De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de problematiek bij Vestia volgt op meerdere incidenten bij woningcorporaties
waar laakbaar gedrag door het interne en externe toezicht onvoldoende en te laat is
onderkend;
constaterende, dat door de incidenten de belangen van huurders bij deze sociale verhuurders
in het geding zijn;
constaterende, dat er een beeld ontstaat van andere betrokken partijen naast de woningcorporaties,
zoals gemeenten, banken en andere ondernemingen, die elkaar de bal toespelen en daarmee
het algemene belang van een integere, stabiele volkshuisvesting schaden;
overwegende, dat het wenselijk is dat de Kamer zelf onderzoek doet naar het functioneren
van het systeem van woningcorporaties, waaronder het beheer, het (interne en externe)
toezicht op maatschappelijk gebonden kapitaal, de positie van huurders en de rol van
banken, financiers en gemeenten;
overwegende, dat een dergelijk onderzoek duidelijkheid dient te geven over de houdbaarheid
van het stelsel van onderlinge waarborging en de achtervangpositie van gemeenten en
de Rijksoverheid;
overwegende, dat gelet op de tegengestelde belangen van eerder betrokken partijen
verhoor onder ede wenselijk is;
van oordeel dat een onderzoek (enquête) ex artikel 140 (Reglement van Orde) dient
te worden ingesteld, waarbij getuigen verplicht kunnen worden te verschijnen om onder
ede een verklaring af te leggen;
verzoekt het Presidium, voorstellen te doen over de opzet en de vorm van het onderzoek,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Bochove