33 966 Wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting

32 769 Herziening van de regels over toegelaten instellingen (Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting)

A1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 juni 2014

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning2 heeft kennisgenomen van het voornemen van de regering om binnenkort te komen met een novelle bij het wetsvoorstel Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting3. Naar aanleiding daarvan heeft zij de Minister voor Wonen en Rijksdienst op 11 juni 2014 een brief gestuurd over de samenhang tussen de novelle en de bevindingen van de Parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties van de Tweede Kamer.

De Minister heeft op 25 juni 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst

Den Haag, 11 juni 2014

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft kennisgenomen van het voornemen van de regering om binnenkort te komen met een novelle bij het wetsvoorstel Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting4. Tegelijk heeft zij kunnen constateren dat de Parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties in oktober haar bevindingen zal rapporteren aan de Tweede Kamer. Hierbij is in het bijzonder van betekenis dat het doel van de enquête is «inzicht verschaffen in de opzet en werking van het stelsel van woningcorporaties om te komen tot waarheidsvinding en beoordeling van het stelsel en zo bij te dragen aan ontwikkeling van toekomstig beleid».5

De commissie acht het van belang dat er sprake is van een samenhang van de behandeling van de bovengenoemde novelle en de inhoud van de bevindingen van de enquêtecommissie. Gaarne zou de commissie van de regering een nadere toelichting willen verkrijgen hoe en in welke mate beide processen elkaar raken dan wel zijn afgestemd. Ten overvloede geeft de commissie aan dat het voor een goede samenhang noodzakelijk is dat de beide Kamers beschikken over de bevindingen van de enquêtecommissie.

De commissie verneemt uw reactie graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, J.W.M. Engels

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2014

Naar aanleiding van uw brief van 11 juni 2014 (151210.11u), waarin u mij vraagt naar de afstemming tussen de behandeling van de novelle bij het wetsvoorstel Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting en de bevindingen van de Parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties, doe ik u bij deze mijn reactie toekomen.

Bij de behandeling van de motie Van Bochove (Kamerstukken II, 2011/12, 29 453, nr. 236), waarin werd opgeroepen tot het instellen van een parlementaire enquête woningcorporaties, hebben de leden Van Bochove, Monasch en Verhoeven aangegeven niet te verwachten dat een Minister wacht op de uitkomsten van een parlementaire enquête, alvorens noodzakelijke maatregelen voor te stellen. De Tweede Kamer heeft deze lijn op 3 juni jl. bevestigd met het verwerpen van de motie Karabulut-Knops (Kamerstukken II, 2013/14, 27 926, nr. 223), waarin werd gevraagd om de novelle niet eerder te behandelen dan nadat de uitkomsten van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties gepresenteerd zijn. In zijn procedurevergadering van 24 juni jl. heeft de Tweede Kamer dan ook besloten de behandeling van de ontwerp-novelle begin september a.s. te zullen starten. Ik acht het van belang om zo spoedig mogelijk maatregelen te implementeren die kunnen voorkomen dat misstanden, excessen en commerciële activiteiten risico’s vormen voor het maatschappelijk bestemd vermogen van woningcorporaties. Daarnaast is het voor de woningmarkt van belang dat er duidelijkheid is, dit met het oog op investeringen door corporaties en marktpartijen. Ik kan mij dan ook goed vinden in de bovengenoemde lijn van de Tweede Kamer.

Het belang van de Parlementaire Enquête Woningcorporaties staat buiten kijf. Ik wacht met belangstelling de conclusies van de enquêtecommissie af. Deze conclusies kunnen leiden tot aanbevelingen om wet- en regelgeving aan te passen. Ik zal graag op dat moment met de Tweede Kamer in gesprek gaan over die conclusies en aanbevelingen en de op basis van de aanbevelingen gewenste wijziging van wet- en regelgeving.

Ik doe u hierbij de ontwerp-novelle6, zoals ik deze vrijdag 20 juni jl. aan de Tweede Kamer heb gezonden, als ook de daarbij gezonden brief7, aan u toekomen. Ik doe u hierbij tevens het advies van de Raad van State en het nader rapport toekomen.8 Ook gelieve u aan te treffen een afschrift van mijn brief aan diverse partijen in het beleidsveld wonen, waarmee ik mijn gedachten over de invulling van een wooncoöperatie ter consultatie heb voorgelegd.9 De invulling van een wooncoöperatie is gebaseerd op een toezegging10 aan uw Kamer in het debat over de verhuurderheffing op 17 december 2013.

Tenslotte meld ik u dat ik voornemens ben uw Kamer kort na de zomer de beantwoording te doen toekomen van de vragen die uw Kamer in haar voorlopig verslag heeft gesteld in het kader van de behandeling van de ontwerp-Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting. Ik hoop dat deze beantwoording, zodra deze aan uw Kamer zal zijn aangeboden, een voortvarende behandeling van dat wetsvoorstel en de ontwerp-novelle mogelijk maakt.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

De letter A heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 33 966.

X Noot
2

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kox (SP), Sylvester (PvdA) (vice-voorzitter), Engels (D66) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Vliegenthart (SP), De Vries (PvdA), De Vries-Leggedoor (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Th. de Graaf (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Van Dijk (PVV), Sörensen (PVV), Schouwenaar (VVD), Kok (PVV), Duivesteijn (PvdA)

X Noot
3

Kamerstukken 32 769. De commissie heeft met betrekking tot dit wetsvoorstel op 2 oktober 2012 voorlopig verslag uitgebracht en wacht sindsdien op de memorie van antwoord.

X Noot
4

Kamerstukken 32 769. De commissie heeft met betrekking tot dit wetsvoorstel op 2 oktober 2012 voorlopig verslag uitgebracht en wacht sindsdien op de memorie van antwoord.

X Noot
5

Kamerstukken II 2012/13, 33 606, nr. 2.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2013/14, 33 966, nr. 2

X Noot
7

Kamerstukken II 2013/14, 33 966, nr. 5

X Noot
8

Kamerstukken II, 2013/14, 33 966, nr. 4

X Noot
9

Kamerstukken I, 2013/14, 33 819, M

X Noot
10

T01832

Naar boven