33 996 Wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand

Nr. 69 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2016

Tijdens de mondelinge behandeling van het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Kamerstuk 33 996) heb ik u toegezegd schriftelijk een beoordeling te geven van amendementen die ik niet tijdens de behandeling heb kunnen beoordelen (Handelingen II 2015/16, nr. 103, debat over kansspelen op afstand). Ook heb ik toegezegd nog enkele vragen schriftelijk te zullen beantwoorden. Met deze brief voldoe ik aan deze toezeggingen.

Amendementen

Het amendement met Kamerstuk 33 996, nr. 47 (ondertekend door de leden Segers en Mei Li Vos) strekt tot de invoering van een verbod om op een open tv-zender een gokprogramma uit te zenden. Het verbod richt zich niet alleen op (legale en illegale) kansspelaanbieders, maar ook op alle media-instellingen die onder de Mediawet 2008 vallen. Ik heb al eerder aangegeven het onwenselijk te vinden dat gokprogramma’s zouden ontstaan op open tv-zenders. Tegelijkertijd ben ik ook van mening dat het deelnemen aan kleine prijsvragen rondom een tv-programma, bijvoorbeeld een SMS-actie rondom een talentenjacht, volstrekt onschuldig is. Het amendement maakt geen onderscheid tussen verslavingsgevoelige kansspelen en reeds bestaande promotionele kansspelen, waaraan veel Nederlanders plezier beleven en die weinig of geen risico’s op kansspelverslaving met zich meebrengen. Een verbod op dergelijke spelletjes dient de doelstellingen van het kansspelbeleid niet, maar ontneemt veel Nederlanders kijkplezier.

Bij verslavingsgevoelige gokprogramma’s op open tv-zenders ligt dat anders. Met een volledig verbod daarop kan ik mij na de discussie tijdens de plenaire behandeling verenigen. Ik lees het amendement zo, dat het hier alleen gaat om verslavingsgevoelige kansspelen en geen betrekking heeft op de reeds gangbare promotionele kansspelen. Mits een technisch gebrek wordt hersteld, laat ik het oordeel over dit amendement aan uw Kamer.

Het amendement met Kamerstuk 33 996, nr. 59 (ondertekend door het lid Kooiman), ter vervanging van amendement onder Kamerstuk 33 996, nr. 30, regelt dat kansspelvergunninghouders de klantenbestanden die zij in het kader van een ander kansspel hebben verworven, niet mogen gebruiken voor de werving van spelers van andere kansspelen. Ik ontraad dit amendement. Zoals ik tijdens de plenaire behandeling op amendement met Kamerstuk 33 996, nr. 30 heb aangegeven, vind ik het onwenselijk dat het iedere vergunninghouder in alle gevallen wordt verboden om van zijn bestaande klantenbestand gebruik te maken om te attenderen op zijn legale en veilige online-aanbod. Spelers die nu al spelen in landgebonden casino’s en speelhallen, zullen dezelfde spelen mogelijk ook online willen spelen. Dit blijkt onder meer uit het onderzoek Gokken in Kaart.1 Ik vind het belangrijk dat deze spelers naar het legale online aanbod worden geleid. Het amendement werkt mogelijk onbedoeld ongerichte marketing en reclame in de hand. Ook verhindert het amendement dat bijvoorbeeld de klantenbestanden die ten behoeve van de e-commerce organisatie van de toto (artikel 15 Wet op de kansspelen, hierna: Wok) en de totalisator (artikel 23 Wok) zijn opgebouwd, kunnen worden gebruikt voor dezelfde kansspelen op afstand, die de e-commerce organisatie van die kansspelen zal vervangen. Daarnaast heb ik ernstige bedenkingen bij de handhaafbaarheid. Het blijft immers binnen de kaders van de bestaande privacyregelgeving mogelijk om via derden databestanden aan te kopen ten behoeve van marketingdoeleinden. Dit gegeven maakt het voor de kansspelautoriteit nagenoeg onmogelijk om zo nodig aan te tonen dat klantgegevens afkomstig zijn uit databestanden opgebouwd via een andere vergunning.

Spelers die nu al deelnemen aan de meer risicovolle landgebonden kansspelen moeten kunnen worden gewezen op het legale online aanbod. Wel ben ik het met de indiener eens dat het onwenselijk is als aanbieders van zogenaamde long-odds kansspelen met een laag verslavingsrisico als loterijen hun klantenbestanden zouden gaan gebruiken om online short-odd kansspelen aan de man te brengen. Dit is immers een heel ander type kansspel met meer verslavingsrisico’s.

Het amendement met Kamerstuk 33 996, nr. 66 (ondertekend door het lid Van Wijngaarden) vervangt de amendementen onder Kamerstuk 33 996, nrs. 41 en 60, waarbij alleen de toelichting is aangepast. Over de inhoud daarvan heb ik tijdens de plenaire behandeling het oordeel al aan uw Kamer gelaten. De strekking is dat het centraal register uitsluiting kansspelen (CRUKS) niet bij de toegang tot speelautomatenhallen, maar bij signalen van problematisch speelgedrag bij spelers na binnenkomst in de hal of tijdens het spel wordt geraadpleegd. Zoals ik tijdens de plenaire behandeling al heb aangegeven, moet de speelautomatensector, indien het amendement wordt aangenomen, wel aantoonbaar serieus werk maken met de controle aan de speelautomaten en het verslavingspreventiebeleid, zowel in de speelhallen als in de hoogdrempelige horeca. De toelichting bij het amendement met Kamerstuk 33 996, nr. 66 is aangepast aan hetgeen tijdens het debat is gewisseld, onder meer over de wijze waarop speelautomatenspelen in de toekomst gereguleerd kunnen worden. Het oordeel over dit amendement laat ik aan uw Kamer.

De amendementen met Kamerstuk 33 996, nrs. 61 tot en met 65 (ondertekend door het lid Van Toorenburg) strekken ertoe dat het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur op grond van de in die amendementen genoemde artikelen van de Wet op de kansspelen tweemaal moeten worden voorgehangen, voordat die algemene maatregel van bestuur in werking kan treden. Zoals ik tijdens de plenaire behandeling in reactie op het amendement met Kamerstuk 33 996, nr. 36 (ondertekend door de leden Segers en Bisschop) heb aangegeven, ben ik hiertegen omdat het de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand vertraagt. Ik heb eerder aangegeven dat ik de lagere regelgeving ter informatie aan uw Kamer zal sturen. Deze amendementen dragen niet bij tot een beter stelsel, waarin snel en adequaat kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Daarom ontraad ik deze amendementen.

Het amendement met Kamerstuk 33 996, nr. 67 (ondertekend door de leden Kooiman, Van Wijngaarden en Mei Li Vos) regelt dat aanbieders van de meer risicovolle kansspelen in speelcasino’s en op speelautomaten en van kansspelen op afstand, hetzelfde percentage van 0,25% van hun brutospelresultaat aan het verslavingsfonds afdragen. Dit amendement sluit aan bij de aankondiging van de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in de «Beleidsvisie herinrichting speelcasinoregime» dat ook casino’s zullen gaan bijdragen aan het kansspelverslavingsfonds.2 Met dit amendement zal de afdracht door alle aanbieders van short odd spelen, kansspelen op afstand, in casino’s en speelautomaten, gelijk worden getrokken. Omdat deze spelen een verhoogd risico op kansspelverslaving veroorzaken, past het dat zij ook evenredig bijdragen aan het verslavingsfonds. Het amendement versterkt tevens de marktpositie van vergunde online aanbieders ten opzichte van het thans voorliggende wetsvoorstel, wat een positief effect op de kanalisatie teweeg zal brengen. Het komt tegemoet aan de geuite zorgen over het budget van het fonds, omdat het budget de facto hoger zal zijn ten opzichte van de situatie waarin alleen aanbieders van kansspelen op afstand aan het fonds bijdragen. Tevens wordt ondervangen dat er voldoende budget is voor een eventuele verbreding van de taken het verslavingsfonds. Daarom denk ik dat dit amendement een passende oplossing biedt. Ik laat het oordeel over dit amendement aan uw Kamer.

Vragen

Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd om meer informatie over de waarschuwing aan een kansspelaanbieder naar aanleiding van een sponsorovereenkomst met de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie (KNWU). Zij wil graag weten of deze aanbieder nu niet meer in aanmerking komt voor een vergunning. Zoals ik ook in mijn brief van 28 juni3 heb aangeven, is het aan de kansspelautoriteit om te beoordelen of met de bekendmaking van de sponsorovereenkomst voor de periode na regulering de prioriteringscriteria zijn overtreden en een vergunning om die reden moet worden geweigerd. De kansspelautoriteit heeft mij laten weten dat de bekendmaking van deze sponsovereenkomst weliswaar niet letterlijk onder prioriteringscriteria valt, maar dat de kansspelautoriteit desondanks reden zag een normoverdragend gesprek te voeren. Het enkele feit dat bepaalde aanbieders niet aan de prioriteringscriteria voldoen, betekent immers niet dat deze hierdoor zijn gevrijwaard van handhavend optreden van de kansspelautoriteit. De aanbieder heeft zich vervolgens naar de aanwijzingen van de kansspelautoriteit geschikt.

De heer Segers heeft gevraagd naar een onderzoek naar mogelijkheden voor het aanstellen van een Nationaal Rapporteur Verslaving. De functie van een dergelijke Nationaal Rapporteur Verslaving behelst het volgen van ontwikkelingen, het doen van analyses en het gevraagd en ongevraagd uitbrengen van adviezen. Voor geen van deze taken zie ik welke meerwaarde een onafhankelijke rapporteur kan hebben boven de bestaande situatie.

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) volgt thans al de ontwikkeling van de verschillende soorten verslavingen en de behandeling ervan met verschillende onafhankelijke, betrouwbare en geïntegreerde monitors ten behoeve van de beleidsontwikkeling, zoals de Nationale Drugsmonitor (NDM) en de LADIS kerncijfers voor de verslavingszorg. Kansspelverslaving is daar thans al een onderdeel van.

Daarnaast wordt, specifiek voor kansspelverslaving, momenteel een nulmeting uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), die na drie jaar zal worden gevolgd door een evaluatiemeting. Uw Kamer wordt over deze monitors en onderzoeken geïnformeerd.

Een eventuele rapporteur zal zich bij de uitvoering van zijn taak in elk geval moeten baseren op genoemde monitoringsgegevens. Gezien de bestaande monitors is uitbreiding met een nieuwe monitor niet nodig en ook niet wenselijk, omdat nog meer gegevens leiden tot de omloop van verschillende datasets.

Analyses en nader onderzoek worden al uitgevoerd door verschillende onafhankelijke wetenschappelijke instellingen, onder andere door Trimbos, IVO Instituut voor leefwijzen, Resultaten Scoren en verschillende academische centra. Deze instellingen brengen nu al gevraagd en ongevraagd advies uit over de geconstateerde ontwikkelingen. Het instellen van een rapporteur heeft ten opzichte van deze bestaande structuren geen meerwaarde en zal slechts leiden tot dubbelingen en extra werk.

Meer specifiek voor kansspelverslaving komt daarbij het onderzoeksprogramma kansspelverslaving, dat zal worden gefinancierd vanuit het verslavingsfonds. Met dit onderzoeksprogramma kan direct worden ingespeeld op geconstateerde ontwikkelingen op het gebied van kansspelverslaving en de verschillende doelgroepen. Daarnaast publiceert de kansspelautoriteit middels haar jaarverslag en overige publicaties over kansspelverslavingspreventie.

De Minister van VWS en ik zijn dan ook van mening dat (een onderzoek naar de mogelijkheden voor) het aanstellen van een Nationaal Rapporteur Verslaving geen toegevoegde waarde heeft.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd naar de regeling van de inschrijvingsduur in CRUKS en met name naar de minimale duur van zes maanden.

Personen kunnen zichzelf vrijwillig inschrijven in het register voor een door hen zelf te bepalen termijn. De inschrijving wordt doorgehaald na afloop van die gekozen termijn (artikel 33h, zesde lid, onder a, Wok). De inschrijving kan ook worden doorgehaald op verzoek van speler (onderdeel b). De laatste volzin van het artikel 33h, zesde lid, bepaalt echter voor beide gevallen dat de inschrijving niet wordt doorgehaald indien sedert de inschrijving nog geen zes maanden zijn verstreken. Degene die er zelf voor kiest gedurende een bepaalde periode niet aan kansspelen op afstand, in speelcasino’s en in speelhallen te willen deelnemen, schrijft zich dus in voor de duur van minimaal zes maanden. Een langere duur is ook mogelijk. In dat laatste geval kan de betrokkene, ook voordat die lagere termijn is verstreken, zich tot de kansspelautoriteit als beheerder van het register wenden met het verzoek die inschrijving door te halen. Dit zal dan direct en zonder nadere beoordeling gebeuren, mits er sedert de inschrijving ten minste zes maanden zijn verstreken.

Personen kunnen op onvrijwillige basis door de kansspelautoriteit in CRUKS worden ingeschreven. Het voorgestelde artikel 33da, eerste lid, Wok bepaalt dat de inschrijving in dat geval geldt voor de duur van zes maanden. Doorhaling van die inschrijving geschiedt ingevolge artikel 33h, zesde lid, onder a, Wok na afloop van die termijn zonder nadere beoordeling. Onvrijwillige inschrijving duurt hierdoor niet langer dan zes maanden, tenzij op basis van een nieuw verzoek met toepassing van artikel 33da wederom wordt besloten tot onvrijwillige inschrijving.

De termijn van zes maanden is tot stand gekomen in overleg met de verslavingszorg. De ervaring van de verslavingszorg leert dat een tijdelijke uitsluiting minimaal zes maanden moet duren om een daadwerkelijke verandering in het speelgedrag te kunnen bewerkstellingen, snelle terugval te voorkomen en ruimte te bieden voor behandeling. Inschrijving voor een kortere duur dan zes maanden zou daarom niet effectief zijn. Voor zover aan de vraag van de heer Van der Staaij de gedachte ten grondslag ligt dat spelers die zich binnen zes maanden willen uitschrijven een bedenkermijn van een maand in acht moeten nemen, zou dit betekenen dat de duur van de inschrijving korter kan zijn dan thans in het wetsvoorstel is geregeld. Dit zou nadelig zijn voor het bereiken van een daadwerkelijke gedragsverandering.

Ik acht het niet wenselijk dat een speler die op vrijwillige basis een inschrijving van langer dan zes maanden heeft verzocht, na die zes maanden nog aan een bedenktermijn gebonden is. Dit zou de drempel voor spelers om zich vrijwillig in te schrijven verhogen, waardoor zij er van af kunnen zien om zich vrijwillig in te schrijven. De speler heeft in die zes maanden voldoende tijd gehad om na te denken of hij de inschrijving echt nog langer door wil zetten, om dit desgewenst direct ongedaan te maken.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 24 557, nr. 131.

X Noot
2

Kamerstuk 24 557, nr. 135.

X Noot
3

Kamerstuk 33 996, nr. 39.

Naar boven