, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 5.3
1. De vergunninghouder onderhoudt een controledatabank.
2. De controledatabank bevat de volgende gegevens:
a. een niet direct tot de identiteit van de speler herleidbare, unieke aanduiding van iedere speler;
b. de datum, het tijdstip en de aard van iedere aanpassing en overschrijding van het spelersprofiel;
c. de aanleiding voor en de datum, het tijdstip en de aard van iedere interventie als bedoeld in artikel 16 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen;
d. de datum, het tijdstip, het bedrag en de aard van iedere creditering en iedere debitering van iedere speelrekening, alsmede, waar van toepassing, de aard van het daarbij gebruikte betaalinstrument en, waar van toepassing, een niet direct tot de identiteit van de speler herleidbare, unieke aanduiding van de daarbij gedebiteerde onderscheidenlijk gecrediteerde betaalrekening,
e. de totale inzet en speelwinst per spelsoort en, voor zover het betreft een kansspel waarbij de vergunninghouder anders dan als inzet een vergoeding ontvangt voor het geven van gelegenheid tot deelneming aan dat kansspel, het totale bedrag van die vergoeding.
3. De vergunninghouder treft passende technische en organisatorische maatregelen die te allen tijde de elektronische toegang tot de controledatabank en tot de daarin opgenomen gegevens waarborgen van:
a. de ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 34 van de wet;
b. de personen die op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn belast met het toezicht op naleving door instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 16o van die wet, en
c. de ambtenaren van de Belastingdienst.
4. De vergunninghouder treft passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de in de controledatabank opgenomen gegevens tegen verlies en onrechtmatige verwerking en tegen herleidbaarheid van die gegevens tot de persoon van de speler.
5. De vergunninghouder treft passende technische en organisatorische maatregelen om de veilige overdracht van de gegevens naar de controledatabank en de kwaliteit, de volledigheid, de actualiteit, de consistentie, de authenticiteit en de onweerlegbaarheid van de in de controledatabank opgenomen gegevens te waarborgen.
6. Bij regeling van Onze Minister worden nadere technische en operationele vereisten gesteld met betrekking tot de controledatabank. Deze hebben in ieder geval betrekking op:
a. de inrichting en plaatsing van de controledatabank;
b. de beveiliging van de in de controledatabank opgenomen gegevens;
c. de kwaliteit, volledigheid actualiteit, consistentie, authenticiteit en onweerlegbaarheid van de in de controledatabank opgenomen gegevens;
d. de vernietiging van de in de controledatabank opgenomen gegevens;
e. de toegang tot de controledatabank en de daarin opgenomen gegevens, bedoeld in het derde lid, en
f. het afscheiden van de controledatabank van de andere elektronische middelen.
7. Bij de regeling, bedoeld in het zesde lid, kunnen nadere categorieën in de controledatabank op te nemen gegevens worden vastgesteld en kan worden bepaald dat de vergunninghouder passende technische en organisatorische maatregelen treft die te allen tijde de elektronische toegang tot de controledatabank en tot de daarin opgenomen gegevens waarborgen van de ambtenaren of personen die op grond van artikel 10 van de Sanctiewet 1977 zijn belast met het toezicht op naleving van die wet.
Artikel 5.4
1. De vergunninghouder stelt ten genoegen van de raad van bestuur financiële zekerheid voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen uit:
a. de kansspelheffing, bedoeld in artikel 33e van de wet, en
b. bestuurlijke sancties wegens overtredingen van bij of krachtens de wet gestelde voorschriften.
2. Het bedrag waarvoor financiële zekerheid wordt gesteld, is ten hoogste gelijk aan het bedrag van de geldboete van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3. Bij het vaststellen van de hoogte van het bedrag betrekt de raad van bestuur in ieder geval de duurzame aanwezigheid van in Nederland gelegen vermogensbestanddelen die mogelijkheid tot verhaal bieden.
4. De financiële zekerheid kan worden gesteld in de vorm van een waarborgsom, een borgtocht of een bankgarantie, dan wel door het treffen van enige andere voorziening waarbij de financiële zekerheid naar het oordeel van de raad van bestuur gelijkwaardig is aan een van die vormen van zekerheid.
5. De vergunninghouder houdt de financiële zekerheid in stand gedurende een door de raad van bestuur te bepalen termijn tot maximaal een jaar na de datum waarop de geldigheidsduur van de vergunning is verstreken.
6. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de financiële zekerheidstelling.
Hoofdstuk 6. Wijziging andere besluiten
Artikel 6.1
Het Kansspelenbesluit wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» wordt vervangen door: Onze Minister voor Rechtsbescherming.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot door een punt komma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
raad van bestuur: de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de wet.
B
Artikel 3a vervalt.
C
De artikelen 4, 5, 6 en 10 worden vernummerd tot de artikelen 3, 4, 5 en 11.
D
In artikel 5, eerste lid, (nieuw) wordt «artikel 4» vervangen door: artikel 3.
E
De artikelen 8 en 9 vervallen.
F
Artikel 7 wordt vernummerd tot artikel 10 en komt te luiden:
Artikel 10
Dit besluit berust mede op de artikelen 21, derde en vierde lid, 25, vierde en vijfde lid, en 33f, negende lid, van de wet.
G
Na artikel 5 (nieuw) worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 6
1. De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15 van de wet organiseert slechts weddenschappen op sportwedstrijden, georganiseerd door of onder auspiciën van de door het NOC*NSF erkende nationale sportorganisaties en hun geledingen, of door vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende sportorganisaties, dan wel op een andere wedstrijd van een sport die door het NOC*NSF als sport is aangemerkt.
2. De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 23 van de wet organiseert slechts weddenschappen op uitslagen van paardenrennen en harddraverijen, georganiseerd door of onder auspiciën van de vereniging Nederlandse Draf- en Rensport of een vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende organisatie.
3. De houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 15 of 23 van de wet draagt er voor zorg dat in zijn organisatie een beleid wordt ontwikkeld, toegepast en onderhouden, dat gericht is op het behoud van de integriteit van de wedstrijden waarop hij weddenschappen organiseert.
4. De vergunninghouder treft in ieder geval passende maatregelen gericht op samenwerking en uitwisseling van gegevens die in het belang zijn voor het voorkomen en onderkennen van manipulatie van wedstrijden met ter zake relevante organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de integriteit van sport, waaronder in ieder geval de bij de wedstrijden betrokken wedstrijdorganisatoren en sportorganisaties, het Nationaal platform matchfixing, een internationaal samenwerkingsverband van wedstrijdorganisatoren en kansspelaanbieders.
5. De vergunninghouder treft voorts passende maatregelen om belangenverstrengeling en misbruik van voorkennis met betrekking tot wedstrijden te voorkomen. Deze maatregelen strekken in ieder geval tot het voorkomen van:
a. misbruik van zijn financieel-economische relatie tot de betrokken sportorganisatie, sporters en de organisatoren van wedstrijden waarop hij weddenschappen afsluit;
b. betrokkenheid bij de vaststelling van de noteringen van weddenschappen op een wedstrijd van personen die bij die wedstrijd zijn betrokken;
c. deelname aan een door hem georganiseerde weddenschap op een wedstrijd door personen die zijn betrokken bij die wedstrijd of bij de organisatie van die weddenschap.
6. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het derde tot en met het vijfde lid.
Artikel 7
1. De houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 15 of 23 van de wet draagt voorafgaande aan de weddenschap zorg voor een deugdelijke identificatie, analyse en evaluatie van de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd, waarbij in ieder geval worden betrokken:
a. de mate waarin de uitkomst van de wedstrijd van belang is voor de competitie in de desbetreffende sport;
b. de mate waarin de betrokken sporters tijdig en voldoende worden betaald;
c. de mate van objectieve verslaglegging van de wedstrijd;
d. de mate waarin de organisatie van de wedstrijd anderszins met waarborgen tegen manipulatie is omkleed, en
e. interne en externe signalen die duiden op een risico voor de integriteit van de betrokken wedstrijd.
2. De vergunninghouder informeert voorafgaande aan de weddenschap in ieder geval de betrokken wedstrijdorganisator en de betrokken sportorganisatie over de aard van de door hem te organiseren weddenschap.
3. De vergunninghouder draagt tijdens en na afloop van de weddenschap zorg voor een deugdelijke identificatie, analyse en evaluatie van de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd, waarbij in ieder geval worden betrokken:
a. de indicator, bedoeld in het eerste lid, onder e;
b. het aantal op die wedstrijd afgesloten weddenschappen;
c. de bedragen die worden ingezet bij de weddenschappen op die wedstrijd.
4. Indien uit het onderzoek, bedoeld in het eerste en derde lid, blijkt van ongebruikelijke feiten of omstandigheden die duiden op een verhoogd risico van manipulatie van een wedstrijd, treft de vergunninghouder onverwijld passende maatregelen en informeert hij de raad van bestuur en de betrokken wedstrijdorganisator en sportorganisatie onverwijld overeenkomstig door de raad van bestuur gestelde regels over die feiten of omstandigheden en de getroffen of te treffen maatregelen.
5. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de voorgaande leden.
6. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld worden met betrekking tot het eerste tot en met het vierde lid. Daarbij kunnen wedstrijden worden aangewezen waarin een voorafgaande identificatie en analyse als bedoeld in het eerste lid achterwege kan blijven.
Artikel 8
1. De houder van een vergunning als bedoeld in de artikelen 15 of 23 van de wet organiseert geen weddenschappen op wedstrijden ten aanzien waarvan het onderzoek, bedoeld in artikel 7, eerste lid, duidt op een onaanvaardbaar hoog risico op manipulatie van gebeurtenissen of uitkomsten.
2. De vergunninghouder organiseert in ieder geval geen weddenschappen:
a. op een jeugdwedstrijd;
b. op een wedstrijd waarvan de uitkomst van geen enkel belang is voor de competitie in de desbetreffende sport;
c. op een wedstrijd waaraan uitsluitend sporters om niet deelnemen;
d. op een wedstrijd waarvan het verloop niet objectief wordt vastgelegd;
e. op een negatieve of eenvoudig te manipuleren gebeurtenis tijdens een wedstrijd;
f. op een wedstrijd waarop in het land waar die wedstrijd wordt georganiseerd, wegens risico van manipulatie geen weddenschappen mogen worden afgesloten.
3. De vergunninghouder organiseert geen weddenschappen op een wedstrijd, indien:
a. hij wezenlijke invloed uitoefent op de betrokken wedstrijdorganisator of een belanghebbende bij die wedstrijd, of
b. de betrokken wedstrijdorganisator of een belanghebbende bij die wedstrijd wezenlijke invloed uitoefent op die weddenschap of op zijn organisatie.
4. Bij regeling van Onze Minister kunnen wedstrijden en gebeurtenissen tijdens wedstrijden worden aangewezen, waarop geen weddenschappen mogen worden georganiseerd.
H
Artikel 6a wordt vernummerd tot artikel 9 en komt te luiden:
Artikel 9
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de methoden ter controle van de naleving van het gestelde bij of krachtens de artikelen 33e en 33f van de wet;
b. de vaststelling van de ontvangen inzetten, de uitgekeerde prijzen en hetgeen ontvangen is voor het geven van gelegenheid tot deelneming aan de kansspelen voor de toepassing van artikel 33e, tweede lid, onderdeel c, van de wet;
c. de vaststelling van de aantallen speeltafels, aangekoppelde spelersterminals en spelersplaatsen voor de toepassing van artikel 33f, tweede lid, van de wet.
Artikel 6.2
Het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel b wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door: Onze Minister voor Rechtsbescherming.
2. De onderdelen c en d worden verletterd tot d en e.
3. Na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. raad van bestuur: de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de wet;.
4. Na onderdeel e (nieuw) worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een punt komma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
f. leidinggevenden:
1°. de natuurlijke personen of de bestuurders van een rechtspersoon die de vergunning houden, of hun gevolmachtigden;
2°. de natuurlijke personen die algemene leiding geven aan een onderneming waarin de vergunning in een of meer inrichtingen wordt geëxploiteerd;
3°. de natuurlijke personen die onmiddellijk leiding geven aan de bedrijfsvoering in een inrichting;
g. het register: het register, bedoeld in artikel 33h van de wet;
h. burgerservicenummer: het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.
B
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onverminderd het eerste tot en met derde lid, richt de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, richt zijn wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen niet op personen:
a. in de leeftijdscategorie tussen 18 en 24 jaar;
b. die zich hebben uitgesloten van deelname aan door hem georganiseerde kansspelen.
2. Onder vernummering van het vijfde tot en met het achtste lid tot het zesde tot en met het negende lid, wordt na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
5. De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, of van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, verstrekt geen gratis speeltegoed aan een speler die de verstrekking of de voorwaarden voor die verstrekking niet uitdrukkelijk heeft aanvaard.
C
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid wordt vernummerd tot het zesde lid.
2. Na het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
4. Het is houders van een vergunning op grond van artikel 15, 23 of 31 van de wet niet toegestaan tijdens sportwedstrijden, paardenrennen en harddraverijen, anders dan op de eigen website, reclame- en wervingsactiviteiten voor weddenschappen op die wedstrijden te ontplooien die gericht zijn op de toeschouwers van of kijkers naar de desbetreffende wedstrijd.
5. Het is vergunninghouders verboden wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen te ontplooien in andere spelen, niet zijnde kansspelen, die op afstand met elektronische communicatiemiddelen worden georganiseerd of op de website waar dergelijke spelen worden aangeboden.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van dit artikel.
D
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3a
1. De houder van een vergunning tot het organiseren een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, stemt zijn wervings- en reclameactiviteiten af op de uitkomsten van de risicoanalyse, bedoeld in artikel 7, tweede lid.
2. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over de wijze waarop hij uitvoering heeft gegeven aan het eerste lid.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.
E
In artikel 4, eerste lid, vervalt: van de kansspelautoriteit.
F
Artikel 5, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. de categoriëen personen aan wie geen kansspelen mogen worden aangeboden;.
G
Onder vernummering van artikel 11 tot artikel 25 vervallen de artikelen 8 tot en met 10.
H
Hoofdstuk 3 komt te luiden:
Hoofdstuk 3. Verslavingspreventie
Afdeling 1. Algemeen
Artikel 6
1. Leidinggevenden en personen op sleutelposities binnen de onderneming van de vergunninghouder beschikken over de kennis en het inzicht die nodig zijn om de vergunning te exploiteren met inachtneming van de bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid die dat met zich brengt.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen werkzaam bij speelcasino’s als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, inrichtingen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet en kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31 van de wet, die zijn belast met het toelaten van personen tot de speelruimte, met het toezicht op spelers en met de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid.
3. De in het eerste lid bedoelde kennis en inzicht heeft in ieder geval betrekking op:
a. de aan de op grond van de vergunning aangeboden kansspelen verbonden risico’s van kansspelverslaving;
b. kansspelverslaving, de negatieve gevolgen van kansspelverslaving en de gedragskenmerken van kansspelverslaafden;
c. hulpverlening bij kansspelverslaving;
d. de wet en andere regelgeving die verband houdt met kansspelen, en
e. de binnen de branche geldende gedragscodes.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op leidinggevenden en personen op sleutelposities binnen de onderneming van:
a. de houder van een vergunning die door burgemeester en wethouders is verleend op grond van artikel 3, eerste lid, van de wet;
b. de houder van een vergunning verleend, op grond van artikel 3, eerste lid, van de wet met een geldigheidsduur van maximaal zes maanden per jaar, en
c. de houder van een vergunning verleend op grond van Titel Ia van de wet.
5. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de nadere invulling van dit artikel en worden eisen gesteld aan de bewijsstukken waaruit blijkt dat aan de in dit artikel gestelde eisen wordt voldaan.
Afdeling 2. Kansspelen in speelautomatenhallen, speelcasino’s en op afstand
Paragraaf 1. Verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder
Artikel 7
1. De houder van een vergunning tot het organiseren een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, draagt er voor zorg dat in zijn organisatie in samenwerking met deskundigen op het gebied van verslavingszorg en ervaringsdeskundigen op het gebied van kansspelen een verslavingspreventiebeleid wordt ontwikkeld, toegepast en onderhouden, dat ten minste voldoet aan de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen en dat aansluit op het Nederlandse stelsel van verslavingszorg. In het verslavingspreventiebeleid wordt in ieder geval bijzondere aandacht geschonken aan:
a. de beschikbare maatregelen en voorzieningen ter preventie van kansspelverslaving en de gevallen waarin en de wijze waarop die instrumenten worden ingezet;
b. de kwaliteitsborging van dat beleid;
c. verslavingspreventie bij jongvolwassenen in de leeftijdscategorie tussen 18 en 24 jaar.
2. De houder van een vergunning tot het organiseren een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, beschikt te allen tijde over een actuele, deugdelijke en wetenschappelijk verantwoorde analyse van de verslavingsrisico’s van de door hem georganiseerde kansspelen. Hij stemt het verslavingspreventiebeleid, bedoeld in het eerste lid, af op de geconstateerde risico’s.
3. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat de risico-analyses, bedoeld in het tweede lid, op onafhankelijke wijze worden uitgevoerd door een of meer functionarissen die beschikken over de nodige deskundigheid, kennis en bevoegdheden om die analyses goed en volledig uit te voeren. Hij treft waarborgen voor de functionele scheiding van zijn bestuur en de uitvoering van de risico-analyses.
4. De vergunninghouder rapporteert aan de raad van bestuur over het door hem gevoerde verslavingspreventiebeleid, bedoeld in het eerste lid, en de analyses, bedoeld in het tweede lid.
5. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot het verslavingspreventiebeleid, bedoeld in het eerste lid, de analyses, bedoeld in het tweede lid, en de frequentie en inhoud van de rapportage, bedoeld in het vierde lid.
Paragraaf 2. Informatie en voorzieningen
Artikel 8
1. De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, verstrekt de consument op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze informatie over ten minste de volgende onderwerpen:
a. de categoriëen personen aan wie geen kansspelen mogen worden aangeboden;
b. de specifieke kenmerken van de door hem georganiseerde kansspelen;
c. de aan deelname aan de door hem georganiseerde kansspelen verbonden risico’s van kansspelverslaving;
d. verantwoord speelgedrag;
e. het door hem gevoerde verslavingspreventiebeleid;
f. het door hem gevoerde beleid met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de privacy van spelers;
g. in Nederland beschikbare verslavingszorg;
h. de mogelijkheden voor de speler om zich uit te sluiten van deelname aan de door die vergunninghouder georganiseerde kansspelen;
i. de mogelijkheden voor de speler om zich door inschrijving in het register uit te sluiten van deelname aan kansspelen, georganiseerd in inrichtingen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, in speelcasino’s als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet en op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet;
j. het doen van de kennisgeving, bedoeld in artikel 27ja, vierde lid, artikel 30v, vierde lid, en artikel 31m, vierde lid, van de wet.
2. De vergunninghouder biedt tevens op duidelijke en begrijpelijke wijze toegang tot:
a. de websites van een of meer online werkzame instellingen voor verslavingszorg en een of meer fysiek in Nederland werkzame instellingen voor verslavingszorg;
b. een voorziening waarmee de speler op eenvoudige wijze inzicht in zijn speelgedrag kan verkrijgen;
c. een voorziening waarmee de speler zich kan uitsluiten van deelname aan de door die vergunninghouder georganiseerde kansspelen;
d. een voorziening waarmee de speler zich door inschrijving in het register kan uitsluiten van deelname aan kansspelen, georganiseerd in inrichtingen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, in speelcasino’s als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, en op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet;
e. de website van de kansspelautoriteit.
Artikel 9
1. De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand verstrekt de toegang tot de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, op de landingspagina en het beginscherm van de spelersinterface, bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand. Hij verstrekt op het beginscherm van de spelersinterface tevens de datum en het tijdstip van de spelers voorlaatste aanmelding als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand.
2. De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand biedt de toegang, bedoeld in artikel 8, tweede lid, op iedere pagina of ieder scherm van de spelersinterface. Daarbij biedt hij tevens toegang tot een voorziening waarmee de speler zijn spelersprofiel, bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand, kan wijzigen.
3. Onverminderd artikel 8 maakt de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand op de spelersinterface voor de speler voortdurend inzichtelijk:
a. hoe laat het in Nederland is;
b. de sedert diens laatste aanmelding verstreken tijd, en
c. het saldo op diens speelrekening.
Artikel 10
Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de door de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen in een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, in het belang van verslavingspreventie te verstrekken informatie en te treffen maatregelen.
Paragraaf 3. Identificatie van spelers
Artikel 11
1. Voordat de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen in een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet of tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet een persoon toegang verleent tot dat speelcasino of die inrichting:
a. identificeert hij die persoon en verifieert hij diens identiteit, en
b. onderzoekt hij of deze persoon is ingeschreven in het register.
2. Verificatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan in ieder geval geschieden aan de hand van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, dan wel, voor zover de persoon niet beschikt over een identiteitsbewijs, aan de hand van een of meer andere documenten uit betrouwbare bron waaruit diens identiteit blijkt.
3. Het onderzoek, bedoeld in eerste lid, onder b, geschiedt aan de hand van de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de geboorteplaats van de betrokken persoon, alsmede, voor zover die persoon daarover beschikt, diens burgerservicenummer, zoals die zijn opgenomen op het identiteitsdocument van die persoon.
4. Het resultaat van het onderzoek kan worden gebruikt bij de vaststelling van de identiteit van degene die tot het speelcasino of de inrichting wil worden toegelaten.
5. De raad van bestuur verstrekt de vergunninghouder na raadpleging van het register een code die op unieke wijze aan de speler is verbonden. De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen in een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet neemt deze code op in zijn administratie. De houder van een vergunning tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, kan deze code opnemen in zijn administratie.
6. De vergunninghouder verstrekt degene aan wie hij toegang tot het speelcasino of de inrichting verleent een bewijs van toegang.
7. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste, tweede en zesde lid.
Artikel 11a
De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen in een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet of tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet kan een speler een unieke identificator toekennen ten behoeve van het verlenen van toegang tot dat speelcasino of die inrichting. In dat geval treft de vergunninghouder passende technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van het gebruik van de unieke identificator door anderen dan de speler aan wie deze is toegekend.
Paragraaf 4. Registratie en analyse van speelgedrag
Artikel 12
1. De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, registreert ten aanzien van iedere deelnemer aan de door hem georganiseerde kansspelen ten minste:
a. interne en externe signalen wijzend op onmatige deelneming aan de vergunde kansspelen of risico’s op kansspelverslaving, en
b. hetgeen hij heeft ondernomen ter uitvoering van artikel 16.
2. Onverminderd het eerste lid, registreren de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino en de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand tevens de frequentie waarmee de speler de ruimte bezoekt waar de kansspelen worden georganiseerd.
3. De vergunninghouders, bedoeld in het eerste en tweede lid, registreren de daar bedoelde gegevens op zodanige wijze dat onmatige deelname aan de door hen georganiseerde kansspelen en risico’s op kansspelverslaving vroegtijdig kunnen worden onderkend.
4. De vergunninghouders registreren de gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, op zodanige wijze dat deze zijn terug te voeren tot de gegevens van de speler, bedoeld in artikel 11, derde lid, of tot de aan die speler verbonden code, bedoeld in artikel 11, vijfde lid.
Artikel 13
Onverminderd artikel 12 registreert de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand ten aanzien van iedere deelnemer aan de door hem georganiseerde kansspelen in ieder geval gegevens met betrekking tot:
a. de inschrijving, bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand, en de beëindiging daarvan;
b. de aanmelding, bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand;
c. de leeftijd, voor zover de speler de leeftijd van 24 jaar nog niet heeft bereikt;
d. de duur van de deelname aan de kansspelen;
e. de frequentie van de deelname aan de kansspelen;
f. de kansspelen waaraan de speler deelneemt;
g. de grenzen van het speelgedrag, bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand;
h. de aanpassing van het de grenzen van het speelgedrag;
i. de overschrijding van de grenzen van het speelgedrag;
j. de inzetten en speluitkomsten;
k. de betalingstransacties met de speler;
l. de mutaties op de speelrekening, bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand;
m. de schorsing van de mogelijkheid tot deelname.
Artikel 14
De analyse, bedoeld in de artikelen 27ja, 30v en 31n van de wet, is gericht op de vroegtijdige onderkenning van signalen die kunnen duiden op onmatige deelname aan de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen en risico’s op kansspelverslaving.
Artikel 15
Bij regeling van Onze Minister worden in het belang van verslavingspreventie nadere regels gesteld met betrekking tot de registratie van gegevens met betrekking tot het speelgedrag van de speler en de analyse daarvan.
Artikel 15a
1. De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand verstrekt op verzoek van een onderzoeksinstelling overeenkomstig door de raad van bestuur gestelde regels geanonimiseerde gegevens als bedoeld in artikel 31m, vijfde lid, van de wet, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek naar kansspelverslaving.
2. De raad van bestuur kan voorwaarden verbinden aan de verstrekking, bedoeld in het eerste lid.
Paragraaf 5. Interventie in het speelgedrag
Artikel 16
1. Indien de analyse, bedoeld in artikel 14, duidt op onmatige deelname aan kansspelen of risico’s op kansspelverslaving, treft de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet passende interventiemaatregelen om onmatige deelname en kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen. De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand treft dergelijke maatregelen in ieder geval indien de speler een grens als bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onder a of b, van het Besluit kansspelen op afstand overschrijdt.
2. Bij een redelijk vermoeden van onmatige deelname aan kansspelen of kansspelverslaving voert de vergunninghouder een persoonlijk onderhoud met de speler, waarin:
a. hij die speler wijst op diens speelgedrag, zo mogelijk de ontwikkeling daarvan, en op de gevaren van kansspelverslaving;
b. hij die speler adviseert over de voorzieningen gericht op beperking van diens deelname aan kansspelen en over de beschikbare hulpverlening door instellingen voor verslavingszorg, en hem stimuleert hiervan gebruik te maken;
c. hij onderzoekt of die speler door onmatige deelname aan kansspelen of kansspelverslaving schade kan berokkenen aan zichzelf of aan zijn naasten.
3. Bij het onderzoek, bedoeld in tweede lid, onder c, betrekt de vergunninghouder in ieder geval de gevolgen van de deelname aan kansspelen voor de financiële situatie van de speler, diens gezinssituatie, diens gezondheid en diens werksituatie.
4. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de interventie door de vergunninghouder in het speelgedrag van de speler. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de passende maatregelen, bedoeld in het eerste lid, en de toepassing daarvan.
Artikel 17
1. Bij de kennisgeving, bedoeld in de artikelen 27ja, vierde lid, 30v, vierde lid, en 31m, vierde lid, van de wet, verstrekt de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, overeenkomstig door de raad van bestuur gestelde regels in ieder geval:
a. de door de raad van bestuur verstrekte code, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, dan wel, indien de vergunninghouder daarover niet beschikt, de gegevens van die speler, bedoeld in artikel 11, derde lid;
b. de contactgegevens van de betrokken speler;
c. de gegevens, bedoeld in de artikelen 12, 13 en 14, en, voor zover aanwezig, de overige gegevens die ten grondslag liggen aan zijn redelijke vermoeden dat de speler door onmatige deelname aan kansspelen of door kansspelverslaving schade kan berokkenen aan zichzelf of zijn naasten;
d. overige gegevens die de raad van bestuur redelijkerwijs nodig heeft voor de toepassing van artikel 33da van de wet, voor zover de vergunninghouder daarover redelijkerwijs kan beschikken.
2. De vergunninghouder maakt de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, en de daarbij aan de raad van bestuur verstrekte gegevens, met uitzondering van de door de raad van bestuur verstrekte code, bedoeld in artikel 11, vijfde lid, bekend aan de betrokken speler.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.
Paragraaf 6. Persoonsgegevens
Artikel 18
1. De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet gebruikt het burgerservicenummer uitsluitend voor de raadpleging van het register en de vaststelling van de identiteit van de speler.
2. De houder van een vergunning tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet gebruikt het burgerservicenummer uitsluitend voor de raadpleging van het register, de vaststelling van de identiteit van de speler en het doen van kennisgevingen als bedoeld in artikel 17.
3. De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet gebruikt het burgerservicenummer uitsluitend voor de raadpleging van het register en de vaststelling van de identiteit van de speler bij de inschrijving, bedoeld in artikel 4.11 van het Besluit kansspelen op afstand.
4. Tenzij uit enig wettelijk voorschrift anders voortvloeit, vernietigt de vergunninghouder het burgerservicenummer onverwijld na het gebruik daarvan.
5. De vergunninghouder treft passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of onrechtmatige verwerking.
6. De vergunninghouder beschikt over een privacyreglement waarin de gevolgen voor de gegevensbescherming op gestructureerde en transparante wijze in kaart zijn gebracht en waarin in ieder geval regels zijn gesteld met betrekking tot:
a. de soort persoonsgegevens die worden verwerkt;
b. de soort verwerkingen van persoonsgegevens;
c. het doel van de verwerkingen van persoonsgegevens;
d. de koppeling van persoonsgegevens en profilering;
e. de instanties die betrokken zijn bij de verwerking van persoonsgegevens;
f. de systemen die gebruikt worden bij de verwerking van persoonsgegevens;
g. de bewaring en vernietiging van de persoonsgegevens;
h. de rechten van degene wiens persoonsgegevens worden verwerkt.
6. De vergunninghouder handelt overeenkomstig het reglement, bedoeld in het vijfde lid.
7. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de voorgaande leden.
8. De vergunninghouder is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming.
Afdeling 3. Het register
Artikel 19
1. De in artikel 33h, derde lid, aanhef en onder a, van de wet bedoelde gegevens zijn het burgerservicenummer van de ingeschrevene, dan wel, indien de ingeschrevene niet beschikt over een burgerservicenummer of het burgerservicenummer niet bekend is, diens naam, voornamen, geslacht, geboortedatum en geboorteplaats.
2. Indien de ingeschrevene niet beschikt over een burgerservicenummer of diens burgerservicenummer onbekend is, kunnen naast diens naam, voornamen, geslacht, geboortedatum en geboorteplaats, andere bij regeling van Onze Minister vast te stellen gegevens worden opgenomen, voor zover dit noodzakelijk is voor de identificatie van de ingeschrevene.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de gegevens die krachtens artikel 33h, derde lid, van de wet in het register worden opgenomen.
Artikel 20
1. Aan de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet, of tot het organiseren van kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet, worden slechts gegevens verstrekt waaruit blijkt of een persoon in het register is opgenomen.
2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden rechtstreeks langs geautomatiseerde weg verstrekt.
3. De vergunninghouder treft passende maatregelen die waarborgen dat de gegevens, bedoeld in het eerste lid, slechts kunnen worden geraadpleegd door door hem geautoriseerde personen. De vergunninghouder verleent autorisatie slechts aan personen, die:
a. die gegevens nodig hebben voor de toelating van personen tot speelcasino’s als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet, tot inrichtingen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet en tot deelname aan kansspelen op afstand als bedoeld in artikel 31 van de wet;
b. in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens of een vergelijkbaar document;
c. zich hebben verplicht het burgerservicenummer en andere persoonsgegevens waarvan hij kennis kan nemen, geheim te houden, welke geheimhoudingsplicht ook van kracht blijft indien de betrokkene niet langer met de opgedragen werkzaamheden is belast, en
d. op de hoogte zijn gesteld van de relevante op de vergunninghouder rustende verplichtingen.
4. De vergunninghouder treft passende maatregelen met betrekking tot het toezicht op de naleving van de op hem rustende verplichtingen door de door hem geautoriseerde personen.
5. Van een verstrekking als bedoeld in het eerste lid wordt een aantekening gemaakt met betrekking tot de datum en het tijdstip waarop en de vergunninghouder aan wie de gegevens zijn verstrekt. Deze aantekening wordt bewaard voor de duur van de inschrijving van de betrokken persoon.
6. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot verstrekking van gegevens aan de vergunninghouder. Daarbij kunnen technische en operationele eisen worden gesteld met betrekking tot de elektronische middelen waarmee het register wordt bevraagd en de bevraging van het register
Artikel 21
Gegevens in het register worden namens de raad van bestuur slechts verwerkt door personen, voor zover die verwerking voor de uitvoering van de hen opgedragen taken noodzakelijk is en zij daartoe door de raad van bestuur zijn gemachtigd.
Artikel 22
1. De raad van bestuur treft passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de in het register opgenomen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking van deze gegevens.
2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten ten minste:
a. maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waar in het register opgenomen gegevens aanwezig zijn;
b. maatregelen gericht op een deugdelijke werking en beveiliging van de apparatuur en programmatuur;
c. maatregelen voor het geval de geheimhouding of integriteit van in het register opgenomen gegevens is geschaad;
d. maatregelen bij calamiteiten, en
e. maatregelen gericht op de tijdige en deugdelijke vernietiging van persoonsgegevens.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 23
1. De raad van bestuur verricht periodiek een onderzoek naar de inrichting, de werking en de beveiliging van het register en naar de verwerking van gegevens in het register voor zover hij verantwoordelijk is voor die gegevensverwerking.
2. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de periodiciteit en de uitvoering van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
I
Voor artikel 25 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 24
Dit besluit berust mede op de artikelen 27j, 27ja, 30u, 30v, 31m, 33da en 33h van de wet.
Artikel 6.3
Het Speelautomatenbesluit 2000 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1, onderdeel g, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door: Onze Minister voor Rechtsbescherming.
B
In artikel 6 vervallen het eerste en tweede lid, onder vernummering van het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.
C
Artikel 15 vervalt.
Artikel 6.4
Tabel 2 van de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 wordt gewijzigd als volgt:
1. Na de rij «Speelcasino (artikel 1a, vierde lid, onderdeel j, van de wet)» wordt een rij ingevoegd, luidende:
Kansspelen op afstand (artikel 1a, vierde lid, onderdeel j, van de wet) |
Een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme. |
Een transactie van of ten behoeve van een (rechts)persoon die woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft in een staat die op grond van artikel 9 van de vierde anti-witwasrichtlijn in gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie is aangewezen als een staat met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme. |
|
Een girale betalingstransactie voor een bedrag van € 15.000,– of meer. |
2. De zinsnede «Aanbieders van kansspelen, anders dan een speelcasino (artikel 1a, vierde lid, onderdeel j, van de wet)» wordt vervangen door: Aanbieders van kansspelen, anders dan een speelcasino of kansspelen op afstand (artikel 1a, vierde lid, onderdeel j, van de wet).
Artikel 6.5
Na artikel 15a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt een artikel ingevoegd luidende:
Artikel 15b
1. Justitiële gegevens worden desgevraagd verstrekt aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de Wet op de kansspelen ten behoeve van het betrouwbaarheidsonderzoek, bedoeld in artikel 31i van de Wet op de kansspelen.
2. De te verstrekken gegevens betreffen uitsluitend de in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand genoemde personen. Indien het daarbij gaat om een rechtspersoon, betreffen de gegevens zowel de rechtspersoon zelf als de bestuurders, alsmede de gegevens met betrekking tot strafbare feiten waaraan artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag heeft gelegen. Indien een bestuurder een rechtspersoon is betreffen de gegevens eveneens deze rechtspersoon, alsmede de bestuurders daarvan. Indien de betrokkene een maatschap of vennootschap onder firma is betreffen de gegevens de maten, dan wel de vennoten, uitgezonderd de gegevens betreffende de vennoot en commandite, alsmede de gegevens met betrekking tot strafbare feiten waaraan artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag heeft gelegen. Indien de vennoten of maten rechtspersoonlijkheid bezitten betreffen de gegevens deze rechtspersonen, alsmede de bestuurders daarvan.
Artikel 6.6
In artikel 4:3, eerste lid, van het Besluit politiegegevens wordt na onderdeel m een onderdeel ingevoegd:
o. de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de Wet op de kansspelen ten behoeve van het betrouwbaarheidsonderzoek, bedoeld in artikel 31i van de Wet op de kansspelen. De te verstrekken gegevens betreffen uitsluitend de in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand genoemde personen. Indien het daarbij gaat om een rechtspersoon, betreffen de gegevens zowel de rechtspersoon zelf als de bestuurders, alsmede de gegevens met betrekking tot strafbare feiten waaraan artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag heeft gelegen. Indien een bestuurder een rechtspersoon is betreffen de gegevens eveneens deze rechtspersoon, alsmede de bestuurders daarvan. Indien de betrokkene een maatschap of vennootschap onder firma is betreffen de gegevens de maten, dan wel de vennoten, uitgezonderd de gegevens betreffende de vennoot en commandite, alsmede de gegevens met betrekking tot strafbare feiten waaraan artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag heeft gelegen. Indien de vennoten of maten rechtspersoonlijkheid bezitten betreffen de gegevens deze rechtspersonen, alsmede de bestuurders daarvan.
Artikel 6.7
Het Besluit controle op rechtspersonen wordt gewijzigd als volgt:
A
Aan artikel 2 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een punt komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
k. de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de Wet op de kansspelen.
B
Aan artikel 5a wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een punt komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de Wet op de kansspelen.
C
In artikel 5b wordt, onder verlettering van onderdeel m tot onderdeel n, na onderdeel l een onderdeel ingevoegd, luidende:
m. de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33 van de Wet op de kansspelen: aan het openbaar ministerie, de politie, de bijzondere opsporingsdienst, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, de rijksbelastingdienst, De Nederlandsche Bank N.V., de Autoriteit Financiële Markten, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en aan toezichthouders, opsporingsdiensten, belast met het toezicht op de naleving van de wetgeving met betrekking tot financiële instellingen, onderscheidenlijk de opsporing van strafbare feiten op financieel-economisch terrein in het buitenland;.
Hoofdstuk 7. Slotbepalingen
Artikel 7.1
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 7.2
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kansspelen op afstand.
Lasten en bevelen dat dit besluit en de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Deze algemene maatregel van bestuur (verder: het besluit) strekt tot uitvoering van de Wet van *, Stb.2019, * tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Kamerstukken 33 996, verder: de Wet koa). Hierin zijn specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot kansspelen op afstand. Daarnaast bevat dit besluit ook wijzingen van het Kansspelenbesluit, het Besluit reclame, werving en preventie kansspelverslaving, het Speelautomatenbesluit 2000, het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018, het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Besluit politiegegevens en het Besluit controle op rechtspersonen. Nadere uitvoeringsregelingen zijn op het niveau van ministeriële regeling opgenomen in de Regeling kansspelen op afstand en de Regeling reclame, werving en preventie kansspelverslaving.
De opkomst van het gokken via internet is één van de gevolgen van de digitaliserende samenleving. De Wet op de kansspelen (hierna: Wok), waarin het wettelijke kader vastgelegd is waarbinnen op verantwoorde, betrouwbare en controleerbare wijze kansspelen kunnen worden georganiseerd voorzag eerder niet in de mogelijkheid vergunningen af te geven tot het organiseren van kansspelen op afstand. Dit betekent dat het aanbieden van kansspelen op afstand niet was toegestaan. Desondanks namen honderdduizenden mensen in Nederland deel aan deze kansspelen. Met de Wet kansspelen op afstand zijn deze onlinekansspelen inmiddels onderdeel van de Wok geworden en is het voor aanbieders van kansspelen op afstand onder strikte voorwaarden mogelijk geworden om een Nederlandse vergunning aan te vragen. De waarborgen in de Wet koa dragen op deze manier bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Nederlandse kansspelbeleid, namelijk verslavingspreventie, consumentenbescherming en het voorkomen van criminaliteit en fraude.
Het doel is vooral de bestaande en toekomstige vraag naar kansspelen op afstand te kanaliseren naar het vergunde aanbod dat verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar is. Door kanalisatie neemt de vraag naar illegale kansspelen op afstand af, waardoor het aanbod van illegale kansspelen kleiner wordt en zodoende effectiever kan worden gehandhaafd. Succesvolle kanalisatie biedt betere waarborgen voor een veilige speelomgeving voor spelers. Hun speelgedrag wordt actief gemonitord en er wordt voorzien in interventiemethoden in geval van probleemgedrag bij spelers. De kansspelautoriteit houdt toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving door de vergunninghouders en handhaaft indien nodig.
Om kanalisatie te bereiken, moet het vergunde aanbod niet alleen passend zijn, maar ook voldoende attractief om te kunnen voldoen aan de vraag van de Nederlandse speler. Daarom voorzien de Wet koa en het besluit in een evenwichtig stelsel voor kansspelen op afstand dat spelers enerzijds voldoende bescherming biedt, maar anderzijds voldoende aantrekkelijk is om te bevorderen dat spelers deelnemen aan kansspelen op afstand die worden aangeboden door vergunninghouders.
In het besluit wordt ter uitvoering van de Wok het vergunningenstelsel nader uitgewerkt, worden regels gesteld die betrekking hebben op het voorkomen van kansspelverslaving, de bescherming van de consument en de bestrijding van criminaliteit. Dit wordt hierna toegelicht in respectievelijk paragraaf 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4. Daarbij worden meegenomen de onderdelen in het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst», zoals uitgewerkt in de brief van 19 juni 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 24 557, nr. 148). Het gaat hierbij om de aanwezigheid van de aanbieder in Nederland en aanvullende maatregelen om kansspelverslaving terug te dringen. Daarnaast wordt ingegaan op het toezicht en de handhaving door de kansspelautoriteit als sluitstuk van het vergunningenstelsel (paragraaf 2.5). Verder wordt in deze toelichting ingegaan op de administratieve lasten (paragraaf 3), de Europeesrechtelijke kaders (paragraaf 4) en de Privacy impact analyse (paragraaf 5).
Voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de Wok is een vergunningenstelsel voor kansspelen op afstand noodzakelijk. Een verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar kansspelaanbod wordt mogelijk gemaakt door strikte eisen te stellen aan een vergunning tot het aanbieden van kansspelen op afstand. Zo kan het vergunde aanbod worden gescheiden van illegaal aanbod waarvan niet duidelijk is of het aanbod verantwoord en betrouwbaar is. Vergunde kansspelen mogen alleen worden aangeboden door betrouwbare en geschikte aanbieders. Dit betekent dat de aanbieder aan de eisen uit wet- en regelgeving kan en wil voldoen en op deze manier bijdraagt aan het verwezenlijken van de genoemde beleidsdoelstellingen. Aanbieders die niet in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) zijn gevestigd, worden verplicht een vestiging in Nederland te openen. Door de vraag naar kansspelen op afstand te kanaliseren naar het vergunde aanbod, wordt het illegale aanbod in Nederland kleiner, waardoor dit gerichter en effectiever kan worden bestreden.
Alleen wanneer de betrouwbaarheid van de aanbieder buiten twijfel staat, komt hij in aanmerking voor een vergunning. Wanneer de aanbieder een vergunning aanvraagt, onderwerpt de kansspelautoriteit hem aan een uitgebreide betrouwbaarheidsbeoordeling. Deze beoordeling ziet op onder meer de uiteindelijk belanghebbende(n), bestuurders en geldverstrekkers van de vergunninghouder. De vergunninghouder moet de kansspelautoriteit de relevante informatie verstrekken over onder meer zijn bedrijfsstructuur en zijn financieringsstructuur. De kansspelautoriteit verricht daarnaast ook zelf onderzoek door in kaart te brengen welke (rechts)personen betrokken zijn bij de aanvrager. Bij de betrouwbaarheidsbeoordeling betrekt de kansspelautoriteit onder andere relevante strafrechtelijke en bestuursrechtelijke antecedenten.
Daarnaast moet de vergunninghouder zich vergewissen van de betrouwbaarheid van de leidinggevenden in zijn organisatie, van de personen op sleutelposities en van de personen die bij het organiseren van de vergunde kansspelen met spelers in aanraking komen.
Het spelsysteem omvat de organisatie, werkwijze en de (al dan niet elektronische) middelen die voor het organiseren van de vergunde kansspelen worden gebruikt. Dit spelsysteem moet voldoen aan alle relevante technische en operationele eisen die zijn uitgewerkt in dit besluit, de Regeling kansspelen op afstand en uitvoeringsbeleid van de kansspelautoriteit. Technische eisen worden onder meer gesteld aan de wijze waarop de vergunninghouder verbinding maakt met het Centraal Register Uitsluiting Kansspelen (CRUKS), de wijze waarop hij zijn controledatabank inricht en de wijze waarop inschrijving en aanmelding van de speler verloopt. Op CRUKS en de controledatabank wordt hierna teruggekomen. Organisatorische eisen die aan de vergunninghouder worden gesteld betreffen onder meer de wijze waarop de vergunninghouder zijn beleid ten aanzien van bijvoorbeeld verslavingspreventie en reclame vorm geeft.
Om zeker te stellen dat het spelsysteem van de vergunninghouder aan de vereisten voldoet, moet de vergunninghouder zijn spelsysteem onderwerpen aan keuringen door een daartoe door de Minister aangewezen keuringsinstelling. Dit moet in ieder geval bij de ingebruikname van het spelsysteem en wanneer hij wijzigingen doorvoert.
Het personeel van de vergunninghouder moet, voor zover dat van belang is voor de uitoefening van hun taken, bekend zijn met het de Wok en daarop gebaseerde regelgeving en in staat zijn die voorschriften goed en volledig uit te voeren. Waar dat relevant is, moet het personeel beschikken over de juiste opleidingen. De vergunninghouder moet dit desgevraagd kunnen aantonen. Deskundigheidseisen gelden bijvoorbeeld voor personeel dat belast is met het uitvoeren van het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder en personeel dat verantwoordelijk is voor bijvoorbeeld de interne (technische) keuringen van het spelsysteem.
De eerste doelstelling van het Nederlandse kansspelbeleid is het voorkomen van kansspelverslaving. Volgens recente metingen kent Nederland ongeveer 95.000 risicospelers en 79.000 probleemspelers.1 Verslaving heeft niet alleen grote gevolgen voor de speler zelf, maar ook voor diens omgeving. Naast ernstige financiële problemen, kampen probleemspelers vaak met psychische en fysieke aandoeningen als gevolg van hun speelgedrag en dreigt sociaal isolement. De wet- en regelgeving is er daarom op gericht kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen. Een groot deel van de maatregelen ten aanzien van verslavingspreventie zijn daarom niet alleen van toepassing op houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand, maar ook op houders van een vergunning tot het exploiteren van speelcasino’s en speelautomatenhallen.
Het besluit voorziet in een samenhangend pakket aan maatregelen dat de speler de mogelijkheid geeft controle over zijn speelgedrag te krijgen en te behouden. Zo wordt de speler voor en tijdens de deelname aan kansspelen gewezen op de risico’s die hieraan verbonden zijn. Wanneer de speler zich inschrijft bij een vergunde aanbieder van kansspelen op afstand, moet hij bij inschrijving een spelersprofiel invullen waarin hij zijn speelgrenzen aangeeft. Tijdens het spelen wordt de speler regelmatig aan deze grenzen herinnerd.
De vergunninghouder heeft (evenals exploitanten van speelcasino’s en speelautomatenhallen) een actieve zorgplicht om de speler zoveel mogelijk te helpen bij het nemen van diens eigen verantwoordelijkheid. Daarvoor dient de vergunninghouder in samenwerking met deskundigen op het gebied van kansspelverslaving en ervaringsdeskundigen een verslavingspreventiebeleid te ontwikkelen, implementeren en onderhouden. In dat beleid maakt hij in ieder geval gebruik van genoemd spelersprofiel en het getrapte preventiemodel (zie paragraaf 2.2.2). Het sluitstuk op het verslavingspreventiebeleid is het Centraal Register Uitsluiting Kansspelen (CRUKS). Door al dan niet vrijwillige inschrijving in dat register kan de speler worden uitgesloten van deelname aan vergunde kansspelen op afstand, in speelcasino’s of in speelautomatenhallen.
Het besluit geeft ook uitvoering aan de in het regeerakkoord opgenomen onderdelen over kansspelen. Een van de doelstellingen van dit onderdeel van het regeerakkoord is om in de uitvoering bijzondere aandacht te besteden aan het terugdringen van kansspelverslaving. De afstand van houders van een vergunning tot het aanbieden van kansspelen op afstand tot het Nederlandse zorgstelsel kan zowel fysiek als inhoudelijk groot zijn. Daarom wordt met dit besluit vereist dat de vergunninghouder een vertegenwoordiger in Nederland heeft die deskundig is op het gebied van verslavingspreventie en contacten onderhoudt met het Nederlandse zorgstelsel. Deze vertegenwoordiger moet het Nederlandse zorgstelsel en de belangrijke Nederlandse actoren daarbinnen kennen, hij moet bijdragen aan (de uitvoering van) het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder en hij moet gevolmachtigd om zijn namens de vergunninghouder beslissingen te kunnen nemen. Goede contacten met het Nederlandse zorgstelsel helpt de vergunninghouder bij het ontwikkelen van zijn verslavingspreventiebeleid zodat hij beter kan interveniëren in risicovol speelgedrag en de speler indien nodig eenvoudiger naar de juiste zorg in Nederland kan doorverwijzen.
Het getrapte preventiemodel is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en sluit aan bij aanbevelingen van de Europese Commissie over preventie van en interventie bij kansspelverslaving. Het model geeft preventieve maatregelen en voorzieningen die verschillen in zwaarte en intensiteit. Daarmee kunnen interventies worden toegespitst op het individu. Het doel hierbij is de speler een spiegel voor te houden, zodat hij geconfronteerd wordt met zijn eigen speelgedrag en inzicht krijgt in de risico’s die aan zijn speelgedrag verbonden zijn.
Generieke interventies sluiten niet altijd aan op het speelgedrag van de speler. Door middel van het getrapte preventiemodel kan maatwerk geleverd worden, zodat de speler niet wordt geconfronteerd met interventies die niet voor hem bedoeld zijn.
Door op passende wijze in het speelgedrag te interveniëren kan de vergunninghouder voorkomen dat een speler die risicovol gedrag vertoont een probleemspeler wordt, en kunnen probleemspelers tijdig naar de juiste zorg worden doorverwezen. De interventies moeten proportioneel zijn ten opzichte de ernst van het geconstateerde speelgedrag. In voorkomende gevallen kan een pop-up met een herinnering aan de grenzen van het spelersprofiel volstaan. In andere gevallen is een zwaardere interventie noodzakelijk, zoals pop-ups die het spel langere tijd onderbreken, of een persoonlijk onderhoud tussen de speler en de vergunninghouder waarbij de speler wordt gewezen op zijn speelgedrag en de risico’s hiervan. Bij een persoonlijk onderhoud wijst de vergunninghouder de speler in ieder geval op de mogelijkheid zich vrijwillig in te schrijven in CRUKS. De interventies kunnen in intensiteit oplopen indien het speelgedrag daar aanleiding toe geeft, of wanneer eerdere interventies niet het beoogde resultaat hebben bereikt. Ultimum remedium is dat de vergunninghouder de speler bij de kansspelautoriteit voordraagt voor onvrijwillige inschrijving in CRUKS.
Om kansspelverslaving te voorkomen moet de vergunninghouder een risicoanalyse toepassen op zijn kansspelaanbod. Met behulp van deze analyse brengt de vergunninghouder het verslavingsrisicopotentieel van zijn kansspelaanbod voor kansspelverslaving in kaart. Hij moet zijn verslavingspreventiebeleid hierop afstemmen. Dit kan onder meer betekenen dat hij eerder of zwaarder intervenieert wanneer spelers deelnemen aan kansspelen die een hoog risicopotentieel hebben. Omdat ook de vraag naar dergelijke risicovolle kansspelen moet worden gekanaliseerd, is het de vergunninghouder niet op voorhand verboden kansspelen met een hoog verslavingsrisico aan te bieden, mits hij hierbij wel de juiste waarborgen biedt. De vergunninghouder moet ook zijn reclame- en wervingsbeleid afstemmen op de uitkomsten van de risicoanalyse (zie paragraaf 2.3.3).
Een effectief verslavingspreventiebeleid met op het individuele speelgedrag afgestemde interventies is uiteraard alleen mogelijk wanneer de vergunninghouder weet wie deelneemt aan de door hem georganiseerde kansspelen. Om dit te bereiken moet de vergunninghouder bij inschrijving van de speler diens identiteit vaststellen en verifiëren. De vergunninghouder verstrekt iedere speler na inschrijving een unieke identificator waarmee die speler zich in het vervolg kan aanmelden bij de vergunninghouder. Deze identificator kan bestaan uit bijvoorbeeld een username en password, maar ook andere technische oplossingen zijn mogelijk, mits deze voldoende betrouwbaar zijn. Door het gebruik van deze identificator wordt de speler bij iedere aanmelding geïdentificeerd. Dit stelt de vergunninghouder onder meer in staat te controleren of de betreffende speler is opgenomen in CRUKS voordat de speler aan kansspelen kan deelnemen.
Het vaststellen en het verifiëren van de identiteit zijn twee afzonderlijke verplichtingen. Bij het vaststellen van de identiteit controleert de vergunninghouder of de opgegeven persoonsgegevens overeenkomen met de identiteit van de speler. Na de vaststelling van de identiteit van de speler moet de vergunninghouder die identiteit verifiëren om te controleren of de opgegeven persoonsgegevens ook daadwerkelijk door de speler zelf zijn opgegeven. Dit kan onder meer door de vastgestelde gegevens te verifiëren door middel van een (micro)betaling. Zo kan worden gecontroleerd of de persoonsgegevens bij de gebruikte betaalrekening overeenkomen met de vastgestelde gegevens. De regelgeving laat ruimte voor het gebruik van nieuwe technische oplossingen voor identificatie, mits deze voldoen aan de eisen ten aanzien van betrouwbaarheid en gegevensbescherming.
Voor de identificatie verwerkt de vergunninghouder het burgerservicenummer (BSN) van de speler voor zover die daarover beschikt. Het BSN is een gevoelig persoonsgegeven dat slechts mag worden gebruikt bij inschrijving van de speler voor het vaststellen van de identiteit. Na inschrijving dient de vergunninghouder het BSN te verwijderen. Na inschrijving moet de speler zich aanmelden via de unieke identificator die de vergunninghouder hem moet verstrekken.
Het beschermen van consumenten is de tweede doelstelling van het Nederlandse kansspelbeleid. Om dit doel te verwezenlijken worden aan de vergunninghouder eisen gesteld ten aanzien van onder meer de informatievoorziening, de betalingstransacties en wervings- en reclameactiviteiten.
Voor de speler zijn kansspelen intransparante producten; uit de aard der zaak heeft de vergunninghouder meer inzicht in de factoren die het spel beïnvloeden dan de speler. Immers, indien de uitslag op voorhand vaststaat is er geen sprake meer van een kansspel. Voorkomen moet echter worden dat als gevolg van deze informatieassymetrie misleiding optreedt. Daarom wordt vereist dat de vergunninghouder spelers goed informeert over de aangeboden kansspelen, onder meer met betrekking tot de spelregels, de winkansen en de wijze waarop winnaars worden aangewezen. Ook moet de speler moet op een laagdrempelige wijze contact kunnen opnemen met de vergunninghouder, bijvoorbeeld met vragen of klachten.
De vergunninghouder moet betrouwbare en veilige betaalmogelijkheden waarborgen en zorgvuldig omgaan met het speeltegoed van een speler. De speler heeft bij de vergunninghouder een speelrekening die het speeltegoed van de speler bevat. Een speler kan alleen met het saldo op deze speelrekening deelnemen aan de vergunde kansspelen. De vergunninghouder moet alle betalingstransacties via deze speelrekening laten verlopen.
Het saldo op de speelrekening is eigendom van de speler en mag niet negatief zijn. Een negatief saldo is immers feitelijk een vorm van kredietverstrekking en dat is in het licht van verantwoord aanbod van kansspelen niet wenselijk. Het verstrekken van krediet kan de speler aanzetten tot onmatig speelgedrag.
De vergunninghouder moet maatregelen nemen om te waarborgen dat het saldo van de speelrekening te allen tijde aan de speler kan worden uitgekeerd, ook in het geval van bijvoorbeeld systeemuitval of het faillissement van de vergunninghouder.
Het is de vergunninghouder toegestaan reclame te maken voor zijn diensten. Deze reclame stelt de speler in staat kennis te nemen van het vergunde aanbod, waardoor het kan bijdragen aan de kanalisatie. Echter, ook bij zijn reclame- en wervingsactiviteiten moet de vergunninghouder bijdragen aan de doelstellingen van het Nederlandse kansspelbeleid. Dit betekent onder meer dat de reclames niet mogen aanzetten tot onmatige deelname en niet misleidend mogen zijn.
Voorbeelden van reclames die kunnen aanzetten tot onmatige deelname, zijn onder meer uitingen die de illusie wekken dat de speler vaker wint dan verliest, of die kansspelen aanprijzen als een oplossing voor financiële of persoonlijke problemen. Van misleidende reclame is bijvoorbeeld sprake wanneer een onrealistisch of incorrect beeld van het product wordt gegeven. Hierbij kan het onder meer gaan over de winkansen of de kosten die aan de deelname verbonden zijn.
Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar kwetsbare groepen, zoals minderjarigen, jongvolwassenen en probleemspelers. Het is de vergunninghouder niet toegestaan zijn wervings- en reclameactiviteiten specifiek op deze groepen te richten. Ook mag een vergunninghouder bijvoorbeeld geen studentenbonus uitdelen of adverteren met rolmodellen die populair zijn onder minderjarigen en jongeren, zoals sporters of popidolen. Voorts worden jongeren beschermd door een duidelijke scheiding aan te brengen tussen games en kansspelen. Zo mag de vergunninghouder op zijn landingspagina en spelersinterface geen games aanbieden en is het hem niet toegestaan reclame te maken binnen games of op websites waar games worden aangeboden. Ook hiermee wordt invulling gegeven aan het regeerakkoord.
Bij zijn reclamebeleid moet de vergunninghouder de uitkomsten betrekken van de risicoanalyse die hij ten aanzien van de verslavingsrisico’s van de door hem georganiseerde kansspelen moet uitvoeren. Met behulp van deze analyse, die het verslavingspotentieel van de aangeboden kansspelen in kaart brengt, zorgt hij ervoor dat zijn reclamebeleid past binnen de kaders van het door hem gevoerde verslavingspreventiebeleid. Zo wordt voorkomen dat spelers actief worden geworven voor spelen met een hoog risicopotentieel. Ook wordt voorkomen dat spaarprogramma’s worden gebruikt om spelers aan te zetten tot deelname aan kansspelen met een hoog risico op kansspelverslaving.
De derde doelstelling van het kansspelbeleid is het bestrijden van criminaliteit, zoals fraude, witwassen en matchfixing. Kansspelen kennen bijzondere risico’s met betrekking tot fraude en witwassen. Hierbij gaat het niet uitsluitend om fraude door de vergunninghouder, maar ook om het risico dat de vergunde kansspelen worden misbruikt door derden. De vergunninghouder moet dergelijke fraude zoveel mogelijk herkennen en actief bijdragen bij aan het onderkennen en opsporen hiervan.
Voorbeelden van bijzondere frauderisico’s die zijn verbonden aan de organisatie van kansspelen, zijn spelers die samenspannen tegen andere spelers en spelers die onder verschillende namen of accounts tegen zichzelf spelen. Dit laatste is, naast oneerlijk spel, ook een specifiek witwasrisico, omdat de speler op deze manier opzettelijk geld kan verliezen aan een ander of zichzelf, waarna dit als speelwinst kan worden verantwoord. Om witwassen met behulp van de vergunde kansspelen te voorkomen, is debitering van de speelrekening uitsluitend mogelijk ten gunste van één geverifieerde tegenrekening van de speler. Deze tegenrekening is aan de speelrekening van de speler gekoppeld. De vergunninghouder moet vaststellen dat de betreffende tegenrekening daadwerkelijk aan de speler toebehoort. In de meeste gevallen zal de vergunninghouder dit doen wanneer hij bij inschrijving van de speler diens identiteit verifieert.
Door de aan de speelrekening gekoppelde tegenrekening, het verbod op het gebruik van anonieme betaalinstrumenten in het betalingsverkeer tussen vergunninghouder en speler en deugdelijke vaststelling en verificatie van de identiteit van de speler, is het mogelijk betalingstransacties te monitoren en te volgen. Op deze manier kan bij verdenking van fraude of witwassen worden nagegaan hoe betalingen en speltransacties zijn verlopen. Dit kan behulpzaam zijn bij het opsporen en aanpakken van fraude en witwassen.
Aan het aanbod van sportweddenschappen kleeft een bijzonder risico, namelijk het manipuleren van wedstrijden. Deze manipulatie kan bovendien samengaan met witwassen en andere vormen van (zware) criminaliteit. De wet en het besluit schenken daarom bijzondere aandacht aan het voorkomen van matchfixing en het beschermen van de integriteit van de sport.
Bij matchfixing gaat het om sporters die, al dan niet daartoe gedwongen, wedstrijden manipuleren, waarbij het doel is financieel voordeel te behalen uit afgesloten weddenschappen. De vergunninghouder moet zijn aanbod van sportweddenschappen monitoren op opmerkelijke en verdachte gokpatronen die kunnen wijzen op de manipulatie van wedstrijden. De vergunninghouder moet (mogelijke) onregelmatigheden onmiddellijk melden bij de Sportsbetting Intelligence Unit van de kansspelautoriteit en bij de sportbond die de betreffende wedstrijd organiseert. Indien nodig moet de vergunninghouder aanvullende maatregelen treffen, zoals het limiteren van de inleg of het intrekken van de weddenschap.
Om bij te dragen aan het beschermen van de integriteit van de sport is het aanbod van sportweddenschappen aan strikte regels gebonden. Zo is het aanbieden van weddenschappen op eenvoudig te manipuleren en negatieve spelmomenten niet toegestaan. Eenvoudig te manipuleren spelmomenten zijn momenten die vaak geen groot effect hebben op de uitslag van de wedstrijd, en die een speler eenvoudig naar wens kan beïnvloeden. Gedacht kan worden aan onder meer dubbele fouten in het tennis of de eerste uitbal bij het hockey. Negatieve spelmomenten zijn bijvoorbeeld gele en rode kaarten in het voetbal of blessures. Ook is het niet toegestaan weddenschappen aan te bieden op amateurwedstrijden. Dit zijn vaak wedstrijden waar onvoldoende op het spel staat of waar sporters niet (voldoende) worden betaald voor hun prestaties, waardoor zij eerder in de verleiding kunnen worden gebracht om gebeurtenissen tijdens de wedstrijden of de uitkomsten van die wedstrijden te manipuleren. Ook kennen amateurwedstrijden doorgaans weinig andere waarborgen tegen manipulatie, zoals objectieve verslaglegging en voorlichting aan sporters.
Omdat het niet altijd duidelijk is of wedstrijden en competities voldoende professioneel zijn om daarop op verantwoorde wijze sportweddenschappen af te kunnen sluiten, moet de vergunninghouder wedstrijden analyseren op waarborgen tegen manipulatie alvorens hierop weddenschappen aan te bieden. De wedstrijden die worden opgenomen in de witte lijst in de Regeling kansspelen op afstand zijn hierop een uitzondering. Deze witte lijst bevat competities waarvan op voorhand redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de wedstrijden met voldoende waarborgen tegen manipulatie zijn omkleed. Dit ontslaat de vergunninghouder echter niet van zijn verplichting deze wedstrijden te monitoren op opmerkelijke en verdachte gokpatronen.
De kansspelautoriteit moet in staat zijn om toezicht uit te oefenen op de naleving van de Nederlandse wet- en regelgeving door een vergunninghouder. Om dit mogelijk te maken voorziet de wet in een aantal maatregelen, zoals onder meer de in Nederland geplaatste controledatabank, de rapportageverplichtingen en de rechtstreekse toegang van de kansspelautoriteit tot de primaire systemen van de vergunninghouder. Een aantal maatregelen op het gebied van toezicht en handhaving worden in dit besluit nader uitgewerkt.
De vergunninghouder moet een controledatabank in Nederland plaatsen. Dit is een datakluis waarin gegevens worden opgeslagen die relevant zijn voor het toezicht. De gegevens in de controledatabank mogen niet kunnen worden overschreven en de toezichthouders hebben alleen toegang tot de voor hen relevante gegevens. De opgeslagen gegevens hebben betrekking op onder meer betalingstransacties, mutaties in de speelrekening, overschrijdingen van het spelersprofiel en de toegepaste interventiemaatregelen. Deze gegevens worden near real-time opgeslagen. Zo is de controledatabank een effectieve manier om op afstand toezicht te houden. Dit is bevorderlijk voor de toezichthouders omdat zij direct toegang hebben tot relevante gegevens en voor de vergunninghouder, omdat deze minder frequent gedetailleerde rapporten hoeft op te stellen.
De soort gegevens die relevant zijn voor de controledatabank zijn privacygevoelig. Het gaat bijvoorbeeld over speelgedrag en interventies daarin. Daarom worden de gegevens in de controledatabank gepseudonimiseerd opgeslagen. Dit wil zeggen dat zij worden gekoppeld aan een niet direct tot de identiteit van de speler te herleiden unieke aanduiding. Indien daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld omdat analyse van de gegevens in de controledatabank tot verdenking van fraude heeft geleid, kan de toezichthouder de identiteit achter de unieke aanduiding opvragen bij de vergunninghouder.
Om het toezicht door de kansspelautoriteit te ondersteunen, heeft de vergunninghouder rapportageverplichtingen. In een aantal gevallen betreft dit periodieke rapportages, zoals ten aanzien van het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder. Andere rapportages kunnen incidenteel door de kansspelautoriteit worden opgevraagd, bijvoorbeeld naar aanleiding van signalen van derden (zoals spelers) of in het kader van thematisch toezicht op een specifiek belang van het Nederlandse kansspelbeleid. De kansspelautoriteit zaldaarbij specifiek bepalen wat er gerapporteerd moet worden en op welke wijze, bijvoorbeeld in welk format.
De vergunninghouder moet zijn kansspelaanbod en zijn spelsysteem aan diverse analyses onderwerpen. Hij moet zijn kansspelaanbod analyseren op verslavingsrisico’s en op integriteitsrisico’s zoals samenspanning door spelers, witwassen en fraude. Ten behoeve van de keuringen moet de vergunninghouder zijn spelsysteem analyseren op onderdelen die kritiek zijn voor een verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar aanbod van kansspelen. De kansspelautoriteit kan deze analyses te allen tijde per direct van de vergunninghouder verlangen. De vergunninghouder moet deze analyses daarom hebben uitgevoerd en gedocumenteerd.
Op haar verzoek moet de vergunninghouder de kansspelautoriteit rechtstreeks toegang geven tot zijn spelsysteem. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het verstrekken van inlogcodes of door de toezichthouder in persoon of via een liveverbinding mee te laten kijken. Zo kan de kansspelautoriteit rechtstreeks meekijken in de primaire systemen van de vergunninghouder.
In de bovenstaande paragrafen is uitgebreid ingegaan op de risico’s die aan de deelname aan kansspelen verbonden zijn. Gezien de ernst en de aard van deze risico’s moet bij het tot stand komen van de lagere regelgeving een weloverwogen en zorgvuldige aanpak worden gehanteerd met als doel de speler zo goed mogelijk te beschermen en criminaliteit te bestrijden.
Deze maatregelen zorgen ervoor dat een vergunninghouder te maken heeft met administratieve lasten en nalevingskosten om een vergunning te krijgen en aan de vergunningseisen te blijven voldoen. Dit zijn niet-bedrijfseigen kosten, die kunnen worden onderverdeeld in initiële lasten en structurele lasten. Initiële lasten zijn eenmalige kosten die de vergunninghouder enkel maakt bij de eerste vergunningaanvraag. Dit betreft bijvoorbeeld het aanpassen van het spelsysteem aan de Nederlandse wet- en regelgeving en het oprichten van een controledatabank. Structurele lasten zijn jaarlijks terugkerende lasten voor de vergunninghouder. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan onderhoud van de controledatabank, rapportageverplichtingen en de noodzakelijke keuringen. In 2017 hebben onderzoekers een lastenmeting uitgevoerd om de administratieve lasten en nalevingskosten van de verschillende maatregelen in kaart te brengen. Daartoe hebben zij met diverse stakeholders uit de kansspelbranche gesproken over de voorgestelde maatregelen. Volgens deze lastenmeting, bedragen de initiële, eenmalige lasten voor de vergunninghouder ongeveer € 800.000,– en de structurele lasten ongeveer € 600.000,– per jaar.
Genoemde lastenmeting wijst uit de administratieve lasten voor spelers zelf heel beperkt zijn. Door technologische ontwikkelingen is het van de meeste consumenten mogelijk de identiteit op afstand vast te stellen en te verifiëren, zonder dat daar bijvoorbeeld een kopie van het identiteitsbewijs noodzakelijk voor is. Dit reduceert de lasten voor de burger sterk, omdat identificatie binnen enkele minuten kan zijn voltooid. Dit maakt dat de speler eerder kiest voor vergund aanbod, omdat hem daar waarborgen worden geboden ten aanzien van privacybescherming en betrouwbaar spelaanbod die hem bij het illegale aanbod niet worden geboden.
De regering heeft bekeken hoe de lasten voor de vergunninghouder en burger kunnen worden beperkt zonder afbreuk te doen aan de waarborgen die de maatregelen bieden voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het kansspelbeleid. Bij de ontwikkeling van de regelgeving is zoveel mogelijk gekeken naar en aangesloten bij eisen die ook gebruikelijk zijn in andere lidstaten die kansspelen op afstand hebben gereguleerd. Dit maakt het ook voor aanbieders met een vergunning in andere Europese landen onder meer eenvoudig om het spelsysteem ook aan de Nederlandse normen aan te passen. Ook kunnen vergunninghouders zo (deels) gebruik maken van keuringen die zijn verricht ten aanzien van de eisen in andere lidstaten.
De regering is van mening dat de lasten voor de vergunninghouder en de burger die de maatregelen tot gevolg hebben, gerechtvaardigd en proportioneel zijn in het licht van de betrokken risico’s en de doelstellingen van het kansspelbeleid.
Op Europees niveau bestaat geen sectorspecifieke regelgeving op het gebied van kansspelen. Nationale autoriteiten hebben ruime discretionaire bevoegdheid om vast te stellen welk beschermingsniveau zij voor hun onderdanen willen handhaven en welke maatregelen zij daarvoor willen nemen.2 Voorwaarde voor het invoeren van een bepaald vergunningstelsel, is dat de beperkingen die hieruit voortvloeien kunnen worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang. Dringende redenen van algemeen belang kunnen onder meer gelegen zijn in openbare orde of volksgezondheid. Het aanbieden van kansspelen kent dergelijke risico’s. Het verslavingspotentieel dat aan deelname aan kansspelen is verbonden, kan immers ernstige gevolgen hebben voor de volksgezondheid en de openbare orde kan in het gedrang komen wanneer de vergunde kansspelen worden misbruikt voor bijvoorbeeld fraude of witwassen. Hoewel dwingende redenen van openbaar belang beperkingen rechtvaardigen, moeten de vergunningsvoorwaarden worden beoordeeld in het licht van het vrije dienstenverkeer zoals neergelegd in artikel 56 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: artikel 56 VWEU). Dit betekent dat de maatregelen geen discriminerende werking mogen hebben en proportioneel moeten zijn. Daarnaast moeten de maatregelen geschikt en noodzakelijk zijn om de nagestreefde doelen te realiseren (subsidiariteit).
Dit besluit werkt de voorschriften uit de Wet kansspelen op afstand nader uit. Zoals al is aangegeven bij de memorie van toelichting op dat wetsvoorstel, zijn deze voorschriften gerechtvaardigd met oog op de doelstellingen van het kansspelbeleid.3 Bij het opstellen van deze voorschriften zijn de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht genomen. De voorschriften worden zonder onderscheid toegepast op alle rechtspersonen die een vergunning hebben of daarvoor in aanmerking willen komen. Het besluit geeft ook uitvoering aan het regeerakkoord. Daarin is opgenomen dat aanbieders van kansspelen op afstand op enigerlei wijze in Nederland gevestigd dienen te zijn. Zoals ook is aangegeven in het regeerakkoord, hecht het Kabinet waarde aan de Europeesrechtelijke kaders, waaronder artikel 56 VWEU. Uit jurisprudentie blijkt dat het vereisen van een hoofd- of nevenvestiging in Nederland voor aanbieders die reeds zijn gevestigd binnen de EER niet gerechtvaardigd kan worden.4 Het is een discriminatoire maatregel en een ontkenning van het vrije verkeer van diensten, omdat zij het voor vergunninghouders die in een andere lidstaat gevestigd zijn, onmogelijk maakt in Nederland kansspelen op afstand aan te bieden. Aanbieders die niet zijn gevestigd binnen de EER, worden wel verplicht een vestiging in Nederland te openen.
Hoewel van vergunninghouders met een hoofd- en nevenvestiging binnen de EER niet vereist wordt dat zij zich ook in Nederland vestigen, wordt in het belang van verslavingspreventie wel hun aanwezigheid in Nederland vereist. Daartoe dient de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand, ongeacht waar hij is gevestigd, een vertegenwoordiger in Nederland te hebben. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.2.2.
Overeenkomstig artikel 8 van richtlijn 98/34/EG is het wetsvoorstel Kansspelen op afstand in februari 2014 aan de Europese Commissie genotificeerd. Ook dit besluit zal (overeenkomstig richtlijn (EU) 2015/1535) worden genotificeerd.
Verschillende onderdelen van de lagere regelgeving hebben een impact op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Om die impact te bepalen en beperkende maatregelen te kunnen nemen, heeft in 2018 een Privacy Impact Assessment (PIA) plaatsgevonden.5 Ook het wetsvoorstel koa is onderworpen aan een PIA. Met de PIA is geanalyseerd wat de invloed van bepaalde maatregelen op de persoonlijke levenssfeer is en of de beleidsdoelstellingen niet kunnen worden gerealiseerd met maatregelen die minder vergaande gevolgen hebben voor de bescherming van persoonsgegevens. De PIA is uitgevoerd op basis van het normatieve kader in de Wet bescherming persoonsgegevens en de (ten tijde van de uitvoering van de PIA nog niet in werking getreden) Algemene verordening gegevensbescherming. Onverminderd de kansspel wet- en regelgeving dienen vergunninghouders en de kansspelautoriteit de Algemene verordening gegevensbescherming en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming in acht te nemen.
De volgende onderdelen uit de lagere regelgeving hebben impact op de persoonlijke levenssfeer van personeel van de vergunninghouder en van spelers en zijn onderworpen aan de PIA:
– Inschrijving van een speler;
– Verslavingspreventie;
° Administratie door de vergunninghouder;
° CRUKS;
– Vergunningverlening online; integriteitsonderzoek;
– Online controle en toezicht; controledatabank.
De uitkomsten van de PIA zijn meegenomen bij de vormgeving van het besluit. Er is naar aanleiding van de PIA bijvoorbeeld uitdrukkelijk bepaald in welke situaties het BSN verwerkt mag worden om de doeleinden van die verwerking duidelijker te beschrijven. Ook is in de toelichting duidelijker onderscheid gemaakt tussen de verantwoordelijkheden van de vergunninghouder en de kansspelautoriteit bij de gegevensverwerking bij de CRUKS-controle. Daarnaast is het ontvangen en het administreren van de CRUKS-code bij de vergunninghouder expliciet opgenomen in de regelgeving. Tevens is de gegevensset van de speler waarover de vergunninghouder dient te beschikken voor de CRUKS-controle uitgebreid. De gegevensset heeft hierdoor een hogere unieke waarde, waarmee voorkomen wordt dat meerdere spelers dezelfde gegevensset aanleveren. Hiermee kan de CRUKS-code op meer betrouwbare wijze worden berekend. Met deze aanpassingen in het concept-besluit is tegemoet gekomen aan deze aanbevelingen in de PIA.
Aanbevelingen in de PIA met betrekking tot de beveiliging van de registratie van het speelgedrag en interventies van de spelers en de autorisatie van medewerkers die deze gegevens verwerken, worden verwerkt in de ministeriële regeling. De overige aanbevelingen uit de PIA hebben betrekking op aangelegenheden die in de Regeling kansspelen op afstand worden geregeld of onderdeel vormen van het privacybeleid van de kansspelautoriteit.
De maatregelen die zijn genomen in het besluit voldoen hiermee aan bij de eisen die gesteld worden aan de verantwoordelijke voor gegevensverwerking, de grondslag voor verwerking, doelbinding, dataminimalisatie, de kwaliteit van de gegevens en bewaartermijnen. Ook is de integriteit en vertrouwelijkheid van gegevens gewaarborgd.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1
In artikel 1.1 van dit besluit zijn definities opgenomen die voor de nadere regeling van kansspelen op afstand in dit besluit en de op dit besluit gebaseerde Regeling kansspelen op afstand van belang zijn.
De definities van kansspel en speelwinst zijn ontleend aan artikel 1, eerste lid, onder a, Wok.
De definitie van sportwedstrijd is ontleend aan die in artikel 1.1 van de Mediawet 2008, met dien verstande dat voorbereidingen op een wedstrijd niet als sportwedstrijd worden aangemerkt. Als gevolg hiervan kunnen geen weddenschappen worden afgesloten op gebeurtenissen tijdens dergelijke voorbereidingen. Paardenrennen en harddraverijen vallen niet onder het begrip sportwedstrijd, aangezien deze niet worden georganiseerd onder auspiciën van een door het NOC*NSF erkende sportorganisatie of een vergelijkbare organisatie en evenmin door NOC*NSF als sport is aangemerkt. Op de uitslag van paardenrennen en harddraverijen mogen onder bepaalde voorwaarden wel weddenschappen worden afgesloten (artikel 2.1, eerste lid, onder d, van dit besluit).
Met speler wordt bedoeld degene die bij de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand is ingeschreven als speler. Een persoon is daarmee al een speler, indien de inschrijving is voltooid; niet noodzakelijk is dat die persoon ook al daadwerkelijk heeft deelgenomen aan een door de vergunninghouder georganiseerd kansspel op afstand.
Voor daadwerkelijke deelname aan kansspelen op afstand is vereist dat de speler is aangemeld. Met aanmelding wordt gedoeld op de aanmelding van de speler aan de hand van een unieke identificator die hem toegang verschaft tot de speelomgeving, waarin hij vervolgens kan spelen of zijn speelrekening kan raadplegen. Bij kansspelen die via het internet worden georganiseerd, betekent aanmelding dat die speler inlogt, waarbij onder meer zijn identiteit wordt vastgesteld aan de hand van bijvoorbeeld zijn gebruikersnaam en wachtwoord en wordt gecontroleerd of hij is ingeschreven in het centraal register uitsluiting kansspelen (CRUKS), waarna hij daadwerkelijk kan gaan spelen en toegang tot zijn speelrekening krijgt.
De speelrekening is een interne rekening die de vergunninghouder in zijn spelsysteem op naam van de (ingeschreven) speler aanhoudt. Die rekening wordt uitsluitend gebruikt voor de deelname aan de door die vergunninghouder georganiseerde kansspelen op afstand (inzet en speelwinst). De speelrekening kan niet worden gebruikt voor andere doeleinden zoals de aanschaf van goederen. De speelrekening moet zijn te herleiden tot de persoon van de speler en tot de tegenrekening van de speler.
De tegenrekening is een betaalrekening op naam van een speler bij een in een EU- of EER-lidstaat gevestigde kredietinstelling of betaaldienstverlener.
Met betalingstransactie wordt bedoeld de handeling waarbij geld op de speelrekening wordt bijgeboekt of daarvan wordt afgeboekt.
Met het spelsysteem wordt gedoeld op het geheel van de organisatie, werkwijze en middelen die de vergunninghouder gebruikt voor het organiseren van de vergunde kansspelen. Onderdeel van het spelsysteem zijn de elektronische middelen. Deze worden gevormd door de hard- en software die bij de organisatie van de kansspelen op afstand worden gebruikt. Niet alleen het primaire systeem waarmee de kansspelen worden georganiseerd, maar ook de controledatabank waarop afschriften van relevante gegevens worden opgeslagen (artikel 5.3 van dit besluit), behoren tot de elektronische middelen.
Met de spelersinterface wordt gedoeld op de gebruikersinterface of de gebruikersomgeving – de intermediair tussen de mens en de computer – tussen de elektronische middelen waarmee de kansspelen op afstand door de vergunninghouder worden georganiseerd en de speler die daaraan deelneemt. Na aanmelding («inloggen») krijgt de speler toegang tot deze spelersinterface. De spelersinterface is de persoonlijke gebruikersomgeving, waarbinnen de speler toegang heeft tot de vergunde kansspelen en zijn speelrekening.
Voor de definitie van het begrip uiteindelijke belanghebbende is aangesloten bij hetzelfde begrip in de Wwft.
Met het begrip concern is aangesloten bij de definitie in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De definitie van concern is echter breder dan de BW-definitie, omdat ook natuurlijke personen tot het concern kunnen behoren. Een aanwijzing dat een natuurlijke persoon tot een bepaald concern behoort, is dat hij zijn werkzaamheden (nagenoeg) uitsluitend voor dat concern verricht of een gekwalificeerde deelneming houdt in een rechtspersoon of vennootschap die tot dat concern behoort.
In de definitie van het begrip gekwalificeerde deelneming is, om de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken, gekozen voor een belang of stemrecht van ten minste tien procent. Vergelijkbare financiële belangen of zeggenschap worden ook begrepen onder gekwalificeerde deelneming. Een vergelijkbaar financieel belang kan ontstaan, indien de aandelen niet gelijkelijk gerechtigd zijn tot de winst (bijvoorbeeld door preferente aandelen). Vergelijkbare zeggenschap kan ontstaan door onevenredige of bijzondere stemrechten (bijvoorbeeld door prioriteitsaandelen).
Artikel 1.2
Op grond van artikel 31, tweede lid, Wok zijn bepaalde kansspelen die krachtens een vergunning op grond van een andere titel van de Wok worden georganiseerd, uitgesloten van het toepassingsbereik van titel Vb van de Wok (kansspelen op afstand). Hiermee is een onderscheid aangebracht tussen loterij-producten en andere kansspelen als sportweddenschappen, weddenschappen op de uitslag van paardenrennen en harddraverijen, en casinospelen.
Voor de verkoop via het internet van deelnamebewijzen aan dergelijke loterij-produkten is geen (aanvullende) vergunning voor het organiseren van kansspelen op afstand vereist. Hiermee wordt de voorheen gangbare praktijk bestendigd waarin de speler thuis vanachter zijn computer via het internet of bij een kiosk via een terminal een lot kan kopen.
Artikel 1.2 specificeert om welke loterij-producten het hierbij gaat. Dit zijn de goede doelenloterijen (artikel 3 Wok), de staatsloterij (artikel 8 Wok), de lotto (artikel 27a, eerste lid, Wok) en het zogeheten cijferspel dat de houders van een vergunning tot het organiseren van sportweddenschappen of een lotto mogen organiseren (artikelen 15, vierde lid, en 27a, derde lid, Wok). Omdat ook de instantloterijen behoren tot de loterij-producten die niet op grond van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand mogen worden aangeboden, vallen deze buiten het bereik van de regulering van kansspelen op afstand. Het is de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand niet toegestaan instantloten aan te bieden en het internet te gebruiken als kanaal voor de verkoop van instantloten.
De sportweddenschappen, weddenschappen op uitslagen van paardenrennen en harddraverijen, en casinospelen die op grond van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand mogen worden georganiseerd, zijn nader uitgewerkt in de Regeling kansspelen op afstand. Daarbij zijn ook regels gesteld met betrekking tot kansspelen die niet op grond van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand mogen worden aangeboden. Het gaat hierbij om bepaalde vormen van sportweddenschappen. Daarnaast zijn in die regeling ook nadere regels gesteld met betrekking tot de loterij-producten die niet op grond van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand mogen worden aangeboden.
Voor de houders van een vergunning tot het organiseren van een totalisator of sportweddenschappen, aan wie het krachtens de aan die vergunningen verbonden voorschriften voorheen onder beperkende vergunningvoorschriften was toegestaan het internet te gebruiken als verkoopkanaal, wordt geen overgangsregeling getroffen. De behandeling van het wetsvoorstel kansspelen op afstand heeft langer geduurd dan aanvankelijk was voorzien, waardoor de noodzaak voor een aanpassingstermijn is vervallen.
Hoofdstuk 2. De vergunning
Afdeling 2 van Titel Vb Wok (artikelen 31a tot en met 31g) bevat bepalingen met betrekking tot de vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand. In hoofdstuk 2 van dit besluit zijn nadere bepalingen met betrekking tot de vergunning opgenomen. Dit hoofdstuk bevat geen nadere algemeen verbindende voorschriften over de beperking waaronder de vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand kan worden verleend of de voorschriften die aan die vergunning kunnen worden verbonden. De kansspelautoriteit kan met betrekking tot deze onderwerpen beleidsregels vaststellen. Hoofdstuk 2 bevat bepalingen met betrekking tot de beslistermijn op aanvragen, de spelsoorten die op grond van een vergunning mogen worden georganiseerd, de geldigheidsduur van de vergunning, de overgang van de vergunning en de schorsing van de vergunning.
De Regeling kansspelen op afstand bevat op bepaalde onderwerpen meer gedetailleerde bepalingen. In die regeling zijn ook de behandelkosten voor de aanvraag omtrent de vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand (artikel 31e Wok) geregeld. Voorts is daarin met het oog op de unieke onderlinge afhankelijkheid van de paardenkoersen en de totalisator, waarop in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2014/15, 33 996, nr. 6, pp. 70–71) nader is ingegaan, op grond van artikel 31f Wok een regeling opgenomen van een verplichte bijdrage aan de draf- en rensport door vergunninghouders die een totalisator organiseren. Zoals aangegeven in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel kansspelen op afstand (Kamerstukken 2014/15, 33 996, nrs. 3 en 6), is niet aanstonds bij inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand voorzien in een algemene verplichte afdracht aan goede doelen.
Artikel 2.1
Op grond van artikel 31a, vierde lid, Wok worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot de kansspelen die op afstand door de vergunninghouder mogen worden georganiseerd. Artikel 2.1 geeft, samen met de meer gedetailleerde uitwerking in de Regeling kansspelen op afstand, uitvoering aan die opdracht. In dit artikel wordt onder meer geregeld welke kansspelen op afstand mogen worden georganiseerd en welke niet.
De vergunninghouder moet zijn bedrijfsvoering (het spelsysteem) op grond van artikel 31h, eerste lid, Wok, zo inrichten dat een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen op afstand is gewaarborgd. Gezien de nauwe samenhang met de aard van de kansspelen die op afstand mogen worden georganiseerd en de wijze waarop die daadwerkelijk worden georganiseerd, worden op grond van dit artikel in de Regeling kansspelen op afstand ook technische en operationele vereisten gesteld aan het spelsysteem.
Eerste lid
Het kansspelassortiment dat op afstand kan worden georganiseerd is zeer groot, divers van aard en voortdurend aan snelle verandering onderhevig. Het is niet mogelijk om voor ieder afzonderlijk kansspel aparte regels te stellen en die zo te onderhouden dat adequaat kan worden gereageerd op ontwikkelingen in de praktijk. Voor de regulering van de vergunde kansspelen is daarom op basis van de kenmerken van die kansspelen en de daarmee verbonden risico’s die zij meebrengen voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie daarvan, een vierdeling gemaakt tussen:
a. casinospelen waarbij de spelers tegen de vergunninghouder spelen;
b. casinospelen waarbij de spelers tegen elkaar spelen;
c. sportweddenschappen, en
d. weddenschappen op de uitslag van paardenrennen en harddraverijen.
Onder casinospelen worden in dit besluit, naast kansspelen die in landgebonden speelcasino’s als klassieke tafelspelen worden georganiseerd, ook begrepen speelautomatenspelen die op afstand worden georganiseerd. Voor de kanalisatie is het van belang dat in ieder geval de populaire casinospelen (waaronder roulette, blackjack, baccarat, sic bo, money wheel, poker en 50balls, 70balls en 90balls bingo) en speelautomatenspelen op afstand mogen worden aangeboden. Het is niet te voorspellen welke kansspelen in de toekomst ontwikkeld worden en naar welke kansspelen in de toekomst een substantiële vraag zal ontstaan. Flexibiliteit in de wijze van reguleren van het spelaanbod is van belang, zodat vergunninghouders een passend en attractief aanbod kunnen ontwikkelen. Zo kan de vergunninghouder het aanbod adequaat aan de veranderende vraag van de speler in Nederland aanpassen.
Tot de casinospelen waarbij de spelers tegen de vergunninghouder spelen (jeux de contrepartie) behoren nagenoeg alle momenteel in de speelcasino’s van Holland Casino georganiseerde tafelspelen (met poker als belangrijke uitzondering) en de kansspelen die op speelautomaten worden gespeeld. De kansbepaling wordt hierbij vrijwel geheel beheerst door een toevalsgenerator. De snelheid van het spel is een risico bij deze categorie kansspelen, aangezien het kansspel geen inherente factoren kent die het speltempo kunnen drukken, zoals interactie tussen spelers onderling of het afwachten van sportuitslagen.
De casinospelen waarbij de spelers tegen elkaar spelen (jeux de cercle) omvatten de meeste vormen van poker en de bingovormen 75 balls, 80 balls en 90 balls bingo. De vergunninghouder heeft slechts een faciliterende rol. De kansbepaling wordt beheerst door een toevalsgenerator, door de verschillende vaardigheden van de spelers en door de groepsdynamiek tussen de spelers. Kenmerkende extra risico’s voor deze categorie kansspelen zijn het samenwerken tussen verschillende spelers ten nadele van de winstkans van andere spelers, witwassen door middel van transacties tussen spelers en zelfoverschatting bij de spelers als gevolg van hun (vermeende) invloed op de uitkomst van het kansspel.
Een sportwedstrijd is in artikel 1.1 in navolging van de Mediawet 2008 gedefinieerd als een wedstrijd, georganiseerd door of onder auspiciën van de door het NOC*NSF erkende nationale sportorganisaties en hun geledingen, of door vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende sportorganisaties, dan wel een andere wedstrijd van een sport die door het NOC*NSF als sport is aangemerkt.
In de praktijk worden sportweddenschappen op verschillende wijzen georganiseerd. Voorbeelden zijn fixed odds betting, pool betting, betting exchange en spreadbetting.
Bij fixed odds weddenschappen stelt de aanbieder zelf de odds (een quotering) vast van een sportuitslag waarop spelers weddenschappen kunnen afsluiten. Een quotering bepaalt wat de speler krijgt uitbetaald indien hij een weddenschap afsluit en wint. De bookmaker stelt de fixed odds vast voordat de wedstrijd begint. Dergelijke weddenschappen worden momenteel in Nederland in de vorm van het totospel aangeboden.
Bij exchange betting biedt de aanbieder een markt aan vergelijkbaar met de aandelenbeurs waarbij kopers en verkopers met elkaar kunnen handelen. De aanbieder van exchange betting stelt niet zelf de quotering vast, maar laat dit over aan vraag en aanbod op de desbetreffende markt. Voor elke weddenschap die spelers met elkaar afsluiten ontvangt de aanbieder een commissie.
Bij pool betting worden door de aanbieder alle inzetten op een sportevenement verzameld. De aanbieder ontvangt hiervan een percentage. Het restant is de totale pot die wordt uitgekeerd aan de winnaar(s).
Bij spread betting wordt voorafgaand aan deelname geen quotering vastgesteld en worden de odds pas na afloop vastgesteld, waardoor de speler het risico loopt een hoger bedrag dan zijn inzet te verliezen. De financiële risico’s voor de speler zijn hierdoor niet van te voren te overzien.
Kenmerkend voor sportweddenschappen is dat de uitslag van het kansspel niet wordt bepaald door een toevalsgenerator, maar door de uitslag van een sportwedstrijd of gebeurtenissen tijdens sportwedstrijden. Risico’s zijn met name manipulatie van de gebeurtenissen waarop gewed wordt (waaronder matchfixing) en voor zover het gaat om sportweddenschappen tussen spelers onderling (peer-to-peer betting) witwassen door middel van gearrangeerde weddenschappen.
Omdat paardenrennen en harddraverijen geen sportwedstrijden zijn zoals die zijn gedefinieerd in artikel 1.1 van dit besluit, zijn deze apart benoemd. Risico’s zijn met name manipulatie van de uitkomst van de wedstrijden. Het organiseren van weddenschappen op dit soort wedstrijden is toegestaan, voor zover de wedstrijd is georganiseerd door of onder auspiciën van de Nederlandse Draf- en Rensport (NDR) of een vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende organisatie. Bij paardenrennen en harddraverijen is alleen het wedden op de uitslag mogelijk.
Op grond van de vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand mogen in beginsel alle casinospelen (waarbij de spelers tegen de vergunninghouder of tegen elkaar spelen), sportweddenschappen en weddenschappen op draf- en redwedstrijden op afstand worden georganiseerd, mits deze kansspelen en de organisatie daarvan voldoen aan de vereisten die onder meer in dit besluit en in de Regeling kansspelen op afstand zijn opgenomen. De raad van bestuur van de kansspelautoriteit beoordeelt daarnaast of de kansspelen op verantwoorde, betrouwbare en controleerbare wijze worden georganiseerd en het spelaanbod de vereiste waarborgen bevat voor onder meer de preventie van kansspelverslaving, de bescherming van de consument en voor het voorkomen van witwassen en andere kansspel-gerelateerde criminaliteit. Bepaalde kansspelen of de wijze waarop zij worden georganiseerd, worden uitgesloten van het vergunde kansspelaanbod, omdat zij op voorhand onaanvaardbare risico’s met zich meebrengen.
De kansspelautoriteit kan in haar uitvoeringsbeleid aanvullende regels opstellen over de gevallen waarin naar haar oordeel in ieder geval wel of geen sprake is van verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van die kansspelen. Ook kan zij op grond van artikel 31a, derde lid, Wok in het belang van de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen op afstand voorschriften verbinden aan de individuele kansspelvergunning. De kansspelautoriteit is bekend met ontwikkelingen op de kansspelmarkt en kan daar adequaat op reageren teneinde de doelstellingen van het kansspelbeleid te waarborgen. De Minister voor Rechtsbescherming kan in een voorkomend geval algemene beleidsregels geven.
Tweede en vierde lid
Op grond van het tweede lid worden loterijen uitdrukkelijk uitgezonderd van de kansspelen die op afstand mogen worden aangeboden. De regulering van kansspelen op afstand is bedoeld om het – onder strikte voorwaarden en met zware waarborgen omkleed – mogelijk te maken ook op afstand de meer risicovolle casinospelen en sportweddenschappen waarnaar een substantiële, te kanaliseren vraag bestaat, te organiseren. Zij is niet bedoeld voor het organiseren van de aanzienlijk minder risicovolle loterij-producten. Artikel 31, tweede lid, van de Wok regelt dat de in Nederland op grond van de Wok vergunde loterijen niet worden beheerst door titel Vb van die wet (kansspelen op afstand). Buitenlandse loterijen die voldoen aan de voorwaarden voor het organiseren van loterijen in Nederland, kunnen op gelijke voet met de huidige vergunninghouders een Nederlandse vergunning krijgen en daarbij internet als verkoopkanaal gebruiken. Op grond van het vierde lid zijn in de Regeling kansspelen op afstand regels gesteld waarmee de loterij-producten in de snel veranderende kansspelmarkt kunnen worden onderscheiden van andere kansspelen.
Derde lid
Onderdeel a
Op grond van het derde lid worden in de Regeling kansspelen op afstand nadere regels aan de vergunde kansspelen en de organisatie daarvan gesteld. Daarbij zijn de beperkingen in het spelaanbod afgewogen tegen het belang van de gewenste kanalisatie.
Deze regels hebben een sterk technisch en operationeel karakter en hebben betrekking op een breed scala onderwerpen, waaronder het speltempo, de wijze waarop een spel wordt gestart, de toevalsbepaling, de noodzakelijk te verstrekken spelersinformatie, de spelregels, de uitbetalingspercentages, jackpots, productontwerpen, de quoteringswijze bij weddenschappen en de transparantie van de wijze waarop spelers bij kansspelen waarbij zij tegen elkaar spelen door de vergunninghouder aan elkaar worden gekoppeld.
Onderdeel b
Een aantal kansspelen mag niet worden georganiseerd. Dit geldt onder andere voor casinospelen en sportweddenschappen die zodanig zijn georganiseerd dat de speler meer kan verliezen dan hij daadwerkelijk heeft ingezet (spread-betting). Ook (sport)weddenschappen op wedstrijden met een onaanvaardbaar hoog risico op manipulatie zijn niet toegestaan. Voor een toelichting op de maatregelen tegen matchfixing, wordt verwezen naar de toelichting op de artikelen 4.7, 4.8 en 4.9.
Artikel 2.2
De vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand wordt voor bepaalde tijd verleend. De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt vijf jaar. Hiermee is aangesloten bij de geldigheidsduur van dergelijke vergunningen in andere lidstaten. Deze geldigheidsduur stelt de vergunninghouder in staat de investeringen die hij moet doen om zijn spelsysteem in overeenstemming te brengen met de eisen van de Nederlandse kansspelwetgeving, terug te verdienen. Aan de vergunninghouder kan bij expiratie van de vergunning een nieuwe vergunning worden verleend. Daarvoor zijn opnieuw leges verschuldigd.
Artikel 2.3
Op grond van artikel 31a, tweede lid, Wok is de vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand niet overdraagbaar. De vergunning wordt na een uitgebreide beoordeling van de aanvrager en diens organisatie op naam van de vergunninghouder gesteld en is niet vrij overdraagbaar. Bij de verlening van de vergunning is de hoedanigheid van de aanvrager en diens organisatie van cruciaal belang. Gewezen wordt hierbij op onder meer vereisten als de betrouwbaarheid en deskundigheid van (het personeel van) de vergunninghouder, de transparantie van de onderneming en het concern waarvan hij deel uitmaakt, de continuïteit van de onderneming en de door de vergunninghouder geboden financiële zekerheid.
Het staat de rechtspersoon die voor een periode van vijf jaar een vergunning heeft verkregen om in Nederland kansspelen op afstand aan te bieden derhalve niet vrij die vergunning over te dragen aan een derde. Die derde kan desgewenst zelf een vergunning aanvragen en – indien hij voldoet aan alle daarvoor geldende voorwaarden – verkrijgen.
Artikel 2.3 maakt overgang van de vergunning anders dan door overdracht door de vergunninghouder mogelijk, doch slechts met toestemming van de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. Hierbij wordt voornamelijk gedacht aan overgang van de vergunning ingeval van fusie of splitsing van de vergunninghouder. In dat geval kan de nieuwe rechtspersoon uiteraard opnieuw een vergunning voor de duur van vijf jaar aanvragen, maar hij kan ook kiezen voor wijziging van de tenaamstelling van de lopende vergunning. Daartoe moet hij een aanvraag indienen tot wijziging van die vergunning. In beide gevallen spreekt het voor zich dat de kansspelautoriteit moet kunnen beoordelen of ook de rechtspersoon die na fusie of splitsing is ontstaan, voldoet aan de voorwaarden van de Nederlandse kansspelwetgeving en de vergunde kansspelen op een betrouwbare, verantwoorde en controleerbare wijze zal aanbieden.
Artikel 2.4
Eerste lid
De raad van bestuur van de kansspelautoriteit moet de beschikking op de aanvraag ingevolge artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn geven. Bij het ontbreken van zo’n termijn moet de beschikking worden gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag, die in ieder geval is verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven of een uitstelmededeling als bedoeld in artikel 4:14, derde lid, Awb is gedaan.
De internationale praktijk leert dat met de beoordeling van aanvragen om een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand geruime tijd kan zijn gemoeid. Dit houdt onder meer verband met de strikte eisen die aan een vergunninghouder en diens organisatie worden gesteld, met het grensoverschrijdende karakter van kansspelen op afstand en met de complexe marktstructuur. Aangezien een beslistermijn van acht weken niet realistisch is om op verantwoorde wijze een vergunning te verlenen, wordt de beslistermijn in dit artikel op grond van artikel 31b Wok vastgesteld op zes maanden. Dit stelt de raad van bestuur in staat de aanvraag naar behoren te beoordelen.
Tweede lid
Het tweede lid van artikel 2.4 bevat een regeling voor het opschorten van de beslissing, indien nader onderzoek door derden of advies van derden – bijvoorbeeld het openbaar ministerie, het Landelijk Bureau Bibob of een buitenlandse kansspeltoezichthouder – nodig is voor een deugdelijke beslissing op de aanvraag. De raad van bestuur kan de beslistermijn in die gevallen verlengen met maximaal zes maanden. De raad stelt de aanvrager hiervan op de hoogte. In voorkomende gevallen kan de beslissing op de aanvraag ook worden opgeschort om de aanvrager in de gelegenheid te stellen de onvolledige aanvraag aan te vullen (artikel 4:15 Awb).
Artikel 2.5
De schorsing van een vergunning heeft tot gevolg dat tijdelijk geen kansspelen op afstand mogen worden aangeboden. Voor schorsing van een vergunning door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bestaat aanleiding, indien de raad ernstige vermoedens heeft dat er grond bestaat om de vergunning in te trekken (artikel 31d, tweede lid, Wok), bijvoorbeeld omdat de bij de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig waren dat de vergunning niet verleend had moeten worden, omdat niet meer wordt voldaan aan de bij of krachtens de Wok, de Wwft of de Sanctiewet 1977 gestelde regels, of omdat onvoldoende medewerking is verleend aan het nalevingstoezicht of de handhaving. Schorsing van de vergunning is een van de meest ingrijpende instrumenten waarover de raad van bestuur jegens een vergunninghouder beschikt. De duur van de schorsing moet beperkt blijven; mede gelet op diens financiële belangen moet de vergunninghouder zo snel mogelijk definitieve duidelijkheid krijgen over de status van zijn vergunning. Anderzijds moet de schorsing de raad van bestuur wel de gelegenheid bieden om een besluit omtrent intrekking van de vergunning zorgvuldig voor te bereiden.
Op grond van artikel 2.5 van dit besluit duurt de schorsing van de vergunning in beginsel niet langer dan zes maanden. Binnen die periode moet de raad van bestuur van de kansspelautoriteit het onderzoek naar de mogelijke intrekking van de vergunning hebben afgerond. In voorkomende gevallen zal onderzoek door of advies van derden nodig zijn om tot een zorgvuldige beslissing te komen. In dat geval kan de raad van bestuur de schorsingstermijn met maximaal zes maanden verlengen.
Hoofdstuk 3. De vergunninghouder
Artikel 3.1
Op grond van artikel 31g Wok moet de vergunninghouder zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging in een EU- of EER-lidstaat hebben. Hiermee wordt gewaarborgd dat de relevante Europese instrumenten op het gebied van bijvoorbeeld het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme, privacybescherming en vennootschapsrecht op die vergunninghouder van toepassing zijn, en dat toezichtrisico’s worden beperkt.
Aan een deel van de bestaande Nederlandse vraag naar kansspelen op afstand wordt voldaan door ondernemingen die niet in de EU of EER zijn gevestigd. Met het oog op de gewenste kanalisatie van kansspelen op afstand kan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit kansspelaanbieders van het zetelvereiste ontheffen. Ontheffing van het zetelvereiste is slechts mogelijk, indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Eerste lid
Ten eerste moet ontheffing van het zetelvereiste naar het oordeel van de raad van bestuur noodzakelijk zijn voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand. Van een noodzaak zal in het algemeen slechts sprake zijn, indien ontheffing van het zetelvereiste van belang is voor de gewenste kanalisatie, bijvoorbeeld omdat een aanbieder in een substantieel deel van de bestaande vraag van Nederlandse consumenten naar kansspelen op afstand voorziet. Het enkele feit dat een in een derde land gevestigde aanbieder meent een substantieel marktaandeel te kunnen veroveren met een nieuw kansspelproduct, is niet voldoende voor ontheffing. Indien het aanbod van de betrokken kansspelaanbieder voorziet in een substantieel deel van de bestaande Nederlandse vraag naar kansspelen op afstand, maar niet voldoet aan de Nederlandse eisen, wordt uiteraard ook geen vergunning verleend.
Tweede lid
Indien ontheffing naar het oordeel van de raad van bestuur noodzakelijk is voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand, moet het recht in de staat waar de vergunninghouder zetelt, op bepaalde onderwerpen vergelijkbaar zijn met de Nederlandse of Europese regelgeving. Uitgangspunt is dat regels die volgen uit het Europese recht of de implementatie daarvan in de nationale wetgeving van de lidstaten, niet expliciet in de Wok hoeven te worden herhaald. Op kansspelaanbieders met een zetel buiten het grondgebied van de EU/EER is Europese regelgeving niet zonder meer van toepassing. Daarom worden aanvullende eisen gesteld aan deze aanbieders. De nationale voorschriften van het derde land waar de aanbieder gevestigd is, moeten op een aantal gebieden ten minste vergelijkbaar zijn met de voorschriften die in Nederland gelden. Het gaat hierbij niet alleen om aanvullende eisen op Europees recht, maar ook om regels uit de Wok die van belang zijn voor het nalevingstoezicht. Het gaat hierbij om voorschriften op het gebied van:
– de tenuitvoerlegging van internationale sancties overeenkomstig de Sanctiewet 1977 en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen en de diverse VN- en EU-sanctiebesluiten;
– het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme, die in Nederland zijn gegeven in de Wwft en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141/73);
– het vennootschapsrecht waarin onder meer Richtlijn 78/660/EEG betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen en Richtlijn 83/349/EEG betreffende de geconsolideerde jaarrekening zijn geïmplementeerd;
– de bescherming van persoonsgegevens, die voor Nederland is geregeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, PbEU 2016, L 119/3, verder: AVG), de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, en de relevante passages in de Telecommunicatiewet, waarin Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie is geïmplementeerd.
In de Wok en dit besluit zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme en de tenuitvoerlegging van internationale sancties overeenkomstig de Sanctiewet 1977. Deze bepalingen zijn ook van toepassing op aanbieders die buiten de EU/EER gevestigd zijn. Om het toezicht op naleving van deze bepalingen te versterken, wordt voor ontheffing van het zetelvereiste verder vereist dat het recht in de staat waar de vergunninghouder zetelt op deze onderwerpen vergelijkbaar is. Uit het derde lid volgt dat in de derde staat behoorlijk toezicht uitgeoefend moet worden op naleving van deze regels. Op grond van artikel 34m Wok kan de kansspelautoriteit samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met buitenlandse toezichthouders zodat informatie over eventuele overtredingen van bovengenoemde wet- en regelgeving uitgewisseld kan worden.
Het vennootschapsrecht in de betreffende derde staat moet vergelijkbaar zijn met het Europees vennootschapsrecht. Hierin wordt onder andere geregeld dat vennootschappen een (geconsolideerde) jaarrekening moeten opstellen zodat zij een getrouw beeld geven van de financiële situatie van de vennootschap. Ook worden minimumeisen gesteld aan de deskundigheid en betrouwbaarheid van accountants en vallen accountants onder het toezicht van een toezichthoudende organisatie.
De raad van bestuur beoordeelt of de wet- en regelgeving in de betreffende derde staat voldoende vergelijkbaar is met de wet- en regelgeving die in Nederland van toepassing is.
Derde lid
Ontheffing kan slechts worden verleend, indien het toezicht in het derde land op vergelijkbare wijze wordt uitgevoerd als in Nederland of andere EU-lidstaten. Dat betekent dat niet alleen wet- en regelgeving vergelijkbaar moet zijn, maar ook naar de uitvoering en handhaving van deze regels. Ook mag het recht van de derde staat waar de betreffende kansspelaanbieder zetelt, zich niet verzetten tegen het overeenkomstig de Nederlandse wet- en regelgeving organiseren van kansspelen in Nederland. Dit betekent onder meer dat het de betreffende aanbieder moet zijn toegestaan alle relevante toezichtsinformatie aan de kansspelautoriteit te verschaffen en kopie-gegevens in de controledatabank in Nederland op te slaan.
Vierde lid
Met het vierde lid wordt van een vergunninghouder die in een derde land is gevestigd en geen vestiging in een EER-lidstaat heeft, ter meerdere verzekering van naleving van de op hem van toepassing zijnde regelgeving verlangd dat hij, om voor ontheffing van het zetelvereiste in aanmerking te kunnen komen, ook een nevenvestiging in Nederland heeft. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» (Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 34) waarin is opgenomen dat bij de verlening van vergunningen voor kansspelen op internet als vergunningsvoorwaarde wordt opgenomen dat de aanbieder op enigerlei wijze ook in Nederland is gevestigd.
Die vergunninghouder moet de kansspelen op afstand die hij in Nederland aanbiedt, geheel of gedeeltelijk vanuit die nevenvestiging organiseren. Uit het vierde lid volgt niet dat hij zijn gehele spelsysteem in die nevenvestiging moet onderbrengen. Het is aan de vergunninghouder zelf om te bepalen welke activiteiten hij in die nevenvestiging onderbrengt, mits deze deel uitmaken van het geheel aan activiteiten waarmee hij de vergunde kansspelen in Nederland organiseert. Daarmee kan hij de keuze van de onderdelen van het spelsysteem die hij in Nederland onderbrengt, afstemmen op de wijze waarop zijn onderneming en bedrijfsvoering is ingericht. Er moet sprake zijn van duurzame economische activiteiten in die nevenvestiging die bovendien in het handelsregister moet worden ingeschreven.
Het vereiste van een nevenvestiging laat onverlet dat de vergunninghouder ook een of meer vertegenwoordiger(s) in Nederland moet hebben (artikel 4.1) en een controledatabank in Nederland moet plaatsen (artikelen 4.42 en 5.3). Hij kan er voor kiezen ook die vertegenwoordiger(s) vanuit de nevenvestiging werkzaam te laten zijn en de controledatabank in de nevenvestiging onder te brengen.
Artikel 3.2
Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 31g, zesde lid, Wok op grond waarvan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vergunninghouder. De vergunninghouder moet in het belang van het toezicht op de naleving van de transparantievereisten en de beoordeling van diens betrouwbaarheid, beschikken over de identiteitsgegevens en antecedenten van de leidinggevenden (waaronder bestuurders), (mede)beleidsbepalers en personen op sleutelposities. De vergunninghouder overlegt deze gegevens in ieder geval bij de aanvraag om een vergunning. Na de vergunningverlening moet de vergunninghouder op verzoek van de kansspelautoriteit te allen tijde geactualiseerde gegevens kunnen overleggen. Op grond van artikel 5.1 van dit besluit moeten alle relevante wijzigingen in de feiten en omstandigheden aan de kansspelautoriteit worden gemeld.
Indien de vergunninghouder deel uitmaakt van een concern, kan het beleid van de vergunninghouder (mede) worden bepaald door de bestuurders van andere rechtspersonen binnen dat concern. Bij de aanvraag om een vergunning moet de kansspelautoriteit bekend zijn met alle personen die invloed op de bedrijfsvoering van of een bepaald financieel belang in de organisatie van de kansspelaanbieder kunnen hebben. Daarom moeten ook de identiteitsgegevens en de antecedenten van degenen die een gekwalificeerde deelneming houden in de onderneming van de vergunninghouder, en de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming worden verstrekt. De vergunninghouder moet bij de vergunningaanvraag onder meer een overzicht van de zeggenschapsstructuur van het concern waartoe hij behoort, aandeelhoudersregisters, arbeidsovereenkomsten en leningovereenkomsten of buitenlandse equivalenten hiervan overleggen.
Op grond van artikel 31g, derde lid, Wok verschaft de vergunninghouder inzicht in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van zijn onderneming, de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van het concern waartoe hij behoort en in de persoon van de uiteindelijke belanghebbende. Hij mag niet zijn verbonden met personen in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die een belemmering kan vormen voor het doelmatig en doeltreffend uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wok, de Wwft of de Sanctiewet 1977, bijvoorbeeld doordat het recht van een andere staat dat op die personen van toepassing is hieraan in de weg staat, of door ondoorzichtigheid van de zeggenschapsstructuur.
Artikel 3.3
Op grond van artikel 31g, vierde lid, Wok, moet de continuïteit van de vergunninghouder redelijkerwijs zijn gewaarborgd. Op grond van het zesde lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot de continuïteit van de vergunninghouder.
Artikel 3.3 legt vast in welke gevallen de continuïteit van de vergunninghouder in ieder geval niet is gewaarborgd. Het gaat hierbij om elementaire continuïteitsvereisten, waarbij is aangesloten bij de continuïteitsvereisten in de aanbestedingsregelgeving. De kansspelautoriteit beoordeelt de continuïteit van de vergunninghouder bij de vergunningverlening. De vergunninghouder moet op grond van artikel 34k Wok en artikel 5.1 van dit besluit bij wijzigingen in de feiten of omstandigheden die relevant zijn voor zijn continuïteit ook na de vergunningverlening de relevante gegevens aan de kansspelautoriteit verstrekken.
Op grond van het tweede lid kunnen in de Regeling kansspelen op afstand nadere regels worden gesteld aan de continuïteit. Deze kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de solvabiliteit van de kansspelondernemer.
Artikel 3.4
Er mag geen twijfel bestaan over de betrouwbaarheid van de ondernemingen en personen die op de Nederlandse kansspelmarkt actief zijn. Het weren van onbetrouwbare kansspelaanbieders is van essentieel belang voor het bereiken van de doelstellingen van het kansspelbeleid: het voorkomen van kansspelverslaving, het tegengaan van fraude en overige criminaliteit en de bescherming van de consument. Op grond van artikel 31i, eerste lid, Wok moet de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, van de personen die zijn beleid bepalen of mede bepalen en van zijn uiteindelijke belanghebbende daarom buiten twijfel staan. Als dit niet (langer) het geval is wordt de aanvraag afgewezen (artikel 31c), of de verleende vergunning ingetrokken (artikel 31d).
De raad van bestuur van de kansspelautoriteit onderwerpt iedere vergunning(aanvraag) aan een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de aspirant vergunninghouder. De bevindingen van het betrouwbaarheidsonderzoek worden in de eerste plaats getoetst aan artikel 31i, eerste lid, Wok. De bevindingen van het betrouwbaarheidsonderzoek worden in de tweede plaats getoetst aan artikel 31i, derde lid, Wok dat verwijst naar artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob). Dat wil zeggen dat de weigering of intrekking van een vergunning mogelijk is indien ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede wordt of zal worden gebruikt om (a) uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of (b) strafbare feiten te plegen.
Voor de wijze waarop – in het kader van de Wet Bibob – de mate van het gevaar wordt vastgesteld, welke (rechts)personen en ondernemingen in het onderzoek kunnen worden betrokken, en welke gegevens door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit kunnen worden opgevraagd, wordt naar de Wet Bibob en de daarmee samenhangende regelgeving verwezen. Hierbij is van belang dat de Wet Bibob een meer algemeen karakter heeft; zij is van toepassing op tal van vergunning-, subsidie-, aanbestedings- en vastgoedrelaties van de overheid (vgl. artikel 1 van de Wet Bibob).
Op grond van artikel 31i, vierde lid, Wok is de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd om over de ernst van het gevaar dat zich één van de onder a of b genoemde gronden van artikel 3, eerste lid, Wet Bibob voordoet, een advies in te winnen bij het Landelijk Bureau Bevordering integriteitsbeoordelingen (LBB). Daartoe kan hij aanleiding zien indien de bevindingen van zijn eigen betrouwbaarheidsonderzoek een nadere specialistische verdieping behoeft, middels een onafhankelijk advies. Ingevolge artikel 32 van de Wet Bibob informeert de raad van bestuur de aanvrager van de vergunning of de vergunninghouder in dat geval over het inwinnen van een LBB-advies.
Het betrouwbaarheidsonderzoek zal nader worden vormgegeven door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, met inachtneming van de kaders van de Wok, de Wet Bibob, de AVG en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Ingevolge artikel 33g, zesde lid, Wok rust op de raad van bestuur de verplichting om in zijn reglement regels te stellen over de verwerking van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Wok en over de daarbij in acht te nemen grenzen en waarborgen. Deze regels zullen zich ook uitstrekken tot de gegevensverwerking ten behoeve van het betrouwbaarheidsonderzoek. Op grond van artikel 33g, achtste lid, Wok is ook de Minister voor Rechtsbescherming bevoegd om nadere regels te stellen omtrent de verwerking van persoonsgegevens door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit.
Waar nodig is in lagere regelgeving met betrekking tot de gegevensverstrekking aan de kansspelautoriteit door andere bestuursorganen (politie, openbaar ministerie, Minister van Justitie en Veiligheid) wordt een grondslag gecreëerd om persoonsgegevens aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit te verstrekken ten behoeve van het betrouwbaarheidsonderzoek (artikelen 6.5 tot en met 6.7 van dit besluit). De artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen bieden een grondslag voor verstrekking van persoonsgegevens, na autorisatie door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, aan de raad van bestuur, o.a. voor het verrichten van het betrouwbaarheidsonderzoek. Door middel van een aanpassing van artikel 28, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007 (artikel VII van de Wet kansspelen op afstand) wordt voorzien in gegevensverstrekking vanuit het handelsregister aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit.
Eerste lid
De raad van bestuur van de kansspelautoriteit beoordeelt de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, van diens (mede)beleidsbepalers, de uiteindelijke belanghebbenden en van diens middellijke en onmiddellijke vermogensverschaffers. Hij doet dit door op basis van hun voornemens, handelingen en antecedenten te beoordelen of de betrokkene blijk geeft of heeft gegeven van zodanige gedragingen dat daardoor naar het oordeel van de toezichthouder diens betrouwbaarheid niet (meer) buiten twijfel staat. Aanvullend ten opzichte van de in artikel 31i, eerste lid, van de Wok, genoemde personen zijn de middellijke of onmiddellijke vermogensverschaffers van de vergunninghouder. Deze zijn expliciet in het besluit genoemd aangezien voor de betrouwbaarheid van de vergunninghouder ook van belang is op welke wijze en door wie de onderneming wordt gefinancierd. Het in de beoordeling betrekken van de financier moet dus worden gezien als een uitwerking van beoordeling van de «betrouwbaarheid van de houder van de vergunning» (artikel 31i, eerste lid, Wok).
Onder handelingen worden hier zowel een doen als een nalaten begrepen. Ook een voorgenomen handeling kan een inzicht geven in de betrouwbaarheid van de betrokkene. Te denken valt aan een voornemen tot wijziging van het spelsysteem terwijl eenzelfde wijziging eerder door een geaccrediteerde keuringsinstelling is afgekeurd of een voornemen om een bepaalde situatie opnieuw te doen ontstaan terwijl de kansspelautoriteit eerder een bindende aanwijzing heeft gegeven om die situatie in het belang van een verantwoord, betrouwbaar en controleerbaar kansspelaanbod te veranderen. Ook kan worden gedacht aan het voornemen om sportweddenschappen op jeugdwedstrijden aan te gaan bieden of het kansspelaanbod met bijvoorbeeld online-loterijen uit te breiden. Vanzelfsprekend moet aannemelijk zijn dat van deze voornemens sprake is.
De kansspelautoriteit beoordeelt per vergunninghouder van welke personen de betrouwbaarheid moet worden vastgesteld. Bij de personen die het beleid van de vergunninghouder bepalen gaat het om de middellijke en onmiddellijke bestuurders, vennoten of buitenlandse equivalenten hiervan en andere personen die feitelijk de dagelijkse leiding hebben over de onderneming. Onder medebeleidsbepalers vallen bijvoorbeeld meerderheidsaandeelhouders, leden van de raad van toezicht, leden van de raad van commissarissen of buitenlandse equivalenten hiervan en andere (rechts)personen die feitelijk invloed van betekenis kunnen uitoefenen op de dagelijkse leiding van de onderneming.
Uit de formulering van artikel 31i, eerste lid, Wok volgt dat het hierbij ook kan gaan om personen zonder formele positie die feitelijk toch substantiële invloed kunnen uitoefenen op het beleid of de besluitvorming van de onderneming van de vergunninghouder. De aansturing en beheersing van een organisatie kan immers zodanig zijn ingericht dat een persoon die geen formele bestuurder is, toch het beleid van de onderneming feitelijk kan bepalen. In een dergelijk geval heeft de kansspelautoriteit de mogelijkheid om ook de betrouwbaarheid van deze persoon te beoordelen.
Als uiteindelijk belanghebbende wordt aangemerkt de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een vergunninghouder (artikel 1 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme, zoals deze komt te luiden na implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (PbEU 2015, L141)). Op grond van artikel 1, derde lid, Wwft (zoals dit na implementatie van die richtlijn komt te luiden) worden bij algemene maatregel van bestuur de categorieën natuurlijke personen aangewezen die in elk geval moeten worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in het eerste lid.
De vierde anti-witwasrichtlijn legt aan lidstaten ook de verplichting op om een centraal register in het leven te roepen met daarin informatie over uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten, respectievelijk express trusts of juridische constructies met een soortgelijke structuur en functie als express trusts. Voor de goede orde zij vermeld dat hiervoor een apart implementatiewetsvoorstel in procedure wordt gebracht (strekkende tot wijziging van de Handelsregisterwet 2007).
Bij de vermogensverschaffing gaat het om de aard en omvang van het vermogen van de vergunninghouder en de herkomst van dat vermogen, oftewel de (rechts)personen die onmiddellijk dan wel middellijk in dat vermogen voorzien. Als onmiddellijke of directe vermogensverschaffer kwalificeren de (rechts)personen die middels een lening, gift, schenking, uitgestelde betaling, betaling op afkoop, leasing, crowdfunding, de inbreng van eigen middelen, concernfinanciering, via aandelenbezit of op andere wijze vermogen verschaffen aan de vergunninghouder. Bij middellijke of indirecte vermogensverschaffing gaat het om de (rechts)personen die vermogen verschaffen aan een onmiddellijke of andere middellijke vermogensverschaffer van de vergunninghouder.
Op grond van artikel 3.2 van dit besluit moet de vergunninghouder te allen tijde actueel inzicht hebben in de formele en feitelijke organisatie-, financierings- en zeggenschapsstructuur. Dat inzicht moet hij de kansspelautoriteit bij de vergunningaanvraag en desgevraagd ten tijde de looptijd van de vergunning verschaffen.
Tweede lid
Het tweede lid schrijft voor welke antecedenten de kansspelautoriteit bij de betrouwbaarheidsbeoordeling in ieder geval in aanmerking moet nemen.
Onderdeel a
Het gaat allereerst om overtredingen van de Nederlandse kansspelwetgeving en de kansspelwetgeving in andere landen, ongeacht of het gaat om EU/EER-lidstaten. Van vergunninghouders moet verwacht kunnen worden dat zij zullen opereren binnen de kaders van de Nederlandse kansspelwetgeving. Indien het vertrouwen daarin niet aanwezig is, bestaat geen aanleiding tot vergunningverlening. Eerdere overtreding van de Nederlandse of buitenlandse kansspelwetgeving vormt een zware contra-indicatie en brengt een duidelijk risico voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand in Nederland met zich mee.
Dit neemt niet weg dat de kansspelautoriteit iedere overtreding afzonderlijk op de gevolgen voor de betrouwbaarheid moet beoordelen. Een geringe en niet-opzettelijke overtreding legt hierbij minder gewicht in de schaal dan een doelbewuste, grootschalige en langdurige overtreding van de kansspelwetgeving. Ook kan van belang zijn in hoeverre de betrokken kansspelaanbieder maatregelen heeft getroffen om herhaling te voorkomen.
Onderdeel b
Aan de betrouwbaarheid van een kansspelaanbieder die een wegens overtreding van de Nederlandse kansspelwetgeving opgelegde boete of dwangsom, de kansspelbelasting of de kansspelheffing niet voldoet, kan op voorhand worden getwijfeld. Dit geldt ook, indien vergunninghouders op enig moment zouden worden verplicht een percentage van het brutospelresultaat af te dragen aan sport, organisatoren van Nederlandse draf- en renwedstrijden of goede doelen en dit wordt nagelaten. Dit zijn zwaarwegende contra-indicaties voor de betrouwbaarheid van de betrokken kansspelaanbieder.
Onderdeel c
Overtredingen van de kansspelwetgeving en het niet voldoen aan financiële verplichtingen zijn uiteraard niet de enige indicatoren die kunnen duiden op de onbetrouwbaarheid. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid zijn daarnaast diverse andere antecedenten van belang. Onderdeel c geeft aan dat de strafrechtelijke antecedenten die daarbij in ieder geval in aanmerking genomen moeten worden bij regeling van Onze Minister worden vastgesteld. Deze omvatten in ieder geval overtredingen van de antiwitwasregelgeving en van de diverse sanctieregelingen. Deze overige antecedenten worden in de Regeling kansspelen op afstand opgenomen. Het gaat daarbij niet om een limitatieve opsomming van antecedenten. De kansspelautoriteit kan daarnaast ook andere antecedenten betrekken indien die naar haar oordeel, bijvoorbeeld gelet op bepaalde ontwikkelingen op de zich snel ontwikkelende internationale kansspelmarkt, nodig zijn voor een gedegen beoordeling van de betrouwbaarheid van de betrokkenen. Volledigheidshalve wordt er in dit verband op gewezen dat ook overtredingen van bijvoorbeeld de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) aanleiding kunnen vormen om aan de betrouwbaarheid van de desbetreffende kansspelaanbieder te twijfelen. Te denken valt aan de vergunninghouder die de voor de AWR of Wet KSB relevante gegevens binnen zeven jaar vernietigt en dus, ongeacht de fiscale bewaartermijnen die in de lidstaat van vestiging wordt gehanteerd, niet voldoet aan zijn verplichting op grond van de AWR om de relevant fiscale gegevens gedurende zeven jaar te bewaren. Ook kan worden gedacht aan de vergunninghouder die de Belastingdienst niet desgevraagd die gegevens verstrekt die deze nodig is heeft.
Onderdeel d
Daarnaast worden toezichtantecedenten, financiële antecedenten en fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten en overige antecedenten in de beoordeling betrokken.
Artikel 3.5
Op grond van artikel 31j Wok moet het beleid van de vergunninghouder worden bepaald door personen die deskundig zijn in verband met de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand en draagt de vergunninghouder zorg voor passende deskundigheid van de leidinggevenden, van de personen op sleutelposities en van de personen die bij het organiseren van kansspelen op afstand met spelers in aanraking komen. In artikel 3.5 van dit besluit wordt op grond van het derde lid van artikel 31j Wok voorgeschreven dat de vergunninghouder er voor moet zorgen dat zijn werknemers kennis moeten hebben van de Wok en de daarop gebaseerde regelgeving, waaronder het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen en de daarop gebaseerde ministeriële regeling. Ook moeten zij uiteraard bekend zijn met het beleid dat de vergunninghouder voert om bijvoorbeeld kansspelverslaving en kansspelgerelateerde criminaliteit, waaronder matchfixing, tegen te gaan en om zijn spelsysteem continu aan de daaraan gestelde eisen te laten voldoen. Verder moeten zij ook daadwerkelijk in staat zijn die voorschriften en dat beleid goed en volledig uit te voeren. Ook anderen dan personeelsleden in loondienst van de vergunninghouder die bij de organisatie van de vergunde kansspelen zijn betrokken, moeten op hun werkterrein ter zake kundig zijn. Uit artikel 4.3 volgt daarnaast dat bij uitbesteding van werkzaamheden aan derden de naleving van de Wok en de daarop gebaseerde regelgeving te allen tijde moet zijn gewaarborgd. Het onderhavige artikel 3.5 is ontleend aan artikel 35 Wwft.
Artikel 3.6
Op grond van artikel 31h, eerste lid, Wok, richt de vergunninghouder zijn bedrijfsvoering zodanig in dat – kort gezegd – een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen op afstand en het toezicht op naleving van de Wok zijn gewaarborgd. Daartoe moet hij ingevolge het vierde lid – in het belang van het interne nalevingstoezicht binnen zijn organisatie en het externe nalevingstoezicht door de kansspelautoriteit – in ieder geval één of meer ter zake kundige functionarissen aanwijzen die binnen zijn organisatie verantwoordelijk en beschikbaar zijn voor de uitvoering en het interne toezicht op naleving van bij of krachtens de Wok gestelde voorschriften. In artikel 3.6 van dit besluit zijn op grond van het vijfde lid van artikel 31h Wok nadere regels gesteld met betrekking tot het interne toezicht en die deskundige functionaris(sen).
Eerste lid
Op grond van het eerste lid moet de vergunninghouder binnen zijn organisatie een stelsel van intern toezicht inrichten. Dit interne toezicht moet worden onderscheiden van het externe toezicht dat door de kansspelautoriteit wordt uitgeoefend. Het interne toezicht is primair een interne waarborg voor de correcte gang van zaken binnen de organisatie van de vergunninghouder, maar kan daarnaast ook richting geven bij de vormgeving door de kansspelautoriteit van haar externe nalevingstoezicht. Naarmate de interne toezichtfunctie bij de vergunninghouder in de praktijk onafhankelijker, serieuzer en met meer scherpte wordt uitgevoerd, kan de kansspelautoriteit exacter de nalevingsrisico’s bepalen en de inzet van haar toezichtcapaciteit beter toespitsen op die risico’s. Een goed ingericht stelsel van intern toezicht kan zodoende voor de vergunninghouder tot minder toezichtslast leiden. De op de vergunninghouder rustende verplichting om zorg te dragen voor een stelsel van intern toezicht geeft de kansspelautoriteit een concreet aangrijpingspunt om naar het stelsel van intern toezicht te kijken.
Het interne toezicht wordt uitgeoefend door een of meer deskundige functionarissen, die daar ook verantwoordelijk voor zijn. Het eerste lid verzet zich er niet tegen dat deze bij hun interne toezichtstaken ook anderen betrekken. Wel moet het interne toezicht onafhankelijk van het bestuur functioneren. Dit betekent dat de functionarissen die het interne toezicht uitoefenen zonder beïnvloeding door anderen informatie kunnen verzamelen, zich een oordeel kunnen vormen en eventueel ook kunnen interveniëren en verbetervoorstellen kunnen doen aan de verantwoordelijken. Deze functionarissen zijn verantwoordelijk voor het interne toezicht binnen de organisatie van de vergunninghouder. Dit betekent dat zij binnen de organisatie van de vergunninghouder een positie bekleden waarin zij overzicht hebben over de werking van de relevante onderdelen van de bedrijfsvoering. Uiteraard moeten zij ook beschikken over de nodige deskundigheid, kennis, informatie en bevoegdheden om hun werkzaamheden naar behoren uit te kunnen voeren. Het voorgaande neemt niet weg dat het uiteindelijk de vergunninghouder is die verantwoordelijk is voor de naleving van de Nederlandse kansspelregelgeving.
Tweede lid
Het stelsel van intern toezicht bevat in ieder geval waarborgen voor de scheiding in functionele of organieke zin van de functies van bestuur en het intern toezicht, en voor de onafhankelijkheid van het functioneren van het intern toezicht door de deskundige functionaris(sen). De vergunninghouder is vrij in de wijze waarop de functiescheiding wordt vorm gegeven. Er worden hierover in dit besluit geen voorschriften gesteld. De vergunninghouder kan die scheiding functioneel vormgeven, waarbij de bestuursfunctie en de toezichtfunctie binnen één orgaan door verschillende personen worden uitgeoefend, of in organieke vorm waarbij de bestuursfunctie door een ander orgaan wordt uitgeoefend dan de toezichtfunctie.
Hoofdstuk 4. De organisatie van kansspelen op afstand
Afdeling 1. Algemeen
Artikel 4.1
Kansspelen op afstand zijn risicovolle diensten die door het risico op kansspelverslaving, schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de Nederlandse samenleving als geheel en voor de Nederlandse speler in het bijzonder. Als gevolg van kansspelverslaving kunnen zich ernstige psychische, sociale, lichamelijke en financiële problemen voor doen. Deze risico’s maken een actief verslavingspreventiebeleid met een hoog beschermingsniveau noodzakelijk. In de Wok, het onderhavige besluit en het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen en de daarop gebaseerde regelingen is een uitgebreid pakket aan maatregelen opgenomen om die risico’s zoveel mogelijk te beperken.
Van de vergunninghouder wordt verlangd dat hij, gezien de bijzondere risico’s van zijn diensten, een actieve bijdrage levert aan het verwezenlijken van de doelstellingen van het kansspelbeleid. Zo moet de vergunninghouder in samenwerking met andere, veelal Nederlandse (zorg)instanties en ervaringsdeskundigen een adequaat verslavingspreventiebeleid ontwikkelen, onderhouden en uitvoeren. Het onderhouden van contacten met Nederlandse instanties is ook van groot belang voor een goede uitvoering van het preventiebeleid. Effectieve (door)ontwikkeling en een verantwoorde uitvoering van dat beleid is slechts mogelijk met intensieve samenwerking tussen de vergunninghouder en ter zake relevante partijen in Nederland, zoals deskundigen op het gebied van verslavingspreventie en het Nederlandse stelsel van verslavingszorg. De vergunninghouder heeft daarmee een behoorlijk netwerk in Nederland te onderhouden en zal bijvoorbeeld moeten deelnemen aan overleggen, bijeenkomsten, werkbezoeken en expertmeetings, al dan niet georganiseerd door de kansspelautoriteit die een coördinerende rol heeft op het gebied van verslavingspreventie. Fysieke aanwezigheid daarbij is de meest gangbare en effectieve wijze om samenwerking effectief gestalte te geven en het netwerk effectief te onderhouden. Dit vergt een zekere aanwezigheid van de vergunninghouder in Nederland.
Landgebonden kansspelen kenmerken zich door een regionaal of plaatselijk karakter. Zowel de aanbieder, als de speler en de verschillende hulpinstanties bevinden zich op een fysiek beperkte afstand van elkaar. Bij online kansspelaanbod ontbreekt dit regionale karakter. Spelers kunnen afkomstig zijn uit heel Nederland evenals de voor hen passende en bereikbare hulpinstanties. Daarbij kan de vergunninghouder zelf gevestigd zijn buiten Nederland. Bij online kansspelen is derhalve zowel fysiek als inhoudelijk sprake van meer afstand tot de Nederlandse verslavingszorg en andere hulpinstanties, dan bij landgebonden kansspelen. Artikel 4.1 regelt daarom in het belang van de goede uitvoering van de voorschriften met betrekking tot het verslavingspreventiebeleid de aanwezigheid in Nederland van onlinevergunninghouders in de vorm van een of meer vertegenwoordigers in Nederland.
Eerste lid
Het eerste lid verplicht de vergunninghouder om ten minste één vertegenwoordiger in Nederland te hebben. Die verplichting geldt voor de duur van de vergunning. Deze vertegenwoordiger is deskundig op het gebied van kansspelverslaving en verslavingspreventie en draagt bij aan de ontwikkeling, uitvoering en het onderhoud van het verslavingspreventiebeleid in samenwerking met Nederlandse deskundigen op het gebied van verslavingszorg en personen die ter zake ervaringsdeskundig zijn. De vertegenwoordiger bewerkstelligt dat het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder aansluit en aangesloten blijft bij de in Nederland aangeboden hulp en de behoeften van de spelers in Nederland. Voor deze doeleinden is de vertegenwoordiger het aanspreekpunt voor de verslavingszorg en andere hulpinstanties, ervaringsdeskundigen en de toezichthouders van de kansspelautoriteit. Voor de uitvoering van deze werkzaamheden is het noodzakelijk dat de vertegenwoordiger ter zake kundig is en als onderdeel van het lokale netwerk bijdraagt aan een goede samenwerking op het terrein van preventie en tegengaan van kansspelverslaving en hij namens de vergunninghouder afspraken kan maken met de relevante netwerkpartners.
Onderdeel a
De vertegenwoordiger moet in het belang van de goede uitvoering van het beleid ten aanzien van kansspelverslaving in Nederland beschikbaar zijn voor overleg met de ter zake relevante partijen in Nederland. Hiertoe behoren in ieder geval de kansspelautoriteit die een coördinerende taak heeft op het gebied van het voorkomen van kansspelverslaving en die toeziet op de naleving van de voorschriften die ter zake in de Nederlandse kansspelwetgeving zijn gesteld, Nederlandse instanties die werkzaam zijn op het gebied van verslavingszorg en ervaringsdeskundigen op het gebied van kansspelen. Niet vereist is dat de vertegenwoordiger in Nederland woonachtig of gevestigd is. Wel moet hij in voldoende mate daadwerkelijk in Nederland aanwezig zijn om zijn werkzaamheden goed uit te kunnen voeren.
Onderdeel b
Voor een goed onderhoud van het beleid ten aanzien van kansspelverslaving en de uitvoering daarvan in een snel veranderende omgeving is het van belang dat de vertegenwoordiger, bijvoorbeeld in het kader van een overleg of onderzoek, namens de vergunninghouder gegevens kan verstrekken en (bindende) afspraken kan maken met de kansspelautoriteit en andere relevante, in Nederland werkzame organisaties. Dit kunnen bijvoorbeeld afspraken zijn over te geven preventiecursussen, het verstrekken van gegevens ten behoeve van onderzoek naar verslavingspreventie, het gebruik van voorlichtingsmateriaal voor medewerkers of spelers, het gebruik van instrumenten om risicovol speelgedrag of het risicopotentieel van spelaanbod te meten, of om bepaalde nieuwe interventies of hulpmiddelen voor spelers te implementeren. Deze afspraken dragen bij aan de doorontwikkeling en de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder en de goede uitvoering van de Nederlandse voorschriften met betrekking tot het voorkomen van kansspelverslaving. Dit betekent dat de vertegenwoordiger moet beschikken over een toereikende volmacht van de vergunninghouder.
Tweede lid
Om zijn werkzaamheden in Nederland goed te kunnen verrichten, moet de vertegenwoordiger in Nederland beschikken over voldoende kennis en deskundigheid op het gebied van kansspelverslaving en verslavingspreventie. Hij dient op de hoogte te zijn van de soorten hulp die geboden kunnen worden aan de verschillende soorten spelers en wat deze hulp inhoudt. De vertegenwoordiger moet volledig zijn ingevoerd in de gangbare uitvoeringspraktijk van het zorgstelsel in Nederland, waaronder de wijze waarop doorverwijzing naar hulp is georganiseerd of deze hulp direct beschikbaar is (of zijn er wachtlijsten) en welke kosten er eventueel verbonden zijn aan de aangeboden hulp. Deze informatie is noodzakelijk voor het voeren van effectief persoonlijk onderhoud, waarin een speler doorverwezen moet worden naar passende hulp. Tevens dient hij op de hoogte te zijn van relevante ontwikkelingen en nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van het voorkomen van kansspelverslaving. De informatie die hij in het netwerk opdoet, moet op effectieve wijze worden geïmplementeerd in het verslavingspreventiebeleid, bijvoorbeeld in de preventiecursussen, in de informatie aan spelers en bij de doorontwikkeling van interventies. Ook moet hij beschikken over de nodige kennis van kansspelaanbod, het verslavingspreventiebeleid en het reclame- en wervingsbeleid van de vergunninghouder en de uitvoering daarvan binnen de organisatie van de vergunninghouder.
Op grond van artikel 3.5 moet de vergunninghouder er zorg voor dragen dat zijn werknemers en anderen die bij de organisatie van de vergunde kansspelen betrokken zijn, voor zover dat relevant is voor de uitoefening van hun taken, bekend zijn met het bepaalde bij en krachtens de wet en het door hem gevoerde beleid, en dat zij in staat zijn die voorschriften en dat beleid goed en volledig uit te voeren. Dit geldt ook ten aanzien van zijn vertegenwoordiger(s) in Nederland. Om zijn werkzaamheden in Nederland goed te kunnen uitoefenen en een zinvolle bijdrage te kunnen leveren aan de verwezenlijking van het Nederlandse kansspelbeleid ten aanzien van het voorkomen en tegengaan van kansspelverslaving, moet de vertegenwoordiger in aanvulling hierop ook volledig op de hoogte zijn van de voornemens en (al dan niet reeds in de organisatie geïmplementeerde) besluiten van de vergunninghouder op genoemde onderwerpen. Ook moet hij te allen tijde goed zijn geïnformeerd over de wijze waarop de organisatie van de vergunninghouder daadwerkelijk functioneert. Daarom moet hij te allen tijde volledig zijn geïnformeerd over de ter zake relevante bevindingen en adviezen van de functionaris of functionarissen die het kansspelaanbod van de vergunninghouder analyseren op het verslavingspotentieel daarvan (artikel 7 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen).
Derde lid
De vertegenwoordiger in Nederland opereert in Nederlandse netwerken, waarin een groot aantal overwegend Nederlandse instanties samenwerken aan de bescherming van spelers in de Nederlandse samenleving en waar nodig aan de doorverwijzing naar Nederlandse (zorg)instellingen. Waar nodig wordt informatie uitgewisseld, worden afspraken gemaakt en overeenkomsten gesloten. De werkzaamheden van de vertegenwoordiger in Nederland vereisen dat hij in staat moet zijn om in Nederland te communiceren in een taal die de desbetreffende Nederlandse gesprekspartners voldoende beheersen. Dat zal in het algemeen het Nederlands zijn, maar kan ook in een andere door beide partijen begrepen taal zijn, zoals het Engels. De vergunninghouder is tevens verantwoordelijk voor eventuele vertaling van stukken, indien dit nodig is voor de betrokken partijen om elkaar te begrijpen.
Vierde lid
Ingevolge artikel 4.6 vergewist de vergunninghouder zich van de betrouwbaarheid van onder meer de personen op sleutelposities in zijn organisatie. Hij maakt een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van die personen en besteedt daarbij in ieder geval bijzondere aandacht aan wetsovertredingen, mogelijke belangenverstrengeling en andere relaties met derden, die het vertrouwen in de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen kunnen schaden. De vertegenwoordiger in Nederland onderhoudt een netwerk in Nederland en moet op het gebied van het verslavingspreventiebeleid namens de vergunninghouder beslissingen kunnen nemen over de uitvoering van de wettelijke voorschriften. Daarnaast heeft hij een belangrijk rol bij de ontwikkeling en uitvoering van het verslavingspreventiebeleid. Daarom is hij voor de toepassing van artikel 4.6 aan te merken als een persoon op een sleutelpositie. Dit betekent dat de vergunninghouder zich vergewist van diens betrouwbaarheid. De vergunninghouder kan uiteraard tijdens de looptijd van de vergunning een of meer andere vertegenwoordigers aanwijzen. In dat geval moet hij zich vergewissen van de betrouwbaarheid van die nieuwe vertegenwoordiger(s) (artikel 4.6) en de kansspelautoriteit onverwijld informeren over de aanwijzing van de nieuwe vertegenwoordiger(s) (artikel 5.1).
Vijfde lid
De vergunninghouder kan uiteraard ook meer dan één vertegenwoordiger in Nederland aanwijzen. Voor de relevante gespreks- en contractspartijen in Nederland is het uiteraard van belang te weten wie de vertegenwoordiger of vertegenwoordigers van de vergunninghouder in Nederland zijn, wat hun contactgegevens zijn en hoever hun volmacht strekt. In alle gevallen is vereist dat hij bekendheid geeft aan wie zijn vertegenwoordiger of vertegenwoordigers in Nederland zijn en wat de inhoud van hun volmacht is. De vergunninghouder moet die gegevens op zijn website plaatsen. De raad van bestuur van de kansspelautoriteit maakt die gegevens bekend op de website van de kansspelautoriteit.
Zesde lid
De vergunninghouder draagt er zorg voor dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen aan de kansspelautoriteit over de werkzaamheden van zijn vertegenwoordiger(s) in Nederland. Dit is uiteraard slechts mogelijk, indien de vertegenwoordiger zijn werkzaamheden documenteert en de vergunninghouder hiervan op de hoogte houdt. De vergunninghouder moet de desbetreffende gegevens en bescheiden op grond van artikel 34k, eerste lid, Wok, administreren en beheren. De raad van bestuur van de kansspelautoriteit kan op grond van het tweede lid van dat artikel bepalen dat dergelijke gegevens of bescheiden in persoon worden verstrekt of toegelicht door de door hem daarbij te bepalen functionaris. Dit kan bijvoorbeeld de compliance-officer (art. 3.6) of een bestuurder van de vergunninghouder zijn, maar ook de vertegenwoordiger in Nederland. De vergunninghouder wordt bij ministeriele regeling op grond van artikel 5.1 van dit besluit en artikel 7 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen verplicht tot periodieke, kwalitatieve en kwantitatieve rapportage over de werkzaamheden van zijn vertegenwoordiger(s) in Nederland.
Artikel 4.2
Eerste en tweede lid
De vergunninghouder mag spelers geen krediet aanbieden. Dit betekent dat hij de speler geen geld mag lenen en dat hij ook geen negatief saldo op de speelrekening mag toestaan. Ook mag de vergunninghouder niet bemiddelen in kredietverstrekking door een andere financieel dienstverlener.
Voor het overige mag de vergunninghouder naast het aanbieden van kansspelen op afstand wel andere diensten en goederen aanbieden. Dit aanbod moet echter strikt gescheiden zijn van de organisatie van vergunde kansspelen en het mag het op verantwoorde, betrouwbare en controleerbare wijze aanbieden van de vergunde kansspelen niet schaden of belemmeren. Ook mogen eventuele nevenactiviteiten van de vergunninghouder het vertrouwen in de vergunde kansspelen niet ondermijnen.
Met moderne telecommunicatiemiddelen en met name het internet worden in groten getale goederen en diensten aanboden. Kansspelen zijn diensten met bijzondere risico’s. Zij moeten daarom geïsoleerd worden aangeboden. Voorkomen moet worden dat personen die bijvoorbeeld op internet naar andere diensten zoeken – bijvoorbeeld naar onschuldig vermaak of financiële diensten – op een kansspelsite terecht komen terwijl zij geen behoefte hebben aan deelname aan kansspelen op afstand. Bezoek aan een kansspelsite en deelname aan kansspelen op afstand moet immers een weloverwogen keuze van de betrokken speler zijn. Daarom mogen vergunninghouders op de spelersinterface geen andere diensten aanbieden dan de vergunde kansspelen. De vergunninghouder mag op de landingspagina en spelersinterface in beginsel ook geen wervings- of reclameactiviteiten voor andere diensten toestaan dan de vergunde kansspelen. Dit lijdt slechts uitzondering, voor zover die andere diensten ten dienste staan van de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen.
Uit het tweede lid volgt onder meer dat op de voor iedereen toegankelijke landingspagina van de kansspelwebsite van de vergunninghouder geen games – spelen die met elektronische telecommunicatiemiddelen worden aangeboden, maar die geen kansspelen zijn – mogen worden aangeboden. Games zijn populair onder minderjarigen en jongvolwassenen, en bepaalde games, met name social casino games, lijken sprekend op kansspelen. Met het tweede lid wordt zo voorkomen dat personen die wel games maar niet de meer risicovolle kansspelen willen spelen, naar de kansspelwebsite worden geleid. Dit zou onwenselijk zijn, te meer nu een deel van de minderjarige en jongvolwassen gamers problematisch gamegedrag vertoont. De landingspagina van de legale kansspelwebsite mag niet gaan functioneren als een voorportaal waar kwetsbare personen, als het ware voor de deur van het risicovolle kansspelaanbod, kunnen oefenen voor de deelname aan echte kansspelen.
Derde en vierde lid
Het derde lid strekt er toe dat ook op de spelersinterface van de vergunninghouder geen games worden aangeboden. De toegang tot de spelersinterface is beperkt tot meerderjarige spelers die niet in Cruks zijn ingeschreven en die bij de vergunninghouder zijn ingeschreven overeenkomstig de artikelen 4.10 tot en met 4.14. Met het verbod op games op de spelersinterface wordt beoogd te voorkomen dat gamers door middel van reclame- en wervingsactiviteiten voor aantrekkelijke games worden verleid zich in te schrijven op een kansspelwebsite waar zij vervolgens kennis kunnen maken met kansspelen en daaraan kunnen gaan deelnemen. Een dergelijke migratie van spelers van games naar kansspelen is onwenselijk, temeer nu veel gamers minderjarig of jongvolwassen zijn en een deel van hen al problematisch speelgedrag bij hun deelname aan games vertoont.
Het derde lid voorziet in een uitzondering. Oefenspelen zijn onder omstandigheden wel toegestaan op de spelersinterface om de ingeschreven speler een waarheidsgetrouw beeld te geven van de daar door de vergunninghouder aangeboden kansspelen. Oefenspelen zijn geen kansspelen, maar lijken in vrijwel alle opzichten op kansspelen, met uitzondering van de mogelijkheid om daadwerkelijk geld (of iets anders dat in het economisch verkeer op geld waardeerbaar is) in te kunnen zetten en daadwerkelijk een (in het economisch verkeer op geld waardeerbare) prijs uitgekeerd te kunnen krijgen. Bij oefenspelen worden die inzet en uitbetaling gesimuleerd, zodat deelname geen door het toeval bepaalde financiële gevolgen voor de speler kan hebben. De overige kenmerken van het oefenspel – zoals de spelregels, de wijze waarop de winnaars worden bepaald, de winkansen, de uitbetalingspercentages, de (gesimuleerde) inleg en de (gesimuleerde) uitbetaling – moeten identiek zijn aan die van de kansspelen die hij aanbiedt. Ook moeten de uiterlijke kenmerken, zoals beeld en geluid) van het oefenspel volledig overeenkomen met die van de daadwerkelijk door de hem aangeboden kansspelen.
Het vierde lid waarborgt dat de oefenspelen die de vergunninghouder op de spelersinterface van zijn kansspelwebsite aanbiedt, een waarheidsgetrouwe weergave vormen van de kansspelen die hij aanbiedt. Hiermee wordt voorkomen dat de ingeschreven speler wordt misleid met een spel waarbij de winkansen of de gesimuleerde inleg en uitbetaling voor de speler gunstiger worden gepresenteerd dan in het echte kansspel het geval is. Zo kan de speler een bewuste en weloverwogen keuze maken om al dan niet deel te gaan nemen aan een bepaald kansspel.
De oefenspelen mogen slechts op de spelersinterface worden aangeboden ten behoeve van de door de vergunninghouder aangeboden kansspelen. Hiermee wordt de voorlichtingsfunctie van de oefenspelen onderstreept. Op de spelersinterface worden oefenspelen niet aangeboden om nieuwe spelers te werven of als zelfstandige dienst, maar om de speler een waarheidsgetrouw beeld te geven van de aard en de werking van de kansspelen en hem in de gelegenheid te stellen een bewuste keuze te maken. Hieruit volgt dat de vergunninghouder geen oefenspelen mag aanbieden die de speler voorlichten over kansspelen die hij op dat moment niet daadwerkelijk aanbiedt.
Eventueel aanbod van oefenspelen op de spelersinterface laat overigens onverlet dat de vergunninghouder de speler op de landingspagina van zijn kansspelwebsite op passende, begrijpelijke en toegankelijke wijze de nodige informatie moet verschaffen over de door hem georganiseerde kansspelen, waaronder de spelregels, de winkansen, de wijze van kansbepaling en het uitbetalingspercentage (artikel 4.34).
Vijfde lid
In de praktijk worden bepaalde kansspelen aangeboden als onderdeel van spelen die wel met elektronische telecommunicatiemiddelen worden aangeboden, maar die zelf geen kansspelen zijn (games). In dergelijke gemengde spelen wordt de gamer tijdens het spelen van de game geconfronteerd met een kansspel, waaraan hij moet deelnemen om de uitkomst van de game voor hem gunstig te beïnvloeden. Een voorbeeld hiervan zijn lootboxes, waarmee de speler een prijs kan winnen, waarmee hij vervolgens zijn kansen in de game kan vergroten. De lootbox is een opzichzelfstaand kansspel dat wordt aangeboden binnen een game. Het aanbod van dergelijke gemengde (kans)spelen is, ook bij goede voorlichting van de speler door de vergunninghouder over de risico’s van dergelijke spelen, onwenselijk.
Omdat aan deelname aan kansspelen risico’s zijn verbonden zijn, met name het risico van kansspelverslaving, is het van belang dat de speler op ieder moment die risico’s kent en dan bewust kiest om al dan niet deel te (gaan) nemen aan een kansspel. Inherent aan gemengde kansspelen is het risico dat de speler zo’n bewuste keuze niet maakt, maar zich tijdens zijn deelname aan de game laat verleiden tot deelname aan een kansspel. Dat kan hem bijvoorbeeld helpen een bepaald niveau (level) in die game te bereiken, zijn personage in de game te versterken, een andere gamer te verslaan of een voorsprong in de game op andere gamers te verkrijgen. In zo’n geval maakt de gamer veelal geen bewuste en weloverwogen keuze om deel te nemen aan een kansspel. Hij bepaalt niet zozeer zelf en weloverwogen of en wanneer hij gaat deelnemen aan een kansspel, maar laat zijn deelname aan het kansspel beheersen door de spelregels van de game. Daarbij komt dat dergelijke gemengde spelen gamers die in beginsel alleen zijn geïnteresseerd in games, kan aantrekken naar het kansspelaanbod van de vergunninghouder. Een dergelijke migratie van spelers van games naarkansspelen is onwenselijk, des te meer nu gamers veelal minderjarig of jongvolwassen zijn en een deel al problematisch gamegedrag vertoont.
Het is de vergunninghouder daarom niet toegestaan gemengde kansspelen aan te bieden waarin de speler handelingen moet verrichten die niet van invloed zijn op de uitkomst van het kansspel.
Volledigheidshalve wordt in dit verband gewezen op het verschil tussen gemengde spelen waarin een of meer kansspelen in een game zijn verwerkt, en kansspelen met een behendigheidselement (zoals poker). Bij gemengde kansspelen wordt een kansspel aangeboden dat omringd is met andere spelelementen van de game die niet van invloed zijn op de uitkomst van het kansspel, maar wel op de uitkomst van de game. Bij kansspelen met een behendigheidselement is de behendigheid van de speler daarentegen wel (mede) van invloed op de uitkomst van het kansspel. De speler kan bijvoorbeeld door het goed inschatten van de eigen kansen en het handig opbieden tegen andere spelers, zijn winkans verhogen. Bij kansspelen met een behendigheidselement is de behendigheid van de speler een onderdeel van het kansspel.
Artikel 4.3
In de internationale praktijk van kansspelen op afstand is het gebruikelijk dat bepaalde onderdelen van de bedrijfsvoering, zoals de ontwikkeling van de spelsoftware, de spelersadministratie en de transactieadministratie, aan gespecialiseerde derden worden uitbesteed. De vergunninghouder moet zijn bedrijfsvoering zo inrichten dat een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand is gewaarborgd.
Uitbesteding van bepaalde werkzaamheden mag hieraan niet in de weg staan. Uitbesteding is op zichzelf niet bezwaarlijk. Daarbij gelden wel enkele randvoorwaarden. Uitbesteding ontheft de vergunninghouder niet van zijn verplichtingen en aansprakelijkheden als vergunninghouder. Ook indien bepaalde onderdelen van de bedrijfsvoering feitelijk door gespecialiseerde derden worden verzorgd, blijft de vergunninghouder onverkort verantwoordelijk voor de naleving van de Wok, de Wwft en de Sanctiewet 1977 en kan hij daarop worden aangesproken. Zo mag uitbesteding er bijvoorbeeld niet toe leiden dat de eisen die aan de betrouwbaarheid, deskundigheid van de vergunninghouder of de eisen die aan diens bedrijfsvoering worden gesteld, worden omzeild. Bij uitbesteding aan een derde moet de vergunninghouder dan ook waarborgen dat die derde en diens bedrijfsvoering voldoen aan de eisen waaraan hij zelf moet voldoen. Hij moet daarbij de nodige maatregelen treffen en deze ook documenteren.
Ook mag uitbesteding van bepaalde werkzaamheden de doelmatige en doeltreffende uitvoering van het toezicht op de naleving van de Wok, Wwft en Sanctiewet 1977 niet belemmeren. Om dit te waarborgen moet de vergunninghouder ook hiervoor de nodige maatregelen treffen en deze documenteren.
Verder moet ook voor de speler bij uitbesteding van bepaalde werkzaamheden door de vergunninghouder duidelijk zijn wie de vergunninghouder is tot wie hij zich kan wenden en dat deze verantwoordelijk is en blijft voor de door hem georganiseerde kansspelen.
Artikel 4.4
Eerste lid
Het kan voorkomen dat de vergunninghouder naast de in Nederland vergunde kansspelen op afstand ook andere producten aanbiedt, bijvoorbeeld kansspelen op afstand in een andere lidstaat, landgebonden kansspelen in Nederland of in een andere lidstaat of producten van een geheel andere orde. Uit artikel 4.2 van dit besluit volgt dat de vergunninghouder geen krediet aan spelers mag verlenen en niet bij kredietverlening aan spelers mag bemiddelen, en dat hij ook overigens geen producten mag aanbieden die het vertrouwen in de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen kunnen schaden of belemmeren. De vergunninghouder die binnen dat kader andere producten aanbiedt, moet zijn administratie van de vergunde kansspelen op afstand in het belang van het nalevingstoezicht strikt gescheiden houden van de administratie van de overige goederen of diensten die hij aanbiedt.
Tweede lid
De vergunninghouder moet de administratie van de vergunde kansspelen op zodanige wijze voeren dat zijn rechten en verplichtingen en de rechten van de speler te allen tijde duidelijk blijken. Op ieder moment moet uit de administratie onder meer duidelijk zijn welke bedragen aan kansspelheffing en kansspelbelasting – en in voorkomend geval welke bedragen op grond van artikel 31f Wok – moeten worden afgedragen en welke bedragen aan de spelers verschuldigd zijn.
Derde lid
Op grond van artikel 34k, eerste lid, onder a, Wok kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van houders van een kansspelvergunning worden voorzien in een verplichting tot het administreren en beheren van gegevens en bescheiden die van belang zijn voor het toezicht op naleving van de Wok. Op grond van het derde lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de administratie en het beheer van die gegevens. Het derde lid van artikel 4.4 strekt mede tot uitvoering van die bepaling. De administratie van de vergunninghouder bevat ook gegevens die van belang zijn voor het nalevingstoezicht. De vergunninghouder moet de administratie zodanig inrichten dat de kansspelautoriteit binnen een redelijke termijn kan beschikken over de nodige gegevens.
Vierde lid
In de Regeling kansspelen op afstand is nader uitgewerkt welke gegevens moeten worden geadministreerd en beheerd. Daarbij is als uitgangspunt gehanteerd dat de te administreren gegevens zo beperkt mogelijk worden gehouden om onnodige administratieve lasten te voorkomen en tegelijkertijd een efficiënt en effectief toezicht op naleving mogelijk te maken. Verder is in die regeling nader uitgewerkt gedurende welke termijnen de verschillende gegevens bewaard moeten worden.
Afdeling 2. Integriteitsbeleid
Een van de doelstellingen van het Nederlandse kansspelbeleid is het tegengaan van fraude en criminaliteit, waaronder witwaspraktijken, oneerlijk spelverloop en matchfixing. Fraude en criminaliteit zijn niet alleen schadelijk voor de individuele spelers en voor de samenleving als geheel, maar ook voor de vergunninghouder zelf, aangezien dat het vertrouwen van spelers in zijn diensten aantast.
Artikel 4.5
Eerste lid
De vergunde kansspelen kunnen worden misbruikt voor onder meer het witwassen van gelden. Het integriteitsbeleid van de vergunninghouder moet daarom voldoende waarborgen dat de Wwft behoorlijk wordt nageleefd. Ingevolge de Wwft moet de vergunninghouder onder meer de speler identificeren en diens identiteit verifiëren, cliëntonderzoeken verrichten, verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transacties melden bij de FIU, gegevens met betrekking tot ongebruikelijke transacties gedurende vijf jaar bewaren en het kennisniveau van de relevante werknemers op peil brengen en houden. Ten aanzien van politiek prominente personen is een bijzondere regeling voorgeschreven.
Uit de Sanctiewet 1977 en EU-sanctieverordeningen volgt dat geen speelwinst mag worden uitgekeerd aan spelers wier tegoeden ingevolge een VN- of EU-sanctieregeling zijn bevroren. Dit vereist dat de vergunninghouder de speler identificeert en nagaat of deze onder een sanctieregeling valt. Volledigheidshalve wordt in dit verband opgemerkt dat de kansspelautoriteit geen toezicht op naleving van de Sanctiewet 1977 houdt. Wel moet voldoende zijn gewaarborgd dat de vergunde kansspelen overeenkomstig die wet worden georganiseerd alvorens een vergunning kan worden verleend. Dit betekent dat de kansspelautoriteit in het kader van de vergunningverlening moet nagaan of de betrokken aanbieder in zijn organisatie beleid voert om de Sanctiewet 1997 uit te voeren. Een veroordeling wegens overtreding van die wet is een relevant gegeven die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aanbieder wordt beoordeeld.
Fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen kunnen zich op verschillende wijzen manifesteren. Zo kunnen deelnemers aan kansspelen waarbij de spelers tegen elkaar spelen door met elkaar samen te spannen de winkansen van andere spelers ongunstig beïnvloeden. Ook zouden deelnemers aan de vergunde kansspelen kunnen proberen gebruik te maken van een valse identiteit of van betaalinstrumenten van derden. Tot fraude en misbruik van de vergunde kansspelen worden ook gerekend kansspelgerelateerde matchfixing en het gebruik van voorwetenschap bij sportweddenschappen (zie ook de artikelen 4.7, 4.8 en 4.9). De vergunninghouder moet een adequaat beleid voeren om samenspanning, identiteitsfraude, creditcardfraude, matchfixing, misbruik van voorkennis en andere vormen van fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen te onderkennen en waar mogelijk te voorkomen.
Het eerste lid verplicht de vergunninghouder tot het opstellen en voeren van een integriteitsbeleid om kansspelgerelateerde criminaliteit te onderkennen en te voorkomen. Hij moet daartoe beschikken over passende procedures die in de bedrijfsvoering zijn geïntegreerd, die procedures ook daadwerkelijk toepassen, periodiek evalueren en waar nodig aanpassen aan de bevindingen en de ontwikkelingen in de praktijk. De technologie die nodig is voor het organiseren van kansspelen op afstand biedt hiervoor de nodige mogelijkheden. In de bestaande internationale praktijk beschikken veel verantwoord opererende kansspelaanbieders al over de hiervoor noodzakelijke detectiesystemen.
Tweede lid
Onderdeel a
De vergunninghouder moet de integriteitsrisico’s die aan de door hem georganiseerde kansspelen zijn verbonden, systematisch inventariseren en analyseren, regelmatig evalueren en waar nodig bijstellen. De aan de kansspelen verbonden risico’s vormen geen statisch gegeven en moeten daarom regelmatig worden geëvalueerd en zo nodig worden bijgesteld. Ook zijn de risico’s niet voor alle op afstand georganiseerde kansspelen noodzakelijkerwijs dezelfde. De risico’s zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de aard van het spelaanbod en van de door de vergunninghouder toegestane betaalinstrumenten. Specifieke integriteitsrisico’s die van belang zijn voor het onderkennen en voorkomen van integriteitsbreuken worden daarom niet voorgeschreven. Wel zijn op grond van het derde lid in de Regeling kansspelen op afstand nadere regels gesteld over de soorten risico’s die per onderdeel zoals benoemd in het eerste lid, onder a, b en c, en per spelsoort in ieder geval bij de inventarisatie en analyse moeten worden betrokken.
Onderdeel b
De vergunninghouder moet gegevens die van belang zijn voor het onderkennen van mogelijke integriteitsinbreuken en ongebruikelijke transacties systematisch registreren en analyseren. Het gaat hierbij onder meer om gegevens met betrekking tot de transacties van en naar de speelrekeningen en om gegevens met betrekking tot het speelgedrag. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de registratie van de spelsoort waaraan de spelers deelnemen, de inzet van de spelers en, voor zover van toepassing, welke spelers tegen elkaar spelen. Bij sportweddenschappen gaat het daarnaast ook om het volume van de weddenschappen in relatie tot de wedstrijd waarop gewed wordt.
Registratie en analyse van dergelijke gegevens zijn nodig om ongebruikelijke patronen en transacties te kunnen onderkennen en zo nodig bij de FIU te kunnen melden, of om de anderszins benodigde vervolgactie te kunnen ondernemen tegen kansspelgerelateerde criminaliteit. Registratie van deze gegevens is ook van belang om bijvoorbeeld bij vermoedens van oneerlijk spelverloop dat spelverloop achteraf te kunnen reconstrueren.
Voor de analyse van de geregistreerde gegevens kan de vergunninghouder onder andere gebruik maken van geautomatiseerde detectiesystemen die bij bepaalde patronen een signaal naar de vergunninghouder sturen. De vergunninghouder kan deze signalen vervolgens nader onderzoeken. Het gebruik van dergelijke systemen is in de internationale praktijk al gebruikelijk. Welke gegevens in ieder geval moeten worden geregistreerd en geanalyseerd, is op grond van het derde lid geregeld in Regeling kansspelen op afstand. Daarbij kunnen zo nodig regels worden gesteld over de termijn(en) waarbinnen de gegevens worden geregistreerd en geanalyseerd.
Onderdeel c
Het onderkennen van mogelijke gevallen van witwassen en fraude is op zichzelf nog niet voldoende. De vergunninghouder moet daarnaast ook passende procedures in zijn organisatie hebben geïntegreerd voor de verdere behandeling en afwikkeling van mogelijke integriteitsinbreuken en ongebruikelijke transacties. Zijn beleid moet er in voorzien dat signalen worden onderzocht, dat naar bevind van zaken passende maatregelen worden getroffen om herhaling waar mogelijk te voorkomen en dat waar nodig melding wordt gedaan aan bijvoorbeeld de FIU, de betrokken sportorganisatie, de opsporingsdiensten of de toezichthouder.
Artikel 4.6
Op grond van dit artikel moet de vergunninghouder als onderdeel van zijn integriteitsbeleid de betrouwbaarheid beoordelen van personen die hij wil benoemen als leidinggevende in zijn organisatie, van personen op sleutelposities en van personen die bij het organiseren van de vergunde kansspelen met spelers in aanraking komen. Omdat deze personen posities bekleden waarin zij een hoge mate van invloed (kunnen) uitoefenen op de bedrijfsvoering en de uitvoering, moet de vergunninghouder zich vergewissen van hun integriteit. De vergunninghouder moet bij de beoordeling van betrouwbaarheid van deze personen in ieder geval aandacht besteden aan eventuele wetsovertredingen. Hiervoor kan hij bijvoorbeeld een verklaring omtrent het gedrag of een buitenlandse equivalent hiervan gebruiken.
Daarnaast moet de vergunninghouder nagaan of er sprake is van belangenverstrengeling, bijvoorbeeld met een sportorganisatie die hij financiert of door wie hij wordt gefinancierd, en moet hij onderzoeken of sprake is van andere relaties met derden die het vertrouwen in de vergunning en in de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen kunnen schaden. Het gaat niet alleen om personeel dat bij hem in loondienst is; indien hij bepaalde werkzaamheden aan derden uitbesteedt, moet ook de betrouwbaarheid van die derden zijn beoordeeld. De integriteit van medewerkers moet worden onderzocht als zij in dienst treden of binnen de onderneming de overstap maken naar een integriteitsgevoelige functie. De vergunninghouder maakt in eerste instantie zelf de afweging welke functies binnen zijn organisatie als integriteitsgevoelig moeten worden aangemerkt en van welke personen hij daarom de betrouwbaarheid moet beoordelen. In zijn integriteitsbeleid wordt opgenomen hoe hij deze afweging maakt en op welke manier hij de betrouwbaarheid van dit personeel beoordeelt. Het integriteitsbeleid dient bij de vergunningaanvraag aan de kansspelautoriteit te worden overgelegd. De kansspelautoriteit beoordeelt of de juiste personen zijn opgenomen in het beleid en of de betrouwbaarheid op een deugdelijke manier wordt getoetst. De kansspelautoriteit kan hierover in haar uitvoeringsbeleid nadere regels stellen.
Paragraaf 2. Weddenschappen
Sportweddenschappen en weddenschappen op uitslagen van paardenrennen en harddraverijen brengen een bijzondere vorm van risico op oneerlijk spelverloop met zich mee. Met het doel om een voordeel voor zichzelf of voor anderen te bereiken, kan immers getracht worden op oneigenlijke manieren het verloop of de uitkomst van een competitie of specifieke gebeurtenissen daarbinnen te bepalen. Deze vorm van manipulatie heft de onzekerheid van de uitkomst van de wedstrijd, race of competitie op.
Op grond van artikel 31a, vierde lid, onder b, Wok worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot het onderkennen en voorkomen van manipulatie van sportwedstrijden. Op grond van het vijfde lid kan daartoe behoren een lijst met kansspelen, spelregels en andere kenmerken van die spelen die door de vergunninghouder niet mogen worden aangeboden. Op grond van artikel 31k, zesde lid, Wok is de vergunninghouder verplicht informatie over verdachte gokpatronen bij de kansspelautoriteit te melden en worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over hetgeen wordt verstaan onder informatie over verdachte gokpatronen en over de wijze waarop de melding aan de kansspelautoriteit moet plaatsvinden. De kansspelautoriteit heeft op grond van artikel 33b Wok onder meer tot taak de manipulatie van wedstrijden, voor zover daarop door vergunninghouders weddenschappen mogen worden afgesloten, tegen te gaan en te beperken.
Uit de definitie van sportwedstrijd (artikel 1.1 van dit besluit) volgt, kort gezegd, dat die wordt georganiseerd door of onder auspiciën van de door het NOC*NSF erkende nationale sportorganisaties en hun geledingen, of door vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende sportorganisaties. Wedstrijden georganiseerd door deze organisaties voldoen aan de geldende internationale standaarden, zoals onafhankelijkheid en tuchtreglementen en worden georganiseerd conform internationaal erkende regels. Uit artikel 2.1, eerste lid, onder d, volgt dat weddenschappen op uitslagen van paardenrennen en harddraverijen slechts zijn toegestaan, indien die wedstrijden worden georganiseerd door of onder auspiciën van de vereniging Nederlandse Draf- en Rensport of een vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende organisatie. Hierdoor zijn alleen weddenschappen toegestaan op gereglementeerde wedstrijden onder auspiciën van een erkende sportorganisatie. Die wedstrijden vinden plaats volgens de door de desbetreffende organisatie vastgestelde regels, waarbij arbiters van die organisatie toezicht houden op het verloop van de wedstrijd. De betrokken sportorganisatie kan in haar reglementering voorzien in de mogelijkheid om manipulatie van de wedstrijd tuchtrechtelijk te sanctioneren.
Paragraaf 2 bevat in aanvulling op de artikelen 4.5 en 4.6 nadere bepalingen met betrekking tot het integriteitsbeleid van de vergunninghouder die weddenschappen organiseert op gebeurtenissen tijdens sportwedstrijden of op uitslagen van sportwedstrijden, paardenrennen en harddraverijen. Deze worden hierna kortheidshalve aangeduid als weddenschappen. Andere weddenschappen dan deze – bijvoorbeeld op de naam van de volgende president van een bepaald land (eventbetting) – mogen niet op grond van de vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand worden aangeboden (artikel 2.1).
De vergunninghouder die weddenschappen organiseert, moet in zijn integriteitsbeleid aanvullende maatregelen treffen om integriteitsrisico’s voor de sport te onderkennen en waar mogelijk te voorkomen. Deze paragraaf van het Besluit kansspelen op afstand heeft betrekking op weddenschappen die op afstand worden aangeboden. Bepalingen met dezelfde strekking die gericht zijn op houders van een vergunning tot het organiseren van landgebonden weddenschappen, zijn opgenomen in het Kansspelenbesluit (zie artikel 6.1 van dit besluit).
Artikel 4.7
Eerste lid
Op grond van het eerste lid moet de vergunninghouder die weddenschappen organiseert, in zijn integriteitsbeleid bijzondere aandacht besteden aan het behoud van de integriteit van de bij die weddenschappen betrokken wedstrijden. Het beleid van de vergunninghouder die weddenschappen organiseert, moet in ieder geval voldoen aan de bepalingen van deze paragraaf (artikelen 4.7 tot en met 4.9). Het beleid van de vergunninghouder moet erop gericht zijn manipulatie van wedstrijden in relatie tot de weddenschappen die op de betreffende wedstrijden wordt georganiseerd te onderkennen, door het detecteren van verdachte gokpatronen of andere kansspelgerelateerde signalen die wijzen op mogelijke manipulatie van wedstrijden. Inzichten en mogelijkheden ten aanzien van het detecteren van dergelijke signalen zijn aan (technologische) veranderingen onderhavig. Naast het opstellen van een integriteitsbeleid, wordt van de aanbieder dan ook verwacht dat hij het beleid blijft ontwikkelen.
Tweede lid
Voor het voorkomen en bestrijden van manipulatie van wedstrijden en de daaraan gerelateerde risico’s is een goede informatiepositie van de diverse betrokken partijen van groot belang. De vergunninghouder moet daarom samenwerken met onder meer de organisatoren van de wedstrijden, de betrokken sportorganisaties en met overkoepelende organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de bestrijding en het voorkomen van manipulatie. Die kunnen naar aanleiding van signalen van de vergunninghouder naar bevind van zaken en met het hen ter beschikking staande instrumentarium de noodzakelijke actie ondernemen om mogelijke matchfixing te voorkomen of de betrokkenen te sanctioneren. Omgekeerd kunnen signalen van andere partijen die duiden op mogelijke matchfixing voor de vergunninghouder aanleiding vormen aanvullende maatregelen te treffen, zoals het maximeren van de inzet bij bepaalde weddenschappen of het annuleren van een bepaalde weddenschap. De vergunninghouder moet in zijn organisatie passende maatregelen treffen om die samenwerking en informatie-uitwisseling mogelijk te maken.
De vergunninghouder moet in ieder geval samenwerken met de betrokken wedstrijdorganisatoren en sportorganisaties. Op grond van artikel 4.8, eerste lid, moet hij deze ook vooraf informeren over de aard van de door hem te organiseren weddenschappen.
Ook moet hij samenwerken met het Nederlandse Nationaal platform matchfixing, dat is opgericht op een aanbeveling in het rapport «Matchfixing in Nederland». Binnen dit platform vindt structureel overleg plaats tussen de betrokken opsporingspartners, toezichthouders (waaronder de kansspelautoriteit), de sportsector en de kansspelsector om de informatiepositie van alle betrokkenen te verbeteren, zodat meer signalen die duiden op matchfixing worden gedetecteerd, meer signalen tijdig via de juiste kanalen bij de juiste betrokkenen terecht komen en de meest passende interventie kan worden ingezet om matchfixing te bestrijden.
Naast de samenwerking met het Nationaal platform matchfixing, moet de vergunninghouder ook samenwerken met een internationaal opererend samenwerkingsverband waarin organisatoren van sportweddenschappen in het belang van de integriteit van de sport en de sportweddenschappen gegevens met betrekking tot die weddenschappen analyseren en uitwisselen met de betrokken sportorganisaties. Door de aansluiting bij een dergelijk samenwerkingsverband kan de vergunninghouder ook signalen ontvangen van kansspelaanbieders die niet op de Nederlandse markt actief zijn. Niet wordt voorgeschreven bij welk samenwerkingsverband de vergunninghouder zich moet aansluiten. Wel is het van belang dat dit een organisatie is met een formele status in het land van vestiging en dat het een organisatie is waarbinnen signalen van matchfixing met de leden gedeeld worden. Vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en met het oog op de kwaliteit van hun productaanbod, hebben maatschappelijk verantwoord opererende aanbieders van sportweddenschappen bij wijze van zelfregulering al enkele internationale samenwerkingsverbanden opgericht om de risico’s van matchfixing zoveel mogelijk te beperken. Voorbeelden hiervan zijn de European Sports Security Association (ESSA) en de European Lotteries Monitoring System (ELMS). In de kabinetsreactie op het in september 2013 aangeboden rapport «Matchfixing in Nederland, de aard en reikwijdte van het probleem, de risico’s en de aanpak» (Kamerstukken II 2012/13, 33 296, nrs. 9 en 10) is aangegeven, dat de vergunninghouder bij een dergelijk samenwerkingsverband moet zijn aangesloten.
Derde lid
De vergunninghouder moet passende maatregelen treffen om verstrengeling van zijn belangen en die van de betrokken sportorganisaties en misbruik van voorkennis – wedstrijdinformatie die niet algemeen bekend of gepubliceerd is en waarover iemand uit hoofde van zijn positie beschikt – te voorkomen. Zo moet hij in ieder geval maatregelen treffen om te voorkomen dat zijn financieel-economische relatie tot de sporters, sportorganisaties en organisatoren van wedstrijden waarop hij weddenschappen afsluit – bijvoorbeeld als sponsor of (mede-) eigenaar kan worden misbruikt om gebeurtenissen tijdens een wedstrijd of de uitslag van die wedstrijd te manipuleren. Ook moet hij voorkomen dat hij bij de vaststelling van de noteringen van weddenschappen op een wedstrijd personen betrekt die bij die wedstrijd zijn betrokken, zoals sporters die aan die wedstrijd deelnemen, personen die hen begeleiden (bijvoorbeeld coaches, trainers, managers of zaakwaarnemers), teammedewerkers en teamofficials, medisch of paramedisch personeel met wie de sporters samenwerken of door wie zij worden behandeld, zogeheten «officials» (eigenaren, aandeelhouders, leidinggevenden en medewerkers van de wedstrijdorganisator) en scheidsrechters of juryleden.
Dit artikel verbiedt niet de sponsoring door vergunninghouders van sport. Wel moet de vergunninghouder zijn sponsoring van een sporter of sportorganisatie onderkennen als een risico op belangenverstrengeling, waarmee hij in zijn integriteitsbeleid rekening moet houden. Ook de gesponsorde sporter of sportorganisatie moet het risico onderkennen.
Artikel 4.8
Eerste lid
De vergunninghouder die weddenschappen organiseert moet de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd vooraf op deugdelijke wijze identificeren, analyseren en evalueren. Pas nadat de vergunninghouder zich ervan vergewist heeft dat de organisatie van de wedstrijd met voldoende waarborgen tegen matchfixing is omkleed (voldoende professioneel is), kan hij weddenschappen op die wedstrijd organiseren. Bij zijn analyse moet hij in ieder geval een aantal, in het eerste lid genoemde aspecten in onderlinge samenhang betrekken. Deze zijn niet-limitatief. De kansspelautoriteit kan, bijvoorbeeld op basis van best practices, in haar beleid aanvullende indicatoren benoemen die bij de analyses moeten worden betrokken om manipulatie van wedstrijden te onderkennen en hierop gepaste maatregelen te treffen.
Onderdeel a
Verder moet ook de mate waarin de uitkomst van de wedstrijd van belang is voor de competitie van de desbetreffende sport, in de analyse worden betrokken. Wedstrijden die niet van belang zijn, zijn gevoeliger voor manipulatie dan andere wedstrijden. Ook wanneer er voor slechts één van de partijen geen belang meer is bij de wedstrijd, is het risico van manipulatie hoger. Belang voor de competitie is vaak afwezig bij vriendschappelijke wedstrijden, bijvoorbeeld in het kader van een voorbereiding op het seizoen of om de winterstop te overbruggen. Indien enig belang van de wedstrijd voor de competitie ontbreekt, is het de vergunninghouder niet toegestaan weddenschappen op die wedstrijd te organiseren (artikel 4.9, tweede lid, onder b).
Onderdeel b
Voorts is van belang de mate waarin spelers tijdig en voldoende worden betaald. Spelers die weinig verdienen kunnen om financiële redenen eerder in de verleiding komen om wedstrijden te manipuleren. De vergunninghouder moet analyseren of de sporters die aan de wedstrijd deelnemen, in het algemeen voldoende worden betaald voor hun sportieve prestaties. Indien een of enkele on- of onderbetaalde amateursporters spelen in een team dat overigens bestaat uit betaalde professionals, is dat geen reden om weddenschappen op de betrokken wedstrijd te verbieden. Ook spelers die niet tijdig betaald worden, bijvoorbeeld indien hun club als gevolg van financiële problemen een salarisachterstand van enkele maanden heeft, kunnen eerder in de verleiding komen of worden gebracht om wedstrijden te manipuleren. De vergunninghouder mag in geen geval weddenschappen organiseren op wedstrijden waaraan uitsluitend sporters deelnemen die in het geheel niet worden betaald (artikel 4.9, tweede lid, onder c).
Onderdeel c
De vergunninghouder moet bij zijn risicoanalyse ook betrekken de mate waarin sprake is van objectieve verslaglegging van de wedstrijd. Objectieve verslaglegging kan bijvoorbeeld plaatsvinden door de organiserende sportorganisatie of door mediapartijen. De mate waarin een wedstrijd objectief wordt vastgelegd, zegt iets over de professionaliteit van de wedstrijdorganisator en over het belang van de wedstrijd. Naar mate een wedstrijd van hoger niveau is, is het waarschijnlijker dat de organiserende sportbond een onafhankelijke waarnemer naar die wedstrijd stuurt om verslag te leggen van de gebeurtenissen. Daarnaast kan een professionele wedstrijd rekenen op brede publieke belangstelling en daarbij behorende verslaglegging door onafhankelijke media. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld televisie- en radiostations die de wedstrijd rechtstreeks verslaan of deze op een later tijdstip samengevat aan een breed publiek tonen. Het publiek dat met de objectieve verslaglegging wordt bereikt is hierbij ook van belang. Een wedstrijd die enkel het lokale radiostation haalt, kent een aanzienlijk kleinere mate van objectieve verslaglegging dan een wedstrijd die vanuit meerdere cameraposities wordt vastgelegd teneinde de wedstrijd wereldwijd rechtstreeks uit te zenden. Een bijkomend voordeel van verslaglegging door middel van camerabeelden is dat situaties kunnen worden teruggekeken indien daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld nadat er bij de betreffende wedstrijd sprake is van opmerkelijke of verdachte gokpatronen.
Onderdeel d
De onderdelen d (tijdige en voldoende betaling van de geleverde sportprestaties) en e (objectieve verslaglegging van de wedstrijd) zijn indicatief voor de mate waarin een risico op matchfixing kan zijn gelegen in de wijze waarop de wedstrijd wordt georganiseerd. Van belang is voorts de mate waarin de organisatie van de wedstrijd anderszins met waarborgen tegen manipulatie is omkleed.
De sportorganisaties en wedstrijdorganisatoren spelen een belangrijke rol in de strijd tegen matchfixing. Zij moeten de nodige maatregelen treffen om risico’s op manipulatie van hun wedstrijden te beheersen, zoals het aanstellen en betalen van onpartijdige arbiters, het toezien op het verloop van de wedstrijd, het ontwikkelen van een toereikend stelsel van tuchtrecht, het stellen van (technische) eisen aan het materiaal dat bij de wedstrijd wordt gebruikt en het geven van voorlichting aan spelers, clubs en officials. De vergunninghouder moet zich van te voren een goed beeld vormen van de maatregelen die de betrokken wedstrijdorganisator heeft getroffen om matchfixing tegen te gaan.
Onderdeel e
Uiteraard zijn ook externe signalen – bijvoorbeeld van andere kansspelaanbieders, wedstrijdorganisatoren, samenwerkingsverbanden van kansspelaanbieders en sportorganisaties, de (Sports Betting Intelligence Unit van de) kansspelautoriteit, het Nationaal platform matchfixing of de media – die duiden op een risico voor de integriteit van de betrokken wedstrijd, van belang. Een dergelijk signaal kan reden zijn om geen weddenschappen aan te bieden op een wedstrijd die voor het overige wel als voldoende professioneel gekenmerkt zou kunnen worden.
Tweede lid
De vergunninghouder moet, voordat hij een weddenschap op een wedstrijd afsluit, de betrokken wedstrijdorganisator en de betrokken sportbond informeren over de aard van de weddenschap. Het gaat hierbij om informatie over de wedstrijd en de elementen daarvan (de uitslag en de gebeurtenissen tijdens die wedstrijd) waarop gewed kan worden. De wedstrijdorganisatoren en sportbonden kunnen deze vooraf verstrekte informatie gebruiken om hun verantwoordelijkheid te nemen in de strijd tegen matchfixing en de risico’s van matchfixing te identificeren en te beheersen. Het eerste lid regelt niet op welke wijze de betrokken wedstrijdorganisator en de betrokken sportbond moeten worden geïnformeerd. Het sluit niet uit dat de vergunninghouder deze informatie op zijn website plaatst en de wedstrijdorganisatoren en sportbonden hiernaar verwijst.
Derde lid
De vergunninghouder moet de weddenschap tijdens het verloop van die weddenschap en na afloop daarvan analyseren op opmerkelijke en verdachte transacties en patronen. Die analyse kan blijk geven van een of meer afwijkingen van hetgeen op de markt van de desbetreffende weddenschappen gebruikelijk of te verwachten is. Indicatoren hierbij zijn in ieder geval uitzonderlijk grote volumes aan weddenschappen en uitzonderlijk hoge inzetten op een bepaalde uitkomst van een sportwedstrijd of een specifieke gebeurtenis in een sportwedstrijd. Ook de inzet van individuele spelers kan, gelet op hun spelershistorie, duiden op een ongebruikelijk of verdacht patroon.
Vierde lid
De vergunninghouder moet naar gelang de uitkomsten van de risicoanalyse duiden op een ongebruikelijke of verdacht patroon, passende maatregelen treffen om de risico’s te beheersen. De aard van die maatregelen is afhankelijk van de aard van de geconstateerde risico’s. Het kan bijvoorbeeld gaan om een loutere melding aan de betrokken sportorganisaties van de bevindingen, om een beperking van de hoogte van de inzet van spelers op de betrokken weddenschap of uitsluiting van bepaalde spelers van deelname aan die weddenschap, of om annulering van de weddenschap.
Een ongebruikelijk patroon is nog niet noodzakelijkerwijs ook een verdacht patroon. Niet iedere afwijking van een verwacht of gebruikelijk patroon is ook voldoende reden om aan te nemen dat de wedstrijd is gemanipuleerd. In het algemeen gaat het hierbij slechts om voorlopige indicaties, die nader onderzoek door de vergunninghouder vergen voordat deze op grond van betrouwbare en consistente aanwijzingen tot de conclusie kan komen dat de desbetreffende wedstrijd mogelijk is gemanipuleerd. Het vroegtijdig delen van relevante informatie met de betrokken sportorganisaties en andere kansspelaanbieders kan leiden tot een respons die de vergunninghouder vervolgens kan betrekken bij zijn onderzoek naar de ongebruikelijke weddenschap. Dat kan leiden tot de conclusie dat het gaat om een verdachte weddenschap die bij de Sports Betting Intelligence Unit van de kansspelautoriteit gemeld moet worden. Ook kunnen meldingen van ongebruikelijke weddenschappen door de vergunninghouder ertoe leiden dat andere kansspelaanbieders en de betrokken wedstrijdorganisatoren en sportorganisaties maatregelen treffen.
Het is niet mogelijk in algemene bewoordingen aan te geven wanneer een weddenschap op een bepaalde wedstrijd een ongebruikelijke of verdacht patroon vertoont. Die beoordeling is afhankelijk van verschillende aspecten van de desbetreffende sport en het desbetreffende segment van de kansspelmarkt, die bovendien aan verandering onderhevig zijn. De kansspelautoriteit kan in haar beleidsregels aangeven welke signalen in ieder geval verdacht zijn.
In ieder geval informeert de vergunninghouder de (Sports Betting Intelligence Unit van de) kansspelautoriteit en de betrokken wedstrijdorganisator en sportbond onverwijld over indicaties die duiden op een verhoogd risico op manipulatie van de betrokken wedstrijd. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om ongebruikelijke en onverklaarbare hoge aantallen afgesloten weddenschappen op een relatief minder belangrijke wedstrijd, ongebruikelijk hoge inzetten of externe signalen. Relevante informatie, die voor een andere partij in de strijd tegen matchfixing van belang kan zijn, omvat bijvoorbeeld ongebruikelijke aantallen op een bepaalde wedstrijd afgesloten weddenschappen, een ongebruikelijke change in odds, een ongebruikelijke geografische spreiding van de spelers die op de betrokken wedstrijd weddenschappen afsluiten of externe signalen als geruchten dat de wedstrijd zou zijn gemanipuleerd. De kansspelautoriteit kan zo nodig op haar beurt het (signalenoverleg van het) Nationaal Platform Matchfixing informeren. De kansspelautoriteit kan zo nodig ook beleidsregels stellen over de wijze waarop de informatie moet worden gedeeld, opdat de informatie tijdig bij de betrokken partners beschikbaar is en deze hierop de nodige actie kunnen ondernemen.
Vijfde lid
De vergunninghouder moet zijn spelsysteem zo inrichten dat hij te allen tijde verantwoording kan afleggen over onder meer de wijze waarop de risicoanalyses zijn uitgevoerd, wat daarvan de bevindingen zijn geweest en, voor zo ver van toepassing, welke actie(s) hij naar aanleiding daarvan heeft ondernomen.
Zesde lid
In de Regeling kansspelen op afstand kunnen nadere regels worden gesteld worden met betrekking tot het voorgaande. Daarbij kunnen wedstrijden worden aangewezen waarin een volledige aan de weddenschap voorafgaande risicoanalyse (eerste lid) achterwege kan blijven. Het is mogelijk om in overleg met de Nederlandse sportorganisaties te komen tot een lijst met Nederlandse sportcompetities die met voldoende waarborgen tegen matchfixing zijn omkleed voor een verantwoord aanbod aan weddenschappen. Dat laat uiteraard onverlet dat ook in die gevallen externe signalen – bijvoorbeeld van de betrokken sportorganisatie – aanleiding kunnen zijn geen weddenschappen op de specifieke wedstrijd aan te bieden. Ook moet de vergunninghouder in dat geval tijdens en na de wedstrijd een risico-analyse uitvoeren om ongebruikelijke patronen te onderkennen die kunnen duiden op matchfixing.
In Nederland kan ook worden deelgenomen aan weddenschappen op wedstrijden die elders en onder auspiciën van buitenlandse sportorganisaties worden gespeeld. Het is niet mogelijk om ook voor al die sportcompetities een vergelijkbare lijst aan te leggen en te onderhouden. Van een vergunninghouder die weddenschappen aanbiedt op dergelijke sportcompetities mag worden verwacht dat hij voorafgaand aan het aanbieden van weddenschappen beoordeelt of de organisatie van de betrokken wedstrijd met voldoende waarborgen tegen matchfixing is omkleed. In die gevallen moet de vergunninghouder steeds een volledige voorafgaande risicoanalyse maken.
Artikel 4.9
Op grond van artikel 4.8, eerste en derde lid, moet de vergunninghouder bij de identificatie, analyse en evaluatie van de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd, in ieder geval de in dat artikellid indicatoren betrekken en bij ongebruikelijke feiten of omstandigheden die duiden op een risico van manipulatie van een wedstrijd, passende maatregelen treffen die zijn afgestemd op het risico. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om maximering van de inleg per weddenschap. In bepaalde gevallen moet van het organiseren van weddenschappen worden afgezien (artikel 4.9).
Eerste lid
Indien uit de risico-analyse blijkt van feiten of omstandigheden die duiden op mogelijke manipulatie van een wedstrijd, moet de vergunninhouder onverwijld passende maatregelen treffen en de kansspelautoriteit informeren (artikel 4.8, derde lid). Het is aan de vergunninghouder om de aard van de te treffen maatregelen af te stemmen op het geconstateerde risico. Indien het onderzoek duidt op een onaanvaardbaar hoog risico van manipulatie van de wedstrijd, is de passende maatregel dat geen weddenschappen op die wedstrijd worden georganiseerd. Hiertoe strekt het eerste lid van artikel 4.9. Dat kan in een voorkomend geval ook meebrengen dat een weddenschap alsnog moet worden geannuleerd. Zo nodig kan de kansspelautoriteit een bindende aanwijzing geven (artikel 34n Wok).
Van de vergunninghouder wordt niet verlangd dat deze bij enig verhoogd risico afziet van het organiseren van een weddenschap. In dat geval moet hij wel de betrokken wedstrijdorganisator, de kansspelautoriteit en het samenwerkingsverband informeren. Dat kan er uiteraard toe leiden dat op basis van aanvullende signalen uit andere bron alsnog wordt geconcludeerd dat het risico onaanvaardbaar hoog is en dat de betrokken weddenschap moet worden geannuleerd. Het is niet mogelijk in het algemeen te regelen in welke gevallen het risico van manipulatie van de wedstrijd onaanvaardbaar hoog is. Dit hangt af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval, zoals de aard van de indicaties, hun onderlinge samenhang en de op dat moment gebruikelijke patronen in de vraag naar weddenschappen op wedstrijden in de betrokken sport. Dit is bovendien aan verandering onderhevig.
Tweede lid
Onderdeel a
Op grond van het tweede lid, onder a, is het de vergunninghouder niet toegestaan om weddenschappen te organiseren op wedstrijden waaraan voornamelijk minderjarigen deelnemen (jeugdwedstrijden). Jeugdige sporters zijn in hogere mate vatbaar voor eventuele verleidingen om de wedstrijd te manipuleren dan volwassen sporters. Met het verbod op weddenschappen op jeugdwedstrijden – bijvoorbeeld het Europese Kampioenschap voetbal onder de achttien jaar – wordt voorkomen dat minderjarigen door middel van sport in aanraking komen met sportweddenschappen. Bij de interpretatie van wat onder een «jeugdwedstrijd» moet worden verstaan, moet worden aangesloten bij de gangbare betekenis van dat woord. Het enkele feit dat een minderjarige sporter speelt in een elftal dat voor het overige uit meerderjarigen is samengesteld, brengt nog niet met zich mee dat de wedstrijd een jeugdwedstrijd is. Daarom is gekozen voor de formulering dat aan de wedstrijd niet voornamelijk minderjarigen mogen deelnemen.
Onderdeel b
De vergunninghouder mag geen weddenschappen organiseren op een wedstrijd, waarvan de uitkomst van geen enkel belang is voor de competitie in de desbetreffende sport. Indien slechts een van de deelnemende partijen geen belang meer heeft bij de uitkomst van de wedstrijd, is dat geen reden om weddenschappen op die wedstrijd te verbieden. Wel vormt dat een aspect dat door de vergunninghouder in zijn risicoanalyse (artikel 4.8, eerste lid) moet worden betrokken.
Onderdeel c
Het is de vergunninghouder niet toegestaan om weddenschappen te organiseren op wedstrijden die worden gespeeld door sporters die geen betaling of een vergelijkbare vergoeding ontvangen voor hun sportieve prestaties. Amateurspelers krijgen doorgaans nauwelijks of geen prijzengeld en zijn ook niet aan te merken als werknemer of dienstverrichter. Zij worden doorgaans onvoldoende betaald om van hun sportieve prestaties te kunnen leven. Zij kunnen eerder verleid worden om een wedstrijd te manipuleren. Onderdeel c heeft betrekking op wedstrijden waaraan uitsluitend sporters deelnemen die niet worden betaald. Indien in een team een of enkele onbetaalde sporters deelnemen, terwijl de overige sporters wel betaald worden, is dat op zich geen reden om een weddenschap op de betrokken wedstrijd te verbieden. Wel is dat een factor die bij de risicoanalyse (artikel 4.8, eerste lid) moet worden betrokken.
Onderdeel d
De vergunninghouder mag geen weddenschappen organiseren op een wedstrijd, waarvan het verloop niet objectief wordt vastgelegd door bijvoorbeeld de organisator van de wedstrijd of door de media. Objectieve verslaglegging van het verloop van de wedstrijd is nodig om eventuele manipulatie te kunnen bewijzen. Deze verslaglegging moet controleerbaar zijn. Het kan daarbij gaan om real time verslaglegging in de vorm van camerabeelden.
Onderdeel e
De vergunninghouder mag geen weddenschappen aanbieden op negatieve gebeurtenissen van een wedstrijd, zoals een rode kaart of een penalty in het voetbal, een strafbal in het hockey of een openbare waarschuwing in het boksen. Dergelijke gebeurtenissen zijn vaak relatief eenvoudig te manipuleren. Het gaat hierbij veelal om gedragingen van spelers die tijdens of na de wedstrijd kunnen worden gesanctioneerd door de scheidsrechter, arbiter of jury of door een tuchtcommissie of een ander rechtsprekend orgaan binnen de betrokken (sport)organisatie. Ook weddenschappen op bijvoorbeeld het eerste paard dat in een paardenrenwedstrijd ten val komt, zijn niet toegestaan. Op negatieve gebeurtenissen als de duur van een eventueel op te leggen schorsing van een speler of de aard van een andere tuchtrechtelijke maatregel – hetgeen overigens geen gebeurtenissen tijdens de wedstrijd zijn – mogen ook geen weddenschappen worden afgesloten.
Daarnaast mogen geen weddenschappen worden aangeboden op eenvoudig te manipuleren spelmomenten, zoals dubbele servicefouten in het tennis, het nemen of het veroorzaken van de eerste inworp of vrije trap, (veroorzaakte en gemiste) penalty’s en de eerste rode kaart in het voetbal, aangezien ook deze in hoge mate vatbaar zijn voor manipulatie. Eenvoudig te manipuleren spelmomenten zijn acties of situaties die eenvoudig door één speler veroorzaakt kunnen worden.
Op grond van het vierde lid is in de Regeling kansspelen op afstand een zwarte lijst aangelegd met gebeurtenissen en spelmomenten die in ieder geval zijn aan te merken als negatief of eenvoudig te manipuleren. De kansspelautoriteit kan in overleg met de betrokken wedstrijdorganisatoren, sportbonden en vergunninghouders nadere invulling geven aan de negatieve en eenvoudig te manipuleren gebeurtenissen waarop geen weddenschappen mogen worden aangeboden.
Onderdeel f
Het is de vergunninghouder niet toegestaan in Nederland weddenschappen aan te bieden op wedstrijden waarop in het land waar die wedstrijden worden gespeeld, vanwege het risico van matchfixing geen weddenschappen mogen worden afgesloten. In die gevallen is door de bevoegde buitenlandse autoriteiten geoordeeld dat het afsluiten van weddenschappen op de betrokken wedstrijd vanwege het risico op matchfixing onverantwoord is en geldt die beoordeling ook voor weddenschappen die in Nederland op die wedstrijd zouden kunnen worden afgesloten.
Derde lid
Het derde lid bevat een maatregel ter beperking van het kansspelaanbod om verstrengeling van belangen van de kansspelsector en van de sport die kan leiden tot manipulatie, te voorkomen. De vergunninghouder mag geen weddenschappen organiseren op een wedstrijd, indien hij wezenlijke invloed uitoefent op de betrokken wedstrijdorganisator of op een belanghebbende bij die wedstrijd, of indien de betrokken wedstrijdorganisator of een belanghebbenden bij die wedstrijd wezenlijke invloed uitoefent op die weddenschap of op de organisatie van de kansspelaanbieder. Van een dergelijke invloed is bijvoorbeeld sprake bij dubbele bestuursfuncties of aandeelhouderschap van een vergunninghouder in een sportclub.
Afdeling 3. Inschrijving en aanmelding als speler
Op grond van artikel 31k, eerste lid, Wok mag de vergunninghouder geen kansspelen op afstand aanbieden aan personen die niet bij hem als speler zijn ingeschreven. Met de inschrijving als speler wordt de identiteit van de betrokkene vastgesteld, zodat kan worden beoordeeld of deze aan de vergunde kansspelen mag deelnemen. Dit is van belang met het oog op onder meer het voorkomen van deelname aan kansspelen door minderjarigen en probleemspelers. Een persoon mag in ieder geval niet als speler worden ingeschreven voordat de vergunninghouder, na de vaststelling van de identiteit van die persoon, heeft vastgesteld dat deze 18 jaar of ouder is, dat deze niet is opgenomen in het centraal register uitsluiting kansspelen en dat deze de grenzen van zijn speelgedrag heeft vastgesteld door invulling van zijn spelersprofiel. Identificatie van de aspirant speler is ook van belang voor het voorkomen van witwassen, van overtredingen van sanctieregelingen en van fraude en misbruik van de vergunde kansspelen. Op grond van het vierde lid van artikel 31k Wok zijn in deze afdeling nadere regels gesteld met betrekking tot de inschrijving als speler. Die hebben betrekking op de identificatie van de speler, het door de speler in te vullen spelersprofiel, de overige voorwaarden voor inschrijving als speler en de beëindiging van de inschrijving.
Verder mag de vergunninghouder op grond van artikel 31k, eerste lid, Wok geen kansspelen op afstand aanbieden aan een speler die niet als speler is aangemeld («ingelogd»). Deze aanmelding is in wezen een verkorte vorm van identificatie, waarmee de vergunninghouder controleert of de persoon die in het concrete geval wil gaan deelnemen aan de vergunde kansspelen op afstand ook daadwerkelijk degene is die zich eerder als speler heeft ingeschreven. Bij iedere aanmelding wordt bovendien gecontroleerd of de betrokken speler in het centraal register uitsluiting kansspelen is ingeschreven en of hij om die reden niet mag deelnemen aan de vergunde kansspelen op afstand. Ook over de aanmelding als speler zijn nadere regels gesteld in deze afdeling.
Het begrip «aanmelding» is in artikel 1.1 gedefinieerd als de aanmelding ter verkrijging van toegang tot de spelersinterface. De spelersinterface is de gebruikersinterface tussen de elektronische middelen van de vergunninghouder en de elektronische middelen die de speler gebruikt om aan de vergunde kansspelen deel te nemen, bijvoorbeeld zijn personal computer of tablet. De aanmelding geschiedt met een door de vergunninghouder verstrekte unieke identificator. Met een succesvolle aanmelding (het «inloggen») verkrijgt de speler toegang tot de omgeving waarin hij toegang heeft tot zijn speelrekening en tot deelname aan de vergunde kansspelen.
Bij de aanmelding wordt onderscheid gemaakt tussen spelers die niet kunnen deelnemen aan de vergunde kansspelen omdat zij in het centraal register uitsluiting kansspelen zijn ingeschreven, en spelers die niet aan die kansspelen kunnen deelnemen omdat zij door de vergunninghouder zijn geschorst.
Spelers die in het centraal register zijn ingeschreven, kunnen zich niet aanmelden. De vergunninghouder moet zijn systeem zo inrichten dat de aanmelding van de speler (het inloggen), indien raadpleging van het register een «hit» oplevert, geblokkeerd wordt. Deze speler kan hierdoor niet meer in de speelomgeving komen. Hierdoor kan hij niet via de spelersinterface deelnemen aan de vergunde kansspelen. Ook heeft hij geen toegang tot zijn speelrekening. De vergunninghouder moet voor dergelijke spelers aparte voorzieningen treffen opdat deze buiten de speelomgeving om – bijvoorbeeld telefonisch of per e-mail via de klantendienst – een transactieoverzicht van hun speelrekening kunnen krijgen (artikel 4.31, derde lid) en hun speeltegoeden kunnen laten uitkeren (artikel 4.29).
Spelers die door de betrokken vergunninghouder zijn geschorst, kunnen zich wel aanmelden en via de spelersinterface toegang tot hun speelrekening krijgen. Zij kunnen echter niet spelen. De vergunninghouder moet er in deze gevallen voor zorgen dat de betrokken speler in de speelomgeving de toegang tot de vergunde kansspelen wordt geweigerd. De vergunninghouder moet daarnaast maatregelen treffen waarmee wordt voorkomen dat spelers die geschorst zijn wegens vermoedens dat zij niet (langer) voldoen aan de voorwaarden voor inschrijving, geld van hun speelrekening naar hun tegenrekening kunnen overmaken (artikel 4.29, derde lid).
Artikel 4.10
In de artikelen 4.10 tot en met 4.14 zijn algemene eisen gesteld aan de inschrijving als speler. Indien aan één of meer van die vereisten niet wordt voldaan, mag de betrokken persoon niet als speler worden ingeschreven en kan deze dus niet deelnemen aan de vergunde kansspelen. De vergunninghouder moet het proces van inschrijving in zijn spelsysteem zo inrichten, dat inschrijving in een dergelijk geval ook niet mogelijk is. Aan de inrichting van het spelsysteem zijn ter uitvoering van artikel 31h Wok nadere technische en operationele eisen opgenomen in de Regeling kansspelen op afstand.
Met de identificatie van een rechtspersoon staat de identiteit van de natuurlijke persoon die daadwerkelijk aan de vergunde kansspelen deelneemt, nog niet vast. De vergunninghouder moet met het oog op het voorkomen van kansspelverslaving en kansspelgerelateerde criminaliteit weten wie degene is die deelneemt aan de door hem georganiseerde kansspelen. De effectiviteit van maatregelen op het gebied van het voorkomen van kansspelverslaving en witwassen is immers afhankelijk van de herkenning door de vergunninghouder van de individuele speler. Met het vereiste dat uitsluitend natuurlijke personen als speler mogen worden ingeschreven, wordt voorkomen dat een natuurlijke persoon via de inschrijving van een rechtspersoon anoniem kan spelen.
Artikel 4.11
In artikel 31k tweede lid, Wok is bepaald dat de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand een persoon pas mag inschrijven als speler als de identiteit van die persoon is vastgesteld en tevens is vastgesteld dat die persoon 18 jaar of ouder is. Artikel 4.11 van dit besluit regelt over welke gegevens met betrekking tot de identiteit van de aspirant-speler de vergunninghouder in ieder geval moet beschikken om de identiteit (en daarmee ook de leeftijd) van de speler vast te kunnen stellen.
Eerste lid
Op grond van het eerste lid moet de vergunninghouder, voordat hij een persoon als speler inschrijft, in ieder geval beschikken over een aantal gegevens met betrekking tot die persoon. Het gaat hierbij om de naam, voornamen, geboortedatum, geslacht, geboorteplaats en, voor zover die persoon daarover beschikt, diens burgerservicenummer, een en ander zoals die gegevens op het identiteitsdocument van die persoon zijn opgenomen. Ook moet de vergunninghouder beschikken over de contactgegevens (fysieke adres, e-mail adres en telefoonnummer) van de betrokken persoon en over gegevens met betrekking tot diens tegenrekening.
De persoonsgegevens zijn onder meer van belang voor de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid. De vergunninghouder moet immers kunnen vaststellen dat de aspirant-speler 18 jaar of ouder is en niet is ingeschreven in het centraal register uitsluiting kansspelen. Het raadplegen van CRUKS vindt plaats bij de kansspelautoriteit op basis van de gegevens die de vergunninghouder doorstuurt. De raad van bestuur schrijft voor op welke gestandaardiseerde wijze de gegevens van de speler aangeleverd moeten worden. De gegevens zijn ook van belang voor bijvoorbeeld het onderkennen en voorkomen van witwassen en andere vormen van kansspelgerelateerde criminaliteit. De contactgegevens zijn van belang voor de eventuele interventie door de vergunninghouder in het speelgedrag van de betrokkene en voor het opvragen van eventueel noodzakelijke nadere gegevens bij de betrokkene.
Gegevens met betrekking tot de tegenrekening van de aspirant-speler zijn van belang omdat alle eventuele toekomstige speelwinsten hierop worden uitgekeerd. Bovendien speelt de tegenrekening een rol in de verificatie van de identiteit van de betrokken persoon (zie artikel 4.15).
Tweede en derde lid
De vergunninghouder moet de gegevens die de aspirant-speler in het kader van zijn inschrijving heeft overgelegd, controleren. Het is in beginsel aan de vergunninghouder zelf om te bepalen welke kwaliteitscontrole(s) hij toepast, mits deze adequaat zijn.
De vergunninghouder moet, voordat hij een persoon als speler inschrijft, ook controleren of de beschikbare gegevens onderling geen afwijkingen behouden. Het resultaat van de controle via de Beheervoorziening Burgerservicenummer (BV BSN) kan worden gebruikt bij de vaststelling van de identiteit van de aspirant- speler. Hieruit blijkt immers dat de opgegeven gegevens bij elkaar horen en overeenkomen met de gegevens op het identiteitsdocument. Indien een aspirant-speler niet beschikt over een BSN en gebruik maakt van een buitenlands identiteitsdocument, moet de vergunninghouder op andere wijze controleren of de gegevens die de speler opgeeft, overeenkomen met de gegevens zoals vermeld op het identiteitsdocument. Dit kan bijvoorbeeld door een kopie van het identiteitsbewijs te vragen van de speler. De gegevens worden hierdoor op kwaliteit gecontroleerd, aan de hand van een betrouwbare bron. Daarnaast mag de vergunninghouder een speler bijvoorbeeld niet inschrijven, indien de tenaamstelling van de tegenrekening niet overeenkomt met de opgegeven naam van de speler. Ook moet de vergunninghouder, voordat hij een persoon als speler inschrijft, controleren of die persoon daadwerkelijk via het opgegeven telefoonnummer of e-mail adres bereikbaar is, door bijvoorbeeld een controle-mail te verzenden met een link voor de verdere afronding van de inschrijving. Indien er door discrepanties tussen of onduidelijkheden over de gegevens twijfel bestaat over de identiteit van de betrokkene, kan de vergunninghouder nadere gegevens bij die persoon opvragen. De vergunninghouder schrijft hem pas in als speler, nadat de twijfels of onduidelijkheden zijn weggenomen.
Nadat de identiteit van de aspirantspeler aldus is vastgesteld zal de vergunninghouder de identiteit van de ingeschreven speler nog moeten verifiëren, bijvoorbeeld door middel van een controle van de door de speler opgegeven tegenrekening. Deze verificatie moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 30 dagen na de inschrijving plaatsvinden. Dit wordt verder toegelicht bij artikel 4.15.
Artikel 4.11a
Ingevolge artikel 31k, tweede lid, onder b, Wok mag de vergunninghouder een persoon niet eerder als speler inschrijven dan nadat is vastgesteld dat die persoon niet is opgenomen in het centraal register uitsluiting kansspelen. Dit geschiedt door verzending van naam, voornamen, geboortedatum, geslacht, geboorteplaats en, voor zover die persoon daarover beschikt, diens burgerservicenummer, zoals deze gegevens zijn opgenomen op het identiteitsdocument van die persoon, aan de kansspelautoriteit. De kansspelautoriteit controleert vervolgens bij de Beheervoorziening Burgerservicenummer (BV BSN) binnen enkele seconden of het opgegeven burgerservicenummer juist is en behoort bij de persoonsgegevens die de speler heeft opgegeven. Indien uit de controle bij BV BSN of op andere wijze twijfel ontstaat over de juistheid van de aangeleverde combinatie van gegevens, meldt de kansspelautoriteit dit bij de vergunninghouder en kan de raadpleging van het register niet worden voltooid. Het gevolg daarvan is dat de vergunninghouder het proces van inschrijving van de speler niet kan voortzetten en afronden.
De kansspelautoriteit koppelt aan iedere gecontroleerde gegevensset een code die op unieke wijze aan de aspirant-speler is verbonden (CRUKS-code). Indien het gaat om een nieuwe gegevensset, koppelt de kansspelautoriteit hieraan een nieuwe CRUKS-code. Indien de speler zich reeds heeft ingeschreven bij een andere online aanbieder of indien hij eerder een speelcasino of speelautomatenhal heeft bezocht, komt de CRUKS-code naar boven die de kansspelautoriteit al had gekoppeld aan de eerder opgegeven gegevensset.
Vervolgens controleert de kansspelautoriteit of deze CRUKS-code geregistreerd staat in het centrale register met uitgesloten spelers. Staat de speler geregistreerd, dan ontvangt de vergunninghouder een «hit» en kan de inschrijving niet worden voltooid. Indien de speler niet opgenomen is in het register met uitgesloten spelers, ontvangt de vergunninghouder een «no-hit» en de CRUKS-code van de betreffende speler.
Omdat deze code de versleutelde persoonsgegevens van de desbetreffende aspirant-speler bevat, is het voor de raadpleging van het register niet nodig dat de vergunninghouder bij iedere latere aanmelding van de speler het burgerservicenummer en de overige identiteitsgegevens opnieuw aan de kansspelautoriteit zendt. Door verzending van de code kan het centraal register direct via geautomatiseerde weg geraadpleegd worden. Tenzij uit een wettelijk voorschrift anders voortvloeit, is de vergunninghouder verplicht om het BSN van de speler direct na het gebruik te verwijderen uit zijn administratie (artikel 18, vierde lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen). Door het gebruik van de CRUKS-code is het BSN na de afronding van de inschrijving niet meer nodig en moet deze worden verwijderd uit de administratie van de vergunninghouder.
Derde lid
De vergunninghouder is te allen tijde zelf verantwoordelijk voor het vaststellen van de gegevens bij de inschrijving. Hij mag hierbij echter wel het resultaat uit de raadpleging van het centraal register gebruiken. Indien de kansspelautoriteit de betrouwbaarheid van de gegevens heeft gecontroleerd bij BV BSN en de raadpleging van CRUKS is geslaagd, mag de vergunninghouder uit dat resultaat opmaken dat de gegevens op voldoende kwalitatieve wijze zijn vastgesteld. Indien de betrokken persoon niet beschikt over een BSN, zal de vergunninghouder het vaststellen van deze gegevens eerst zelf moeten uitvoeren voordat de gegevensset aan de kansspelautoriteit verzonden mag worden.
Indien de kansspelautoriteit constateert dat de gegevensset niet juist is of de betrouwbaarheid hiervan onvoldoende kan worden vastgesteld, wordt dit ook gemeld bij de vergunninghouder. De vergunninghouder kan de gegevens derhalve niet op voldoende kwalitatieve wijze vaststellen en hij mag de inschrijving niet continueren, tenzij de speler alsnog de correcte gegevens opgeeft.
Met het oog op de goede werking van de elektronische middelen waarmee de betrokken vergunninghouders het register op afstand bevragen zijn daaraan op grond van artikel 20, zevende lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen technische en operationele vereisten gesteld.
Artikel 4.12
Eerste lid
De vergunninghouder mag een persoon pas als speler inschrijven, nadat hij heeft vastgesteld dat tegen diens deelname aan de vergunde kansspelen en de uitkering van eventuele speelwinst geen bezwaren bestaan op grond van de Sanctiewet 1977 en de Wwft. Onderdeel van de Wwft is een cliëntenonderzoek door de instelling in de zin van de Wwft, voordat zij een zakelijke relatie aangaat of een transactie uitvoert. De achtergrond hiervan is dat instellingen alleen relaties aan mogen gaan met personen die hun integriteit niet kunnen schaden. De Wwft kent een risicogeoriënteerde en «principle based» benadering. Dit betekent onder meer dat instellingen die onder de Wwft vallen (zoals aanbieders van kansspelen op afstand), moeten analyseren welke witwasrisico’s zich bij hun dienstverlening kunnen voordoen en dat zij zelf bepalen welke maatregelen worden genomen om deze risico’s te verkleinen. Ook moeten zij cliëntonderzoeken uitvoeren. Dit houdt onder meer in dat zij een risicoprofiel voor het risico op witwassen door de cliënt opstellen en passende maatregelen treffen om witwassen door de cliënt te voorkomen. Voor aanbieders van kansspelen op afstand geldt bovendien dat zij een verscherpt cliëntonderzoek moeten uitvoeren, omdat de fysieke afwezigheid bij de verificatie van de identiteit van de speler als risicoverhogend wordt aangemerkt.
Op grond van de Sanctiewet 1977 en EU-sanctieregelingen mogen geen gelden worden uitgekeerd aan bepaalde personen die onder een (VN-, EU- of Nederlandse) sanctieregeling vallen. De vergunninghouder moet in zijn spelsysteem passende waarborgen hebben geïmplementeerd om dergelijke personen te herkennen en om te voorkomen dat deze kunnen deelnemen aan de door hem georganiseerde kansspelen.
Tweede lid
Indien de vergunninghouder redelijkerwijs moet vermoeden dat een persoon de vergunde kansspelen zal misbruiken voor bijvoorbeeld witwassen, matchfixing, collusie of fraude, mag hij die persoon niet als speler inschrijven. Hij kan dit vermoeden baseren op bijvoorbeeld meldingen van andere spelers of andere externe signalen, of zijn eigen eerdere ervaringen met de betrokken speler als die al eerder bij hem als speler ingeschreven is geweest.
Artikel 4.13
Op grond van artikel 31k Wok moet de vergunninghouder degene die als speler wil worden ingeschreven een spelersprofiel laten opstellen. Uit onderzoek en uit de ervaringen van de verslavingszorg is gebleken dat het voor verslavingspreventie belangrijk is dat de speler al vóór de feitelijke deelname aan kansspelen nadenkt over de grenzen die hij zichzelf daarbij stelt. Vanuit preventieperspectief is het bovendien effectiever om de speler aan te spreken op overschrijdingen van door hemzelf gestelde grenzen, dan op overschrijdingen van generieke grenzen die voor iedere speler gelijk zijn.
Bij het voorkomen van kansspelverslaving hebben zowel de speler als de vergunninghouder ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Op grond van de artikelen 8 en 9 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen moet de vergunninghouder onder meer informatie over de gevaren van kansspelverslaving en informatie over verantwoord speelgedrag verstrekken. Die informatie moet ook betrekking hebben op de invulling van het spelersprofiel. Met het invullen van het spelersprofiel als voorwaarde voor zijn inschrijving wordt de aspirant-speler gedwongen vooraf te reflecteren op zijn toekomstige speelgedrag en daaraan van te voren grenzen te stellen. Met het spelersprofiel wordt de betrokkene gewezen op zijn eigen verantwoordelijkheid als deelnemer aan risicodragende kansspelen. Om die eigen verantwoordelijkheid ook te kunnen dragen, moet de speler de grenzen die hij zichzelf bij de inschrijving heeft gesteld, uiteraard ook later kunnen bijstellen.
Daarnaast stelt het door de speler opgestelde spelersprofiel de vergunninghouder in staat zijn verantwoordelijkheid als aanbieder van de risicodragende kansspelen te nemen en bij ontluikend risicovol speelgedrag vroegtijdig te interveniëren om te voorkomen dat de speler een risicospeler of probleemspeler wordt. Het bereiken of overschrijden van de door de speler aangegeven grenzen en het veelvuldig verhogen van die grenzen, leveren indicaties op van risicovol speelgedrag. Deze en andere risico-indicatoren zijn nader uitgewerkt in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.
Eerste en tweede lid
Op grond van het eerste lid moet de toekomstige speler voor zijn inschrijving bij de vergunninghouder aangeven hoe vaak hij zich per dag, week of maand wil aanmelden voor deelname aan de vergunde kansspelen. Ook moet hij van te voren aangeven welke bedragen hij per dag, week of maand maximaal op zijn speelrekening wil storten en welk bedrag hij maximaal op zijn speelrekening als speeltegoed wil aanhouden. Het gaat hier om een beperkt aantal objectieve criteria die voor de speler eenvoudig zijn te hanteren en voor de vergunninghouder in het spelsysteem goed zijn te operationaliseren. De speler kan zelf bepalen of hij zijn grenzen per dag, per week of per maand stelt. Hij kan er ook voor kiezen zowel grenzen per dag, als per week en per maand te stellen.
Omdat de duur van de aaneengesloten tijd waarin de speler is aangemeld, geen objectieve indicatie is voor de tijd die hij daadwerkelijk met spelen heeft doorgebracht – een speelsessie kan na aanmelding geopend blijven zonder dat de speler daadwerkelijk speelt – wordt niet voorgeschreven dat de speler bij inschrijving ook moet aangeven hoe lang hij per speelsessie maximaal aangemeld wil kunnen blijven.
Het geldbedrag dat voor de speler met zijn deelname aan de vergunde kansspelen is gemoeid, en de frequentie waarmee hij de speelsite van de vergunninghouder bezoekt, zijn relevante risico-indicatoren die kunnen duiden op (ontluikend) risicovol of problematisch speelgedrag. Zeer hoge of frequente stortingen door de speler op zijn speelrekening en het aanhouden van hoge speeltegoeden op de speelrekening – in plaats van deze op de tegenrekening te laten uitkeren – kunnen duiden op risicovol of problematisch speelgedrag. De aspirant-speler moet zich hiervan van te voren bewust zijn en hierbij zijn grenzen stellen. De vergunninghouder moet het speelgedrag van de speler hierop monitoren.
Naast deze verplichte grenzen staat het de vergunninghouder uiteraard vrij spelers de mogelijkheid te bieden om aanvullende grenzen in zijn spelersprofiel op te nemen.
Derde lid
De eigen verantwoordelijkheid van de goed geïnformeerde speler bij het voorkomen van onmatige deelname aan de vergunde kansspelen of kansspelverslaving brengt mee dat hij de grenzen van zijn speelgedrag altijd – naar boven of onder – moet kunnen aanpassen. Verlaging van een of meer van die grenzen moet door de vergunninghouder direct in het spelsysteem worden uitgevoerd, zodat de speler zijn speelgedrag en de risico’s daarvan vanaf de eerstvolgende aanmelding kan beperken.
De eigen verantwoordelijkheid van de speler betekent ook dat deze zijn eerder gestelde grenzen op verantwoorde wijze moet kunnen verhogen. Omdat een onbeperkte mogelijkheid tot verhoging van die grenzen het nuttig effect aan die begrenzing zou ontnemen, stelt het tweede lid eisen aan de effectuering daarvan om de speler de gelegenheid te geven tot zelfreflectie op zijn speelgedrag. Verhogingen van de grenzen die de speler eerder heeft aangegeven, kunnen duiden op risicovol speelgedrag. Zij worden pas effectief na 24 uur. Opeenvolgende verhogingen worden pas effectief nadat sinds de vorige verhoging een week is verstreken. Hiermee krijgt de speler de gelegenheid de verhogingen te overdenken.
De mate waarin en de frequentie waarmee de grenzen van het spelersprofiel worden verhoogd, zijn relevante indicatoren die kunnen duiden op risicovol of problematisch speelgedrag. De vergunninghouder moet het speelgedrag van de speler daarom op deze risico-indicatoren monitoren en zo nodig in dat speelgedrag interveniëren.
Vierde lid
De financiële grenzen van het spelersprofiel (de maximumstortingen en het maximum saldo op de speelrekening) mogen niet kunnen worden overschreden. Dit betekent onder meer dat de speler niet meer geld op zijn speelrekening kan storten dan hij in zijn spelersprofiel heeft aangegeven. De vergunninghouder moet het spelsysteem zo inrichten dat nieuwe stortingen na het bereiken van die grens worden geweigerd of direct worden teruggeboekt. Ook het totale bedrag op zijn speelrekening mag niet hoger zijn dan in het profiel is aangegeven. Indien het totale saldo de door de speler opgegeven grens, bijvoorbeeld na de uitkering van speelwinst op de speelrekening, overschrijdt, moet de vergunninghouder het meerdere direct afboeken naar de tegenrekening van de betrokken speler.
De niet-financiële grens (de frequentie van deelname aan de vergunde kansspelen) kan wel worden overschreden, in welk geval de vergunninghouder op grond van artikel 4.16 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen passende interventiemaatregelen moet treffen om het speelgedrag van de speler te matigen.
Artikel 4.14
Voordat een persoon als speler kan worden ingeschreven, moet deze enkele verklaringen afleggen. Dit kan in de praktijk op eenvoudige wijze gebeuren, bijvoorbeeld door het aanvinken van een bevestigend antwoord op de vraag of hij die verklaring aflegt.
De aspirant-speler moet verklaren kennis te hebben genomen van de algemene informatie die de vergunninghouder op grond van de artikelen 4.34 van dit besluit en 8 en 9 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen moet verstrekken. Het gaat hierbij om informatie over de risico’s van kansspelverslaving, over verantwoord speelgedrag en over het door de vergunninghouder gevoerde preventiebeleid. Voorts gaat het om informatie over het privacybeleid van de vergunninghouder en diens beleid ter voorkoming van fraude, witwassen en andere kansspelgerelateerde criminaliteit. De informatie heeft verder betrekking op de wijze waarop en voorwaarden waaronder betalingen tussen de vergunninghouder en spelers plaatsvinden en de aan deelname verbonden kosten. Dit stelt de betrokkene in staat een geïnformeerde keuze te maken voor afname van de diensten van de vergunninghouder.
De betrokkene moet verder verklaren handelingsbekwaam te zijn. Uit de leeftijdsgrens van 18 jaar volgt al dat minderjarigen niet mogen worden ingeschreven. De vergunninghouder mag ook een meerderjarige niet als speler inschrijven, indien deze niet uitdrukkelijk heeft verklaard handelingsbekwaam te zijn. Indien de betrokkene bijvoorbeeld door de rechter onder curatele is gesteld – bijvoorbeeld vanwege verkwisting of een psychische aandoening – mogen aan hem geen kansspelen worden aangeboden.
Ook moet de betrokken persoon voor zijn inschrijving als speler verklaren uitsluitend voor eigen rekening en risico te spelen. Alleen van degene die zich heeft ingeschreven kan worden vastgesteld of hij voldoet aan de voorwaarden voor inschrijving. Indien de inschrijving wordt gebruikt om te spelen voor rekening van een derde die niet aan die voorwaarden voldoet, komen de doelstellingen van het kansspelbeleid in het geding. Ook moet de aspirant-speler verklaren de inschrijving niet te zullen misbruiken voor witwassen en financiering van terrorisme, van overtreding van sanctieregelingen en van fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen.
Het is uiteraard niet de bedoeling dat een derde zich met de unieke identificator – bijvoorbeeld het wachtwoord en de inlogcode – van een ingeschreven speler toegang tot de vergunde kansspelen verschaft. Op die manier zou kunnen worden bewerkstelligd dat personen die niet aan de voorwaarden voor inschrijving als speler voldoen, toch deel kunnen nemen aan de aangeboden kansspelen. De speler moet daarom voorafgaande aan zijn inschrijving verklaren zorgvuldig met die identificator om te zullen gaan en alle redelijke maatregelen te nemen om het gebruik daarvan door derden te voorkomen. De vergunninghouder kan verdere eisen aan het gebruik van die identificator stellen.
Tweede lid
Van de betrokkene wordt als toekomstige speler verwacht dat hij deze verklaringen naar waarheid aflegt. Hiermee geeft hij invulling aan zijn eigen verantwoordelijkheid. Indien de vergunninghouder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de verklaringen onjuist zijn, bestaat een verhoogd risico op deelname door een kwetsbare speler of op kansspelgerelateerde criminaliteit en mag hij de betrokken persoon niet als speler inschrijven. De vergunninghouder kan bijvoorbeeld vermoeden dat die verklaring onjuist is, indien het gaat om iemand die eerder bij hem als speler ingeschreven is geweest en hij uit dien hoofde beschikt over gegevens ten nadele van die speler. Ook kan hij hierbij externe signalen betrekken. Zo nodig stelt hij een nader onderzoek in. Indien na inschrijving blijkt dat de speler de eigenverklaring niet naar waarheid heeft afgelegd, wordt de inschrijving beëindigd (artikel 4.16).
Artikel 4.15
De vergunninghouder die een speler heeft ingeschreven, heeft de speler daarbij geïdentificeerd en is nagegaan of de betrokken persoon op basis van de opgegeven gegevens als speler mocht worden ingeschreven (artikel 4.11). Artikel 4.15, eerste lid, schrijft voor dat de vergunninghouder de opgegeven identiteit ook verifieert. Dit proces moet zo spoedig mogelijk, maar op grond van artikel 4.16 in ieder geval binnen 30 dagen na de inschrijving worden afgerond. Het tweede lid van artikel 4.15 geeft regels over de bij verificatie te hanteren methode.
Tweede lid
De verificatie van de identiteit van de speler moet geschieden aan de hand van een methode die daarvoor voldoende betrouwbaar is en waarmee de identiteit ondubbelzinnig komt vast te staan. Bij de huidige stand van zaken geldt hierbij als uitgangspunt dat de speler een handeling moet verrichten die alleen hij kan verrichten en waarbij gebruik wordt gemaakt van een middel dat is uitgegeven op basis van fysieke controle van diens identiteitsbewijs. Een voorbeeld is een overboeking door de speler van een bedrag van de tegenrekening naar de speelrekening. Die regels kunnen ook meebrengen dat reeds bij de vergunninghouder of derden aanwezige gegevens worden hergebruikt, mits voldoende vast staat dat die gegevens volledig, juist en actueel zijn.
Tijdens het Algemeen overleg op 1 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24 557, nr. 128, p. 25) is toegezegd dat het huidige DigiD, dat is bedoeld voor het verkeer tussen burger en overheid, niet zal worden gebruikt in het verkeer tussen de speler en de vergunninghouder. Inmiddels wordt, zoals de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken in hun brief van 19 december 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 26 643, nr. 299) hebben aangegeven, in het belang van fraudepreventie, privacybescherming en de naleving van wettelijke voorschriften als leeftijdsgrenzencontroles bij online-transacties, gewerkt aan de invoering van een publiek uitgegeven eID middel met een hoog betrouwbaarheidsniveau, waarmee voldoende vast kan worden gesteld dat degene die online handelt ook daadwerkelijk degene is die hij zegt te zijn. Indien dit middel beschikbaar komt, zal het ook kunnen dienen om de identiteit van de speler vast te stellen en te verifieren. Deze methode zal dan worden opgenomen in de Regeling kansspelen op afstand. Met dit eID middel kunnen bovendien de administratieve en nalevingslasten bij de burger en de vergunninghouder worden gereduceerd.
Artikel 4.16
Dit artikel schrijft voor in welke gevallen de vergunninghouder in ieder geval de inschrijving van de speler moet beëindigen. Dit laat onverlet diens vrijheid om de inschrijving van een speler in andere gevallen te beëindigen, bijvoorbeeld indien hij dit van belang acht voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen.
De inschrijving moet in ieder geval worden beëindigd, indien de speler daar zelf om verzoekt. Niemand mag tegen zijn wil bij een vergunninghouder als speler zijn geregistreerd, ook niet indien hij daarmee eerder wel heeft ingestemd.
Daarnaast moet de inschrijving ook worden beëindigd, indien niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving als speler. Die voorwaarden zijn neergelegd in artikel 31k, tweede lid, van de wet, de artikelen 4.11 tot en met 4.14 van dit besluit. Het kan hierbij gaan om gevallen waarin de inschrijving heeft plaatsgevonden op grond van gegevens die zodanig onjuist of onvolledig zijn gebleken dat die inschrijving bij bekendheid van de juiste gegevens achterwege zou moeten zijn gebleven. Het kan ook gaan om ontwikkelingen van later datum, zoals signalen die er op duiden dat de speler de inschrijving is gaan misbruiken voor fraude – waardoor niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor die inschrijving.
De inschrijving moet ook worden beëindigd, indien de identiteit van de speler niet tijdig is geverifieerd. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor een tijdige verificatie. De speler moet daarvoor uiteraard wel tijdig de nodige handelingen verrichten. Uit het proces van verificatie kan ook blijken dat de opgegeven identiteit niet overeenkomt met de werkelijke identiteit van de speler en dat de speler in werkelijkheid niet voldoet aan de voorwaarden voor inschrijving. Ook in dat geval moet de inschrijving door de vergunninghouder worden beëindigd.
Artikel 4.17
De vergunninghouder moet de speler iedere keer dat deze aan de vergunde kansspelen wil deelnemen, identificeren. Die identificatie is onder meer van belang voor de uitvoering het verslavingspreventiebeleid en voor het voorkomen van witwassen, van overtreding van sanctieregelingen en van fraude. Die identificatie kan op verschillende manieren plaatsvinden. Zij geschiedt in de regel aan de hand van een unieke gebruikersnaam en beveiliging met een wachtwoord dat de speler geheim moet houden. De technische ontwikkelingen op het gebied van identificatie, authentificatie en autorisatie gaan echter snel. Het gebruik van een andere unieke identificator dan de combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord (bijvoorbeeld het gebruik van een smartcard) is daarom niet uitgesloten, mits de speler daarmee ondubbelzinnig kan worden geïdentificeerd.
Bij iedere aanmelding wordt het centraal register uitsluiting kansspelen (artikel 33h Wok) geraadpleegd op basis van hit/no hit. Indien de speler op enig moment na diens inschrijving in dat register wordt opgenomen, heeft dit tot gevolg dat hij niet meer kan deelnemen aan de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen op afstand. De vergunninghouder moet zijn spelsysteem zodanig inrichten dat de speler zich in dat geval niet kan aanmelden voor deelname aan de vergunde kansspelen.
De vergunninghouder moet zijn spelsysteem zodanig inrichten dat de speler niet continu kan zijn aangemeld voor deelname aan de vergunde kansspelen. Doorlopende aanmelding brengt het risico mee dat anderen dan de ingeschreven speler gebruik maken van diens unieke identificator, hetgeen de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid ondermijnt en gelegenheid geeft tot witwassen. Ook moet de vergunninghouder passende technische en organisatorische maatregelen treffen om het gebruik van de unieke identificator door anderen dan de speler aan wie die is toegekend, te onderkennen en te voorkomen (artikel 4.22).
Artikel 4.18
Eerste lid
Het eerste lid regelt de gevallen waarin de vergunninghouder de mogelijkheid van deelname aan de vergunde kansspelen in ieder geval moet schorsen. Dit laat onverlet diens vrijheid om de mogelijkheid tot deelname in andere gevallen te schorsen, bijvoorbeeld indien hij dit van belang acht voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen.
De vergunninghouder moet de mogelijkheid tot deelname in ieder geval schorsen, indien de speler daarom verzoekt. De speler kan hiervoor verschillende redenen hebben. Zo kan hij bijvoorbeeld tot het inzicht zijn gekomen dat hij teveel speelt en hij zijn speelgedrag wil matigen met een tijdelijke zelf-uitsluiting, zonder direct zijn inschrijving als speler te beëindigen. Hij kan het tijdelijk ook te druk hebben met andere zaken en daarom niet deel willen kunnen nemen aan de vergunde kansspelen. De vergunninghouder moet zijn wens tot tijdelijke schorsing van de mogelijkheid tot deelname respecteren.
De vergunninghouder moet de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen ook schorsen, indien hij redelijkerwijs moet vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving. Die voorwaarden zijn opgenomen in artikel 31k, tweede lid, van de wet en de artikelen 4.11 tot en met 4.14 van dit besluit.
De mogelijkheid tot deelname moet bijvoorbeeld worden geschorst bij vermoedens van manipulatie of andere overtredingen van de speler om een eerlijk spelverloop te garanderen. Ook wanneer er vermoedens bestaan dat anderen dan de ingeschreven speler gebruik maken van diens unieke identificator, moet de speler worden geschorst. In het kader van bijvoorbeeld verslavingspreventie en het voorkomen van fraude, witwassen en andere criminaliteit is het van belang dat de vergunninghouder altijd weet wie er deelneemt aan de door hem aangeboden kansspelen. Bij vermoedens van aanmelding met de unieke identificator door een ander dan de speler aan wie die is toegekend, is onzeker wie daadwerkelijk deelneemt aan de vergunde kansspelen. Vermoedens dat een speler niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor inschrijving kunnen ontstaan door de systematische analyse van het speelgedrag (tweede lid) of bijvoorbeeld door meldingen van derden.
Tenslotte moet de vergunninghouder de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen in ieder geval schorsen, indien hij redelijkerwijs moet vermoeden dat de betrokken speler door onmatige deelname aan kansspelen of door kansspelverslaving zichzelf of zijn naasten schade kan berokkenen, die speler zich niet eigener beweging tijdelijk wil uitsluiten van deelname aan de vergunde kansspelen door inschrijving in het centraal register uitsluiting kansspelen, en de kansspelautoriteit hiervan in kennis is gesteld met het oog op onvrijwillige inschrijving van die speler in dat register (artikel 33da Wok). Indien de vergunninghouder tot de conclusie komt dat een bepaalde speler in aanmerking zou moeten komen voor onvrijwillige inschrijving in het register, is het niet verantwoord deze speler in de tussentijd, voordat hij daadwerkelijk in dat register is ingeschreven, nog wel in staat te stellen deel te nemen aan de vergunde kansspelen. De vergunninghouder heeft in dat geval immers geconstateerd dat die speler hiermee zichzelf of naasten schade kan berokkenen.
In de Regeling kansspelen op afstand kunnen, indien nodig, andere gevallen worden geregeld waarin de vergunninghouder de mogelijkheid tot deelname moet schorsen (artikel 4.23).
Bij het vorenstaande is van belang dat uit de Wwft voortvloeit dat de speler, ten aanzien van wie een enkele verdenking van witwissen bestaat die tot een melding van een ongebruikelijke transactie bij de FIU heeft geleid, hierover in het belang van het onderzoek niet wordt geïnformeerd. In dat geval blijft schorsing van de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen daarom vooralsnog achterwege.
Tweede lid
Op grond van de artikelen 4.5 en 4.7 moet de vergunninghouder een integriteitsbeleid voeren dat gericht is op het onderkennen en voorkomen van witwassen en financiering van terrorisme, van overtreding van sanctieregelingen, van fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen en van matchfixing. Daartoe moet hij in ieder geval relevante gegevens systematisch registreren en analyseren. Uit deze analyse kunnen signalen voortkomen op grond waarvan de vergunninghouder redelijkerwijs moet vermoeden dat niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving.
Op grond van de artikelen 12 tot en met 14 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen moet de vergunninghouder ter uitvoering van het verslavingspreventiebeleid gegevens registreren en analyseren. De vergunninghouder moet in ieder geval die analyse betrekken bij de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder c.
Artikel 4.19
Indien de vergunninghouder de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen ten aanzien van een bepaalde speler heeft geschorst omdat hij vermoedt dat niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving (artikel 4.18, eerste lid, onder b) moet hij de gegrondheid van dat vermoeden onderzoeken. De mogelijkheid tot deelname wordt geschorst voor de duur van dat onderzoek.
Indien de vergunninghouder de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen heeft geschorst omdat hij bij de betrokken speler – kort gezegd – problematisch speelgedrag vermoedt en ten aanzien van die speler met het oog op diens onvrijwillige inschrijving in het centraal register uitsluiting kansspelen een kennisgeving aan de kansspelautoriteit heeft gedaan (artikel 4.18, eerste lid, onder c), duurt de schorsing tot het moment waarop de kansspelautoriteit de betrokken speler in het register heeft ingeschreven of de vergunninghouder heeft bericht hiertoe geen of onvoldoende aanleiding te zien.
In de Regeling kansspelen op afstand zijn regels opgenomen omtrent de maximale duur van de onvrijwillige schorsing en daarmee ook de maximale duur waarbinnen het onderzoek door de vergunninghouder moet zijn afgerond.
Artikel 4.20
De schorsing van de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen heeft geen gevolgen voor de toegang van de speler tot de gegevens met betrekking tot diens speelrekening. De vergunninghouder moet de speler ook ingeval van schorsing in staat stellen het saldo en het overzicht van de eerdere transacties in te zien. Wel zijn diens mogelijkheden om tegoeden van een betaalrekening naar de speelrekening over te boeken en, afhankelijk van de reden van de schorsing, van de speelrekening naar de tegenrekening over te boeken, op grond van de artikelen 4.27 en 4.29 beperkt.
Artikel 4.21
Indien de inschrijving van de speler wordt beëindigd, mag die speler niet langer deelnemen aan de vergunde kansspelen en moet ook de mogelijkheid tot aanmelding voor deelname aan die kansspelen worden beëindigd.
Artikel 4.22
De vergunninghouder moet zijn spelsysteem zodanig inrichten dat de speler niet continu kan zijn aangemeld voor deelname aan de vergunde kansspelen. Doorlopende aanmelding brengt het risico mee dat anderen dan de ingeschreven speler gebruik maken van diens unieke identificator, hetgeen de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid ondermijnt en gelegenheid geeft tot witwassen.
Ook moet de vergunninghouder passende technische en organisatorische maatregelen treffen om het gebruik van de unieke identificator door anderen dan de speler aan wie die is toegekend, te onderkennen en te voorkomen. Te denken valt aan specifieke eisen die waarborgen dat spelers hun identificator altijd handmatig moeten invoeren voordat zij aan de vergunde kansspelen kunnen deelnemen.
Artikel 4.23
In de Regeling kansspelen op afstand kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inschrijving en aanmelding als speler en de deelname aan spelen. Deze hebben in ieder geval betrokken op de duur van de schorsing van de speler. Daarnaast kan, bijvoorbeeld, worden geregeld dat de vergunninghouder bij de inschrijving van een persoon zonder burgerservicenummer, naast diens naam, voornamen, geboortedatum en geboorteplaats, ook andere gegevens moet opnemen, indien dat in de praktijk noodzakelijk blijkt te zijn voor de identificatie van die persoon. Ook kunnen, indien dit in de praktijk noodzakelijk blijkt voor de preventie van kansspelverslaving, nadere regels worden gesteld met betrekking tot het spelersprofiel. In ieder geval is in de Regeling kansspelen op afstand geregeld hoe lang de schorsing van de mogelijkheid tot aanmelding duurt in die gevallen waarin die schorsing onvrijwillig is.
Afdeling 4. Betalingstransacties
Op grond van artikel 31l Wok worden in deze afdeling regels gesteld met betrekking tot de betalingen tussen de vergunninghouder en de speler, de door de vergunninghouder te treffen waarborgen voor het veilige verloop van de betalingen, de afscheiding van de spelerstegoeden van het risicodragend vermogen van de vergunninghouder en de uitkering van de spelerstegoeden aan de spelers.
Artikel 4.24
Betalingstransacties die in het kader van de vergunde kansspelen plaatsvinden tussen de speler en de vergunninghouder, verlopen via de speelrekening van de speler. Dit is een door de vergunninghouder in het spelsysteem op naam van de speler aangehouden rekening met speeltegoeden van die speler. Die speeltegoeden kunnen bestaan uit (als bonussen verstrekte) gratis speeltegoeden die door de vergunninghouder ter beschikking van de speler zijn gesteld, uit tegoeden die door de speler met het oog op het inzetten bij de vergunde kansspelen van zijn betaalrekening naar zijn speelrekening overmaakt en uit door de speler behaalde speelwinst.
Betalingstransacties verlopen uitsluitend tussen de vergunninghouder en individuele spelers. Uit artikel 4.27, tweede lid, volgt dat het niet is toegestaan dat betalingstransacties tussen speelrekeningen van verschillende spelers plaatsvinden. Dergelijke transacties zijn immers niet nodig voor de organisatie van de vergunde kansspelen en zouden daarom onnodig de risico’s op witwassen en fraude verhogen.
Een negatief saldo op de speelrekening is niet toegestaan (artikel 4.28), aangezien dit kredietverlening door de vergunninghouder aan de speler zou betekenen.
De speelrekening moet zijn gekoppeld aan een betaalrekening bij een bank of een betaaldienstverlener (de tegenrekening). Dit volgt uit de definitie van de speelrekening in artikel 1.1. Bij het openen van die rekening is de identiteit van de rekeninghouder door die bank of betaaldienstverlener vastgesteld en geverifieerd. Met de betaling van de tegenrekening naar de speelrekening (artikel 4.27, eerste lid) wordt bevestigd dat de speler ook de houder van de tegenrekening is. In beginsel zijn de bij deelname aan de vergunde kansspelen in te zetten gelden afkomstig van die tegenrekening, waarop ook de behaalde speelwinst wordt gestort zodat die ter vrije beschikking van de speler kunnen komen. Na de eerste creditering van de speelrekening kan de speler de speelrekening echter ook crediteren met geld van een andere betaalrekening. Hij kan daarbij gebruik maken van ieder door de vergunninghouder aanvaard betaalinstrument, mits dat is uitgegeven door een vergunninghoudende kredietinstelling of betaaldienstverlener en het niet gaat om anonieme betaalinstrumenten (tweede lid).
Doorgaans gaat de exploitatie van een betaalrekening door een bank of betaaldienstverlener samen met de uitgifte van een betaalinstrument. Voor de betalingstransacties tussen de speler en de vergunninghouder kunnen in beginsel diverse betaalinstrumenten worden gebruikt, met dien verstande dat anonieme betaalinstrumenten niet zijn toegestaan en dat de gebruikte betaalinstrumenten moeten zijn uitgegeven door een vergunninghoudende bank of betaalinstelling. Deze instellingen moeten voldoen aan anti-witwasverplichtingen en staan onder toezicht, waardoor het risico op witwassen of financiering van terrorisme wordt beperkt. Op grond van het tweede lid mag de vergunninghouder voor betalingstransacties met de speler uitsluitend het gebruik toestaan van betaalinstrumenten die ondubbelzinnig zijn te herleiden tot de persoon van de speler. Hierdoor zijn anonieme betalingstransacties niet mogelijk en kunnen de geldstromen tot de persoon van de speler worden getraceerd.
De vergunninghouder die niet direct kan vaststellen of het door de speler gebruikte betaalinstrument ondubbelzinnig is te herleiden tot de persoon van die speler, kan bij de beoordeling documenten uit betrouwbare bron betrekken waaruit dit alsnog blijkt.
Een betalingstransactie heeft per definitie betrekking op geldverkeer. Artikel 4.24 staat er op zichzelf niet aan in de weg dat prijzen in natura kunnen worden uitgeloofd en uitgekeerd. In dat geval vindt betaling aan de speler vanzelfsprekend niet plaats via de speelrekening en de tegenrekening. In natura uitgekeerde prijzen moeten ook zodanig gedocumenteerd worden dat zij tot de persoon van de speler te herleiden zijn. Op grond van artikel 4.33 worden hierover nadere regels gesteld in de Regeling kansspelen op afstand.
Artikel 4.25
Eerste lid
De vergunninghouder mag per speler slechts één enkele speelrekening openen en aanhouden. Meer dan één speelrekening per speler is niet nodig voor het organiseren van kansspelen op afstand of voor het deelnemen aan de vergunde kansspelen. Het aanhouden van meerdere speelrekeningen verhoogt de risico’s van witwassen en fraude en compliceert de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid en het nalevingstoezicht.
De vergunninghouder mag geen speelrekening openen en aanhouden ten name van een persoon die niet bij hem als speler is ingeschreven. In deze gevallen is de identiteit van de betrokken persoon veelal niet vastgesteld. Aan een dergelijke persoon mogen ook geen kansspelen op afstand worden aangeboden (artikel 31k Wok), waardoor betalingstransacties in het kader van de vergunde kansspelen ook niet aan de orde kunnen zijn. De speelrekening is immers uitsluitend bedoeld voor geldbetalingen tussen de speler en de vergunninghouder. Hieruit volgt dat de speelrekening moet worden gesloten, indien de inschrijving van de speler wordt beëindigd en de betrokken persoon dus niet langer bij die vergunninghouder kan spelen.
Het spelsysteem van de vergunninghouder moet technisch zodanig zijn ingericht dat een speelrekening pas wordt geopend na inschrijving van de betrokken persoon als speler, dat de speelrekening wordt gesloten bij beëindiging van die inschrijving en dat het openen en aanhouden van meerdere speelrekeningen ten name van één persoon niet mogelijk is.
Tweede lid
De vergunninghouder moet ervoor zorgen dat crediteringen en debiteringen van de speelrekening altijd zo snel mogelijk plaatsvinden. Dit betekent dat stortingen, gedane inzetten, behaalde speelwinsten en uitgekeerde tegoeden altijd zo snel mogelijk op de speelrekening zichtbaar moeten zijn. Voor de speler is het van belang dat het saldo op zijn speelrekening altijd de laatste stand van zaken weergeeft, zodat hij weet over welk tegoed hij nog beschikt. Ook mogen speeltegoeden bij een verzoek tot uitbetaling niet onnodig lang worden aangehouden door de vergunninghouder, bijvoorbeeld om rente te kweken.
Derde lid
De vergunninghouder staat een speler slechts toe om één tegenrekening op te geven. Uit artikel 4.29 volgt dat de vergunninghouder tegoeden van de speelrekening alleen uitbetaalt op deze tegenrekening van de speler. Deze maatregelen zijn in het belang van het voorkomen van fraude en witwassen. In artikel 4.29 worden ook regels gesteld voor de wijziging van de opgegeven tegenrekening.
Artikel 4.26
Met de verificatie van de identiteit van de speler kan enige tijd zijn gemoeid. Daarom kan een speler wiens identiteit bij diens inschrijving is vastgesteld, al deelnemen aan vergunde kansspelen op afstand voordat zijn identiteit geverifieerd is. Deze mogelijkheid voorkomt dat de speler gebruik wil gaan maken van de diensten van illegale aanbieders. Uit ervaringen van andere landen die kansspelen op afstand hebben gereguleerd blijkt dat dit de kanalisatie bevordert.
Die mogelijkheid is in het belang van het voorkomen van witwaspraktijken wel beperkt. De verificatie van de identiteit van de speler moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 30 dagen na inschrijving zijn voltooid (artikel 4.15). Indien de verificatie niet binnen 30 dagen is afgerond of indien de opgegeven identiteit niet overeen blijkt te komen met de werkelijke identiteit van de speler, moet de inschrijving als speler worden beëindigd (artikel 4.16), waarbij ook de speelrekening moet worden gesloten (artikel 4.24). In dat geval wordt het saldo op de speelrekening, na aftrek van eventueel gratis speeltegoed en het speelverlies of de behaalde speelwinst, aan die speler uitgekeerd. Speelwinst wordt daarbij dus niet overgemaakt naar de tegenrekening van de speler.
De mogelijkheid om voorafgaand aan de verificatie deel te nemen aan de vergunde kansspelen is ook beperkt in omvang. De speler kan, voordat zijn identiteit is geverifieerd, in totaal maximaal € 1.500 naar de speelrekening overmaken. Een betaling waarmee dit maximum wordt overschreden, mag niet door de vergunninghouder worden aanvaard. Het saldo kan door behaalde speelwinst wel meer dan € 1.500 bedragen, maar speelwinst mag niet worden uitgekeerd voordat de verificatie is voltooid.
Artikel 4.27
In het belang van het voorkomen van witwassen en kansspelverslaving stelt dit artikel een aantal beperkingen aan de creditering van de speelrekening.
Eerste lid
Omdat de speelrekening uitsluitend bedoeld is voor de betalingstransacties die in het kader van de vergunde kansspelen tussen de individuele speler en de betrokken vergunninghouder plaatsvinden, kan die speelrekening slechts worden gecrediteerd met geldmiddelen uit een beperkt aantal bronnen.
Het gaat om geld dat de speler van zijn tegenrekening of van een andere, op zijn naam gestelde betaalrekening bij een vergunninghoudende bank of betaaldienstverlener naar zijn speelrekening overboekt om in te zetten bij de vergunde kansspelen. Verder gaat het om de speelwinst die de speler heeft behaald en die via de speelrekening kan worden overgeboekt naar de tegenrekening van de speler. Daarnaast kan de vergunninghouder die de speelrekening aanhoudt, die speelrekening crediteren met een gratis speeltegoeden (bonussen).
Creditering van de speelrekening uit andere bron is niet toegestaan. Artikel 4.27 staat er dus aan in de weg dat de speelrekening wordt gebruikt voor bijvoorbeeld betalingen tussen spelers onderling of voor het verstrekken van een gratis speeltegoed door een ander dan de vergunninghouder die de speelrekening aanhoudt. Dit zou onaanvaardbare risico’s op witwassen met zich mee brengen.
Een en ander laat onverlet dat technische storingen in het spelsysteem van de vergunninghouder moeten kunnen worden gecorrigeerd. Onderbreking van een speelsessie als gevolg van bijvoorbeeld een tijdelijke uitval van de elektronische middelen mogen geen negatief effect hebben op het saldo op de speelrekening van een speler. Dergelijke corrrecties moeten met het oog op de mogelijkheid tot reconstructie van het spelverloop worden geregistreerd (artikel 4.32) en voor toezichtsdoeleinden ook in de controledatabank worden opgenomen (artkel 5.3).
Tweede lid
Het tweede lid regelt gevallen waarin de vergunninghouder de speelrekening van een speler niet mag crediteren met geld dat afkomstig is van die speler.
Onderdeel a
Bij zijn inschrijving heeft de speler aangegeven welke bedragen hij dagelijks, wekelijks of maandelijks maximaal op zijn speelrekening wil storten, en wat het maximale bedrag is dat hij op enig moment op zijn speelrekening wil hebben. De speler kan deze financiële grenzen van het spelersprofiel na zijn inschrijving als speler wel aanpassen (met inachtneming van artikel 4.13, derde lid), maar niet overschrijden. Dit betekent dat de vergunninghouder de speelrekening niet mag crediteren, voor zover daardoor de grenzen van het spelersprofiel zouden worden overschreden. Indien creditering niet te voorkomen is, moet het saldo dat de profielgrens overschrijdt direct worden teruggestort. Indien de grenzen van het spelersprofiel worden overschreden door behaalde speelwinsten, moet het bedrag waarmee het saldo de grens in het spelersprofiel wordt overschreden door de vergunninghouder naar de tegenrekening worden overgeboekt (artikel 4.29, derde lid, onder b). Uit artikel 4.26 volgt daarnaast dat de vergunninghouder de speelrekening voorafgaand aan de verificatie van de identiteit van de speler niet mag crediteren met geldmiddelen van de speler, indien die in totaal het maximum van € 1.500 hebben bereikt.
Onderdeel b
Indien de mogelijkheid van deelname aan de vergunde kansspelen is geschorst, kan de speler niet deelnemen aan de vergunde kansspelen. In dat geval mag de vergunninghouder ook geen geldmiddelen van die speler op diens speelrekening bijschrijven. Om die reden mag de vergunninghouder in geval van schorsing ook geen gratis speeltegoed op de speelrekening bijschrijven. Dit geldt ongeacht de reden van de schorsing.
Omdat de speler bij schorsing niet kan spelen, zal er in het algemeen ook geen sprake zijn van speelwinst die op de speelrekening kan worden bijgeschreven. Wel is denkbaar dat na de schorsing alsnog speelwinst wordt geboekt, bijvoorbeeld indien de speler voorafgaand aan de schorsing een weddenschap heeft afgesloten op de uitkomst van een sportwedstrijd die pas na de schorsing wordt gespeeld en waarbij na de schorsing alsnog speelwinst wordt geboekt. Die speelwinst kan op de speelrekening worden bijgeboekt.
Artikel 4.28
Dit artikel bepaalt uitdrukkelijk dat de vergunninghouder geen negatief saldo op de speelrekening mag toestaan. Een negatief saldo op de door de vergunninghouder beheerde speelrekening zou in wezen betekenen dat de vergunninghouder fungeert als kredietverstrekker van de speler bij diens deelname aan kansspelen. Dit is vanuit de optiek van een verantwoorde en betrouwbare organisatie van kansspelen op afstand, verantwoord speelgedrag en verslavingspreventie onwenselijk. Om die reden mag de vergunninghouder ook buiten de speelrekening om geen krediet(bemiddeling) aan spelers verschaffen (artikel 4.2).
Voorts mag hij een speler niet toestaan deel te nemen aan de vergunde kansspelen, indien het (positieve) saldo op de speelrekening daarvoor ontoereikend is. In een dergelijk geval zou deelname alsnog kunnen leiden tot een negatief saldo of tot een situatie waarin de betrokken speler het spel niet zou kunnen uitspelen.
Artikel 4.29
Eerste lid
De speelrekening is bedoeld voor betalingen tussen de vergunninghouder en de speler die plaatsvinden in het kader van de vergunde kansspelen. Tegoeden op de speelrekening kunnen worden ingezet bij het spel, worden afgeschreven naar de tegenrekening van de speler of worden afgeschreven naar de betaalrekening van de vergunninghouder. Tegoeden kunnen dus niet van de speelrekening naar de betaal- of speelrekening van een andere speler worden overgemaakt en evenmin naar een andere betaalrekening van de speler dan diens tegenrekening.
Bij betalingen van de speelrekening ten gunste van de betaalrekening van de vergunninghouder valt te denken aan de vergoeding die de speler aan de vergunninghouder verschuldigd is voor het organiseren van de vergunde kansspelen. Dit is gebruikelijk bij bepaalde jeux de cercle als poker en bepaalde sportweddenschappen, waarbij de spelers tegen elkaar spelen en de vergunninghouder het spel slechts faciliteert en daarvoor een vergoeding ontvangt.
Ook kan in dit verband worden gedacht aan speelwinst die niet aan de speler mag worden uitgekeerd, bijvoorbeeld omdat diens identiteit niet kan worden geverifieerd (artikel 4.15) of omdat de speelwinst is behaald met fraude als samenspanning tussen spelers of matchfixing. Hierover worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld (artikel 4.33).
Tweede lid
Uit artikel 4.24, tweede lid, volgt dat de speler voor stortingen op zijn speelrekening gebruik kan maken van ieder door de vergunninghouder aanvaard betaalinstrument, mits dat is uitgegeven door een vergunninghoudende kredietinstelling of betaaldienstverlener en het niet gaat om een anoniem betaalinstrument. Op grond van het tweede lid kan de speler echter pas geld op zijn tegenrekening laten uitkeren, nadat hij eerst minimaal één keer geld op zijn speelrekening heeft gestort dat afkomstig is van die tegenrekening. Hiermee stelt de vergunninghouder vast dat de opgegeven tegenrekening daadwerkelijk aan de betrokken speler toebehoort. Omdat alle speelwinsten op deze rekening worden uitgekeerd, is dit van belang in het kader van het voorkomen van fraude en witwassen. Indien de speler de opgegeven tegenrekening wil wijzigen, zal hij ook dan eerst vanaf de nieuwe tegenrekening een bedrag op zijn speelrekening moeten storten voordat tegoeden op de nieuwe tegenrekening kunnen worden uitgekeerd.
Derde lid
De debitering van de speelregeling ten gunste van de tegenrekening van de speler moet geschieden zodra de speler daarom vraagt en zodra de inschrijving van de speler op diens verzoek wordt beëindigd. De vergunninghouder moet ook het bedrag waarmee het saldo de grenzen van het spelersprofiel overschrijdt, naar de tegenrekening overboeken. Het saldo kan die grens bijvoorbeeld overschrijden door behaalde speelwinsten.
In bepaalde gevallen is het echter niet in het belang van de betrouwbare, verantwoorde en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen om gelden van de speelrekening aan de speler uit te keren zodra deze daarom vraagt of bij beëindiging van diens inschrijving op eigen verzoek. Uit artikel 4.26, onder b, volgt al dat tegoeden uit speelwinst of bonussen niet naar de speler worden overgemaakt, zo lang diens identiteit niet is geverifieerd. Indien de inschrijving van de speler vervolgens overeenkomstig artikel 4.16, onder b, wordt beëindigd omdat de identiteit niet kon worden geverifieerd, moet alleen het saldo van de speelrekening, voor zover het geen speelwinst of gratis speeltegoed betreft, direct worden uitgekeerd.
Vierde lid
Daarnaast is het niet wenselijk dat de vergunninghouder bij redelijke vermoedens van malversatie – te denken valt aan gevallen waarin de speler onjuiste gegevens heeft verstrekt bij de inschrijving of fraude heeft gepleegd – speelwinst en andere vormen van spelerstegoed moet uitkeren, voordat dat vermoeden is onderzocht en weggenomen. Bij een redelijk vermoeden van malversaties moet de vergunninghouder op grond van artikel 4.18 de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen van de betrokken speler schorsen. Indien die vermoedens gegrond blijken te zijn en de inschrijving van de speler op grond van artikel 4.16, onder c, wordt beëindigd, wordt het tegoed op de speelrekening niet aan die speler uitgekeerd.
Op grond van artikel 4.33 kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin (onverwijlde) uitkering van spelerstegoeden aan de speler niet in het belang van de betrouwbare, verantwoorde en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen is.
Artikel 4.30
De vergunninghouder moet in zijn organisatie de nodige waarborgen aanbrengen dat het saldo op de speelrekening te allen tijde, dus ook ingeval van calamiteiten als systeemuitval, surseance van betaling of faillissement, aan de rechthebbende speler kan worden uitgekeerd en ook daadwerkelijk zal worden uitgekeerd, uiteraard met inachtneming van de wettelijke voorschriften ter zake.
De vergunninghouder moet daartoe passende maatregelen treffen, die niet alleen veilig stellen dat te allen tijde inzichtelijk is welke speler recht heeft op welke uitkering (artikel 4.32), maar ook dat die uitkering daadwerkelijk zal plaatsvinden.
Het staat hem in beginsel vrij zelf te bepalen welke maatregelen hij daarvoor treft. Wel zullen in ieder geval de tegoeden op de speelrekeningen van het risicodragende kapitaal moeten zijn afgescheiden of zijn verzekerd (artikel 31l, tweede lid, Wok), en moet de daadwerkelijke uitkering aan de speler zijn gewaarborgd. Hij kan daarbij kiezen voor bijvoorbeeld een Nederlandse stichting naar het model waarop Nederlandse advocaten hun derdengelden afschermen, voor een trust naar Angelsaksisch model of voor een derdenrekening zoals die in de Nederlandse notariële en gerechtsdeurwaarderspraktijk wordt gebruikt.
Op grond van artikel 4.33 kunnen nadere regels worden gesteld aan de maatregelen die de vergunninghouder moet treffen om de uitkering van spelerstegoeden te waarborgen. De maatregelen worden beoordeeld door de kansspelautoriteit die de aanbieder, indien zij de waarborgen ontoereikend acht, in de gelegenheid kan stellen nadere maatregelen te treffen.
Artikel 4.31
In het belang van de consumentenbescherming moet de vergunninghouder de speler als onderdeel van de algemene informatieverstrekking informatie verstrekken over de wijze waarop de betalingen tussen hem en de speler plaats (kunnen) vinden. Ook moet van te voren duidelijk zijn welke voorwaarden daarvoor gelden. Als voorbeeld hiervan kunnen worden genoemd de kosten die de vergunninghouder bij de speler in rekening brengt voor het beheer van de speelrekening, de uitkeringen van spelerstegoeden of het gebruik van een bepaald betaalmiddel. In dit besluit zijn geen bepalingen opgenomen die er toe strekken dat dergelijke kosten niet of slechts beperkt in rekening mogen worden gebracht. Dit is aan de vergunninghouder om te bepalen. Wel moet de vergunninghouder hierover voorafgaand aan deelname aan het kansspel helderheid verschaffen.
De speler moet bovendien voldoende inzicht worden verschaft in het saldo van zijn speelrekening en de mutaties die hierop hebben plaatsgevonden. De speler kan hierdoor niet alleen de juistheid van de mutaties beoordelen bij eventuele vermoedens van fouten of onregelmatigheden, maar hij verkrijgt ook inzicht in zijn speelgedrag. De mutaties van de afgelopen 90 dagen dienen toegankelijk te zijn via de spelersinterface; oudere mutaties dienen in iedere geval tot 12 maanden nadat zij hebben plaatsgevonden op verzoek van de speler beschikbaar te worden gesteld.
Volledigheidshalve wordt er bij het vorenstaande op gewezen dat schorsing van de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen geen gevolgen heeft voor de gegevensverstrekking (artikel 4.20). Ook indien de ingeschreven speler (tijdelijk) niet aan de vergunde kansspelen mag deelnemen, heeft hij als regel recht op inzicht in het saldo van zijn speelrekening en de mutatie-overzichten, bedoeld in het tweede en derde lid. Schorsing van de mogelijkheid tot aanmelding beperkt wel de mogelijkheid tot het muteren van de speelrekening in die zin dat de speler geen geld op de speelrekening kan bijschrijven en in bepaalde gevallen geen spelerstegoeden kan laten uitkeren (artikelen 4.27 en 4.29).
Artikel 4.32
Een goede registratie van de betalingstransacties tussen de vergunninghouder en de speler, gekoppeld aan de door die speler beoefende kansspelen die aan die transacties ten grondslag liggen, maakt het mogelijk het verloop van ieder spel te reconstrueren en bij vermoedens van oneerlijk spelverloop nader te onderzoeken. Een goede registratie is uiteraard ook vereist voor de uitkering aan de spelers van de spelerstegoeden door de vergunninghouder of – indien deze daartoe niet in staat is – door een derde (artikel 4.30). Ten slotte is de registratie noodzakelijk voor de controle op de belastingaangifte.
Op grond van artikel 4.33 is in de Regeling kansspelen op afstand nader uitgewerkt welke gegevens met betrekking tot de betalingstransacties en het verloop van de aan die transacties ten grondslag liggende kansspelen moeten worden geregistreerd om reconstructie van het verloop van het spel, de daadwerkelijke uitkering van de spelerstegoeden en eventuele prijzen in natura, en voorts doelmatig en doeltreffend toezicht op naleving van de Wok, de Wwft, de Wet KSB en de Sanctiewet 1977 mogelijk te maken. Ook vermoedens van oneerlijk spelverloop in het verleden moeten kunnen worden onderzocht. In die ministeriële regeling wordt ook nader uitgewerkt hoe lang die gegevens door de vergunninghouder moeten worden bewaard. Daarbij is aansluiting gezocht bij de fiscale en de anti-witwaswetgeving die bewaartermijnen van zeven en vijf jaar kennen.
Artikel 4.33
Afdeling 5 bevat bepalingen met betrekking tot de betalingen tussen de spelers en de vergunninghouders. Omdat de praktijk op het gebied van betalingstransacties complex is en zich snel kan ontwikkelen, kunnen op grond van artikel 4.33 in de Regeling kansspelen op afstand hierover nadere regels worden gesteld. In ieder geval worden in de Regeling kansspelen op afstand nadere regels gesteld met betrekking tot de registratie van de betalingstransacties, bedoeld in artikel 4.32. Deze hebben onder meer betrekking op de gegevens die nodig zijn om het spelverloop te kunnen reconstrueren en de bewaartermijnen. Ook wordt nader geregeld hoe snel deze gegevens moeten worden geregistreerd. Daarbij wordt met het oog op de betrouwbaarheid van die gegevens gedacht aan een near real-time registratie. In de Regeling kansspelen op afstand wordt voorts nader uitgewerkt op welke betrouwbare en controleerbare wijze prijzen in natura kunnen worden uitgekeerd.
Afdeling 5. Consumentenbescherming
Consumenten moeten een weloverwogen keuze kunnen maken of zij willen deelnemen aan bepaalde kansspelen op afstand. Indien dat het geval is, moeten zij ook een weloverwogen keuze kunnen maken tussen de diensten van de verschillende vergunninghouders. De vergunninghouder moet voldoende informatie beschikbaar stellen om die keuze mogelijk te maken. Deze afdeling regelt de algemene informatie die de vergunninghouder in ieder geval aan de consument ter beschikking moet stellen. Hierbij is waar mogelijk aangesloten bij Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011, PbEU L 304/64 van 22 november 2011, betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, die niet van toepassing is op overeenkomsten betreffende gokactiviteiten waarbij bij kansspelen een inzet met een waarde in geld wordt gedaan, met inbegrip van loterijen, casinospelen en weddenschappen (artikel 3, derde lid, onder c). Deze afdeling bevat ook minimumeisen met betrekking tot de klantendienst en de klachten- en geschillenbeslechtingsprocedure van de vergunninghouder.
Artikel 4.34 (algemene gegevens)
Eerste lid
De speler moet goed geïnformeerd de keuze kunnen maken om bij een vergunninghouder deel te nemen aan kansspelen op afstand. De vergunninghouder moet de speler daarom op duidelijke en begrijpelijke van de nodige relevante informatie voorzien.
Onderdeel a
Met het oog op bescherming van de consument moet de speler op begrijpelijke en duidelijke wijze toegang hebben tot de vergunning en de relevante contactgegevens van de vergunninghouder.
Onderdeel b
De speler moet erop kunnen vertrouwen dat het spel eerlijk verloopt en betrouwbaar is, en dat zijn speelwinst ook daadwerkelijk wordt uitgekeerd. Daarom moet de vergunninghouder op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie verstrekken over zijn beleid ter voorkoming van kansspelgerelateerde criminaliteit.
Onderdeel c
Wanneer de vergunninghouder algemene voorwaarden stelt, biedt hij de consument hier op begrijpelijke en duidelijke wijze toegang toe.
Onderdeel d
Het moet voor de spelers duidelijk zijn wat de spelregels zijn van de verschillende kansspelen die de vergunninghouder aanbiedt. De vergunninghouder omschrijft hoe de winnaar of winnaars van het kansspel en eventueel de winnaar of winnaars van de jackpot worden bepaald, alsmede hoe de prijs (of prijzen) worden verdeeld. Voor zover mogelijk vermeldt de vergunninghouder het theoretische uitbetalingspercentage, al dan niet gebaseerd op de meest ideale speelstrategie. Daarbij wordt ook vermeld of het vastgestelde uitbetalingspercentage inclusief een jackpot is. Dit uitbetalingspercentage is het percentage van de totale inleg van een spel dat als prijzengeld weer aan spelers uitgekeerd wordt.
Onderdeel e
Indien een vergunninghouder voor het deelnemen aan kansspelen kosten in rekening brengt, anders dan de voor dat kansspel vereiste inzet, dient de vergunninghouder inzichtelijk te maken welke kosten dat zijn en welke belastingen via de vergunninghouder worden betaald. Dit onderdeel is bijvoorbeeld van belang wanneer een vergunninghouder administratiekosten, verzendkosten of betaalkosten in rekening brengt.
Onderdeel f
Indien de vergunninghouder kosten in rekening brengt voor het gebruik van de techniek van het kansspel op afstand, vermeldt hij dit specifiek. Deze kosten bestaan bijvoorbeeld uit de rake voor poker of de commissie voor het aanbieden van weddenschappen tussen spelers onderling.
Onderdeel g
De vergunninghouder moet aangeven hoe de speler gebruik kan maken van de klachtenregeling, bedoeld in artikel 4.36.
Tweede lid
De informatie bedoeld in het eerste lid moet eenvoudig vindbaar en bereikbaar zijn voor de speler, bijvoorbeeld door een directe en duidelijk zichtbare link op de spelersinterface. De informatie moet ondubbelzinnig, in begrijpelijk taalgebruik en zo volledig mogelijk aan de speler worden gepresenteerd.
Derde lid
De speler kan via de landingspagina of de spelersinterface van een vergunninghouder direct toegang verkrijgen tot de website van de kansspelautoriteit.
Artikel 4.34a
Met het oog op de bescherming van de speler bij eventuele geschillen met betrekking tot een kansspelovereenkomst met een buiten Nederland gevestigde kansspelaanbieder is het wenselijk – om drempels voor de rechtsbescherming van die speler weg te nemen – dat de desbetreffende kansspelovereenkomst wordt beheerst door het Nederlandse recht en dat de Nederlandse rechter bevoegd is daarover kennis te nemen. Dit is met name van belang voor vergunninghouders die buiten de EU of EER zijn gevestigd. Uit de artikelen 15 en 16 van Verordening 44/2001 van 22 december 2000, PbEU L12/1 van 16 januari 2001, betreffende de rechtelijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I) volgt immers al dat, als de speler dat wenst, de Nederlandse rechter bevoegd is in rechtsvorderingen, ingesteld door een in Nederland wonende speler tegen een in een andere lidstaat gevestigde vergunninghouder. Uit artikel 6, eerste lid, van Verordening 593/2008 van 17 juni 2008, PbEU L 177/6 van 4 juli 2008, inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) vloeit daarnaast voort dat die kansspelovereenkomst wordt beheerst door het Nederlands recht. Een krachtens het tweede lid van die bepaling gemaakte rechtskeuze kan er niet toe leiden dat het Nederlandse (dwingendrechtelijk geregelde) consumentenrecht buiten toepassing blijft. Zo is bijvoorbeeld geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van een geschil over een kansspelovereenkomst tussen een Nederlandse speler en een op Malta gevestigde kansspelaanbieder en dat daarbij het Nederlandse recht van toepassing is (Rechtbank Amsterdam 7 mei 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2477). Ook indien in het belang van de gewenste kanalisatie van kansspelen op afstand een vergunning is verleend aan een kansspelaanbieder die buiten de EU of EER is gevestigd, moet de Nederlandse speler bij een geschil de Nederlandse rechter kunnen adiëren die het Nederlandse recht toepast.
Artikel 4.35
Dit artikel verplicht de vergunninghouder een klantendienst te onderhouden die die in ieder geval tijdens de uren waarop daadwerkelijk aan de vergunde kansspelen op afstand kan worden deelgenomen, voor de consument rechtstreeks en op eenvoudige wijze bereikbaar is. Met «rechtstreeks» wordt bedoeld dat de speler snel en eenvoudig contact moet kunnen hebben met het personeel van de vergunninghouder. De klantendienst moet elektronisch continu bereikbaar zijn en telefonisch minimaal 12 uur per dag.
Bij de klantendienst kan de speler desgewenst kosteloos terecht met vragen over de vergunde kansspelen en de wijze waarop die worden georganiseerd, bijvoorbeeld over het verloop van een bepaald spel of het saldo van zijn speelrekening.
In de Regeling kansspelen op afstand kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de klantendienst. Daarbij kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld met betrekking tot de communicatiemiddelen waarmee de klantendienst in ieder geval bereikbaar met zijn.
Artikel 4.36
Dit artikel verplicht de vergunninghouder te beschikken over een transparante, eenvoudige en voor de consument kosteloze klachten- en geschilbeslechtingsprocedure. In ieder geval moet de ontvangst van de klacht worden bevestigd en moet de klacht zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen acht weken wordt afgehandeld. De klager wordt op gepaste wijze en gemotiveerd in kennis gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en de conclusies die daaraan worden verbonden. Klachten die niet in der minne worden opgelost, moeten aan de kansspelautoriteit worden gemeld. Die kunnen voor de kansspelautoriteit een signaal vormen dat van belang is voor haar risico-gestuurde toezicht op de vergunninghouder. Dit betekent dus niet dat de kansspelautoriteit de behandeling van die klacht overneemt.
Op grond van artikel 4.39 worden in de Regeling kansspelen op afstand nadere regels gesteld met betrekking tot de behandeling van klachten. Deze hebben in ieder geval betrekking op de wijze waarop de vergunninghouder de klachten administreert.
Artikel 4.37
De speler moet in ieder geval in de Nederlandse taal kunnen communiceren met de vergunninghouder. Dat betekent dat alle gesprekken en correspondentie tussen de speler en de vergunninghouder in het Nederlands gevoerd moet kunnen worden. Het staat de vergunninghouder vrij om spelers die dat wensen ook in andere talen van dienst te zijn.
Artikel 4.38
[vervallen]
Artikel 4.39
In de Regeling kansspelen op afstand wordt in ieder geval een nadere uitwerking opgenomen van de voorschriften met betrekking tot de informatieverstrekking aan de consument, de klantendienst en klachtenprocedure. Daarbij kunnen ook nadere regels kunnen gesteld aan de door de vergunninghouder gehanteerde algemene voorwaarden, voor zover dat in het belang is van de consumentenbescherming.
Afdeling 6. Het spelsysteem
Op grond van artikel 31h, eerste lid, van de wet richt de vergunninghouder zijn bedrijfsvoering zodanig in, dat een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen en het nalevingstoezicht en de handhaving van de Wok, de Wwft en de Sanctiewet 1977 zijn gewaarborgd. Daartoe moet zijn spelsysteem ingevolge het tweede lid in ieder geval voldoen aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde technische en operationele vereisten met betrekking tot de veiligheid, vertrouwelijkheid, eerlijkheid, continuïteit, betrouwbaarheid, controleerbaarheid en geschiktheid van de bedrijfsvoering, en door een geaccrediteerde keuringsinstelling zijn gekeurd. In de toelichting op artikel 31h Wok (Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nr. 3, pp. 98–100) is hierop uitgebreid ingegaan.
Aan het spelsysteem van de vergunninghouder worden technische en operationele eisen gesteld. Dit betreft eisen die algemeen aan de systemen van een dienstverlener gesteld kunnen worden, bijvoorbeeld op het gebied van kwaliteitsmanagement, informatiebeveiliging en IT-beheer, en eisen die specifiek samenhangen met het organiseren van kansspelen op afstand. Onderdeel van de kansspel-specifieke eisen vormen ook de eisen aan het systeem ten behoeve van het toezicht op naleving door de vergunninghouder van de Wok, de Wwft en de Sanctiewet 1977. Hierbij is zo veel mogelijk aangesloten bij eisen die ook door andere lidstaten worden gesteld.
In diverse delen van dit besluit en het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen zijn ter uitvoering van artikel 31h, tweede lid, Wok kansspel-specifieke eisen opgenomen. Gewezen wordt op onder meer op hoofdstuk 4, afdeling 3, dat bepalingen bevat met betrekking tot de inschrijving en de aanmelding als speler en de speelrekening, en hoofdstuk 3 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen waarin een uitwerking van het verslavingspreventiebeleid en het centraal register uitsluiting kansspelen is opgenomen. Een meer gedetailleerde uitwerking is opgenomen in de Regeling kansspelen op afstand en de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.
Artikel 4.40
Dit artikel verplicht de vergunninghouder een algemeen kwaliteitsmanagementssysteem, een informatiebeveiligingssysteem en een systeem voor het beheer van de informatietechnologie en- communicatienetwerken te ontwikkelen, toe te passen en te onderhouden, dat aan bepaalde minimumvereisten voldoet. Het gaat hierbij om generieke eisen die aan het spelsysteem van de vergunninghouder worden gesteld. Deze zijn bedoeld om de kwaliteit van de dienstverlening te borgen ten aanzien van die dienstverlening, de informatiebeveiliging en het IT-beheer.
Het algemene kwaliteitsmanagementsysteem moet waarborgen dat de organisatie van de vergunninghouder daadwerkelijk in staat is om te voldoen aan de eisen die de relevante regelgeving stelt. Uitgangspunt is dat de vergunninghouder de raad van bestuur aantoont conform de gestelde eisen te opereren. Een van de methoden om conformiteit te bewijzen is het beschikken over een ISO 9001 certificering.
Omdat de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen op afstand per definitie gepaard gaat met vertrouwelijke gegevens, waaronder de burgerservicenummers en andere – al dan niet bijzondere – persoonsgegevens van spelers en gegevens met betrekking tot hun deelname aan de vergunde kansspelen, moet de vergunninghouder ook beschikken over een systeem van informatiebeveiliging. Hier worden daarom eisen aan gesteld. Deze hebben onder meer betrekking op doorlopende risico-inventarisatie door de vergunninghouder, zijn beveiligingsbeleid, de organisatie van zijn informatiebeveiliging, het beheer van de relevante bedrijfsmiddelen, en de relevante aspecten van zijn personeelsbeleid, de fysieke beveiliging van zijn computers en servers en hun omgeving, het beheer van communicatie- en bedieningsprocessen, de beperking en beveiliging van toegang tot gegevens, de verwerving, ontwikkeling en onderhoud van informatiesystemen, het beheer van informatiebeveiligingsincidenten, de bescherming, het onderhoud en het herstel van kritieke processen en systemen, en het veiligstellen van de naleving binnen de eigen organisatie van het eigen beleid en de eisen die voortvloeien uit de AVG en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Een van de methoden om conformiteit te bewijzen is het beschikken over een ISO 27001 certificering.
De organisatie van de kansspelen op afstand geschiedt per definitie met behulp van elektronische communicatiemiddelen. De betrouwbaarheid en continuïteit daarvan en daarmee ook die van de dienstverlening door de vergunninghouder zijn van wezenlijk belang voor de betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen op afstand en de gewenste kanalisatie. Daarom worden eisen worden gesteld aan het systeem van informatietechnologie van de vergunninghouder. Zo worden eisen gesteld aan het configuratiemanagement, de helpdesk, het incident- en probleemmanagement, het wijzigingsbeheer, het programmatuurbeheer, het beschikbaarheidsbeheer, het capaciteitsbeheer, het financiële beheer, calamiteitenplanning, het service niveau beheer en het beveiligingsbeheer. Een van de meest geëigende referentiekaders voor de verantwoorde inrichting van beheersprocessen binnen ICT-organisaties is het werken conform de standaarden van de Information Technology Infrastructure Library (ITIL) van een vergunninghouder. Daaruit volgt dat werken conform dit referentiekader voor de vergunninghouder een goede manier kan zijn om de conformiteit aan de gestelde eisen op dit vlak bij de raad van bestuur aan te tonen.
Artikel 4.41
Op grond van dit artikel moet de vergunninghouder beschikken over een managementsysteem voor het beheer van wijzigingen van het spelsysteem. Dit managementsysteem van wijzigingsbeheer moet waarborgen dat het spelsysteem blijft voldoen aan de geldende technische en operationele vereisten.
Het systeem van wijzigingsbeheer moet waarborgen dat de vergunninghouder continu beschikt over een gedetailleerde, volledige en actuele beschrijving van de configuratie van het spelsysteem. Het spelsysteem moet worden beschreven in termen van de verschillende componenten waaruit het is opgebouwd en die beschrijving moet up-to-date worden gehouden. Die beschrijving moet te allen tijde aan de kansspelautoriteit kunnen worden overgelegd.
In de beschrijving van het spelsysteem moet de vergunninghouder inzicht verschaffen in het risiconiveau van ieder onderdeel van het spelsysteem. Het risiconiveau wordt beoordeeld aan de hand van de gevolgen die (gehele of gedeeltelijke) uitval van het desbetreffende onderdeel van het spelsysteem kan hebben voor de exclusiviteit, integriteit, eerlijkheid, veiligheid, beschikbaarheid en controleerbaarheid van het spelsysteem, en daarmee voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen op afstand. De aangewezen keuringsinstelling die het spelsysteem keurt, moet ook de classificatie door de vergunninghouder van het risiconiveau van de verschillende onderdelen van zijn spelsysteem beoordelen.
Het systeem van wijzigingsbeheer moet waarborgen dat wijzigingen van het spelsysteem op een beheerste, transparante en controleerbare wijze worden aangebracht en tijdig aan keuring door een aangewezen keuringsinstelling worden onderworpen. Het managementsysteem moet ook waarborgen dat daarbij rekening wordt gehouden met het risiconiveau van het betrokken onderdeel van het spelsysteem en de aard van de wijziging. Een of meer ter zake deskundige functionarissen binnen de organisatie van de vergunninghouder moeten – als onderdeel van het interne toezicht (artikel 3.6) – hierop toezien. De vergunninghouder moet beschikken over een volledige beschrijving van de procedures die worden gevolgd bij wijziging van enig onderdeel van het spelsysteem en de bijbehorende verantwoordelijkheden.
De vergunninghouder moet iedere aanpassing in het spelsysteem registeren, zodat de ontwikkelingen in dat systeem traceerbaar zijn. Ook moet hij het gehele spelsysteem en iedere aanpassing daarvan op ieder moment op verzoek van de kansspelautoriteit kunnen verantwoorden. Dit betekent niet alleen dat hij de laatste aanpassingen in kaart heeft gebracht, maar ook dat hij aanstonds kan aangeven wanneer en door welke keuringsinstelling de wijzigingen zijn gekeurd, en dat hij aanstonds de keuringsrapporten kan overleggen. Indien het gaat om een wijziging van een niet-kritiek onderdeel, moet hij aanstonds kunnen aangeven welke keuringsinstelling de keuring daarvan zal verrichten. Ingeval van een spoedaanpassing van een kritiek onderdeel, moet hij bovendien direct de spoedeisendheid van de aanpassing en het kritieke karakter van het betreffende onderdeel kunnen aangeven.
Artikel 4.42
Dit artikel heeft betrekking op de elektronische middelen die de vergunninghouder bij het organiseren van kansspelen op afstand gebruikt. Deze moeten zich in een EU- of EER lidstaat of, indien de vergunninghouder bij wijze van uitzondering met ontheffing door de kansspelautoriteit in een derde land is gevestigd, in dat derde land, bevinden. Niet gekozen is voor een verplichting om die elektronische middelen in Nederland te plaatsen, aangezien dat aanzienlijke kosten met zich mee zou brengen en daarmee de gewenste kanalisatie van kansspelen op afstand zou aantasten. Plaatsing van de elektronische middelen in Nederland is ook niet nodig voor het nalevingstoezicht. Het nalevingstoezicht is voldoende gewaarborgd door de controledatabank die ingevolge het tweede lid wel in Nederland moet zijn geplaatst, door de rechtstreekse toegang van de kansspelautoriteit tot de primaire systemen van de aanbieder en door het stelsel van keuring door aangewezen, geaccrediteerde keuringsinstellingen.
De beperking tot plaatsing van de elektronische middelen in een lidstaat of het derde land waar de vergunninghouder is gevestigd, is onder meer gerechtvaardigd vanuit de optiek van de bescherming van de persoonsgegevens die in Europees verband is geharmoniseerd. Indien de aanbieder in een derde land is gevestigd, kan slechts een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand worden verleend, indien naar het oordeel van het raad van bestuur in dat derde land een gelijkwaardig niveau van privacybescherming bestaat (artikel 3.1).
Artikel 4.42a
In de wet en dit besluit is reeds een groot aantal technische en operationele eisen gesteld waaraan aan het spelsysteem van de vergunninghouder moet voldoen om de betrouwbare, beheerste en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen op afstand te waarborgen. Een aantal is op grond van de daartoe strekkende delegatiebepalingen in de Regeling kansspelen op afstand nader uitgewerkt. Dit artikel strekt er met name toe dat daarnaast in de Regeling kansspelen op afstand aanvullende technische en operationele vereisten kunnen gesteld die de veiligheid, vertrouwelijkheid, eerlijkheid, continuïteit, betrouwbaarheid, controleerbaarheid en geschiktheid van de bedrijfsvoering kunnen waarborgen zodat in de aan snelle veranderingen onderhevige, internationale markt van kansspelen op afstand de betrouwbare, beheerste en controleerbare organisatie daarvan duurzaam geborgd kan worden.
Afdeling 7. De keuring van het spelsysteem
Paragraaf 1. De aangewezen keuringsinstellingen
Het spelsysteem van de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand moet zijn gekeurd door een geaccrediteerde keuringsinstelling. De kansspelautoriteit moet in het algemeen kunnen vertrouwen op de resultaten van de keuring van het spelsysteem. Aangezien met accreditatie geborgd kan worden dat keuringsinstellingen de keuringen onafhankelijk, onpartijdig en deskundig uit zullen voeren, moeten keuringsinstellingen geaccrediteerd zijn. Hoewel accreditatie in beginsel waarborgt dat een keuringsinstelling onafhankelijk, onpartijdig en deskundig opereert, kan niet uitgesloten worden dat een keuringsinstelling in een voorkomend geval onvoldoende functioneert. Accreditatie is bijvoorbeeld geen geschikt instrument om fraude tegen te gaan. Daarom moeten de geaccrediteerde keuringsinstellingen die de spelsystemen van de toekomstige vergunninghouders mogen keuren, in lijn met het kabinetsstandpunt over het gebruik van conformiteitsbeoordelingen en accreditatie in het kader van overheidsbeleid (Kamerstukken II 2015/16, 29 304, nr. 6), door de Minister worden aangewezen. Die aanwijzing kan worden ingetrokken indien in de keuringen van de desbetreffende keuringsinstelling niet langer voldoende vertrouwen kan worden gesteld. De aanwijzing vormt daarmee, aanvullend op de accreditatie, een extra waarborg voor de stelselverantwoordelijkheid van de Minister.
Artikel 4.43
Dit artikel regelt de aanwijzing door de Minister van geaccrediteerde keuringsinstellingen die de spelsystemen van de vergunninghouders keuren, en de wijziging, intrekking en schorsing van die aanwijzing. De procedure tot het verlenen, wijzigen, schorsen en intrekken van de aanwijzing wordt beheerst door de Algemene wet bestuursrecht.
Uit het eerste lid vloeit voort dat een keuringsinstelling slechts voor aanwijzing in aanmerking komt indien uit de aanvraag blijkt dat die instelling is geaccrediteerd tegen geschikte normen die in de Regeling kansspelen op afstand worden vastgesteld. Er zijn verschillende accreditatienormen denkbaar. Zo omvat ISO/IEC 17020 algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren. ISO/IEC 17021 specificeert eisen voor instellingen die audits en certificatie van managementsystemen uitvoeren. ISO/IEC 17065 specificeert eisen voor certificatie-instellingen die conformiteitsbeoordelingen toekennen aan producten, processen en diensten. ISO/IEC 17065 is daarmee een bredere accreditatienorm. Slechts een enkele keuringsinstelling is geaccrediteerd tegen de accreditatienorm ISO/IEC 17065.
Het is in de praktijk goed voorstelbaar dat keuringsinstellingen niet geaccrediteerd zijn tegen alle voorgenoemde accreditatienormen. Dat houdt in dat deze keuringsinstelling dan alleen het deel van conformiteitsbeoordelingen mag uitvoeren waar deze instelling voor geaccrediteerd is: bijvoorbeeld alleen certificeringswerkzaamheden als de instelling geaccrediteerd is tegen ISO/IEC 17065. In dat geval dient het deel waarvoor deze keuringsinstelling niet geaccrediteerd is uitgevoerd te worden door een aangewezen keuringsinstelling die wel over de juiste accreditatie beschikt. De keuringsinstelling dient zelf een aanvraag tot aanwijzing in. Indien aan de vereisten wordt voldaan, wordt de aanwijzing als keuringsinstelling voor onbepaalde tijd verleend.
Uit het vijfde lid volgt dat de aanwijzing als keuringsinstelling kan worden ingetrokken, indien de aangewezen keuringsinstelling niet (langer) voldoet aan die vereisten, bijvoorbeeld omdat de accreditatie is ingetrokken.
Uit dat lid volgt ook dat de aanwijzing kan worden ingetrokken, indien de aangewezen keuringsinstelling bijvoorbeeld in staat van faillissement of liquidatie komt te verkeren of aan die keuringsinstelling surseance van betaling is verleend, indien de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en deskundigheid niet langer gewaarborgd is, indien de kwaliteit van de door haar uitgevoerde keuringen anderszins onvoldoende is gewaarborgd.
Daarnaast kan de aanwijzing worden ingetrokken, indien de aangewezen keuringstelling de Minister of de raad van bestuur niet desgevraagd de nodige inlichtingen verstrekt die deze nodig hebben voor hun taken.
Aan de aanwijzing kunnen in het belang van de kwaliteit van de keuringen voorschriften worden verbonden, die ook kunnen worden gewijzigd. Overtreding van een dergelijk voorschrift kan ook intrekking van de aanwijzing tot gevolg hebben.
Indien de Minister voornemens is de aanwijzing in te trekken, kan deze de aanwijzing als keuringsinstelling hangende de voorbereiding van het intrekkingsbesluit schorsen.
Een lijst met de aangewezen keuringsinstellingen die de spelsystemen van de vergunninghouders kunnen keuren, wordt op de website van de kansspelautoriteit bekend gemaakt.
Artikel 4.44
Keuringswerkzaamheden zijn economische activiteiten die gewoonlijk tegen vergoeding geschieden en zijn daarmee Europeesrechtelijk te kwalificeren als diensten. Omdat de eisen voor de aanwijzing als keuringsinstelling en de wijziging, schorsing en intrekking van de aanwijzing gelden voor zowel Nederlandse als buitenlandse keuringsinstellingen, levert de regeling in artikel 4.43 niet een verboden discriminatoire beperking op die alleen voor dienstverrichters uit andere lidstaten geldt. Het vereiste van de aanwijzing als keuringsinstelling stelt de dienstverrichting door binnen- en buitenlandse keuringsinstellingen in het kader van de Nederlandse kansspelwetgeving echter wel afhankelijk van de afgifte van een overheidsbeschikking. Dit vormt levert een beperking op van het vrije dienstenverkeer in de Europese Unie. Die beperking kan worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, aangezien de doelstellingen van het kansspelbeleid in hoge mate hun neerslag vinden in de eisen die aan het spelsysteem van de vergunninghouder worden gesteld. De aanwijzing van keuringsinstellingen gaat niet verder dan nodig is. Het onderzoek dat voorafgaat aan de aanwijzing heeft immers slechts een formeel karakter, omdat enkel moet worden nagegaan of is voldaan aan de voorwaarden voor aanwijzing als keuringsinstelling en de procedure tot aanwijzing zal de uitoefening van het recht op dienstverrichting niet vertragen of bemoeilijken.
De Minister is bij dat onderzoek gebonden aan een eventueel in de door de lidstaat van herkomst van de betrokken keuringsinstelling afgegeven accreditatie en met een daar eventueel met de aanwijzing als keuringsinstelling vergelijkbare beschikking. De regeling van de aanwijzing als keuringsinstelling bevat dan ook een bepaling met betrekking tot wederzijdse erkenning. Dit wil zeggen dat een aanwijzing als keuringsinstelling die in een andere lidstaat onder gelijke voorwaarden is afgegeven, gelijk wordt gesteld met een in Nederland afgegeven aanwijzing.
Dit betekent ook dat aan die buitenlandse aanwijzing in het belang van de kwaliteit van de keuringen voorschriften kunnen worden verbonden en dat de aanwijzing als keuringsinstelling die bevoegd is om spelsystemen van Nederlandse vergunninghouders te keuren, kan worden ingetrokken.
Artikelen 4.45, 4.46 en 4.47
Indien een keuringsinstelling die aanwijzing verzoekt, en voldoet aan de gestelde accreditatievereisten, kan zij als keuringsinstelling worden aangewezen. In dat geval wordt haar continuïteit, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en deskundigheid op grond van de verleende accreditatie verondersteld. Die aspecten worden bij de aanwijzing niet afzonderlijk beoordeeld. De continuïteit, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en deskundigheid van alle aangewezen keuringsinstellingen worden niet actief gemonitord. Accreditatie geeft een vermoeden van overeenstemming met de eisen voor aanwijzing. Bij redenen om aan die overeenstemming te twijfelen, kan de Minister onderzoek instellen. Alleen indien in de praktijk naar voren komt dat een bepaalde keuringsinstelling niet naar behoren functioneert, zal aanleiding kunnen bestaan om de aanwijzing in te trekken. Voor dergelijke situaties bevatten de artikelen 4.45, 4.46 en 4.47 eisen aan de continuïteit, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en deskundigheid.
Deze eisen zijn in belangrijke mate ontleend aan de eisen die in artikel R17 van Besluit 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PbEU 2008, L 218/82) worden gesteld aan conformiteitsbeoordelingsinstanties.
Artikel 4.45
Opdrachtgevers moeten er op kunnen vertrouwen dat zij, indien zij opdracht verlenen aan een keuringsinstelling, te maken hebben met een betrouwbare wederpartij. Ingeval van faillissement of surseance van betaling wordt aan deze randvoorwaarden niet voldaan.
Artikel 4.46
Indien de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de aangewezen keuringsinstelling in het geding is, komen ook de betrouwbaarheid en kwaliteit van haar keuringen in het geding. De keuringsinstelling moet onafhankelijk zijn van de vergunninghouder wiens spelsysteem zij keurt. Zij mag bijvoorbeeld geen organisatorische, financiële of juridische binding hebben met die vergunninghouder, anders dan die welke voortvloeit uit de opdracht tot keuring. Een juridische relatie is uiteraard altijd aanwezig waar de vergunninghouder de keuringsinstelling opdraagt zijn spelsysteem of een onderdeel daarvan te keuren. Daarnaast zijn tal van organisatorische, financiële of juridische bindingen denkbaar die de objectiviteit en de onpartijdigheid van de keuringen kunnen belemmeren, bijvoorbeeld gevallen waarin de keuringsinstelling tevens de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hem gekeurde onderdelen van het spelsysteem is, of de gemachtigde of vertegenwoordiger daarvan is. De keuringsinstelling moet in staat zijn haar keuringswerkzaamheden te verrichten zonder enige druk of beïnvloeding door de vergunninghouder of derden om te voorkomen dat het vertrouwen in de kwaliteit van de keuringen wordt geschaad.
De keuringsinstelling moet in haar organisatie toereikende waarborgen voor de onafhankelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van haar keuringen hebben geïmplementeerd. Zij moet er bijvoorbeeld voor waken dat overwegingen van financiële aard de onafhankelijkheid van de keuringen kunnen beïnvloeden. Zo mogen de beloningen van de leidinggevenden of het personeel dat de keuringen uitvoert, niet zodanig afhankelijk zijn van het aantal uitgevoerde keuringen dat die het vertrouwen in de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van die keuringen kunnen schaden. Beloningen van de leidinggevenden en het uitvoerend personeel mogen ook niet afhankelijk zijn van de resultaten van de keuringen.
Ook mag de keuringsinstelling geen nevenwerkzaamheden verrichten die het vertrouwen in de onafhankelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van haar keuringen kunnen schaden.
Artikel 4.47
Gebreken in de beroepsintegriteit en technische bekwaamheid op het gebied van keuring van spelsystemen van online kansspelaanbieders kan de kwaliteit van de keuringen in het geding brengen. De aangewezen keuringsinstelling moet ook feitelijk in staat zijn de keuringen goed uit te voeren. Zij moet daarvoor onder meer beschikken over het benodigde personeel met de benodigde technische kennis en ervaring, de benodigde beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de keuringswerkzaamheden – waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures zijn gewaarborgd en de noodzakelijke apparatuur en faciliteiten.
De beschikbare organisatie, werkwijzen en middelen moeten de beroepsintegriteit en technische bekwaamheid waarborgen. Zo zal de aangewezen keuringsinstelling te allen tijde voor iedere keuring en voor iedere keuringswerkzaamheid moeten beschikken over het benodigde personeel met de nodige technische kennis en ervaring om de keuringswerkzaamheden te verrichten, over de benodigde beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de keuringswerkzaamheden, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures zijn gewaarborgd, en over de middelen en de toegang tot apparatuur en faciliteiten die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de keuringswerkzaamheden op passende wijze uit te voeren. Het voor de uitvoering van de keuringswerkzaamheden verantwoordelijke personeel moet beschikken over een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante keuringswerkzaamheden omvat, toereikende kennis van de eisen inzake de keuringen die het verricht en voldoende bevoegdheden om de keuringen uit te voeren, toereikende kennis over en inzicht in de essentiële eisen, de toepasselijke normen en de relevante bepalingen van de Nederlandse kansspelregelgeving, en de bekwaamheid om dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de keuringen zijn verricht en op welke wijze deze zijn uitgevoerd.
Artikel 4.48
Op grond van dit artikel moet de aangewezen keuringstelling de Minister, als stelselverantwoordelijke voor kansspelen in Nederland, desgevraagd alle inlichtingen verstrekken die deze behoeft voor de toepassing van artikel 4.43. Gedacht kan worden aan gevallen waarin de kansspelautoriteit aangeeft niet langer voldoende op de rapporten van een bepaalde keuringsinstelling te kunnen vertrouwen, in welk geval aanleiding kan bestaan om de aanwijzing in te trekken of daaraan nadere voorschriften te verbinden. De Minister moet hiervoor kunnen beschikken over de nodige relevante gegevens.
Ook moet de aangewezen keuringstelling de raad van bestuur van de kansspelautoriteit desgevraagd alle inlichtingen verstrekken die deze voor de uitoefening van zijn toezichthoudende taken nodig heeft. Gedacht kan worden aan nadere gegevens over een bepaalde keuring.
Indien het hierbij gaat om bedrijfsvertrouwelijke gegevens, geeft de aangewezen keuringstelling aan welke gegevens een vertrouwelijk karakter dragen en de gronden waarop dit vertrouwelijke karakter berust.
Paragraaf 2. Periodiciteit van de keuringen
De artikelen 4.49 tot en met 4.51 bevatten bepalingen met betrekking tot de momenten waarop de vergunninghouder zijn spelsysteem moet laten keuren door een geaccrediteerde keuringsinstelling, die door de Minister voor Rechtsbescherming als keuringsinstelling is aangewezen.
Deze artikelen moeten worden bezien tegen de achtergrond van artikel 31h, derde lid, Wok, waaruit volgt dat de vergunninghouder (bepaalde onderdelen van) zijn spelsysteem moet laten keuren, indien de kansspelautoriteit dat bepaalt. De kansspelautoriteit bepaalt die momenten op basis van risico-analyses, externe signalen (van bijvoorbeeld spelers, hun naasten of Nederlandse of buitenlandse toezichthouders) en steekproeven. Iedere vergunninghouder weet dat hij tijdens de looptijd van zijn vergunning één of meer aanwijzingen tot een gehele of gedeeltelijke keuring van zijn spelsysteem kan krijgen. Reeds het enkele feit dat een dergelijke aanwijzing op enig en voor de vergunninghouder onvoorspelbaar moment kan worden gegeven, en dat een daarop geconstateerde non-conformiteit ernstige consequenties voor de vergunninghouder kan hebben – variërend van een waarschuwing of bindende aanwijzing, tot een last onder dwangsom, bestuurlijke boete of schorsing en intrekking van de vergunning, die openbaar kunnen worden gemaakt met alle gevolgen voor de betrokken vergunninghouder van dien – vormt naar verwachting een behoorlijke stimulans om het spelsysteem continu te laten voldoen aan de eisen van de Nederlandse kansspelregelgeving en voortdurend met de kansspelautoriteit in contact te blijven. Aangezien de kansspelautoriteit de momenten bepaalt waarop een dergelijke onverwachte keuring moet worden verricht, worden hierover geen algemeen verbindende voorschriften gesteld.
De artikelen 4.49 tot en met 4.51 strekken ertoe dat het spelsysteem – kort gezegd – geheel of gedeeltelijk gekeurd moet worden voor de ingebruikname daarvan en vervolgens bij iedere wijziging.
Artikel 4.49
Dit artikel bepaalt dat de vergunninghouder het gehele spelsysteem voor de ingebruikname daarvan voor gebruik op de Nederlandse markt voor kansspelen op afstand laat keuren door een aangewezen keuringsinstelling.
Artikel 4.50
Wijzigingen van het spelsysteem moeten in beginsel vooraf worden gekeurd. Uitzonderingen hierop zijn kleinere wijzigingen die niet kritiek zijn voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen, en wijzigingen die onverwijld moeten worden aangebracht om de veiligheid en integriteit van het systeem – en daarmee de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen – te kunnen blijven waarborgen. In die gevallen is keuring achteraf verantwoord. De aanbieder moet onderbouwd bij de raad van bestuur aangeven waarom wijzigingen in het spelsysteem pas achteraf gekeurd worden.
De wijzigingen van niet-kritieke onderdelen van het spelsysteem moeten binnen 120 dagen worden gekeurd. Dit betreft vaak kleine wijzigingen, soms op dagelijkse basis, die geen grote gevolgen hebben voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand. De vergunninghouder kan deze tegelijkertijd achteraf laten keuren door een aangewezen keuringsinstelling. De verplichting alle wijzigingen in niet-kritieke onderdelen van het spelsysteem vooraf te laten keuren zou onnodig kostbaar zijn en de kanalisatie schaden.
Wijzigingen in kritieke onderdelen van het spelsysteem dienen zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 30 dagen gekeurd worden. Omdat de vergunninghouder te allen tijde verantwoordelijk is voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen, moet hij deze wijzigingen ook direct aan een eigen keuring onderwerpen. Het achteraf laten keuren van onderdelen van het spelsysteem is alleen toegestaan wanneer het niet direct uitvoeren van deze wijzigingen de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen in gevaar zou brengen.
Artikel 4.51
In artikel 4.41 zijn de basisvereisten opgenomen voor het beheer van wijzigingen aan het spelsysteem. Zo moet de vergunninghouder te allen tijde inzicht hebben in de configuratie van zijn spelsysteem, de verschillende componenten waaruit dat spelsysteem is opgebouwd beoordelen op hun risico voor de beheerste, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen, en een beleid voeren dat er onder meer toe strekt dat wijzigingen van alle componenten van zijn spelsysteem tijdig – afhankelijk van het risiconiveau van het desbetreffende component – aan keuring door een aangewezen keuringsinstelling worden onderworpen.
Dit beleid – en daarmee ook de beoordeling van het risiconiveau door de vergunninghouder van de verschillende onderdelen van zijn spelsysteem en de waarborgen voor de tijdige keuring daarvan door een aangewezen keuringsinstelling – en de uitvoering daarvan wordt door de aangewezen keuringsinstelling beoordeeld.
Paragraaf 3. Uitvoering
Artikel 4.52
Eerste lid
De aangewezen keuringsinstelling keurt het spelsysteem of enig onderdeel daarvan aan de hand van een door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit vastgestelde schema tot conformiteitsbeoordeling (onderdeel a). De raad van bestuur kan dit schema opstellen in overleg met betrokken keuringsinstellingen. Het is immers gebruikelijk dat de instellingen die de keuringen verrichten hier aan kunnen bijdragen. Daarnaast biedt dit een contactmoment tussen de kansspelautoriteit en de keuringsinstellingen. De keuringsinstelling moet de door de vergunninghouder opgedragen keuring van diens spelsysteem of van enige onderdeel daarvan verrichten aan de hand van een keuringsplan dat op basis van de kenmerken van het spelsysteem is opgesteld (onderdeel b).
Tweede lid
Ook dit lid bevat een instructienorm aan de keuringsinstelling. Die moet bij de door de vergunninghouder opgedragen keuring van diens spelsysteem of van enig onderdeel daarvan, rekening houden met andere, reeds verrichte keuringen, uiteraard voor zover die relevant zijn voor de conformiteitsbeoordeling.
Hergebruik van de resultaten van andere keuringen van die onderdelen van het spelsysteem die voldoende overeenkomsten vertonen met de eisen die de Nederlandse regelgeving daaraan stelt, kan de kosten van de keuring voor de vergunninghouder aanzienlijk drukken en daarmee de gewenste kanalisatie bevorderen.
Bij de ontwikkeling van de eisen die aan het spelsysteem van de vergunninghouder worden gesteld, is zoveel mogelijk aangesloten bij de internationale praktijk van de wetgeving van andere lidstaten en de best practices van verantwoord opererende kansspelaanbieders. Als gevolg hiervan vertonen de vereisten van het Nederlandse stelsel naast verschillen ook veel overeenkomsten met de vereisten die in de stelsels van andere lidstaten worden gesteld. Dit maakt kostenreductie mogelijk bij de keuring van spelsystemen en onderdelen daarvan.
Indien de eisen aan bepaalde onderdelen van het spelsysteem van de Nederlandse vergunninghouder uit hoofde van de verplichtingen die die als vergunninghouder in een andere jurisdictie heeft, overeenkomen met de Nederlandse eisen en recent zijn gekeurd, is het weinig zinvol maar wel kostbaar en dus niet in het belang van de gewenste kanalisatie van kansspelen op afstand, om diezelfde onderdelen kort daarop nogmaals aan een volledige keuring te laten onderwerpen.
Bij hergebruik van keuringsgegevens kan het ook gaan om het hergebruik van de resultaten van keuringen van niet-kritieke onderdelen van het spelsysteem, die geen impact hebben op de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen. In de praktijk worden dergelijke onderdelen veelvuldig en soms dagelijks gewijzigd. Keuring van dergelijke wijzingen door deskundig personeel van de vergunninghouder of door derden aan wie dat is uitbesteed, is onder omstandigheden verantwoord.
Hergebruik van de resultaten van andere keuringen kent uiteraard ook grenzen. Voorop staat dat de aangewezen, geaccrediteerde keuringsinstelling verantwoordelijk is voor de keuringen die zij uitvoert en moet kunnen instaan voor de beoordeling of de door haar gekeurde (onderdelen van de) spelsysteem voldoen aan de vereisten van de Nederlandse kansspelregelgeving. Zij moet die verantwoordelijkheid ook kunnen nemen. Daarom wordt in het tweede lid gesproken van «zo veel mogelijk».
Dat de keuringsinstelling bij haar keuringen de reeds beschikbare gegevens van andere keuringen moet betrekken, neemt niet weg dat zij verantwoordelijk is en blijft voor de keuring van het spelsysteem en alle onderdelen daarvan. Zij moet dus beoordelen welke waarde zij hecht aan de resultaten van eventuele andere keuringen. Zij moet die beoordeling wel in haar keuringsrapport verantwoorden (artikel 4.53, eerste lid). Van belang daarbij zijn onder meer in hoeverre dergelijke andere keuringen overeenkomstig het Nederlandse schema voor conformiteitsbeoordeling of daarmee vergelijkbare keuringsschema’s zijn uitgevoerd, of die op voldoende onafhankelijke wijze zijn uitgevoerd door daartoe gekwalificeerd personeel met voldoende kennis en ervaring op het gebied van het keuren van spelsystemen, en of de eerdere keuringswerkzaamheden herhaalbaar zijn en behoorlijk zijn gedocumenteerd.
Zo nodig verricht de aangewezen keuringsinstelling aanvullende keuringswerkzaamheden om zich er van te vergewissen dat de reeds beschikbare gegevens bruikbaar zijn voor haar onderbouwing van de conformiteitsbeoordeling.
In de Regeling kansspelen op afstand worden nadere eisen gesteld aan het hergebruik van andere keuringsgegevens. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen, bijvoorbeeld, keuringsgegevens die afkomstig zijn van keuringen door externe (tegen een andere dan de Nederlandse scope geaccrediteerde) keuringsinstellingen die die keuringen ter uitvoering van wettelijke voorschriften in andere Europese jurisdicties hebben verricht, en keuringsgegevens die afkomstig zijn van keuringen door personeel van de vergunninghouder of door derden aan wie de vergunninghouder dat heeft uitbesteed.
Artikel 4.53
In het belang van het nalevingstoezicht worden eisen gesteld aan de rapportage door de keuringsinstellingen. Het gaat hierbij onder meer om standaard onderdelen die in ieder geval onderbouwd en verifieerbaar in die rapportage moeten worden opgenomen, zoals de onderdelen van het spelsysteem die zijn gekeurd, de keuringswerkzaamheden die zijn uitgevoerd, de keuringstechnieken die daarbij zijn gebruikt en de bevindingen van die keuring.
De raad van bestuur van de kansspelautoriteit stelt het model van het keuringsrapport vast. Dat model moet ten minste voldoen aan de eisen die daaraan in dit artikel worden gesteld.
Hoofdstuk 5. Toezicht en handhaving
Artikel 5.1
De toezichthouders van de kansspelautoriteit kunnen op grond van de artikelen 5:16 en 5:17 Awb inlichtingen en inzage van zakelijke gegevens en bescheiden vorderen. Daarnaast kan op grond van artikel 34k, eerste lid, onder b, Wok bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorzien in een verplichting voor de vergunninghouder tot het periodiek en incidenteel verstrekken aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit en de door hem aangewezen toezichthouders van gegevens en bescheiden die van belang zijn voor het toezicht op naleving van de Wok. Het gaat hierbij om de verstrekking van gegevens, waaraan geen daartoe strekkende vordering ten grondslag ligt. De vergunninghouders moeten eigener beweging periodiek en naar aanleiding van ernstige incidenten de voor het toezicht relevante gegevens verstrekken. Artikel 5.1 van dit besluit geeft hieraan uitvoering. Dit artikel laat uiteraard onverlet de bevoegdheden van de toezichthouder op grond van de artikelen 5:16 en 5:17 Awb.
Eerste lid
De vergunninghouder moet de raad van bestuur periodiek rapporteren over – in ieder geval – de uitvoering van zijn integriteitsbeleid en de voorschriften met betrekking tot de inschrijving van spelers, de betalingstransacties en de consumentenbescherming.
In de periodieke rapportages moet zowel kwantitatief als kwalitatief worden gerapporteerd over die uitvoering. De inhoud en de periodiciteit van die periodieke rapportages zijn nader uitgewerkt in de Regeling kansspelen op afstand. Hierdoor kunnen de toezichtgegevens die met die rapportages moeten worden verstrekt, flexibel en adequaat worden aangepast aan de ontwikkelingen op de Nederlandse kansspelmarkt, zodat de kansspelautoriteit in een snel veranderende omgeving altijd kan beschikken over die toezichtgegevens die zij daadwerkelijk nodig heeft en waardoor tegelijkertijd onnodige lasten voor de vergunninghouders kunnen worden voorkomen.
In hoofdstuk 4, afdeling 2, van dit besluit zijn minumumvereisten aan het integriteitsbeleidvan de vergunninghouder gesteld, die nader zijn uitgewerkt in de Regeling kansspelen op afstand. Hierop is nader ingegaan in de toelichting op de artikelen 4.5 tot en met 4.7. In de periodieke rapportages hierover zal moeten worden gerapporteerd over de gesignaleerde integriteitsrisico’s en integriteitsbreuken, de ingestelde integriteitsonderzoeken, de resultaten van die onderzoeken en de vervolgacties die daarop zijn ondernomen.
De voorschriften met betrekking tot de inschrijving van spelers zijn opgenomen en nader toegelicht in hoofdstuk 4, afdeling 3, van dit besluit. De vergunninghouder zal moeten rapporteren over in ieder geval de in- en uitschrijving van spelers, de toepassing van de Wwft en sanctieregelingen en over de identificatie van de spelers.
Bij de periodieke rapportages over de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot de betalingstransacties is van belang dat de gegevens over alle transacties van en naar de speelrekeningen ingevolge artikel 5.3 in de controledatabank moeten opgeslagen, waardoor de kansspelautoriteit altijd toegang tot deze gegevens kan hebben en een periodieke rapportage hierover niet nodig is. De periodieke rapportage kan daarom beperkt blijven tot bijvoorbeeld gegevens over speelwinsten die in verband met malversaties niet aan spelers zijn uitgekeerd en stortingen op speelrekeningen die wegens het gebruik van een niet tot de persoon van de speler te herleiden betaalinstrument zijn geweigerd.
In de periodieke rapportage over de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot de consumentenbescherming zullen in ieder geval de aard en de aantallen ontvangen klachten en de behandeling daarvan moeten worden opgegeven.
De in het eerste lid geregelde rapportageplicht geldt onverminderd de rapportageplichten op grond van de artikelen 4 en 7 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, op grond waarvan de daar genoemde vergunninghouders de kansspelautoriteit periodiek moeten rapporteren over hun wervings- en reclameactiviteiten en over het door hen gevoerde beleid ter voorkoming van kansspelverslaving. De rapportageplicht staat ook los van de verplichting van de vergunninghouder op grond van artikel 5.3 van dit besluit om een controledatabank in Nederland in te richten en daarin near real time bepaalde gegevens op te nemen die in het belang zijn voor het toezicht op naleving van de Wok. Hierbij gaat het om een continu proces, waardoor de kansspelautoriteit vrijwel direct nadat die gegevens zijn gegenereerd toegang tot die gegevens krijgt.
Tweede lid
De vergunninghouder moet de raad van bestuur onverwijld informeren over relevante wijzigingen van de in het kader van de aanvraag tot het verlenen van de vergunning of nadien aan de raad van bestuur verstrekte informatie. Bij de aanvraag worden tal van gegevens en bescheiden verstrekt die voor de beoordeling van de aanvraag van belang zijn. Het gaat hierbij, bijvoorbeeld, om wijzigingen van de rechtsvorm van de vergunninghouder, verplaatsing van diens zetel, veranderingen in de structuur van het concern of in de persoon van de uiteindelijk belanghebbende, de verlening van surseance van betaling, de benoeming van nieuwe leidinggevenden of compliance officers en wijzigingen in de uitbesteding van essentiele werkzaamheden.
Ook moet de vergunninghouder de raad van bestuur informeren over belangrijke incidenten – gedragingen of gebeurtenissen – die een ernstig gevaar kunnen vormen voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen of die het vertrouwen in de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen kunnen schaden. In dit verband kan worden gedacht aan, bijvoorbeeld, een ernstige inbreuk op ICT-systeem, een datalek met verlies van persoonsgegevens of fraude met spelerstegoeden door een medewerker.
Artikel 5.2
Op grond van artikel 34l Wok worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot de elektronische toegang van degenen die toezicht houden op naleving van de Wok, de Wwft, de Wet KSB en de Sanctiewet 1977, tot de elektronische middelen die bij het organiseren van kansspelen worden gebruikt en de daarin opgeslagen gegevens, voor zover die toegang voor de vervulling van hun taken redelijkerwijs nodig is. Die elektronische middelen maken onderdeel deel uit van het spelsysteem van de vergunninghouder. Dit is het geheel van middelen, processen en procedures die hij gebruikt voor het organiseren van de vergunde kansspelen. Die moet op grond van artikel 31h Wok zodanig zijn ingericht dat een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen op afstand, en het toezicht op naleving van de Wok, de Wwft, de Sanctiewet 1977 en de handhaving daarvan, zijn gewaarborgd. Dit moet door een geaccrediteerde keuringsinstelling zijn gekeurd. Op grond van artikel 31h, vijfde lid, Wok worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot de middelen, waaronder de elektronische middelen, processen en procedures die de vergunninghouder bij de organisatie van de vergunde kansspelen gebruikt.
De elektronische middelen van het spelsysteem zijn veelal onderbracht in andere lidstaten, waar de Nederlandse toezichthouders hun bij de Nederlandse wet toegekende bevoegdheden niet zonder meer kunnen uitoefenen. De investeringen die voor een kansspelaanbieder zijn gemoeid met de (her)inrichting in Nederland van dat onderdeel van het systeem zijn dermate hoog dat zij de beoogde kanalisatie van kansspelen op afstand in Nederland in gevaar zouden brengen. Die elektronische middelen en de daarin opgeslagen gegevens zijn echter cruciaal voor een effectief nalevingstoezicht door de kansspelautoriteit (en de andere relevante toezichthouders in Nederland). Daarom voorziet artikel 5.3 in een controledatabank met relevante gegevens die in Nederland moet worden ingericht. Die gegevens moeten uiteraard wel juist, volledig en actueel zijn. De elektronische middelen – zowel de primaire systemen met de spelsoftware en hardware als ook de controledatabank – moeten daarom worden gekeurd door een geaccrediteerde keuringsinstelling, die daarbij onder meer beoordeelt of het gehele spelsysteem zodanig is ingericht dat de relevante toezichtgegevens juist, volledig en tijdig in de controledatabank worden opgenomen en een waarheidsgetrouwe weergave van de gegevens in de primaire bestanden van de vergunninghouder vormen. Daarnaast moet de vergunninghouder op grond van artikel 5.2 de toezichthouders van de kansspelautoriteit elektronische toegang verlenen tot alle elektronische middelen, dus zowel tot de spelsoftware en -hardware van het primaire spelsysteem als ook de secundaire controledatabank met afschriften van de relevante gegevens. Daarmee kan de elektronische toegang van de overige betrokken toezichthouders tot de elektronische middelen beperkt blijven tot de relevante gegevens in de controledatabank (artikel 5.3).
Artikel 5.3
Dit artikel vormt het tweede deel van de uitwerking van artikel 34l Wok. In tegenstelling tot artikel 5.2, dat betrekking heeft op de toegang van (alleen) de kansspelautoriteit tot de primaire bestanden (al dan niet buiten Nederland) van de vergunninghouder, heeft artikel 5.3 betrekking op de controledatabank die de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand in Nederland (artikel 4.42, tweede lid) moet beheren. Deze controledatabank maakt onderdeel uit van de bedrijfsvoering van de vergunninghouder, die daarin bepaalde relevante gegevens uit zijn primaire bestanden (administratie) in afschrift moet onderbrengen. De vergunninghouder moet degenen die zijn belast met het toezicht op naleving van de Wok, de Wwft en de Wet KSB toegang tot dat onderdeel van zijn bedrijfsvoering verlenen. De controledatabank vormt daarmee een belangrijk instrument waarmee de betrokken toezichthouders langs elektronische weg (op afstand) toegang kunnen krijgen tot de gegevens die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.
Als onderdeel van het gehele spelsysteem van de vergunninghouder moet de controledatabank zijn gekeurd door een geaccrediteerde keuringsinstelling die daarbij beoordeelt of het spelsysteem zodanig is ingericht dat de relevante toezichtgegevens inderdaad juist, volledig en tijdig in de controledatabank worden opgenomen, waardoor de verschillende toezichthouders kunnen vertrouwen op een waarheidsgetrouwe weergave in de controledatabank van de gegevens in de primaire bestanden van de vergunninghouder. Daarnaast heeft de kansspelautoriteit, zoals gezegd, anders dan de andere betrokken toezichthouders, de mogelijkheid om ook (de inhoud van) de primaire bestanden op afstand te inspecteren en die te vergelijken met de inhoud van de controledatabank.
Eerste lid
Het eerste lid verplicht de vergunninghouder een controledatabank in te richten. Dit verschaft de kansspelautoriteit en de andere betrokken toezichthouders de mogelijkheid om de hen op grond van de Nederlandse regelgeving toekomende handhavingsbevoegdheden, zoals het nemen van kopie, verzegeling en zo nodig inbeslagneming, ook daadwerkelijk uit te oefenen. Aangezien de controledatabank ook onderdeel vormt van het geheel van elektronische middelen die bij het organiseren van kansspelen op afstand worden gebruikt en die in het belang van de kanalisatie van die kansspelen in beginsel ook in andere EU- en EER lidstaten mogen zijn geplaatst, is de verplichting om de controledatabank in Nederland te plaatsen uitdrukkelijk in artikel 4.42, tweede lid, opgenomen.
Tweede lid
De vergunninghouder moet in zijn controledatabank de relevante gegevens uit zijn primaire bestanden (zijn administratie) opnemen die nodig zijn voor het toezicht op naleving van de Wok, de Wwft en de Wet KSB. De in de controledatabank op te nemen gegevens zijn benoemd in het tweede lid. Waar nodig kan de kansspelautoriteit deze in haar uitvoeringsbeleid nader concretiseren. De controledatabank is niet bedoeld als middel voor (grootschalig) wetenschappelijk onderzoek naar bijvoorbeeld kansspelverslaving.
Uit het doel van de controledatabank (toezicht op de verantwoorde en betrouwbare organisatie van kansspelen op afstand) volgt niet dat alle informatie die noodzakelijk kan zijn voor het nalevingstoezicht in de controledatabank moet worden opgeslagen. De kansspelautoriteit beschikt immers ook over andere bronnen van toezichtinformatie. Alleen gegevens waarvan een zeer hoge mate van betrouwbaarheid noodzakelijk is of niet op een andere, minder verstrekkende manier verkregen kunnen worden, worden in de controledatabank opgeslagen. Om de privacy-impact en de kosten van de gegevensopslag te beperken moet de vergunninghouder alleen die gegevens in de controledatabank opslaan die de kansspelautoriteit en de overige toezichthouders in staat stellen om effectief risico-gebaseerd toezicht uit te oefenen.
Onderdeel a
Om de privacy-impact te beperken worden in de controledatabank geen gegevens opgenomen die direct naar natuurlijke personen zijn te herleiden. Voor iedere speler wordt daarom een unieke, niet direct tot zijn identiteit herleidbare aanduiding opgenomen waaraan overige relevante toezichtsgegevens kunnen worden gekoppeld. Ook gegevens met betrekking tot de betaalrekeningen worden op die wijze gepseudonimiseerd (onderdeel d).
Onderdelen b en c
De gegevens die de vergunninghouder op grond van de onderdelen b en c in de controledatabank moet opnemen, dienen om de kansspelautoriteit in staat te stellen toezicht te houden op naleving van de zorgplicht om kansspelverslaving te voorkomen. De vergunninghouder moet gegevens met betrekking tot iedere overschrijding van een spelersprofiel en iedere interventie in het speelgedrag van de speler bij wie hij risicovol speelgedrag heeft gesignaleerd, in de controledatabank opslaan. Met de aard van de overschrijding wordt gedoeld op het soort limiet in het spelersprofiel dat is overschreden of dat de speler heeft gepoogd te overschrijden: de limiet op het totaal op de speelrekening te storten bedrag, het saldo en de bezoekfrequentie (artikel 4.13, tweede lid). De speler mag de financiële limieten niet kunnen overschrijden. De vergunninghouder moet echter wel registreren wanneer een speler met bijvoorbeeld een storting die niet door de vergunninghouder is aanvaard, geprobeerd heeft om zo’n limiet te overschrijden.
De gegevens met betrekking tot de door de vergunninghouder gepleegde interventies in het speelgedrag van spelers kunnen geaggregeerd in de controledatabank worden opgeslagen. Onder de aard van de interventie wordt verstaan een exacte beschrijving van de wijze waarop de vergunninghouder in het speelgedrag heeft ingegrepen. Ook de reden voor die interventie en het tijdstip daarvan moeten in de controledatabank worden opgeslagen.
De kansspelautoriteit kan de van verschillende vergunninghouders afkomstige opgeslagen gegevens vergelijken om afwijkende patronen te signaleren en waar nodig nader onderzoek naar de naleving van de zorgplicht (artikel 4a Wok) instellen. Dit kan bijvoorbeeld door grotere sets gegevens uit de administratie van de vergunninghouder op te vragen en te analyseren, of door gesprekken met de betrokken medewerkers van de vergunninghouder te voeren. Naast de gegevensopslag in de controledatabank moet de vergunninghouder de kansspelautoriteit op grond van artikel 7, tweede lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen ook periodiek rapporteren over het door hem gevoerde verslavingspreventiebeleid.
Onderdeel d
De gegevens die de vergunninghouder op grond van onderdeel d in de controledatabank moet opnemen, dienende belangen van de consumentenbescherming en de preventie van witwassen en fraude. De vergunninghouder houdt de spelerstegoeden onder zich waarover de spelers te allen tijde moeten kunnen beschikken en die door de vergunninghouder niet mogen worden gebruikt voor andere doelen. Voor het toezicht hierop is het noodzakelijk dat de kansspelautoriteit de spelerstegoeden kan reconstrueren. Daarvoor moet iedere transactie van en naar iedere speelrekening, gekoppeld aan de in onderdeel a genoemde aanduiding, in de controledatabank worden geregistreerd. Door deze gegevens in de controledatabank op te slaan wordt gewaarborgd dat deze gegevens betrouwbaar zijn en dat de kansspelautoriteit kan beschikken over volledige en juiste gegevens. Deze gegevens zijn ook van belang voor het toezicht op het integriteitsbeleid van de vergunninghouder, het toezicht op naleving van de Wwft door de kansspelautoriteit en voor het toezicht op de juistheid en de volledigheid van de aangifte kansspelbelasting door ambtenaren van de Belastingdienst.
Onderdeel e
De controledatabank is ook een belangrijk middel om de juistheid van de aangifte kansspelbelasting te kunnen controleren. De Belastingdienst krijgt toegang tot een beperkte gegevensset in de controledatabank om haar te helpen de materiële juistheid en de volledigheid van de belastingaangifte te kunnen controleren. Zij controleert of het in een kalendermaand aangegeven bedrag aan bruto spelopbrengst (verschil tussen inzetten en prijzen) juist en volledig is en het in een kalendermaand aangegeven bedrag aan afgehouden of ontvangen vergoeding voor organiseren het kansspel (bijvoorbeeld de rake bij pokerspelenof de entry-fee bij toernooien waarbij de inzetten gelijk zijn aan de prijzen) juist en volledig is. Hiervoor moet de Belastingdienst ook beschikken over geaggregeerde gegevens met betrekking tot iedere speltransactie, gekoppeld aan het spelsoort. Per spelsoort moeten de inzetten en winsten in de controledata bank worden opgenomen. Bij kansspelen waarbij de vergunninghouder niet (alleen) het verschil tussen de inzet van de speler en diens speelwinst ontvangt, maar (ook) een vergoeding voor het organiseren van die kansspelen, moet ook het totaal aan die vergoedingen in de controledatabank worden opgenomen. Hiermee kan ook worden gecontroleerd of de vergunninghouder speelwinsten juist uitkeert.
Derde lid
Het derde lid regelt welke toezichthouders toegang krijgen tot de gegevens in de controledatabank. Het gaat om toezicht op naleving van de Wok, de Wwft en de Wet KSB. De toezichthouders bedoeld in artikel 10 van de Sanctiewet 1977 zijn niet in het derde lid opgenomen. Dit houdt verband met het feit dat de gegevens die in de controledatabank moeten worden opgeslagen zo minimaal mogelijk zijn gehouden en (vooralsnog) geen gegevens omvatten die van belang zijn voor het toezicht op naleving van de Sanctiewet 1977.
De in de controledatabank opgenomen gegevens moeten op ieder moment, dus ook buiten kantooruren, voor de in het derde lid genoemde toezichthouders elektronisch toegankelijk zijn. In de Regeling kansspelen op afstand zijn nadere eisen gesteld aan de toegang tot de gegevens in de controledatabank.
Vierde lid
De vergunninghouder moet passende technische en organisatorische maatregelen treffen ter beveiliging van de in de controledatabank opgenomen gegevens tegen verlies of onrechtmatige verwerking. Het gaat hierbij immers om privacygevoelige informatie. Omdat persoonsgegevens in de controledatabank zijn gepseudonimiseerd en niet volledig zijn geanonimiseerd, moet hij ook passende maatregelen treffen om herleidbaarheid van die gegevens tot de persoon van de speler te voorkomen.
Vijfde lid
De vergunninghouder moet passende technische en organisatorische maatregelen treffen waarmee gewaarborgd is dat de overdracht van gegevens naar de controledatabank veilig verloopt en dat de gegevens in de controledatabank juist en volledig zijn. Ook moeten die maatregelen waarborgen dat de gegevens tijdig in de controledatabank worden opgenomen. Daarnaast moet de vergunninghouder ervoor zorgen dat de gegevens in de controledatabank consistent met elkaar zijn, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat opeenvolgende batches met gegevens aan elkaar gelinked worden en dat bij een correctie van eerdere gegevens een nieuw bestand wordt verzonden met een verwijzing naar het bestand waarvoor het ter vervanging dient.
Verder moet de vergunninghouder er met passende maatregelen voor zorgen dat de authenticiteit van de gegevens gewaarborgd is. Dit houdt in dat aangetoond kan worden dat het gegeven is wat het beweert te zijn, dat het is gemaakt of verzonden door de persoon of organisatie die beweert het te hebben gemaakt of verzonden, en dat het is gemaakt en verzonden op het tijdstip als aangegeven bij het desbetreffende gegeven, alsmede dat het gegeven nadien niet is gewijzigd. Tenslotte moet de vergunninghouder er voor zorgen dat de gegevens in de controledatabank onweerlegbaar zijn. Dit houdt in dat de ontvanger de ontvangst van de gegevens niet kan ontkennen en de verzender de verzending niet kan ontkennen.
Zesde lid
In de Regeling kansspelen op afstand zijn technische en operationele vereisten gesteld met betrekking tot de controledatabank. Het zesde lid benoemt een aantal zaken die daarbij in ieder geval nader geregeld moeten worden.
Onderdeel a
De relevante gegevens moeten in de controledatabank worden ondergebracht in een bepaalde datastructuur. Uniformiteit in de inrichting van de controledatabanken van de verschillende vergunninghouders is van belang voor de toegankelijkheid van die gegevens voor de desbetreffende toezichthouders. De kansspelautoriteit kan aangeven welke structuur nodig is om haar toegang tot de gegevens in de controledatabank te geven.
In de Regeling kansspelen op afstand zijn ook regels gesteld met betrekking tot de plaatsing van de controledatabank. Zo mag deze, met het oog op artikel 5:15 Awb, bijvoorbeeld niet in een woning worden geplaatst, opdat de uitoefening van de toezichtsbevoegdheden daardoor niet onnodig wordt belemmerd.
Onderdeel b
De gegevens in de controledatabank bevatten privacygevoelige informatie. Daarom moet de vergunninghouder passende maatregelen treffen tegen onrechtmatige verwerking van en onbevoegde toegang tot deze gegevens. In de Regeling kansspelen op afstand zijn eisen aan de toegang en toegangsfunctionaliteiten gesteld.
Onderdeel c
De vergunninghouder moet passende technische en organisatorische maatregelen treffen die de kwaliteit, volledigheid, actualiteit, consistentie, authenticiteit en onweerlegbaarheid van de in de controledatabank opgenomen gegevens waarborgen. De kansspelautoriteit kan in haar uitvoeringsbeleid eisen stellen waaraan de vergunninghouder in dit kader minimaal moet voldoen.
Om mogelijke manipulatie van de gegevens door de vergunninghouder zoveel mogelijk te voorkomen en een zo hoog mogelijke mate van betrouwbaarheid van de in de controledatabank opgenomen gegevens te waarborgen, is in de Regeling kansspelen op afstand onder meer opgenomen dat de gegevens die automatisch worden gegenereerd, onbewerkt en near realtime na het genereren van de gegevens, en voorzien van een datum/tijdstempel, in de controledatabank moeten worden opgenomen.
Gegevens die eerst handmatig in de primaire administratie van de vergunninghouder geregistreerd moeten worden, worden near realtime na deze handmatige registratie en ook voorzien van een datum/tijdstempel in de controledatabank opgenomen. De vergunninghouder moet passende maatregelen treffen die ervoor zorgen dat de gegevens in het geval van een technische storing direct na het verhelpen van deze storing alsnog in de controledatabank worden opgenomen en dat vertraging in de verzending als gevolg van storingen tot een minimum wordt beperkt.
Ook is in de Regeling kansspelen op afstand geregeld dat de vergunninghouder passende maatregelen moet treffen om ervoor te zorgen dat hij (zijn personeel of derden aan wie deze taak is uitbesteed) alleen gegevens naar de controledatabank kan verzenden, maar bestaande gegevens na opneming niet kan wijzigen. Ook moet de vergunninghouder regelen dat de toezichthouders genoemd het derde lid alleen inzage krijgen in de gegevens, maar geen gegevens kunnen toevoegen, wijzigen of verwijderen. Tenslotte is in de regeling opgenomen dat de vergunninghouder een backup van de datasets in de controledatabank buiten de controledatabank moet bewaren.
Onderdeel d
Op grond van onderdeel d zijn in de Regeling kansspelen op afstand nadere eisen gesteld aan de vernietiging van gegevens in de controledatabank. In ieder geval worden de minimale bewaartermijnen voor de verschillende in de controledatabank op te nemen gegevens geregeld. Die minimale bewaartermijnen voor gegevens in de controledatabank laten onverlet dat gegevens die van belang zijn voor het toezicht op naleving van de Wok, de Wwft en de Wet KSB op grond van die wetten gedurende langere perioden van drie, vijf respectievelijk zeven jaar bewaard moeten blijven. Dat kan buiten de controledatabank in de primaire administratie van de vergunninghouder.
Onderdeel e
Op grond van het derde lid moet de vergunninghouder ervoor zorgen dat de betrokken toezichthouders te allen tijde toegang hebben tot de in de controledatabank opgenomen gegevens.
In de Regeling kansspelen op afstand zijn nadere eisen gesteld aan de toegang tot de gegevens in de controledatabank.
Tijdelijke ontoegankelijkheid tot die gegevens als gevolg van een technische storing of onderhoudswerkzaamheden moet tot een minimum worden beperkt. Daarom worden in ieder geval nadere regels gesteld met betrekking tot het onderhoud en back-ups. De onderscheiden toezichthouders mogen daarnaast slechts toegang krijgen tot die gegevens die zij voor hun eigen toezichtstaken nodig hebben. In de Regeling kansspelen op afstand is nader uitgewerkt tot welke gegevens genoemd in het tweede lid de verschillende toezichthouders toegang moeten krijgen.
Onderdeel f
In de Regeling kansspelen op afstand is opgenomen dat de vergunninghouder de controledatabank zo moet inrichten dat de gegevens die daarin worden opgeslagen, zijn afgescheiden van de gegevens in de primaire administratie van de vergunninghouder. Dit is nodig om de betrouwbaarheid van de gegevens in de controledatabank te waarborgen. Wijzigingen in de primaire administratie leiden daardoor bijvoorbeeld niet tot wijzigingen van de gegevens in de controledatabank. Om zeker te stellen dat gegevens niet worden gemanipuleerd, moet de vergunninghouder bij eventuele correcties van gegevens, altijd na kunnen gaan wat de oorspronkelijke invoer was. In de Regeling kansspelen op afstand wordt dan ook geregeld dat vergunninghouders bestaande gegevens niet mogen wijzigen. Daarnaast kan met het afscheiden van de gegevens in de controledatabank worden bereikt dat ambtenaren van de Belastingdienst directe toegang hebben tot (alleen) de gegevens in de controledatabank die zij voor hun werkzaamheden nodig hebben. De Belastingdienst heeft geen directe toegang tot de primaire administratie van de vergunninghouder. Voor haar werkzaamheden behoeft zij geen toegang tot alle in de controledatabank opgenomen gegevens, maar tot een deel daarvan.
Zevende lid
Het tweede lid regelt de gegevens die in de controledatabank moeten worden opgenomen. Daarbij is met het oog op de bescherming van persoonsgegevens en de nalevingskosten uitgegaan van een zo minimaal mogelijke gegevensverzameling die de betrokken toezichthouders in staat stelt tot een efficiënt en risico-gestuurd toezicht. De ervaring van veel andere lidstaten die kansspelen op afstand al hebben gereguleerd, leert dat die categorieën van gegevens wel snel moeten kunnen worden aangevuld indien de toezichtspraktijk, voortschrijdend wetenschappelijk inzicht of marktontwikkelingen daartoe aanleiding geven. In de Regeling kansspelen op afstand kan dan ook worden bepaald dat ook andere gegevens dan die welke in het tweede lid zijn benoemd, in de controledatabank moeten worden opgenomen.
Het derde lid regelt welke toezichthouders toegang krijgen tot de gegevens in de controledatabank. De toezichthouders bedoeld in artikel 10 van de Sanctiewet 1977 behoren daar (vooralsnog) niet toe. Indien op enig moment, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een uitbreiding van de in de controledatabank op te nemen gegevenssets, blijkt dat het toch wenselijk is dat die toezichthouders toegang tot die gegevens krijgen, zal dat in de Regeling kansspelen op afstand worden geregeld.
Artikel 5.4
Op grond van artikel 35d Wok worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot het stellen van financiële zekerheid door de houder van een kansspelvergunning voor het nakomen van diens financiële verplichtingen uit de kansspelheffing (artikel 33e Wok) en de bestuurlijke sancties die de kansspelautoriteit kan opleggen wegens overtredingen van de Wok (bestuurlijke boetes, dwangsommen en de kosten van de uitoefening van bestuursdwang).
Het eerste lid bepaalt dat de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand financiële zekerheid moet stellen. Veel van deze aanbieders zijn buiten Nederland gevestigd. De hoogte van de financiële zekerheid die een vergunninghouder moet stellen, wordt door de raad van bestuur bepaald. Het bedrag dat aan zekerheid moet worden gesteld zal niet meer bedragen dan het bedrag van de geldboete van de zesde categorie (thans € 820.000). Dit maximum komt overeen met de zwaarste geldboete die wegens overtreding van de Wok kan worden opgelegd. Een hoger bedrag zou naar verwachting teveel vermogen aan de beschikbare bedrijfsmiddelen onttrekken om de exploitatie van de vergunde kansspelen rendabel te kunnen laten zijn en zou daarmee de gewenste kanalisatie ongunstig kunnen beïnvloeden. Aangezien de financiële zekerheid strekt tot meerdere zekerheid dat de schulden uit kansspelheffing en eventuele boetes en lasten kunnen worden verhaald, moet de raad van bestuur bij het vaststellen van de hoogte in ieder geval rekening houden met de eventuele duurzame aanwezigheid in Nederland van andere verhaalsmogelijkheden zoals onroerende zaken in eigendom van de vergunninghouder. De raad van bestuur zal hierover beleidsregels opstellen.
De financiële zekerheid kan worden gesteld in de vorm van een waarborgsom, een borgtocht, een bankgarantie of een andere vergelijkbare voorziening waarmee de raad van bestuur genoegen kan nemen. Dit biedt de vergunninghouder voldoende ruimte om het instrument te kiezen dat het beste past in zijn (financiële) bedrijfsvoering.
De vergunninghouder moet de gestelde financiële zekerheid op peil houden gedurende de geldigheidsduur van de vergunning en – met het oog op de eventuele beboeting kort voor of na expiratie – gedurende een jaar na afloop van de vergunning.
Hoofdstuk 6. Wijziging van andere besluiten
Dit Besluit kansspelen op afstand vormt, naast onder meer het Kansspelenbesluit, het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen en het Speelautomatenbesluit 2000, een van verschillende algemene maatregelen van bestuur op grond van de Wok. In dit besluit is zo veel mogelijk getracht die bepalingen die niet alleen betrekking hebben op het organiseren van kansspelen op afstand maar ook op andere kansspelen, in een van de bestaande besluiten onder te brengen. Zo zijn onder meer de bepalingen met betrekking tot het reclame-, wervings- en verslavingspreventiebeleid – waaronder de regeling van het centraal register uitsluiting kansspelen – ondergebracht in het bestaande Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. Hierbij wordt wel aangetekend dat enkele technische aspecten die van belang zijn voor de vroegtijdige onderkenning van risicovol of problematisch speelgedrag bij deelnemers aan kansspelen op afstand, dermate nauw zijn verweven met de specifieke regeling van kansspelen op afstand, dat deze noodzakelijkerwijs in het Besluit kansspelen op afstand zijn ondergebracht. Voorbeelden hiervan zijn de regelingen van de inschrijving en aanmelding als speler en van de betalingen tussen de vergunninghouder en de speler.
De regelingen in het Kansspelenbesluit van de leges voor de behandeling van aanvragen om een vergunning voor een goede doelenloterijen (artikel 3 Wok) en de vergoeding van de kosten van toezicht (artikel 3a Kansspelenbesluit) zijn vervallen. De vergoeding voor de behandeling van aanvragen om een vergunning tot het organiseren van een goede doelenloterij worden voortaan geregeld bij ministeriële regeling (op grond van artikel 6a Wok). De vergoeding ter dekking van de kosten van toezicht zijn verdisconteerd in de tarieven van de kansspelheffing (op grond van de artikelen 33e en 33f Wok). Daarnaast zijn in het Kansspelenbesluit bepalingen opgenomen met betrekking tot het onderkennen en voorkomen van manipulatie van wedstrijden waarop landgebonden sportweddenschappen en totalisators worden afgesloten.
Het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is uitgebreid met aanvullende voorschriften op het gebied van onder meer de reclame- en wervingsactiviteiten van aanbieders van kansspelen op afstand (op grond van artikel 4a Wok), de preventie van kansspelverslaving door exploitanten van fysieke speelcasino’s en fysieke speelhallen (op grond van de artikelen 4a, 27j, 27ja, 30u en 30v Wok) en door exploitanten van kansspelen op afstand (op grond van de artikelen 4a en 31m Wok), de onvrijwillige uitsluiting van deelname aan risicovolle kansspelen door probleemspelers (op grond van artikel 33da Wok) en het centraal register uitsluiting kansspelen (op grond van artikel 33h Wok). Als gevolg van de aanpassing van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is artikel 15 van het Speelautomatenbesluit 2000 vervallen.
Artikel 6.1
In het Kansspelenbesluit zijn enkele artikelen geschrapt en enkele artikelen ingevoegd. Met het oog hierop is een aantal artikelen hernummerd.
Onderdeel B (artikel 3a)
Het voormalige artikel 3a van het Kansspelenbesluit bevatte een regeling voor de vergoedingen die zijn verschuldigd voor de behandeling van aanvragen tot het verlenen van vergunningen op grond van artikel 3 en 4 Wok, die bij een geldigheidsduur van meer dan een jaar jaarlijks is verschuldigd. De leges voor de behandeling van dergelijke aanvragen worden voortaan op grond van artikel 6a Wok geregeld bij ministeriële regeling. De vergoeding ter dekking van de kosten van toezicht zijn verdisconteerd in de tarieven van de kansspelheffing op grond van de artikelen 33e en 33f Wok.
Onderdeel G (artikelen 6, 7 en 8)
De artikelen 6, 7 en 8 strekken tot uitvoering van de delegatieopdracht in de artikelen 21, derde lid, en 25, vierde lid, Wok, op grond waarvan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels en criteria worden gesteld met betrekking tot de vergunning tot het organiseren van sportweddenschappen en totalisators (verder: weddenschappen). Deze regels en criteria hebben in ieder geval betrekking op de weddenschappen die op grond van een vergunning mogen worden georganiseerd en het onderkennen en het voorkomen van manipulatie met die weddenschappen. De artikelen 6, 7 en 8 hebben betrekking op landgebonden weddenschappen. Het eerste en tweede lid van artikel 6 strekken er toe dat sprake moet zijn van een door de desbetreffende sportbond gereglementeerde wedstrijd die onder auspiciën van die bond staat (zie Kamerstukken II 2015/16, 33 996, nr. 10). Deze leden zijn ontleend aan de artikelen 1.1 respectievelijk 2.1, eerste lid, onder d, van het Besluit kansspelen op afstand. Voor het overige komen de artikelen 6, 7 en 8 inhoudelijk overeen met de artikelen 4.7, 4.8 en 4.9 van het Besluit kansspelen op afstand die dezelfde onderwerpen regelen met betrekking tot weddenschappen die op afstand worden georganiseerd. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij laatstgenoemde artikelen.
Onderdeel H (artikel 9)
Voor zover dat noodzakelijk zou blijken om op een effectieve wijze te kunnen controleren of vergunninghouders een juiste opgave hebben gedaan van de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de kansspelheffing en de verschuldigde heffing hebben voldaan, kunnen ten behoeve van die controle op grond van artikel 9 (voorheen artikel 6a) bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld. Dit artikel is aangevuld om dit ook mogelijk te maken ten aanzien van houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand (onderdeel b). De grondslag van de door hen verschuldigde kansspelheffing is het bruto spelresultaat. Dit is het verschil tussen de ontvangen inzetten en de uitgekeerde prijzen en in voorkomende gevallen hetgeen is ontvangen is voor het geven van gelegenheid tot deelneming aan de kansspelen op afstand (artikel 33e, tweede lid, onderdeel c, Wok).
Artikel 6.2
De concretisering en intensivering van het verslavingspreventiebeleid heeft geleid tot aanvulling van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. De aanpassingen hebben met name betrekking op het preventiebeleid van de houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen in een speelcasino, het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal of tot het organiseren van kansspelen op afstand. Het sluitstuk van het preventiebeleid van deze vergunninghouders is de invoering van het centraal register uitsluiting kansspelen (artikel 33h Wok), dat eveneens in dit besluit nader is uitgewerkt.
Onderdeel B (artikel 2)
Subonderdeel 1 (vierde lid)
De normadressaat van artikel 2, vierde lid, dat voorheen betrekking had op de reclame- en wervingsactiviteiten van aanbieders van risicovolle kansspelen in speelcasino’s en speelhallen, is aangevuld met de houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand. Ook deze mogen hun wervings- en reclameactiviteiten niet richten op jongvolwassenen (18- tot 24-jarigen).
Daarnaast is de groep personen waarop geen wervings- en reclameactiviteiten mogen worden gericht, aangevuld met personen die zich bij de betrokken vergunninghouder hebben uitgesloten van deelname aan de door hem georganiseerde kansspelen. De vergunninghouder weet dat het hierbij gaat om personen die geen gebruik wensen te maken van zijn kansspeldiensten. Hij kan deze personen identificeren en van zijn wervings- en reclameactiviteiten uitsluiten. Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat het vergunninghouders op grond van het derde lid in het algemeen al is verboden om hun wervings- en reclameactiviteiten te richten op maatschappelijk kwetsbare groepen, waaronder personen die kenmerken van risicovol speelgedrag vertonen.
Omdat wervings- en reclameactiviteiten in de praktijk veelal worden uitbesteed aan derden, is de vergunninghouder niet uitdrukkelijk gehouden zijn wervings- en reclameactiviteiten te beperken tot personen van wie hij heeft vastgesteld dat deze niet in het centraal register uitsluiting kansspelen zijn opgenomen. Een dergelijke vaststelling zou de uitwisseling van bijzondere en gevoelige persoonsgegevens vereisen tussen de derde aan wie de vergunninghouder de wervings- en reclameactiviteiten heeft uitbesteed en het register waarin de persoonsgegevens zijn opgenomen. Dergelijke gegevensverwerking door marketingbedrijven zou onacceptabele privacyrisico’s met zich meebrengen. Bovendien heeft het register slechts tot doel het uitsluiten van deelname door de ingeschrevenen aan de meer risicovolle kansspelen (artikel 33h, tweede lid, Wok). Het register is niet bedoeld voor nadere regulering van wervings- en reclameactiviteiten ten behoeve van die kansspelen.
Subonderdeel 2 (nieuw vijfde lid)
Gratis speeltegoed als bonus is met name bij kansspelen op afstand een standaard en belangrijk marketinginstrument van kansspelaanbieders. Het is van wezenlijk belang voor de kanalisatie van de bestaande vraag naar veilig en legaal kansspelaanbod dat vergunninghouders dit instrument kunnen gebruiken, aangezien zij moeten kunnen concurreren met exploitanten van online-kanssppelen die hun diensten zonder vergunning op de Nederlandse markt aanbieden.
Het aanbieden van gratis speeltegoeden is echter niet zonder verslavingsrisico’s. Gratis speeltegoed wordt bij kansspelen op afstand veelal aangeboden onder de voorwaarde dat daarmee meerdere malen moet worden gespeeld voordat eventuele speelwinst wordt uitgekeerd. Uit het eerste lid van artikel 2 volgt al dat het aanbieden van bonussen (als wervings- en reclameactiviteit) niet mag aanzetten tot onmatige deelname aan kansspelen. Uit het derde en vierde lid volgt voorts dat de reclame- en wervingsactiviteiten niet specifiek op kwetsbare groepen, waaronder jongvolwassenen, mogen worden gericht. Ingevolge artikel 5 moet de consument bij wervings- en reclameactiviteiten bovendien worden geïnformeerd over onder meer verantwoorde deelneming aan kansspelen en de gevaren van kansspelverslaving. In aanvulling hierop bepaalt het nieuwe vijfde lid van artikel 2 dat de speler het gratis speeltegoed uitdrukkelijk moet aanvaarden en het (gebruik van) gratis speeltegoed derhalve ook kan weigeren. Dit geldt niet alleen voor kansspelen op afstand, maar ook voor gratis speeltegoeden die de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino kan aanbieden.
Onderdeel C (artikel 3)
Vierde lid
Artikel 3 bevat de hoofdregels met betrekking tot de verschillende modaliteiten van werving- en reclameactiviteiten. Het nieuwe vierde lid strekt tot uitvoering van de motie van de leden Mei Li Vos en Van der Staaij (Kamerstukken II 2015/16, 33 996, nr. 56) waarin de regering is verzocht reclame voor live weddenschappen tijdens sportwedstrijden te verbieden. Het verbiedt vergunninghouders die online of landgebonden weddenschappen op een bepaalde (sport)wedstrijd aanbieden, om tijdens die wedstrijd reclame- of wervingsactiviteiten te ontplooien die gericht zijn op degene die naar die wedstrijd kijkt, ongeacht of hij die wedstrijd in persoon volgt in het stadion of op het parcours, of het verloop van die wedstrijd volgt op televisie, de radio of internet. Hiermee wordt veilig gesteld dat iemand die naar een wedstrijd kijkt, niet ongevraagd wordt geconfronteerd met reclame-uitingen van een kansspelvergunninghouder die hem zou kunnen doen besluiten tot deelname aan een weddenschap op die wedstrijd. Een uitzondering is gemaakt voor de vergunninghouder die een weddenschap op een bepaalde wedstrijd organiseert en het verloop van die wedstrijd op zijn eigen website toont, aangezien deze in staat moet zijn om een speler op neutrale wijze de mogelijkheid van liveweddenschappen te tonen, ook wanneer dit tijdens een sportwedstrijd is. Indien een aanbieder op zijn eigen zijn eigen website zijn eigen spelaanbod niet kenbaar mag maken, kan een speler niet gewezen worden op het vergunde aanbod van liveweddenschappen, waardoor de geïnteresseerde speler mogelijk gedreven wordt naar illegaal en onbeschermd aanbod. Op grond van de delegatiebepaling in het nieuwe zevende lid kunnen in het belang van de bescherming van de speler in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de werving- en reclameactiviteiten van de vergunninghouders.
Vijfde lid
Met het vijfde lid wordt beoogd te voorkomen dat mensen die in beginsel niet geïnteresseerd zijn in kansspelen maar wel in games (andere spelen dan kansspelen, die met elektronische communicatiemiddelen worden georganiseerd), door werving- en reclameactiviteiten worden verleid tot deelname aan kansspelen. Uit onderzoek blijkt dat gamers door reclame voor online kansspelen binnen games en op websites waar games worden aangeboden, daartoe gemakkelijk verleid kunnen worden.6 Een dergelijke migratie van spelers van games naar kansspelen is onwenselijk, temeer nu veel gamers minderjarig of jongvolwassen zijn en een deel problematisch gamegedrag vertoont. Daarbij komt dat de aard en het uiterlijk van bepaalde games sterke overeenkomsten met kansspelen vertonen. Dit geldt met name voor social casino games. Dit zijn games die sprekend lijken op kansspelen, maar in tegenstelling tot echte (online)kansspelen niet de mogelijkheden kennen van daadwerkelijke inzet of daadwerkelijke uitkering van prijzen. Het is niet wenselijk dat er tijdens het spelen van een dergelijke game bijvoorbeeld banners verschijnen waarin kansspelen worden aangeprezen om de gamer naar dat kansspel te leiden. Deze games kunnen een laagdrempelige manier zijn om met casinospelen in aanmerking te komen. Het zijn geen kansspelen die onder de werking van de Wok vallen. Zij kunnen daarom een onrealistisch beeld geven van de kansspelen die daadwerkelijk worden aangeboden. Zo kan iemand die bijvoorbeeld roulette speelt via een social casino games platform onrealistische verwachtingen krijgen ten aanzien van roulette dat daadwerkelijk door (online- of landgebonden) kansspelaanbieders wordt aangeboden. Ook dit kan een aanzuigende werking hebben en de speler bovendien misleiden. Het is vergunninghouders daarom verboden reclame- en wervingsactiviteiten voor kansspelen te ontplooien binnen games of op websites waar games worden aangeboden.
Het is ook onwenselijk dat gamers door reclame of werving in de game of op website waar games worden aangeboden, worden verleid tot deelname aan landgebonden kansspelen, bijvoorbeeld in landgebonden speelcasino’s en speelautomatenhallen. Het verbod is daarom gericht tot alle houders van een vergunning op grond van de Wok.
Onderdeel D (artikel 3a)
Op grond van artikel 7, tweede lid, van dit besluit moet de vergunninghouder die kansspelen op afstand, in speelautomatenhallen of in speelcasino’s organiseert, de door hem georganiseerde kansspelen onderwerpen aan een deugdelijke analyse van de verslavingsrisico’s. Ook moet hij op grond van die bepaling zijn verslavingspreventiebeleid afstemmen op de geconstateerde risico’s. Het onderhavige artikel 3a verplicht hem daarnaast om zijn wervings- en reclameactiviteiten af te stemmen op de uitkomsten van die risicoanalyse.
De door deze vergunninghouders aangeboden kansspelen kunnen variëren in de mate waarin zij risico’s op onmatige deelneming of kansspelverslaving met zich meebrengen. Factoren in een spel die het risico van onmatige deelneming of kansspelverslaving verhogen, zijn bijvoorbeeld een short odd karakter van het kansspel, een hoge winkans, mededelingen van een near miss en een hoge mate van beschikbaarheid, toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het aanbod. Hoe meer van dergelijke risicoverhogende factoren aanwezig zijn, hoe hoger het risicopotentieel van het desbetreffende kansspel is. De vergunninghouder moet de risico’s van de door hem aangeboden kansspelen in de risicoanalyse in kaart hebben gebracht, voordat hij die kansspelen daadwerkelijk aanbiedt.
Met verantwoorde reclame kunnen (potentiële) spelers worden gewezen op het legale kansspelaanbod, hetgeen de kanalisatie naar dat legale en veilige aanbod bevordert. Vergunninghouders mogen daarom reclame maken voor hun spelaanbod, mits dat op verantwoorde en evenwichtige wijze gebeurt. Wervings- en reclameactiviteiten mogen niet aanzetten tot onmatige deelname of kansspelverslaving. Omdat zij door hun vorm, inhoud of strekking het risico op onmatige deelname of kansspelverslaving kunnen verhogen, moet de vergunninghouder zorgvuldig afwegen welke wervings- en reclameactiviteiten, gelet op de resultaten van de risicoanalyse, passend zijn. Hoe hoger het risicopotentieel van het kansspel is, hoe minder passend het is om dit kansspel intensief te promoten. Dit betekent dat het niet verantwoord is om reclame met een sterk wervend karakter te maken voor een spel waarvan uit de risicoanalyse naar voren komt dat het een hoog risicopotentieel heeft. Voorbeelden hiervan zijn banners, pop-ups of mailtjes waarin spelers worden gewezen op hoge bonussen of spaarprogramma’s bij deelname aan deze kansspelen. Het is ook niet verantwoord om spelers aan te zetten tot doorspelen indien uit de risicoanalyse naar voren komt dat een spel een hoog risicopotentieel heeft. Bonussen die gekoppeld zijn aan een bepaald aantal keren deelnemen aan zo’n kansspel, of reclame gericht op het veroorzaken van sociale druk («straks wint een ander wél een prijs») bij een hoog-risico spel, zijn voorbeelden van onverantwoorde reclame-activiteiten die aanzetten tot doorspelen. Een ander voorbeeld van onverantwoorde reclame is reclame die een geconstateerde risicofactor versterkt. Indien uit de risicoanalyse bijvoorbeeld blijkt dat het short odd karakter van een bepaald kansspel een hoog verslavingsrisico met zich meebrengt, versterkt reclame waarin wordt gewezen op de snelheid van het spel en van de prijsbepaling deze risicofactor. De vergunninghouder moet bij de totstandkoming van zijn wervings- en reclameactiviteiten alle relevante factoren uit de risicoanalyse meewegen. Dit laat uiteraard onverlet dat wervings- en reclameactiviteiten niet misleidend mogen zijn (artikel 3, eerste lid). Dit betekent bijvoorbeeld dat een spel met een hoog risicopotentieel niet mag worden gepresenteerd als een betrekkelijk ongevaarlijk spel.
De betrokken vergunninghouders moeten te allen tijde verantwoording kunnen afleggen over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan hun verplichting om hun wervings- en reclameactiviteiten af te stemmen op de uitkomsten van de risicoanalyse van de aangeboden kansspelen. Op grond van artikel 4, derde lid, van dit besluit is in de Regeling reclame, werving en verslavingspreventie kansspelen geregeld dat zij over hun wervings- en reclameactiviteiten periodiek moeten rapporteren aan de kansspelautoriteit.
Onderdeel E (artikel 4)
De wijziging van artikel 4 volgt uit de definitie van de raad van bestuur van de kansspelautoriteit in artikel 1.
Onderdeel F (artikel 5)
Artikel 5 regelt de informatieverplichtingen van alle vergunninghouders in het kader van de (consumenten)bescherming van de speler. Deze gelden zowel voor vergunninghouders die meer risicovolle kansspelen op afstand, in speelcasino’s en in speelhallen organiseren, als ook voor
vergunninghouders die minder risicovolle kansspelen als loterijen organiseren. In onderdeel e van het eerste lid is de informatieplicht over het verbod voor minderjarigen om deel te nemen aan kansspelen aangepast met het oog op de uitbreiding van de groep van deelname uitgesloten personen met onder meer personen die in het centraal register zijn opgenomen. Alle vergunninghouders moeten vermelden welke categorieën personen niet mogen deelnamen aan de door hen georganiseerde kansspelen. Op grond van het tweede lid kan dit desgewenst in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen nader worden gespecificeerd en uitgesplitst in de verschillende soorten vergunninghouders.
Onderdeel G
Artikel 6, vijfde lid, vormt voortaan ook de grondslag voor de overgangsregeling in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen voor leidinggevenden en in speelhallen en speelcasino’s werkzame personen die op 1 juli 2013 reeds als zodanig werkzaam waren. Het voormalige artikel 8 is daarom geschrapt. Het voormalige artikel 9 regelde het vervallen van artikel 5 van het Speelautomatenbesluit 2000 en is uitgewerkt. Ook de oorspronkelijke inwerkingtredingsbepaling (het voormalige artikel 10) is uitgewerkt.
Onderdeel H
De concretisering en aanscherping van het verslavingspreventiebeleid en de invoering van het centraal register uitsluiting kansspelen hebben geleid tot een aanzienlijke uitgebreid van hoofdstuk 3 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. Afdeling 1 is gericht tot alle houders van een kansspelvergunning, ongeacht de aard van de door hen georganiseerde kansspelen. Afdeling 2 is gericht tot de vergunninghouders die kansspelen op afstand, in speelautomatenhallen en in speelcasino’s organiseren. Afdeling 3 bevat bepalingen met betrekking tot het centraal register uitsluiting kansspelen.
Hoofdstuk 3. Verslavingspreventie
Afdeling 1. Algemeen
Artikel 6
Eerste lid
In het belang van de verslavingspreventie stelt artikel 6, met het oog op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van kansspelaanbieders, vereisten aan de kennis van leidinggevenden en personen op een sleutelpositie die werkzaam zijn binnen ondernemingen met een kansspelvergunning. De definitie van leidinggevende zoals die was opgenomen in het voormalig artikel 6 is overgebracht naar de algemene definitiebepaling in artikel 1 van dit besluit.
Tweede lid
Op grond van het voormalige artikel 6 waren de kennisvereisten voor leidinggevenden van overeenkomstige toepassing op personen werkzaam in speelautomatenhallen en speelcasino’s, die belast zijn met het toelaten van bezoekers tot de fysieke speelruimte en met het toezicht op die spelers. De kennisvereisten zijn ingevolge het tweede lid van het nieuwe artikel 6 van overeenkomstige toepassing op bepaalde personen die werkzaam zijn bij houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand. Het gaat hierbij om personen die belast zijn met het (door het proces van inschrijving en aanmelding) toelaten van personen tot het online kansspelaanbod en met het toezicht op spelers. Dit laatste houdt bij kansspelen op afstand onder meer in de digitale registratie en analyse van het speelgedrag en het onderzoek naar mogelijk problematisch speelgedrag. In het nieuwe tweede lid zijn de kennisvereisten ook verplicht gesteld voor personen die belast zijn met de uitvoering van verslavingspreventiebeleid in speelautomatenhallen, in speelcasino’s en in de online-omgeving waarin de houders van een vergunning voor het organiseren van kansspelen op afstand opereren. Dit zijn bijvoorbeeld de medewerkers die het persoonlijk onderhoud voeren met een speler die risicovol of problematisch speelgedrag vertoont.
Derde lid
De in het eerste en tweede lid bedoelde personen zullen bij de uitoefening van hun werkzaamheden risicovol of problematisch speelgedrag signaleren. De kennisvereisten die aan hen worden gesteld, moeten daarom in ieder geval betrekking hebben op de risico’s op kansspelverslaving van het aangeboden kansspel, de negatieve gevolgen van kansspelverslaving en de gedragskenmerken van een kansspelverslaafde. Ook moeten deze personen kennis en inzicht hebben in de beschikbare hulpverlening op het gebied van kansspelverslaving, en moeten zij kennis hebben van de wet- en regelgeving op het gebied van kansspelen en de binnen de branche geldende gedragscodes.
Vierde lid
Artikel 6 is in beginsel gericht tot alle kansspelvergunninghouders en dus ook tot houders van een vergunning voor het organiseren van minder risicovolle kansspelen zoals loterijen. Het is daarom geplaatst in de algemene paragraaf van het hoofdstuk verslavingspreventie. In het vierde lid worden enkele houders van een kansspelvergunning uitgezonderd van de kennisvereisten. Het gaat hierbij om houders van een vergunning tot het organiseren van een goede doelenloterij met een prijs die minder waard is dan € 4.500 en voor houders van een vergunning tot het organiseren van een goede doelenloterij die maximaal zes maanden geldig is en maximaal eenmaal per jaar wordt verleend. Ook de organisatoren van winkelweekacties en kleine kansspelen overeenkomstig titel Ia Wok, hoeven niet aan de kennisvereisten te voldoen.
Vijfde lid
In de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen zijn de kennisvereisten nader uitgewerkt.
Afdeling 2. Kansspelen in speelautomatenhallen, speelcasino’s en op afstand
Paragraaf 1. Verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder
Artikel 7
Dit artikel geeft voor vergunninghouders die kansspelen op afstand, in speelcasino’s en in speelautomatenhallen organiseren nadere invulling aan artikel 4a, eerste lid, Wok, op grond waarvan deze vergunninghouders verplicht zijn die maatregelen en voorzieningen te treffen die nodig zijn om verslaving aan de vergunde kansspelen zoveel mogelijk te voorkomen.
Op grond van dit artikel moeten die vergunninghouders een verslavingspreventiebeleid opstellen, in hun organisaties implementeren, periodiek evalueren en zo nodig aanpassen. Dit beleid moet ten minste voldoen aan de kaders die in dit hoofdstuk zijn gesteld en in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen nader zijn uitgewerkt. Uiteraard moeten ook de overige voorschriften van de Nederlandse kansspelwetgeving in acht worden genomen. Zo moet het preventiebeleid van de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand ook voldoen aan die vereisten in Titel Vb van de Wok (kansspelen op afstand) en aan het Besluit kansspelen op afstand waar een verslavingspreventieve werking van uit gaat. Een voorbeeld hiervan zijn de regels met betrekking tot het spelersprofiel dat de speler bij zijn inschrijving moet invullen.
Eerste lid
Het proces van het ontwikkelen, uitvoeren en onderhouden van het verslavingspreventiebeleid moet plaatsvinden in samenwerking met deskundigen op het gebied van verslavingszorg en ervaringsdeskundigen op het gebied van kansspelen. Dit waarborgt niet alleen dat de vergunninghouder ook daadwerkelijk voortdurend inspanningen verricht om de verslavingsrisico’s van de door hem aangeboden kansspelen zo veel mogelijk te beteugelen, maar ook dat bij de ontwikkeling en het onderhoud van dat beleid voortdurend nieuwe wetenschappelijke en technische ontwikkelingen op het gebied van verslavingspreventie worden betrokken. De wetenschap op het gebied van (kansspel)verslavingspreventie is in beweging en de technische mogelijkheden om preventieve maatregelen in de praktijk te implementeren ontwikkelen zich voortdurend.
Een ervaringsdeskundige op het gebied van kansspelen (kansspelverslaving) is iemand die, als (gewezen) speler, persoonlijke ervaring heeft opgedaan met kansspelverslaving en/of de wijze waarop verslaving kan worden voorkomen, die deze ervaring heeft omgezet in ervaringskennis en die in staat is om deze kennis ook professioneel in te zetten en over te dragen op anderen. De kennis van ervaringsdeskundigen is niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, maar op hun eigen ervaring. Hun praktijkkennis heeft voor een goed functionerend verslavingspreventiebeleid een belangrijke meerwaarde bovenop de wetenschappelijke kennis van de deskundigen op het gebied van verslavingszorg. Ervaringsdeskundigen kennen uit eigen ervaring de risico’s op kansspelverslaving en die aspecten van het kansspel en de omgeving waarin die worden aangeboden die die risico’s kunnen verhogen. Vanuit hun ervaring kunnen zij beoordelen welke interventies effectief kunnen zijn, welke maatregelen kunnen bijdragen om risicovol speelgedrag of verslaving te voorkomen en in hoeverre een bepaalde preventieve maatregel ook daadwerkelijk het gewenste gedragseffect bij een speler teweeg zal kunnen brengen. Hun inbreng bij de totstandkoming van het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder is daarom van belang voor de kwaliteit en de effectiviteit van dat beleid. De kansspelautoriteit zal in de uitvoering van haar coördinerende rol bijdragen aan het organiseren van de samenwerking tussen vergunninghouders en de ervaringsdeskundigen.
Het preventiebeleid moet voldoende aansluiten bij het Nederlandse stelsel van verslavingszorg, zodat ook buitenlandse aanbieders de Nederlandse speler passend kunnen informeren over, en eventueel doorgeleiden naar, de voor hen beschikbare verslavingszorg.
Onderdeel a
De vergunninghouder moet ter invulling en uitvoering van zijn zorgplicht adequate maatregelen en voorzieningen treffen om kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen. Veel van die maatregelen zijn verplicht voorgeschreven, zoals de leeftijdscontrole, het raadplegen van het centraal register, de verschillende informatieverplichtingen jegens de speler, het monitoren en analyseren van het speelgedrag, het verschaffen van inzicht in het speelgedrag, het ondersteunen van matiging van het speelgedrag en de beperking van de wervings- en reclameactiviteiten. Daarnaast kan de vergunninghouder in samenwerking met deskundigen op het gebied van verslavingszorg in zijn verslavingspreventiebeleid aanvullende maatregelen en voorzieningen opnemen die zijn toegespitst op de verslavingsrisico’s van de kansspelen die hij aanbiedt. Het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder moet in ieder geval een beschrijving bevatten van de beschikbare maatregelen en voorzieningen ter preventie van kansspelverslaving en de gevallen waarin en wijze waarop hij de verschillende maatregelen en voorzieningen toepast.
Onderdeel b
Het preventiebeleid moet ook inzicht geven in de kwaliteitsbewaking. De vergunninghouder moet in zijn beleid opnemen met welke deskundigen op het gebied van verslavingszorg hij zijn preventiebeleid heeft opgesteld en vervolgens toepast en onderhoudt, en hoe hij deze samenwerking vorm geeft. Ook moet de vergunninghouder in zijn beleid de evaluatie- en aanpassingscycli en de wijze waarop hij komt tot meetbare resultaten voor de beoordeling van de effectiviteit en doelmatigheid van zijn beleid opnemen.
Onderdeel c
De vergunninghouder moet in zijn preventiebeleid bijzondere aandacht besteden aan jongvolwassenen tussen de 18 en 24 jaar. Deze groep is kwetsbaar voor risicovol speelgedrag en vereist daarom een specifieke benaderingswijze. Zo moet de vergunninghouder bij jongvolwassenen eerder interveniëren dan bij volwassen spelers. Het contact met jongvolwassenen moet ook zo goed mogelijk aansluiten bij hun belevingswereld. In de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen zijn nadere eisen gesteld aan het verslavingspreventiebeleid ten aanzien van jongvolwassenen.
Een beschrijving van het te voeren verslavingspreventiebeleid moet bij de vergunningaanvraag worden overgelegd, opdat de kansspelautoriteit kan beoordelen in hoeverre het preventiebeleid van de aanvrager voldoet aan de vereisten die daaraan worden gesteld en ook voldoende in diens organisatie is geïmplementeerd. De vergunninghouder moet de kansspelautoriteit na de vergunningverlening op grond van het tweede lid periodiek rapporteren over de uitvoering en werking van het preventiebeleid. Het preventiebeleid moet daarnaast op een voor de speler toegankelijke wijze worden bekendgemaakt. Vergunninghouders die kansspelen op afstand aanbieden, moeten de spelers via de speelsite informeren over hun preventiebeleid. Landgebonden kansspelaanbieders kunnen bijvoorbeeld foldermateriaal in de speelautomatenhal of het speelcasino beschikbaar stellen, al dan niet in combinatie met informatie op hun website.
Tweede lid
Het kansspelassortiment dat op afstand, in speelautomatenhallen en in speelcasino’s wordt aangeboden is groot, divers van aard en voortdurend aan verandering onderhevig. Het brengt in het algemeen een hoger risico op kansspelverslaving met zich mee dan andere kansspelen. De verschillende spelen binnen dat assortiment en de wijze waarop deze worden aangeboden kunnen aanzienlijk variëren in de mate waarin zij kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van problematisch speelgedrag. Het tweede lid schrijft voor dat de vergunninghouder die kansspelen op afstand, in speelautomatenhallen of in speelcasino’s aanbiedt, te allen tijde inzicht moet hebben in de risico’s van de kansspelen die hij aanbiedt en zijn verslavingspreventiebeleid hierop moet laten aansluiten.
Hiertoe voert de vergunninghouder een risicoanalyse uit. Omdat ook de vraag naar bepaalde risicovolle kansspelen gekanaliseerd moet worden, heeft de analyse niet tot doel om een bepaalde classificatie van het risicopotentieel bij voorbaat aanvaardbaar of onaanvaardbaar te beoordelen. De analyse heeft tot doel te bereiken dat de vergunninghouder voldoende kennis en inzicht heeft in de risico’s van de door hem aangeboden kansspelen, zodat hij hier op een verantwoorde wijze mee om kan gaan. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 moet hij zijn verslavingspreventiebeleid afstemmen op de resultaten van die analyse. Dit laatste betekent dat hij die preventieve maatregelen en voorzieningen moet treffen die passen bij het geconstateerde risiconiveau, bijvoorbeeld door bij spelen met een hoger risiconiveau intensiever te monitoren en eerder te interveniëren in het speelgedrag. Ook kan de vergunninghouder er voor kiezen om bepaalde spelkenmerken aan te passen om het risicopotentieel naar beneden bij te stellen. Daarnaast moet hij zijn medewerkers en de spelers op basis van de risicoanalyse op passende wijze informeren over de risico’s van zijn spelaanbod.
In de risicoanalyse brengt de vergunninghouder de kenmerken van ieder van de door hem aangeboden kansspelen in kaart en stelt hij vast welke risicofactoren dit met zich mee brengt. Die risicofactoren moeten wetenschappelijk zijn onderbouwd. Vervolgens weegt en waardeert hij aan de hand van een wetenschappelijk onderbouwde methode het risicopotentieel van de aangeboden kansspelen. In verschillende wetenschappelijke onderzoeken zijn relevante kansspelkenmerken geïdentificeerd die het verslavingspotentieel in meer of mindere mate bepalen.7 Deze risicofactoren hebben betrekking op zowel aspecten binnen het spel, oftewel de werking van het spel, als op aspecten om het spel heen. Voorbeelden van factoren binnen het spel zijn de mate waarin het spel een long- of short odd karakter heeft, de mogelijkheid om door te blijven spelen, de hoogte van de jackpot en de kans op een prijs. Voorbeelden van aspecten om het spel heen, zijn de wijze waarop het spel wordt gepresenteerd, zoals met de zogenoemde illusion of control, de mededeling van een near miss en de beschikbaarheid, toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het kansspelaanbod. Hoewel binnen één spelsoort veel factoren overeen zullen komen, kunnen door de weging van alle relevante factoren gevarieerde resultaten uit de analyse komen. Een fruitautomatenspel dat voldoet aan alle minimumeisen voor een modeltoelating of een vergelijkbaar onlinespel heeft bijvoorbeeld een hoger risicopotentieel dan hetzelfde spel waarbij de tijd tussen de inzet en de uitkering van de prijs langer is en het spel wordt onderbroken door pop-up’s.
Ook de methode waarmee de vergunninghouder op basis van de verschillende risicofactoren het risicopotentieel van het betreffende kansspel waardeert, moet wetenschappelijk verantwoord zijn. Er zijn verschillende risicotaxatie-instrumenten ontwikkeld – en andere zijn in ontwikkeling – om het risicopotentieel van het kansspelaanbod vast te stellen. Het is aan de vergunninghouder om een of meer van de beschikbare instrumenten te kiezen die hij bij zijn analyses gebruikt, waarbij het aan hem is om aan te tonen dat dit een verantwoorde methode is. Als centrale coördinator op het gebied van preventie van kansspelverslaving zal de kansspelautoriteit bijdragen aan de doorontwikkeling van dergelijke methoden.
De risicoanalyse moet continu aansluiten bij het actuele spelaanbod van de vergunninghouder. De vergunninghouder moet de risicoanalyse bijstellen of opnieuw uitvoeren indien er ontwikkelingen plaatsvinden die van invloed zijn op de eerder uitgevoerde analyse. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de vergunninghouder het kansspel aanpast of als hij aanwijzingen heeft dat de risico-inschatting niet meer actueel is, bijvoorbeeld omdat het spel ondanks de genomen maatregelen voor veel risico- en probleemgedrag zorgt. Daarnaast zijn de risicofactoren en de methodes om tot een wetenschappelijk verantwoorde beoordeling van het risicopotentieel van een kansspel te komen onderhevig aan nieuwe wetenschappelijke inzichten. De vergunninghouder moet op de hoogte zijn van deze ontwikkelingen en zijn risicoanalyses zo nodig hierop aanpassen.
De vergunninghouder moet zijn verslavingspreventiebeleid steeds afstemmen op de resultaten van de risicoanalyse. Indien uit de risicoanalyse naar voren komt dat een bepaald spel een hoog risicopotentieel heeft, moet de vergunninghouder mitigerende voorzieningen of maatregelen in of om het spel treffen om spelers te beschermen tegen kansspelverslaving. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op het verlagen van de risicofactoren in het spel, bijvoorbeeld door een minder hoge jackpot aan te bieden of door het spel vaker of langer te onderbreken door pop-up’s, zodat de mogelijkheid om door te blijven spelen wordt beperkt. Ook bij landgebonden kansspelaanbod kunnen maatregelen in het spel het risico op kansspelverslaving verlagen door bijvoorbeeld de tijdsduur tussen de inzet en de uitbetaling in een kansspelautomaat te verlengen. De analyse vormt derhalve een aanvulling op de modeltoelating, waarin slechts de minimum duur tussen de inzet en uitbetaling is opgenomen. De vergunninghouder moet daarnaast passende beschermende voorzieningen en maatregelen treffen om het spel heen. Naarmate het verslavingspotentieel van het kansspel waaraan de speler deelneemt hoger is dient de vergunninghouder bijvoorbeeld intensiever te monitoren en eerder te interveniëren in het speelgedrag van de speler. Ook de informatievoorzieningen en de waarschuwingen aan spelers moeten passend zijn bij het risicopotentieel van de spelen waaraan de speler deelneemt. De medewerkers van de vergunninghouder die uitvoering geven aan het verslavingspreventiebeleid moeten daarom geïnformeerd zijn over de inzichten die de risicoanalyse biedt en de gevolgen die dit heeft voor de uitvoering van het preventiebeleid.
De vergunninghouder moet ook de wervings- en reclameactiviteiten voor het betreffende kansspel afstemmen op de resultaten van de risicoanalyse (artikel 3a). Reclame voor de vergunde kansspelen, waaronder ook de meer risicovolle kansspelen, is toegestaan om spelers naar het legale aanbod te leiden. Dit mag evenwel niet leiden tot het aanzetten tot onmatig speelgedrag of kansspelverslaving. Bepaalde reclameactiviteiten zoals reclameactiviteiten met een sterk wervend karakter versterken de effecten van de risicofactoren van een spel, omdat zij de bereikbaarheid van het spel vergroten. Spaarprogramma’s die gekoppeld zijn aan de deelname van een spel, zetten aan tot doorspelen. Dergelijke reclameactiviteiten zijn derhalve niet verantwoord, indien zij gekoppeld zijn aan een kansspel dat een hoog risicopotentieel heeft. Een spel met een hoog risicopotentieel mag daarnaast in de reclame-uitingen niet worden gepresenteerd als een betrekkelijk ongevaarlijk spel.
De vergunninghouder moet te allen tijde kunnen aantonen dat de risicoanalyse van zijn spelaanbod actueel is, welke methode daarvoor is gebruikt, welke resultaten dit heeft opgeleverd en op welke wijze de resultaten hebben geleid tot wijzigingen in zijn verslavingspreventiebeleid en/of zijn werving- en reclameactiviteiten. Hij moet hierover periodiek rapporteren aan de kansspelautoriteit. Deze rapportageplicht is op grond van het vierde lid nader uitgewerkt in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.
Derde lid
Binnen de organisatie van de vergunninghouder worden verschillende belangen nagestreefd die het belang om spelers te beschermen tegen kansspelverslaving nadelig kunnen beïnvloeden. Zo kunnen financiële belangen van de vergunninghouder bijvoorbeeld leiden tot de beschikbaarheid van een (te) beperkt budget voor preventiemaatregelen of tot een actievere marketingstrategie om een groter aantal spelers meer te laten spelen. Voorkomen moet worden dat het resultaat uit de risicoanalyse en eventueel daaruit voortvloeiende verbetervoorstellen beïnvloed worden door andere belangen dan de bescherming van de speler tegen kansspelverslaving. Om verstrengeling van dergelijke tegenstrijdige belangen te voorkomen, moet de vergunninghouder er voor zorgen dat de risicoanalyses op voldoende onafhankelijk wijze worden uitgevoerd, waarbij slechts het belang van bescherming van de speler tegen kansspelverslaving wordt nagestreefd. Dit betekent dat de functionaris die de analyses uitvoert, daarbij niet wordt belemmerd door andere belangen van de vergunninghouder. De vergunninghouder moet daarom zorgdragen voor een functiescheiding. De functionaris die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de risicoanalyse, mag niet tevens verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van werkzaamheden waarbij hij andere belangen van de vergunninghouder moet nastreven die kunnen conflicteren met het belang van bescherming van de speler tegen kansspelverslaving. Ook moet de vergunninghouder er voor zorgen dat de functionaris die de risicoanalyses uitvoert, daarbij geen aanwijzingen krijgt van derden die andere belangen nastreven dan de bescherming van de speler tegen kansspelverslaving.
Verder moet die functionaris beschikken over de nodige deskundigheid, kennis en bevoegdheden, zodat hij de risicoanalyse goed en volledig uit kan voeren. Dit betekent dat hij zonder beïnvloeding door anderen de noodzakelijke informatie moet kunnen verzamelen, onder meer over de aangeboden kansspelen, de wijze waarop deze worden aangeboden, het reclame- en wervingsbeleid van de vergunninghouder, diens verslavingspreventiebeleid en de werking daarvan, en het speelgedrag van de spelers, waaronder de analyses daarvan. Hij moet zich een zelfstandig oordeel kunnen vormen over het risicopotentieel van het kansspelaanbod en eventueel ook verbetervoorstellen kunnen doen. Verder moet de functionaris die de risicoanalyses uitvoert, uiteraard op de hoogte zijn van de recente wetenschappelijke inzichten op het gebied van de preventie van kansspelverslaving.
Op basis van de objectieve en onafhankelijk tot stand gekomen risico-analyses en eventuele verbetervoorstellen kan de vergunninghouder bewuste keuzes maken met betrekking tot zijn spelaanbod, zijn wervings- en reclamebeleid en zijn verslavingspreventiebeleid. Daarbij kan hij eventuele andere belangen betrekken. Hij moet die keuzen inzichtelijk maken en daarover verantwoording af kunnen leggen aan de kansspelautoriteit.
Vierde lid
Het verslavingspreventiebeleid moet controleerbaar zijn. Op grond van het vierde lid moeten de betrokken vergunninghouders de kansspelautoriteit periodiek rapporteren over de ontwikkeling, uitvoering en het onderhoud van hun preventiebeleid en over de analyses van het risicopotentieel van de aangeboden kansspelen. De inhoud en periodiciteit van die rapportage is nader uitgewerkt in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. In ieder geval moet gerapporteerd worden over de samenwerking met de deskundigen op het gebied van verslavingszorg, de aansluiting bij het Nederlandse zorgstelsel, de onderbouwing van het beleid en de uitvoering daarvan, waaronder de aantallen personen die naar aanleiding van interventies door de vergunninghouder hebben besloten tot zelfuitsluiting en de aantallen bevragingen van het centraal register.
De kansspelautoriteit kan op basis van dergelijke gegevens beoordelen of de vergunninghouder inderdaad die maatregelen en voorzieningen heeft getroffen die nodig zijn om verslaving aan de vergunde kansspelen zoveel mogelijk te voorkomen. Ook kan zij zo informatie verzamelen over de best practices op het gebied van verslavingspreventie.
In dit verband wordt er nog op gewezen dat de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand bepaalde terzake relevante gegevens – zoals gegevens over overschrijdingen van de maxima in de spelersprofielen en de door hem in het speelgedrag gepleegde interventies – moet opslaan in zijn controledatabank, waardoor periodieke rapportage hierover niet nodig is.
Vijfde lid
In de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen worden nadere eisen gesteld aan het verslavingspreventiebeleid van de betrokken vergunninghouders. Hierbij wordt rekening gehouden met de verschillen in mogelijkheden tussen landgebonden kansspelen en kansspelen op afstand.
Paragraaf 2. Informatie en voorzieningen
Artikel 8
Eerste lid
Het eerste lid verplicht vergunninghouders die de meer risicovolle kansspelen op afstand, in speelhallen en in speelcasino’s organiseren, de speler te informeren over de risico’s van zijn kansspelaanbod op kansspelverslaving en over de mogelijkheden om die risico’s te beteugelen. Die informatie moet op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze worden aangeboden. Het spreekt voor zich dat de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand die informatie online verstrekt. In speelhallen en speelcasino’s kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van foldermateriaal met informatie en verwijzingen naar de eigen website en websites of contactgegevens van zorginstanties en van de bij de vergunninghouder beschikbare formulieren waarmee de bezoeker zich kan uitsluiten van deelname aan kansspelen. De toegankelijkheid van de informatie in fysieke ruimtes in speelautomatenhallen en speelcasino’s is beperkter dan bij elektronische middelen, zoals het internet. Snel doorklikken naar een zelftest of de informatie van een zorgorganisatie is nu eenmaal niet mogelijk vanuit een papieren folder.
De desbetreffende vergunninghouders moeten onder meer adequate informatie verschaffen over verantwoord speelgedrag. Zo moet de vergunninghouder die kansspelen op afstand organiseert, in ieder geval algemene handreikingen bieden over de wijze waarop het spelersprofiel kan worden ingevuld. De vergunninghouder moet de speler ook informeren over de mogelijkheden van tijdelijke zelf-uitsluiting van deelname aan kansspelen. Het gaat hierbij zowel om informatie over tijdelijke zelf-uitsluiting van deelname aan de door de betrokken vergunninghouder georganiseerde kansspelen als om tijdelijke zelf-uitsluiting van deelname aan alle kansspelen die op afstand, in speelhallen en in speelcasino’s worden georganiseerd door inschrijving in het centraal register uitsluiting kansspelen. De vergunninghouder moet de speler ook wijzen op de mogelijkheid dat hij bij problematisch speelgedrag op onvrijwillige basis kan worden uitgesloten van deelname aan die kansspelen.
Op grond van artikel 10 zijn de informatieplichten in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen nader uitgewerkt. Hierbij is nader onderscheid gemaakt tussen kansspelen die in fysieke speelautomatenhallen en speelcasino’s worden georganiseerd en kansspelen die op afstand worden georganiseerd. In die regeling kunnen ook aanvullende soorten informatie worden benoemd die de betrokken vergunninghouders in ieder geval moeten verstrekken.
Tweede lid
De vergunninghouder moet de speler op passende wijze toegang bieden tot bepaalde websites en voorzieningen. In ieder geval moet toegang worden geboden tot de websites van één of meer online werkzame instellingen voor verslavingszorg en een of meer fysiek in Nederland werkzame instellingen voor verslavingszorg.
Daarnaast moet de vergunninghouder de spelers toegang bieden tot een voorzieningen waarmee zij op eenvoudige wijze inzicht in hun speelgedrag kunnen verkrijgen. Een voorbeeld hiervan is een zelftest waarmee de speler eenvoudig en anoniem kan beoordelen of zijn speelgedrag als recreatief, risicovol of problematisch is aan te merken. Uit onderzoek is gebleken dat dit een effectief instrument is. Deze zelftest biedt de speler de mogelijkheid tot reflectie over zijn speelgedrag en kan hem er toe bewegen eigener beweging zijn speelgedrag te matigen of zelf op zoek te gaan naar passende hulp. Ook deze zelftest moet door de vergunninghouder worden ontwikkeld in samenwerking met de verslavingszorg (artikel 7). Hiermee wordt geborgd dat de laatste stand van de wetenschap wordt verwerkt.
Voorts moet de vergunninghouder de speler toegang bieden tot voorzieningen waarmee deze zich desgewenst tijdelijk kan uitsluiten van deelname aan de door de betrokken vergunninghouder georganiseerde kansspelen (onderdeel c) of van deelname aan alle kansspelen die op afstand, in speelautomatenhallen en speelcasino’s worden georganiseerd (onderdeel d). In dat laatste geval kan de speler zich via de door de vergunninghouder ter beschikking gestelde voorziening inschrijven in het centraal register uitsluiting kansspelen.
In de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen zijn de voorzieningen die de vergunninghouder moeten bieden nader uitgewerkt. Zo nodig kunnen daar ook aanvullende voorzieningen worden benoemd die de betrokken vergunninghouders in ieder geval moeten bieden.
Artikel 9
Dit artikel is toegespitst op de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand. Het verplicht hem de informatie die hij op grond van artikel 8, eerste lid, moet verstrekken, beschikbaar te stellen op de ladingspagina en op het beginsscherm van de spelersinterface. De toegang tot de voorzieningen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, moet op iedere pagina of ieder scherm van de spelersinterface worden geboden.
Tweede lid
Naast de voorzieningen die deze vergunninghouder op grond van artikel 8 toegankelijk moet maken, moet ook toegang worden verstrekt tot informatie en een voorziening die ontbreken bij landgebonden kansspelen in speelautomatenhallen en speelcasino’s. Het gaat hierbij om een voorziening waarmee de speler zijn spelersprofiel – waarin deze de grenzen van zijn speelgedrag vooraf heeft aangegeven – kan wijzigen. Uit artikel 4.13 van het Besluit kansspelen op afstand volgt dat verlaging van een of meer van de maxima van het profiel direct moet werken, terwijl voor verhoging van die maxima een wachtperiode van 24 uur in acht moet worden genomen om de speler de nodige bedenktijd te geven. Tussen twee opeenvolgende verhogingen moet een wachttermijn van ten minste een week in acht worden genomen. De vergunninghouder moet in het door hem gebruikte spelsysteem een voorziening beschikbaar stellen waarmee dit mogelijk wordt gemaakt. In de internationale praktijk is dit al gebruikelijk.
Derde lid
Na het aanmelden voor deelname aan kansspelen op afstand (het «inloggen») moet de speler worden gewezen op de datum en het tijdstip van diens vorige aanmelding. Daarnaast moet de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand op iedere pagina van de spelersinterface voortdurend inzichtelijk maken hoe laat het in Nederland is, hoe lang de huidige speelsessie duurt en wat het saldo op zijn speelrekening is. Het gaat hierbij om gegevens die de individuele speler confronteren met zijn eigen speelgedrag.
Artikel 9 moet worden bezien in samenhang met enkele bepalingen in het Besluit kansspelen op afstand. Zo moet de vergunninghouder op grond van artikel 4.31 van het Besluit kansspelen op afstand de speler via de spelersinterface informeren over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder betalingen plaatsvinden, en de speler toegang geven tot het saldo op de speelrekening en alle transacties op de speelrekening van de afgelopen 90 dagen. De vergunninghouder moet de speler bovendien op diens verzoek een overzicht van de transacties gedurende ten minste de laatste 12 maanden verstrekken. Ook dergelijke informatie kan bijdragen aan het inzicht van de speler in diens speelgedrag. Daarnaast is de vergunninghouder op grond van artikel 4.34 van het Besluit kansspelen op afstand gehouden algemene informatie te verstrekken die in het belang is van de bescherming van de speler als consument.
Artikel 10
Op grond van dit artikel worden in de Regeling reclame, werving en verslavingspreventie kansspelen nadere regels gesteld over de door de vergunninghouder te verstrekken gegevens en de door hem beschikbaar te stellen maatregelen, die van belang zijn voor de preventie van kansspelverslaving. Deze dienen in ieder geval ter operationalisering van de informatieplichten die in deze paragraaf zijn gesteld, maar ook kunnen verdere informatieplichten worden gesteld voor zover die noodzakelijk zijn in het belang van de verslavingspreventie.
Paragraaf 3. Identificatie van spelers
Artikelen 11 en 11a
Op grond van de artikelen 27j en 30u Wok mag geen toegang worden verleend tot landgebonden speelautomatenhallen en speelcasino’s aan minderjarigen en personen die in het centraal register uitsluiting kansspelen zijn ingeschreven. Hieruit volgt dat de identiteit van iedere persoon die een speelruimte wil bezoeken van te voren op een deugdelijke en betrouwbare wijze moet worden vastgesteld en geverifieerd, en voorts dat het centraal register moet worden bevraagd om te onderzoeken of die persoon in dat register is ingeschreven. Die bevraging geschiedt op basis van hit/no hit.
De voorafgaande vaststelling en verificatie van de identiteit van deelnemers aan kansspelen op afstand maakt onderdeel uit van het proces van inschrijving en aanmelding als speler dat is geregeld in hoofdstuk 4, afdeling 3, van het Besluit kansspelen op afstand. Artikel 11 heeft daarom alleen betrekking op de identiteitscontrole van personen voorafgaand aan hun bezoek aan een landgebonden speelautomatenhal of speelcasino.
Het onderzoek naar de vraag of de bezoeker van een landgebonden automatenhal of speelcasino is opgenomen in het centraal register uitsluiting kansspelen geschiedt door verzending van diens naam, voornamen, geboortedatum, geslacht, geboorteplaats en, voor zover die bezoeker daarover beschikt, diens burgerservicenummer, zoals deze gegevens zijn opgenomen op het identiteitsdocument van die persoon, aan de kansspelautoriteit.
Het raadplegen van CRUKS vindt plaats bij de kansspelautoriteit op basis van voornoemde gegevens die de vergunninghouder doorstuurt. De raad van bestuur schrijft voor op welke gestandaardiseerde wijze de gegevens van de speler aangeleverd moeten worden. De kansspelautoriteit controleert vervolgens bij de Beheervoorziening Burgerservicenummer (BV BSN) binnen enkele seconden of het opgegeven burgerservicenummer juist is en behoort bij de persoonsgegevens die de speler heeft opgegeven. Indien uit de controle bij BV BSN of op ander wijze twijfel ontstaat over de juistheid van de aangeleverde combinatie van gegevens, wordt aan de opgegeven gegevens geen unieke code gekoppeld. In dit geval ontvangt de vergunninghouder de bevindingen van de kansspelautoriteit en mag de speler geen toegang tot het spelaanbod worden gegeven. Hiermee wordt de betrouwbaarheid van het centraal register uitsluiting kansspelen verder gewaarborgd.
De kansspelautoriteit koppelt aan de gecontroleerde gegevensset een code die op unieke wijze aan de aspirant-speler is verbonden (CRUKS-code). Indien het gaat om een nieuwe gegevensset, koppelt de kansspelautoriteit hier een nieuwe CRUKS-code aan. Indien de speler zich reeds heeft ingeschreven bij een andere online aanbieder of indien hij eerder een speelcasino of speelautomatenhal heeft bezocht, komt de CRUKS-code naar boven die de kansspelautoriteit al had gekoppeld aan de eerder opgegeven gegevensset.
Indien de aspirant-speler wel is ingeschreven in het register, ontvangt de vergunninghouder van de kansspelautoriteit een «hit» en mag hij de speler niet toelaten tot het spelaanbod. Indien de speler niet is ingeschreven in CRUKS, ontvangt de vergunninghouder een «no-hit» en de CRUKS-code van de speler.
Tenzij uit een wettelijk voorschrift anders voortvloeit, is de vergunninghouder verplicht om het BSN van de speler direct na het gebruik te verwijderen uit zijn administratie (artikel 18, vierde lid, van dit besluit). Door het gebruik van de CRUKS-code is het BSN na de afronding van de toegangscontrole niet meer nodig en moet deze worden verwijderd uit de administratie van de vergunninghouder.
De betrokken vergunninghouder moet de bezoeker van de automatenhal of het speelcasino, na de identiteitscontrole en de raadpleging van het centraal register, een bewijs verstrekken waaruit blijkt dat hem toegang is verleend. Hierbij kan gedacht worden aan (veelal gangbare) papieren entreebewijzen, maar het derde lid schrijft deze vorm niet voor. Het gebruik van andere, bijvoorbeeld elektronische, toegangsbewijzen is niet uitgesloten.
Op grond van het vierde lid kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de identiteit wordt vastgesteld en geverifieerd. Daarbij kunnen ook regels worden gesteld met betrekking tot andere methoden dan het gebruik van het identiteitsbewijs. Randvoorwaarde is daarbij uiteraard dat die alternatieve method van identificatie en verificatie deugdelijk is.
De vergunninghouder kan de bezoeker van de landgebonden speelautomatenhal of het landgebonden speelcasino op grond van op grond van artikel 11a een unieke identificator toekennen ten behoeve van vervolgbezoeken, bijvoorbeeld in de vorm van een toegangspasje. De vergunninghouder moet aan de hand van die unieke identificator vast kunnen stellen dat de betreffende speler bij een eerder bezoek op de voorgeschreven wijze is geïdentificeerd en dat de betreffende speler hoort bij de identificator. Dit geschiedt bijvoorbeeld door het pasje te koppelen aan de speleradministratie en op het pasje een foto van de speler te plaatsen. Hiermee wordt voorkomen dat de speler opnieuw al zijn gegevens moet opgegeven en de vergunninghouder die gegevens moet, hetgeen de lasten voor de vergunninghouder verlaagt. Indien de vergunninghouder een bezoekersadministratie bijhoudt waarin de CRUKS-code van de speler is opgenomen, kan bij vervolgbezoeken ook voor het raadplegen van CRUKS worden volstaan met verzending van alleen de CRUKS-code in plaats van de gehele gegevensset. In dat geval treft de vergunninghouder passende technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van het gebruik van de unieke identificator door anderen dan de speler aan wie deze is toegekend.
Paragraaf 4. Registratie en analyse van speelgedrag
Artikelen 12, 13, 14 en 15
Op grond van de artikelen 27ja, eerste lid, 30v, eerste lid, en 31n, eerste lid, Wok moeten de houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand, in speelautomatenhallen en in speelcasino’s gegevens met betrekking tot het speelgedrag van de speler registreren en analyseren om onmatige deelname aan de door hen georganiseerde kansspelen en risico’s op kansspelverslaving bij een speler zo vroegtijdig mogelijk te onderkennen en waar nodig in het speelgedrag van die speler in te kunnen grijpen.
Het gaat hierbij, zowel bij kansspelen in landgebonden speelautomatenhallen en speelcasino’s als bij kansspelen op afstand, in ieder geval om interne en externe signalen die kunnen wijzen op onmatige deelneming aan de vergunde kansspelen of risico’s op kansspelverslaving. Dergelijke signalen kunnen bijvoorbeeld zijn een hoge of toenemende speelfrequentie, veranderende speeltijdstippen en een hoge of toenemende speelduur. De mogelijkheden om dergelijke signalen vast te stellen, verschillen naar gelang het gaat om kansspelen op afstand, in speelcasino’s of in speelautomatenhallen. Ook kan worden gedacht aan signalen die samenhangen met het gedrag van de speler; zo kunnen zenuwachtig gedrag, transpiratie en het onredelijk boos worden bij verlies duiden op (dreiging van) kansspelverslaving. Een voorbeeld van een extern signaal is de klacht van een gezinslid over het onmatige speelgedrag van de speler. De betrokken vergunninghouder moet dergelijke signalen registeren en analyseren. Indien die signalen aanleiding vormen voor een interventie in het speelgedrag van de betrokken speler, moet ook die interventie geregistreerd worden.
Die registratie van het speelgedrag en de daarin gepleegde interventies vereist noodzakelijkerwijs de registratie van de identiteit van de betrokken speler, zodat bijvoorbeeld in het geval van kennisgeving aan de kansspelautoriteit met het oog op onvrijwillige uitsluiting de vereiste gegevens kunnen worden verstrekt. De vergunninghouder die kansspelen in speelautomatenhallen organiseert, moet de identiteit van de betrokken speler eerst registeren bij signalen die duiden op onmatige deelname of verslavingsrisico’s. Van hem wordt met het oog op de administratieve lasten en nalevingskosten niet verlangd dat hij een bezoekersregistratiesysteem bijhoudt. Van de vergunninghouders die kansspelen op afstand of in speelcasino’s organiseren en die in de praktijk al een bezoekersregistratie bijhouden waardoor deze eis geen aanvullende kosten meebrengt, wordt dat wel verlangd.
Artikel 15a
In de virtuele omgeving waarin kansspelen op afstand worden georganiseerd, worden veel elektronische data vergaard over onder meer persoonskenmerken (zoals leeftijden) van de spelers, hun speelpatronen en hun reacties op interventies door de vergunninghouders. Dergelijke data zijn van belang voor wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe wetenschappelijke inzichten in problematisch speelgedrag en daarmee voor de ontwikkeling van op de speler toegespitste interventiemethoden om zo veel mogelijk te voorkomen dat recreatief speelgedrag zich ontwikkelt tot problematisch speelgedrag. Artikel 31m, vijfde lid, van de wet verplicht de vergunninghouders geanonimiseerde – dus niet tot individuele spelers te herleiden – gegevens en analyses beschikbaar te stellen voor onderzoek naar kansspelverslaving. Op grond van het zesde lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over die verplichting.
Artikel 15a van dit besluit bevat een regeling van de verstrekking van geanonimiseerde gegevens door de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand aan een onderzoeksinstelling voor onderzoek naar kansspelverslaving. De kansspelautoriteit vervult een coördinerende rol ten aanzien van het verslavingspreventiebeleid. Zij organiseert onder meer structureel overleg tussen de kansspelaanbieders, de verslavingszorg en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en onderhoudt contacten met terzake relevante onderzoeksinstellingen. De verstrekking van geanonimiseerde spelersgegevens ten behoeve van onderzoek naar verslavingspreventie geschiedt daarom overeenkomstig door de kansspelautoriteit gestelde regels. De kansspelautoriteit kan aan de verstrekking van geanonimiseerde gegevens voorwaarden verbinden, bijvoorbeeld met betrekking tot de aard van het onderzoek of de onderzoeksinstelling of het voorkomen van onnodige belasting van de organisatie van de betrokken vergunninghouder(s).
Paragraaf 5. Interventie in het speelgedrag
Artikel 16
Eerste lid
De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand, in een speelhal of in een speelcasino moet diverse, in zwaarte en intensiteit variërende maatregelen kunnen treffen om waar nodig in het speelgedrag van de speler te interveniëren. Dit maakt deel uit van zijn kansspelpreventiebeleid, dat hij in samenwerking met deskundigen op het gebied van verslavingszorg en rekening houdend met de stand van de wetenschap moet ontwikkelen, uitvoeren en onderhouden (artikel 7).
Het eerste lid van artikel 16 verplicht de vergunninghouder tot het treffen van passende maatregelen, indien de analyse van het speelgedrag duidt op onmatige deelname aan de vergunde kansspelen of een risico op kansspelverslaving. Van onmatige deelname kan al sprake zijn indien de deelnemer aan kansspelen op afstand voor het eerst één van de niet-financiële grenzen van zijn spelersprofiel (artikel 4.13, tweede lid, onder a, van het Besluit kansspelen op afstand) overschrijdt, bijvoorbeeld door vaker te spelen dan hij aanvankelijk voornemens was. In een dergelijk geval kan de vergunninghouder in beginsel volstaan met een lichte vorm van interventie, zoals een attendering of waarschuwing in de vorm van een e-mail bericht of een pop-up, waarmee hij die speler wijst op zijn speelgedrag. Zwaardere vormen van interventie zijn bijvoorbeeld het voeren van een gesprek (tweede en derde lid), het volledig uitsluiten van een probleemspeler van verdere deelname aan de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen en de kennisgeving aan de kansspelautoriteit voor onvrijwillige inschrijving van de speler in het centraal register uitsluiting kansspelen.
De gekozen vorm van interventie door de vergunninghouder moet passen bij de ernst van de problematiek van het speelgedrag van de speler. In de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is nader uitgewerkt dat de vergunninghouder hierbij een getrapt interventiemodel moet hanteren, waarbij de keuze voor één van de in zwaarte en intensiteit variërende maatregelen wordt bepaald door het speelgedrag van de verschillende soorten (recreatieve, risico- en probleem)spelers. Bij de verschillende interventiemaatregelen die de vergunninghouder moet kunnen treffen, wordt de minst intensieve of invasieve als eerste gekozen. Indien de inzet daarvan niet tot verbetering leidt, wordt verder gegaan met een intensievere maatregel.
In de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de interventiemaatregelen die de vergunninghouder ten minste moet kunnen treffen. Naast de hiervoor genoemde pop-up of e-mail waarmee hij de online-speler wijst op diens speelgedrag, gaat het onder meer om beperkingen van de frequentie van diens bezoek aan de fysieke of virtuele speelruimte waar de kansspelen worden georganiseerd (de speelautomatenhal, het speelcasino of de speelsite op internet).
Tweede en derde lid
Het tweede en derde lid bevatten bepalingen met betrekking tot het persoonlijk onderhoud dat de vergunninghouder op grond van de artikelen 27ja, 30v en 31m Wok met de betrokken speler moet voeren, indien hij een redelijk vermoeden heeft van onmatige deelname aan kansspelen door of kansspelverslaving bij die speler.
Het tweede lid schrijft niet voor op welke wijze dit onderhoud moet plaatsvinden. De vergunninghouder die kansspelen op afstand organiseert, zal dat onderhoud echter veelal via telecommunicatiemiddelen laten plaatsvinden, terwijl dat onderhoud met de exploitant van een speelautomatenhal of een speelcasino veelal zal plaatsvinden bij een bezoek aan zo’n fysieke locatie. Op grond van het vierde lid kunnen hierover zo nodig nadere regels worden gesteld.
In het persoonlijk onderhoud met de betrokken speler wijst de vergunninghouder de speler op diens speelgedrag en zo mogelijk de ontwikkeling daarvan en op de gevaren van kansspelverslaving, adviseert hij die speler over de mogelijkheden om zich uit te sluiten van deelname aan risicovolle kansspelen en over de beschikbare hulpverlening door instellingen voor verslavingszorg, en onderzoekt hij of die speler door onmatige deelname aan kansspelen of kansspelverslaving schade kan berokkenen aan zichzelf of aan zijn naasten.
Het persoonlijk onderhoud houdt interactie tussen de vergunninghouder en de speler in, waarin nadere gegevens worden gewisseld. Een enkele waarschuwing – middels een opmerking in een landgebonden speelruimte of een pop-up op afstand – waarop niet gereageerd hoeft te worden, volstaat dus niet. De vergunninghouder moet in contact met de speler treden. Zoals gezegd, wordt niet voorgeschreven op welke wijze dit contact moet plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld in een gesprek in een ruimte bij de fysieke speelruimte, per telefoon, chat of e-mail. Indien de speler niet reageert, zal de vergunninghouder zijn pogingen moeten herhalen of een ander medium moeten gebruiken. In het persoonlijk onderhoud moet de vergunninghouder de speler in ieder geval wijzen op het door hem gesignaleerde speelgedrag en de conclusies die hij daar – al dan niet voorlopig – aan verbindt. Aangezien uit de analyse op basis van risico-indicatoren niet met zekerheid kan worden afgeleid dat het speelgedrag een bepaalde speler zich ontwikkelt van recreatief naar problematisch en er ook een onschuldige verklaring kan zijn voor het gesignaleerde gedrag, moet de vergunninghouder de juistheid van zijn bevindingen verifiëren aan de hand van de respons van de speler en onderzoeken of sprake is van onmatige deelname en – zo dat het geval is – of de speler daarmee zichzelf of zijn naasten schade kan berokkenen. Dit betekent dat moet worden onderzocht in hoeverre sprake is van een zekere afhankelijkheid van kansspelen, welke invloed de deelname aan de kansspelen heeft op het gedrag en de omgeving van de speler en of de speler zich de geconstateerde deelname aan de kansspelen financieel wel kan veroorloven. Dit onderzoek kan bijvoorbeeld plaatsvinden aan de hand van het South Oaks Gambling Screen(SOGS) of een vergelijkbare test.
Op basis van zijn deskundigheid biedt de vergunninghouder de speler naar bevind van zaken een advies aan om het speelgedrag te matigen en weer onder controle te krijgen. Indien het persoonlijk onderhoud leidt tot de conclusie dat in werkelijkheid geen risico aanwezig is, kan dit uiteraard achterwege blijven. Wel moet de vergunninghouder in dat geval zijn bevindingen registreren. In de overige gevallen adviseert de vergunninghouder naar bevind van zaken. Dat advies kan beperkt blijven tot praktische tips over verantwoord speelgedrag, maar kan ook strekken tot bijvoorbeeld matiging van het speelgedrag (door beperking van de toegang tot het landgebonden speelcasino of de landgebonden speelautomaten, respectievelijk neerwaartse aanpassing van het spelersprofiel bij kansspelen op afstand), tot tijdelijke zelfuitsluiting aan de door hem georganiseerde kansspelen of tot tijdelijke inschrijving in het register. In ieder geval wijst de vergunninghouder de speler op de aanwezige mogelijkheden van hulp en verslavingszorg en informeert hem daarover.
De risico- of probleemspeler moet in het persoonlijk onderhoud naar passende zorg worden geleid om hem te helpen daadwerkelijk verandering in zijn speelgedrag te bewerkstelligen. De vergunninghouder moet hem daartoe zo veel mogelijk motiveren. Onderdeel van de op grond van artikel 6 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen vereiste kennis en inzicht zijn vaardigheden op het gebied van motiveren en overtuigen. Verder moet worden bezien hoe eventuele drempels voor de speler om zorg op te zoeken gemakkelijker genomen kunnen worden.
Indien het persoonlijk onderhoud leidt tot een redelijk vermoeden dat de speler zichzelf of zijn naasten door onmatige deelname of verslaving schade kan berokkenen, adviseert de vergunninghouder de speler tot inschrijving in het centraal register uitsluiting kansspelen en wijst hij hem op de mogelijkheid van onvrijwillige inschrijving in dat register door tussenkomst van de kansspelautoriteit (artikel 33da Wok).
Het derde lid bepaalt welke indicatoren de vergunninghouder in ieder geval onderzoekt bij de vraag of de speler met zijn speelgedrag schade aan zichzelf of aan anderen kan berokkenen. Deze indicatoren – de gevolgen van de deelname aan kansspelen op de financiële situatie van de speler, op diens gezinssituatie, diens gezondheid en diens werksituatie – zijn standaard-indicatoren voor verslavingsgedrag. In de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen kunnen ook andere indicatoren worden aangewezen die de vergunninghouder in zijn onderzoek moet betrekken.
Vierde lid
Met het oog op de snel voortschrijdende ontwikkelingen van de techniek en wetenschap met betrekking tot geschikte interventiemiddelen en effectieve inzet daarvan, kunnen in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de interventie door de vergunninghouder in het speelgedrag van de speler. Daarbij wordt onder meer gedacht aan het benoemen van andere interventiemiddelen als passende maatregelen om het risico van onmatige deelname aan kansspelen of kansspelverslaving zoveel mogelijk te beperken. Voor kansspelen op afstand zijn bijvoorbeeld de zogeheten pop-up- en ingame-berichten als zodanig geregeld. Daarbij is ook geregeld wanneer bepaalde middelen in ieder geval moeten worden toegepast.
Artikel 17
Op grond van het vierde lid van de artikelen 27ja, 30v en 31n Wok moet de vergunninghouder die kansspelen op afstand, in speelautomatenhallen of in speelcasino’s organiseert, bij een redelijk vermoeden dat een speler met zijn onmatige deelname aan kansspelen of door zijn kansspelverslaving zichzelf of zijn naasten schade kan berokkenen, de kansspelautoriteit hiervan in kennis stellen en die speler voordragen voor onvrijwillige inschrijving in het centraal register uitsluiting kansspelen. Dit is uiteraard slechts het geval indien die speler zich niet op het advies van de vergunninghouder en al dan niet met diens hulp zelf in het register heeft ingeschreven. De raad van bestuur kan de speler met toepassing van artikel 33da Wok in dat register inschrijven en hem daarmee uitsluiten van deelname aan kansspelen op afstand, in speelcasino’s en in speelautomatenhallen. Uit de artikelen 27j, eerste lid, 30u, eerste lid, en 31l, derde lid, Wok volgt dat de betrokken vergunninghouder geen kansspelen mag aanbieden aan spelers ten aanzien van wie hij zo’n kennisgeving heeft gedaan.
Eerste lid
Het eerste lid schrijft voor welke gegevens de vergunninghouder in ieder geval aan de kansspelautoriteit moet verstrekken. Op grond van het derde lid kunnen deze gegevens in de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen nader worden aangevuld indien dit in de praktijk nodig blijkt. De kansspelautoriteit regelt de wijze waarop die gegevens bij haar moeten worden aangeleverd.
Die gegevens omvatten persoonsgegevens die de betrokken speler identificeren. Het gaat hierbij om de code die de kansspelautoriteit aan de vergunninghouder heeft verstrekt en die op unieke wijze aan die speler is verbonden (CRUKS-code). Vergunninghouders die kansspelen op afstand of in speelcasino’s organiseren, moeten die code in hun administratie hebben opgenomen. Vergunninghouders die kansspelen in speelautomatenhallen organiseren, kunnen die code in hun administratie opnemen (artikel 11, vijfde lid); indien zij geen bezoekersregistratie bijhouden waarin deze code is opgenomen, verstrekken zij de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de geboorteplaats van de betrokken persoon, alsmede, voor zover die persoon daarover beschikt, diens burgerservicenummer, een en ander zoals die zijn opgenomen op het identiteitsdocument van die persoon.
Omdat onvrijwillige inschrijving in het register een besluit is waartegen de betrokkene naar verwachting bedenkingen heeft en hij in de gelegenheid moet worden gesteld hierover zijn zienswijze naar voren te brengen (artikel 4:8 Awb), moeten ook diens beschikbare contactgegevens (adres, telefoon, e-mailadres) worden aangeleverd.
Daarnaast vergt een besluit tot onvrijwillige inschrijving in het register vergaring van de relevante gegevens en een zorgvuldige belangenafweging (artikel 3:2 Awb). Relevante gegevens zijn in ieder geval de gegevens met betrekking tot het speelgedrag en de analyse daarvan door de vergunninghouder, de door die vergunninghouder ondernomen handelingen om dat speelgedrag te onderzoeken en waar nodig te matigen, en de reacties van de betrokken speler op die handelingen. De vergunninghouder moet een behoorlijke onderbouwing aanleveren waarom de betrokkene naar zijn mening met diens speelgedrag schade kan berokkenen aan zichzelf of zijn naasten. Voor zover de raad van bestuur redelijkerwijs nog andere gegevens nodig heeft voor zijn beslissing over een onvrijwillige inschrijving in het register, moet de vergunninghouder, uiteraard voor zover hij daarover redelijkerwijs kan beschikken, ook die gegevens verstrekken.
Volledigheidshalve wordt er in dit verband op gewezen dat uit artikel 33da, tweede lid, Wok volgt dat ook andere houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand, in speelautomatenhallen en in speelcasino’s dan de vergunninghouder die de kennisgeving in het concrete geval heeft gedaan, desgevraagd gegevens aan de kansspelautoriteit moeten aanleveren, voor zover die nodig zijn voor de beslissing omtrent de inschrijving van een persoon in het register.
Tweede lid
De vergunninghouder die een speler aandraagt voor onvrijwillige inschrijving in het register, moet dit aan de betrokken speler bekendmaken. Daarbij moet hij ook bekendmaken welke gegevens hij daarbij aan de kansspelautoriteit heeft verstrekt. Dit geeft de betrokken speler de gelegenheid om die gegevens te controleren op juistheid en volledigheid. Het geeft hem ook de gelegenheid tot nadere reflectie over zijn speelgedrag en tot vrijwillige inschrijving in het register.
Het tweede lid schrijft niet voor op welke wijze waarop die bekendmaking moet geschieden, bijvoorbeeld per (al dan niet aangetekende) brief of e-mail. Van belang is dat de betrokken speler weet dat de kennisgeving is gedaan en welke gegevens daarbij aan de kansspelautoriteit zijn verstrekt. Op grond van het derde lid kunnen hierover zo nodig regels worden gesteld.
Paragraaf 6. Persoonsgegevens
Artikel 18
Verslavingspreventie gaat noodzakelijkerwijs gepaard met de verwerking van persoonsgegevens van de speler, waaronder diens burgerservicenummer, bijvoorbeeld om gegevens met betrekking tot het speelgedrag van de individuele speler te registeren en te delen met de kansspelautoriteit.
Eerste, tweede en derde lid
In het eerste tot en met derde lid wordt het gebruik van het burgerservicenummer zoveel mogelijk ingeperkt.
Vergunninghouders die kansspelen in landgebonden speelcasino’s of speelautomatenhallen organiseren, mogen het burgerservicenummer van een speler gebruiken voor het raadplegen van het centraal register en de vaststelling van de identiteit van die speler, opdat bij de toegang tot de fysieke speelruimte gecontroleerd kan worden of de speler in dat register is ingeschreven. Vergunninghouders die kansspelen in een landgebonden speelautomatenhal organiseren, mogen het burgerservicenummer ook gebruiken om de kansspelautoriteit te informeren over de identiteit van de speler die wordt aangemeld met het oog op onvrijwillige inschrijving in het centraal register. Voor andere doeleinden mag het burgerservicenummer niet worden gebruikt. De vergunninghouder die kansspelen op afstand organiseert, mag het burgerservicenummer van een speler uitsluitend gebruiken voor de in het derde lid genoemde doelen, te weten de raadpleging van het centraal register uitsluiting kansspelen bij de inschrijving van een speler en de vaststelling van diens identiteit.
Alle vergunninghouders moeten het centraal register raadplegen voordat zij een speler toelaten tot het speelcasino, de speelautomatenhal of de speelomgeving waar kansspelen op afstand kunnen worden gespeeld. Na controle van het burgerservicenummer en na de vaststelling dat de speler niet is ingeschreven in het centraal register verstrekt de kansspelautoriteit aan de vergunninghouder een code die op unieke wijze aan de speler is verbonden (CRUKS-code), die de versleutelde persoonsgegevens van de speler bevat en die, indien de speler beschikt over een burgerservicenummer, is afgeleid van dat burgerservicenummer. Vergunninghouders die kansspelen in speelcasino’s of op afstand organiseren, zijn verplicht die code in hun administratie op te nemen. Vergunninghouders die kansspelen in een speelautomatenhal organiseren, zijn bevoegd die code in hun administratie op te nemen. Vergunninghouders die die code in hun administratie hebben opgenomen, kunnen deze code gebruiken bij de raadpleging van het register bij vervolgbezoeken van de desbetreffende speler aan het speelcasino, de speelautomatenhal of de kansspelwebsite. Zij kunnen die code ook gebruiken om de kansspelautoriteit te informeren over de identiteit van de speler die wordt aangemeld met het oog op onvrijwillige inschrijving in het centraal register. Voor andere doeleinden mag het burgerservicenummer niet worden gebruikt.
Vierde lid
Alle vergunninghouders zijn verplicht om het burgerservicenummer van de speler direct na gebruik te verwijderen uit de administratie. Dit betekent dat zij het BSN na ontvangst van de CRUKS-code moeten verwijderen. Het langdurig of onnodig opslaan van het BSN wordt hierdoor uitgesloten. Ook wordt voorkomen dat burgers meer informatie – bijvoorbeeld een kopie van het paspoort of identiteitskaart – moeten afstaan dan strikt noodzakelijk is. De verplichting om het burgerservicenummer direct na gebruik te vernietigen lijdt uitzondering voor zover een ander wettelijk voorschrift zoals de Wwft de vergunninghouder verplicht tot het bewaren daarvan.
Afdeling 3. Het register
Artikel 19
Ingevolge artikel 33h, derde lid, Wok bevat het register gegevens met betrekking tot de in het register opgenomen personen, de periode van uitsluiting van deelname aan kansspelen op afstand, in speelautomatenhallen of in speelcasino’s, de aan de registratie ten grondslag liggende redenen en de herkomst van de in het register opgenomen gegevens. Op grond van het achtste lid worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld met betrekking tot de in het register op te nemen gegevens en de wijze waarop worden verwerkt en beveiligd. Dit artikel regelt welke persoonsgegevens in het register worden opgenomen.
Artikel 20
Aan de houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand, in speelautomatenhallen of in speelcasino’s moeten uit het register uiteraard gegevens worden verstrekt aan de hand waarvan zij kunnen nagaan of degene die de landgebonden speelhal of het landgebonden speelcasino wil bezoeken of wil deelnemen aan de door hem georganiseerde kansspelen op afstand, al dan niet in het register is opgenomen. Daarvoor is niet noodzakelijk dat zij kunnen beschikken over alle in artikel 21 genoemde (persoons)gegevens. De enkele indicatie op basis van hit/no hit dat de betrokken persoon al dan niet in het register is ingeschreven, volstaat.
Tweede lid
De indicatie dat een persoon al dan niet in het centraal register is ingeschreven kan niet worden verstrekt aan iedere willekeurige medewerker in de organisatie van de vergunninghouder. Op grond van het tweede lid wordt die indicatie slechts verstrekt aan die personen die de door de vergunninghouder daarvoor zijn geautoriseerd.
Derde lid
Omdat het bij de vraag of een persoon in het register is ingeschreven, gaat om de verwerking van een bijzonder persoonsgegeven en daarbij in de meeste gevallen ook het burgerservicenummer van die persoon wordt gebruikt, kan de vergunninghouder die autorisatie slechts verlenen aan personen die die indicatie nodig hebben voor de toelating van personen tot de landgebonden speelautomatenhal, het landgebonden speelcasino of de op afstand georganiseerde kansspelen. Bovendien moeten zij, met het oog op de gevoeligheid van een dergelijke indicatie, in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag (vog) of, ingeval de kansspelen geheel of gedeeltelijk vanuit het buitenland worden georganiseerd, een vergelijkbaar document. Verder moeten zij zich hebben verbonden tot geheimhouding van het burgerservicenummer en de eventuele andere persoonsgegevens waarvan zij kennis nemen of hebben genomen, bijvoorbeeld nadat zij zijn belast met andere taken of de organisatie van de vergunninghouder hebben verlaten. Tenslotte moeten zijn uiteraard op de hoogte zijn van de relevante verplichtingen die in dit verband op de vergunninghouder rusten en waaraan zij zich hebben te houden.
Vierde lid
De betrokken vergunninghouder moet binnen zijn organisatie passende maatregelen treffen om op vorenstaande toe te zien. Daarnaast moet hij op grond van artikel 7 de kansspelautoriteit rapporteren over de uitvoering van zijn verslavingspreventiebeleid, waaronder de bescherming van de met de uitvoering daarvan gepaard gaande (persoons) gegevens. Dit vereist uiteraard registratie van hetgeen hij ter uitvoering van onder meer dit artikel heeft ondernomen.
Vijfde lid
Van iedere verstrekking aan de vergunninghouder op basis van hit/no hit wordt in het register een aantekening gemaakt in het belang van zowel het inzagerecht van de ingeschrevene als het nalevingstoezicht door de kansspelautoriteit. Uit die aantekening blijkt de datum en het tijdstip waarop het register is bevraagd en door welke vergunninghouder dat is gebeurd. Die aantekening wordt bewaard voor de duur van de inschrijving van de betrokken persoon; daarna worden alle gegevens geanonimiseerd en buiten het register geplaatst.
Zesde lid
In de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot verstrekking van gegevens uit het register aan de vergunninghouder en kunnen technische en operationele eisen worden gesteld met betrekking tot de elekrronische middelen waarmee het register wordt bevraagd. Dit laatste is met name van belang met het oog op de vergunninghouders die kansspelen in landgebonden speelautomaten en speelcasino’s organiseren. Aan het spelsysteem en de daartoe behorende elektronische middelen van de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand zijn in het Besluit kansspelen op afstand en de daarop gebaseerde Regeling kansspelen op afstand al technische en operationele eisen gesteld.
Artikel 21
Als beheerder van het register moet de raad van bestuur van de kansspelautoriteit de in het register opgenomen (persoons)gegevens kunnen verwerken. Verwerking is een breed begrip dat elke handeling en elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens omvat, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. De raad doet dit uiteraard niet zelf. Aangezien niet iedere medewerker van de kansspelautoriteit voor zijn werkzaamheden in het register opgenomen gegevens moet bewerken, moet de raad van bestuur medewerkers daartoe machtigen. Die machtiging moet worden afgestemd op de aard van de aan de betrokken medewerker opgedragen werkzaamheden, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen bijvoorbeeld raadplegen en bijwerken van gegevens.
De krachtens artikel 34 Wok aangewezen toezichthouders van de kansspelautoriteit hebben beperktere verwerkingsrechten. Uit artikel 33h Wok volgt al dat deze toezichtambtenaren slechts toegang tot de gegevens hebben, voor zover dat noodzakelijk is voor het toezicht op naleving van de Wok.
Artikel 22
Voor het register is de raad van bestuur verantwoordelijke in de zin van de AVG. Op grond van het eerste lid moet hij daarom passende technische en organisatorische maatregelen treffen ter beveiliging van de in het register opgenomen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking van deze gegevens. Ingevolge het tweede lid gaat het hierbij ten minste om maatregelen die gericht zijn op de toegang tot de gebouwen en de ruimten waar in het register opgenomen gegevens aanwezig zijn, en die gericht zijn op een deugdelijke werking en beveiliging van de betrokken elektronische middelen (de apparatuur en programmatuur). Verder moet hij maatregelen treffen met het oog op eventuele inbreuk op de geheimhouding of integriteit van de gegevens en eventuele calamiteiten.
Artikel 23
Met het oog op het handhaven van de noodzakelijke kwaliteit van het register en de gegevensverwerking in het register schrijft dit artikel voor dat de raad van bestuur van de kansspelautoriteit periodiek een onderzoek verricht naar de inrichting, de werking en de beveiliging van het register. Het onderzoek richt zich ook op de verwerking van gegevens in het register, voor zover de raad van bestuur daarvoor de verantwoordelijke is. Die is de verwerkingsverantwoordelijke, voor zover het betreft het beheer van en de verstrekkingen uit het register. Dit onderzoek heeft betrekking op de uitvoering van de wettelijke regels met betrekking tot de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van het register, waarbij ook de aanwezigheid en de correcte toepassing van de op privacybescherming van de ingeschrevenen gerichte procedures wordt onderzocht. Het onderzoek richt zich daarnaast op de juistheid van de in het register opgenomen gegevens. In de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen worden nadere regels gesteld met betrekking tot de periodiciteit en de uitvoering van het onderzoek.
Artikel 6.3
Het voormalige derde en vierde lid van artikel 6 van het Speelautomatenbesluit 2000 hadden betrekking op de kosten van toezicht door de kansspelautoriteit op de naleving van de kansspelregelgeving, die voortaan worden verdisconteerd in de kansspelheffing (artikelen 33e en 33f Wok). Artikel 6, derde en vierde lid, kan derhalve vervallen.
Het voormalige artikel 15 van het Speelautomatenbesluit 2000 verbood de exploitant van een speelautomatenhal met kansspelautomaten om – kort gezegd – toegang te verlenen tot een speelautomatenhal aan personen die niet in het bezit zijn van een door hem verstrekt entreebewijs dat uitsluitend wordt verstrekt aan degenen waarvan hij op deugdelijke wijze heeft vastgesteld dat zij de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. De vaststelling van de identiteit van de bezoeker van een speelhal, de verificatie van diens identiteit aan de hand van een geldig identiteitsbewijs, de vaststelling dat die bezoeker mag worden toegelaten tot de fysieke speelhal met het oog op diens leeftijd of eventuele inschrijving in het centraal register uitsluiting kansspelen (artikel 33h Wok) en de afgifte van een entreebewijs ten bewijze dat de nodige controles zijn uitgevoerd, zijn voortaan geregeld in artikel 12 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. In verband hiermee is artikel 15 van het Speelautomatenbesluit 2000 vervallen en is artikel 11 van de Beschikking casinospelen 1996 aangepast.
Artikel 6.4
Ter voorkoming van kansspelgerelateerde fraude en criminaliteit, waaronder witwassen en financieren van terrorisme, zijn in het Besluit kansspelen op afstand en de Regeling kansspelen op afstand verschillende technische en operationele eisen gesteld aan de bedrijfsvoering van de vergunninghouder. Daarnaast zijn uiteraard de Wwft en de daarop gebaseerde regelingen onverkort van toepassing. In het onderhavige artikel 6.4 is tabel 2 (met indicatoren voor natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten) van de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 aangepast. De indicatoren die sinds de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn gelden voor de landgebonden speelcasino’s, gelden voortaan ook voor kansspelen op afstand. Hierop zijn twee uitzonderingen gemaakt die verband houdend met de volledig online omgeving waarin kansspelen op afstand worden aangeboden. Het in depot nemen van munten, bankbiljetten of andere waarden voor een bedrag van € 10.000,– of meer, en transactie voor een bedrag van € 10.000,– of meer, betaald aan of door tussenkomst van de instelling in contanten, met cheques, een vooraf betaald betaalinstrument (prepaid card) of buitenlandse valuta, zijn bij kansspelen op afstand niet mogelijk. Bij kansspelen op afstand gaat het derhalve om de volgende indicatoren:
– een transactie waarbij de instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze verband kan houden met witwassen of financieren van terrorisme;
– een transactie van of ten behoeve van een (rechts)persoon die woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft in een staat die op grond van artikel 9 van de vierde anti-witwasrichtlijn in gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie is aangewezen als een staat met een hoger risico op witwassen of financieren van terrorisme;
– een girale betalingstransactie voor een bedrag van € 15.000,– of meer.
Artikel 6.5
In artikel 13, derde lid, onder e, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg) is reeds voorzien in een basis om (een beperkte set aan) justitiële gegevens te verstrekken aan bestuursorganen die besluiten nemen op grond van de Wok. Het gaat hierbij om vergunningen van de burgemeester voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten. Deze kunnen worden geweigerd of ingetrokken, indien de vrees gewettigd is dat de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid (artikel 30e, tweede lid, onderdeel b, Wok). Voor het nemen van een afgewogen beslissing is het van belang dat de burgemeester kan beschikken over relevante justitiële gegevens. Dit geldt uiteraard ook voor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit die onder meer tot taak heeft het verlenen, wijzigingen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van kansspelen, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor speelautomaten (artikel 33c Wok) en die voor de uitvoering van die taken moet kunnen beschikken over relevante justitiële gegevens. Zo moet in het kader van aanvragen om een exploitatievergunning voor kansspelautomaten worden beoordeeld of de aanvrager, bedrijfsleiders en beheerders van de exploitatie voldoen aan de in de het Speelautomatenbesluit 2000 opgenomen eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag en mogen deze niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn.
Daarnaast moet ook bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van de aanbieder van kansspelen op afstand die voor een vergunning in aanmerking wil komen, buiten twijfel staan. Daarbij wordt de betrouwbaarheid van die aanbieder, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, van diens uiteindelijke belanghebbenden en van diens middellijke en onmiddellijke vermogensverschaffers aan de hand van een breed scala aan antecedenten beoordeeld (artikel 3.4 Besluit kansspelen op afstand). De mee te wegen strafrechtelijke antecedenten worden in de Regeling kansspelen op afstand op niet-limitatieve wijze opgesomd. Ook voor de beoordeling hiervan moet de raad van bestuur kunnen beschikken over de relevante justitiële gegevens. Het nieuwe artikel 15b Bjsg strekt hiertoe. Het tweede lid van artikel 15b somt limitatief op van welke natuurlijke personen of rechtspersonen de justitiële gegevens kunnen worden opgevraagd.
Artikel 6.6
In artikel 4:3, vijfde lid, van het Besluit politiegegevens (Bpg) is reeds voorzien in een basis om gegevens overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onder a en c, en 13, eerste lid, van de Wet politiegegevens te verstrekken aan de burgemeester ten behoeve van diens besluiten omtrent kansspelvergunningen. Het gaat hierbij om vergunningen voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten. Die vergunningen worden geweigerd of ingetrokken, indien de vrees gewettigd is dat de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid (artikel 30e, tweede lid, onderdeel b, Wok). Voor het nemen van een afgewogen beslissing is het van belang dat de burgemeester kan beschikken over relevante politiegegevens. Dit geldt uiteraard ook voor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit die onder meer tot taak heeft het verlenen, wijzigingen en intrekken van vergunningen voor de diverse vormen van kansspelen, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor speelautomaten (artikel 33c Wok) en die voor de uitvoering van die taken moet kunnen beschikken over relevante politiegegevens. Zo moet in het kader van aanvragen om een exploitatievergunning voor kansspelautomaten worden beoordeeld of de aanvrager, bedrijfsleiders en beheerders van de exploitatie voldoen aan de in het Speelautomatenbesluit 2000 opgenomen eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag en deze mogen ook niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn.
Daarnaast moet ook bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van de aanbieder van kansspelen op afstand die voor een vergunning in aanmerking wil komen, buiten twijfel staan. Daarbij wordt de betrouwbaarheid van die aanbieder, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, van diens uiteindelijke belanghebbenden en van diens middellijke en onmiddellijke vermogensverschaffers aan de hand van een breed scala aan antecedenten beoordeeld (artikel 3.4 Besluit kansspelen op afstand). De mee te wegen strafrechtelijke antecedenten worden in de Regeling kansspelen op afstand op niet-limitatieve wijze opgesomd. Ook voor de beoordeling hiervan moet de raad van bestuur kunnen beschikken over de relevante politiegegevens. De aanvulling van artikel 4.3 Bpg (nieuw onderdeel o) strekt daartoe. De tweede volzin van onderdeel o somt limitatief op van welke natuurlijke personen of rechtspersonen politiegegevens als bedoeld in artikelen 8, 9, 10 en 13 van de Wet politiegegevens kunnen worden opgevraagd.
Artikel 6.7
De Wet controle op rechtspersonen (Wcr) bevat een stelsel van controle op rechtspersonen. Op grond van artikel 2 Wcr houdt de Minister van Justitie en Veiligheid met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen, waaronder het plegen van misdrijven en overtredingen van financieel-economische aard door of door middel van rechtspersonen, een registratie bij. Rechtspersonen worden aan de hand van bepaalde levensloopmomenten als het oprichten, het wisselen van bestuurders of het deponeren van jaarstukken gescreend tegen de achtergrond van bepaalde risicoprofielen, waarbij gegevens worden betrokken die uit andere verwerkingen afkomstig zijn. De uitkomst van het screenen is een risicomelding die wordt verstrekt aan een groep bestuursorganen met taken en bevoegdheden op het gebied van het financieel toezicht, de rechtshandhaving en het toezicht op de naleving en de bestuurs- en strafrechtelijke handhaving van een aantal bijzondere wetten. De Minister kan aan deze bestuursorganen die dat in verband met de uitoefening van hun taak behoeven, eigener beweging of desgevraagd een risicomelding doen. Dat wil zeggen dat hij een verstrekking uit de registratie kan doen, die een constatering bevat van een verhoogd risico op misbruik van een rechtspersoon. Onderdeel daarvan is een risicoanalyse bestaande uit in samenhang gepresenteerde gegevens uit de registratie. Het screenen wordt onder verantwoordelijkheid van de Minister uitgevoerd door de Dienst Justis, een onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
De bestuursorganen waaraan een risicomelding kan worden gedaan zijn op grond van artikel 5, eerste lid, Wcr aangewezen in artikel 5a van het Besluit controle op rechtspersonen (Bcr). Behoudens in de gevallen, bedoeld in artikel 5b Bcr, zijn deze rechtspersonen op grond van artikel 5, derde lid, Wcr gehouden tot geheimhouding van de gegevens van de risicomelding.
De kansspelautoriteit heeft onder meer tot taak kansspelvergunningen te verlenen aan rechtspersonen die daarvoor in aanmerking komen. Tot de beoordeling van dat laatste behoort onder meer een betrouwbaarheidstoetsing van de betreffende rechtspersoon en de relevante bij die rechtspersoon betrokken personen, waaronder de bestuurders en andere personen die het beleid van die rechtspersoon direct of indirect bepalen of mede kunnen bepalen. Dit speelt ook bij de vraag of een eenmaal verleende kansspelvergunning moet worden geschorst of ingetrokken op grond van latere ontwikkelingen op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de vergunninghouder moet worden getwijfeld. Met het oog hierop is het van belang dat de kansspelautoriteit, wiens werkzaamheden in belangrijke mate verwant zijn aan de werkzaamheden van de reeds op grond van artikel 5 Wcr aangewezen bestuursorganen, wordt aangewezen als bestuursorgaan aan wie de Minister waar nodig een risicomelding doet. Dit is gerealiseerd in het nieuwe onderdeel j van artikel 5a Bcr.
In artikel 5, derde lid, Wcr is geregeld dat het niet is toegestaan gegevens uit risicomeldingen te verstrekken aan derden, tenzij bij algemene maatregel van bestuur verstrekking is toegestaan. Die toegestane verstrekkingen zijn geregeld in artikel 5b Bcr. Voor de verstrekking door de kansspelautoriteit van dergelijke gegevens aan derden (het nieuwe onderdeel l van artikel 5b Bcr) is aangesloten bij de hoofdregels die ook ten aanzien van die gegevensverstrekking van de reeds aangewezen bestuursorganen zijn gehanteerd (zie Stb. 2011, 180, pp. 17–18). Gegevensverstrekking is voorbehouden:
a. aan een orgaan dat zelf op grond van artikel 5a Wcr reeds gerechtigd tot het ontvangen van risicomeldingen;
b. tussen organisaties die een nauwe functionele samenhang vertonen tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke uitvoerings- en handhavingstaken en bevoegdheden op hetzelfde terrein;
c. aan organen die een of meer algemeen bepaalde taakomschrijvingen hebben die rechtvaardigt dat daaraan steeds alle informatie mag worden verstrekt.
Het is niet de bedoeling dat de kansspelautoriteit op grond van artikel 5b Bcr zelfstandige elementen uit de risicomeldingen licht en verder doorgeeft. Vaak zullen dergelijke elementen op zichzelf als politiegegevens of als justitiële of strafvorderlijke gegevens moeten worden aangemerkt. Verstrekking daarvan kan alleen plaatsvinden met toepassing van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens door hen die gerechtigd zijn deze gegevens te verstrekken of te ontvangen voor de in die wetten geregelde doeleinden.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
A. Kruize, M. Boendermaker, M. Sijtstra, B. Bieleman, Modernisering kansspelbeleid. Nulmeting 2016, WODC / St. INTRAVAL, Den Haag /Groningen-Rotterdam, 2016.
Onder meer HvJ EU 15 september 2011, zaak C-347/09 (Dickinger en Ömer), ECLI:EU:C:2011:582, en HvJ EU 8 september 2010, gevoegde zaken C-316/07, C-358/07-C-360/07, C-409/07 en C-410/07 (Stoß), ECLI:EU:C:2010:504.
D.E. de Bruin, Gamers en gokkers. Literatuurverkenning naar de risico’s en schadelijkheid van gamen in relatie tot gokken, Utrecht: CVO – Research & Consultancy, 2018.
Zie onder andere J. Parke en M. D. Griffiths, The role of structural characteristics in gambling, 2007, D. E. de Bruin, Kansspelverslaving, risico’s en preventie Literatuuronderzoek naar de risico’s van kansspelen en de aard en effectiviteit van preventieve maatregelen, Utrecht: CVO – Research & Consultancy, 2015 en D. E. de Bruin, Assessment verslavingsgevoeligheid Nederlandse kansspelaanbod, Den Haag/Utrecht: Kansspelautoriteit/CVO – Research & Consultancy, 2017.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33996-G.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.