33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2015

In vervolg op mijn brief d.d. 23 juni 2015, Kamerstuk 33 845, nr. 11, doe ik u hierbij de Kabinetsreactie toekomen met betrekking tot de resterende punten op de afsprakenlijst van het Interparlementaire Koninkrijksoverleg (IPKO).

Gezondheidszorg

In de brief aan de Tweede Kamer inzake de Healthconference van Aruba (Kamerstuk 33 845, nr. 10) deelt de Minister van VWS mede dat het een vruchtbaar overleg is geweest over samenwerking in de zorg tussen de vier landen. De onderlinge regeling betreffende de International Health Regulations (IGR) als onderdeel van een internationaal verdrag van het Koninkrijk met de WHO, is door drie Ministers ondertekend. Wegens afwezigheid van de Minister van Sint Maarten zal het document aldaar nog worden ondertekend. De ondertekening van de onderlinge regeling wordt gezien als een succes en een positieve ontwikkeling voor de burgers van alle eilanden in het Caribisch gebied die deel uitmaken van het Koninkrijk. Het is een eerste stap om de bevolking beter tegen infectieuze aandoeningen te beschermen. Daarnaast is tussen de vier landen overeenstemming bereikt over verdergaande samenwerking in de zorg binnen het Koninkrijk. De conclusies van het Ministerieel Overleg zijn vastgelegd in de bijlage bij voormelde brief. Uiteraard blijft het primaat om keuzes te maken in het zorgaanbod vooral bij de drie Caribische Landen. De Ministers van Curaçao en Aruba hebben aangegeven hierover in overleg te zullen treden. Op 1 en 2 september 2016 is een volgend bestuurlijk overleg gepland.

Economische kansen in het Koninkrijk

Op dit moment is het Koninkrijk der Nederlanden als geheel lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en het oprichtingsverdrag is voor elk van de autonome Koninkrijkslanden (Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland) geratificeerd. Binnen de kaders van het Koninkrijk is het juridisch gezien echter ook mogelijk voor Curaçao, Aruba en Sint Maarten om zelfstandig lid te worden van de WTO. Dit is tevens mogelijk op grond van artikel XII van het WTO oprichtingsverdrag. Om zelfstandig lid te kunnen worden moeten door de Caribische Landen van het Koninkrijk in het kader van de toetredingsprocedure (nieuwe) onderhandelingen plaatsvinden over de toepasselijke tarievenschema’s. De toetredingsprocedure tot de WTO neemt doorgaans enkele jaren in beslag en vereist onderhandelingen met alle belanghebbende WTO-leden. Een zelfstandig lidmaatschap gaat gepaard met verplichtingen, onder andere:

  • Het voldoen aan de onder het huidige lidmaatschap van het Koninkrijk bestaande verplichting om invoertarieven te notificeren (hieraan is sinds 1995 niet voldaan door de Caribische delen van het Koninkrijk);

  • Het periodiek opstellen van een trade policy review, waarbij het handelsbeleid en de relevante wetgeving door de overige WTO-leden wordt beoordeeld;

  • Het zelfstandig verantwoordelijk zijn voor de implementatie van nieuwe WTO-afspraken;

  • Het betalen van contributie aan de WTO;

  • Het zelfstandig voorbereiden van WTO bijeenkomsten – zoals de Ministeriële Conferenties. Tot op heden wordt dit vanuit Den Haag gecoördineerd.

Bij een zelfstandig lidmaatschap hoort ook zelfstandige verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Daarover zullen voorafgaand aan een eventuele aanvraag voor een zelfstandig lidmaatschap tussen het Koninkrijk en het betreffende Land afspraken gemaakt moeten worden. Verder zullen ook afspraken gemaakt moeten worden over de wijze van vertegenwoordiging bij de WTO in Genève.

Het Koninkrijk der Nederlanden is een vocale voorstander en pleitbezorger voor SIDS en doet dit zowel uit eigen beweging, alsook op verzoek van de Caribische Landen van het Koninkrijk der Nederlanden. De Caribische Landen van het Koninkrijk kunnen zelf als SIDS worden aangemerkt en hebben te maken met dezelfde uitdagingen waarmee ook andere kleine eilandstaten in het Caribisch gebied en in andere delen van de wereld in aanraking (kunnen) komen. Het Koninkrijk streeft er daarom naar speciale aandacht voor de positie van SIDS actief aan te kaarten.

Erkenning van de bijzondere positie en de uitdagingen, waarmee SIDS wereldwijd geconfronteerd worden, is cruciaal. Het Koninkrijk benoemt actief, en op regelmatige basis, de SIDS-problematiek. Bijvoorbeeld tijdens de United Nations Open Working Group on Sustainable Goals (OWG) in 2014 en de in april jl. in Den Haag gehouden Global Oceans top, waarbij veel SIDS aanwezig waren. Het Koninkrijk heeft tijdens deze conferentie partnerschappen afgesloten met Grenada en de Rockefeller Foundation (World Fish). Ook werd het Koninkrijk door Minister-President Eman van Aruba vertegenwoordigd op de SIDS-conferentie in Samoa, september 2014. Verder heeft het Koninkrijk deze SIDS-conferentie medegefinancierd. Vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt de ambitie van de Landen om een status te verkrijgen bij diverse relevante internationale organisaties ondersteund. The Alliance of Small Island States (AOSIS) is hiervan een voorbeeld. In vergaderingen van The International Renewable Energy Agency (IRENA) presenteert het Koninkrijk zich uitdrukkelijk als een Koninkrijk met een Europees en Caribisch deel en vraagt het aandacht voor de specifieke problematiek van de Caribische landen.

De toegang tot financiële middelen is van oudsher een van de uitdagingen waar SIDS mee te maken hebben. Dit geldt ook voor de Caribische Landen van het Koninkrijk. Omdat zij deel uitmaken van het Koninkrijk komen zij niet in aanmerking voor de meeste ontwikkelingsfondsen. Daarom wordt onderzocht of de Landen in aanmerking kunnen komen voor andere instellingen waaraan het Koninkrijk een bijdrage levert. In dit kader zijn de Wereldbankgroep (WBG), de Inter-American Development Bank (IDB) en de Caribbean Development Bank (CDB) belangrijke gesprekspartners m.b.t. SIDS. Nederland ondersteunt de Caribische Landen van het Koninkrijk actief in hun contacten met bijvoorbeeld de IDB.

De Nederlandse regering heeft met instemming kennis genomen van de herhaalde oproep van de delegaties aan hun respectievelijke regeringen om, voor zover dat nog niet is gerealiseerd, de nodige wijzigingen in het belastingprocesrecht aan te brengen teneinde cassatierechtspraak in het Caribisch deel van het Koninkrijk mogelijk te maken. Zoals eerder vermeld, wordt het openstellen van beroep in cassatie in belastingzaken bij de Hoge Raad mogelijk (door inwerkingstelling bij koninklijk besluit van de in 2010 via de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen (RARON) tot stand gebrachte artikelen 1a en 15a van de Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba) zodra in Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland het hoger beroep in belastingzaken bij het Gemeenschappelijk Hof is ingevoerd. De daarvoor benodigde wetgeving is in Aruba eind vorig jaar tot stand gekomen en op 1 januari 2015 in werking getreden (zie Afkondigingsblad van Aruba 2014, no. 75). Voor Caribisch Nederland was de benodigde wetgeving reeds geruime tijd gereed (art. 8.116a–8.116d van de Belastingwet BES); deze wetgeving is op 30 juni 2015 in werking getreden (KB van 8 april 2015, Stb. 2015, 143). Naar verluidt, valt de parlementaire behandeling van de benodigde wetgeving in Curaçao en Sint Maarten nu op korte termijn te verwachten. Zodra ook deze wetgeving in werking is getreden, zal de regeling die strekt tot invoering van beroep in cassatie in belastingzaken in het Caribisch deel van het Koninkrijk in werking worden gesteld.

Onderwijs

In artikel 7.53 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is bepaald dat de instellingen voor hoger onderwijs de selectiecriteria en selectieprocedures vastleggen in een reglement. Bij het vaststellen van dat reglement moet het instellingsbestuur rekening houden met de belangen van aspirant-studenten afkomstig uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. De Minister van OCW zal bij de instellingen aandacht vragen voor het belang van de Caribische aspirant-studenten om de selectieprocedures op afstand te kunnen doorlopen.

Dat betreft dan ook het afleggen van taaltoetsen als die deel uitmaken van de selectieprocedure van een specifieke opleiding. Voor de goede orde merkt de Minister van OCW op dat er in beginsel geen sprake is van een specifieke taaltoets voor Caribische kandidaat-studenten die toelating wensen tot het Nederlandse hoger onderwijs op basis van een gelijkgesteld diploma dat is afgegeven in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Over het algemeen wordt er door instellingen voor hoger onderwijs in de gevallen dat er wel een toets gevraagd mag worden met het oog op de beheersing van de Nederlandse of de Engelse taal, gebruik gemaakt van een beperkt aantal toetsen, die veelal ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen worden afgelegd.

Elk van de Landen heeft voorzieningen om de studenten die ingezetene van het betreffende Land zijn met studiefinanciering te ondersteunen. Dat is passend gelet op het feit dat zowel onderwijs als sociale voorzieningen behoren tot de autonome bevoegdheden van de landen. Het is derhalve aan elk van de Landen afzonderlijk om studiefinanciering te organiseren en vorm en niveau van de voorzieningen te bepalen in relatie tot de behoeften en mogelijkheden van de afzonderlijke Landen. Daarbij kunnen zij ook bepalen of er ondersteuning wordt geboden aan studenten die een opleiding volgen in een ander Land. Nederland biedt de studenten die aanspraak hebben op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 de mogelijkheid om daarmee in alle landen van de wereld een hoger onderwijsopleiding te volgen. Caribisch Nederland biedt studenten op grond van de Wet studiefinanciering BES de mogelijkheid om met studiefinanciering in het Caribisch gebied en de Verenigde Staten te studeren. Ook de andere Landen bieden aan de studenten die aanspraak hebben op hun voorzieningen de mogelijkheid om in de regio te studeren. De regio beslaat naast het Caribisch gebied over het algemeen ook Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. Gelet hierop ziet Nederland niet de noodzaak van een «Rijkswet op de studiefinanciering» die nodig zou zijn om één stelsel van studiefinanciering te creëren dat alle studenten van de vier Landen bedient.

De Minister van OCW ziet het belang van goede informatie voor alle (aanstaande) studenten en debiteuren die een relatie met DUO hebben. Ook voor diegenen die in de Caribische Landen wonen. Gelet op de noodzaak om efficiënt om te gaan met de beschikbare middelen, kiest de Minister er voor de informatieontsluiting in de Caribische Landen te optimaliseren door samenwerking met de organisaties die aldaar verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de plaatselijke voorzieningen, die eigen loketten hebben. Die worden bijvoorbeeld benut om jaarlijks de nieuwe debiteuren uit te nodigen voor een persoonlijk gesprek om hen voor te lichten over de mogelijkheden die de Wet studiefinanciering 2000 biedt voor het terugbetalen van de ontvangen leningen. Ook zijn studenten en debiteuren daar welkom met vragen, die – indien nodig – worden doorgezet aan DUO in Groningen. Daarnaast wordt in dit tijdsgewricht ingezet op verbetering van de digitale dienstverlening. De Minister van OCW is van mening dat op deze manier een adequate dienstverlening kan worden geboden in de Caribische Landen van het Koninkrijk.

De DUO-terugbetalingsregeling is overal ter wereld hetzelfde. Recent is wel op Curaçao begonnen met de introductie van de eenmalige betalingsregeling om debiteuren de gelegenheid te bieden achterstallige betalingen weg te werken door die terug te kunnen betalen naar draagkracht.

Deze loopt dit jaar af op Curaçao (voor iedereen die uiterlijk 1 augustus 2015 bekend is bij DUO met een actueel adres op Curaçao). Op Sint Maarten en Aruba wordt deze regeling na de zomer uitgevoerd. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat de terugbetalingsregelingen van de andere landen deel zijn van de voorzieningen die die landen verstrekken. Zij bepalen dan ook de condities waaronder leningen moeten worden terugbetaald.

Betreffende de gesignaleerde knelpunt van het onderbreken van de opbouw van de AOV/AOW voor studenten uit de Caribische Landen, is dit probleem voor Caribisch Nederland sinds kort opgelost via een wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES (Stb. 2015, 236). Kern van deze regeling is dat personen die in Caribisch Nederland woonden en uitsluitend wegens studieredenen in het Europees deel van Nederland zijn komen wonen, verzekerd blijven op grond van de AOV. Deze reparatie heeft werking vanaf 1 juli 2015. De toepassing van de AOV-regeling voor de andere Koninkrijkslanden is een bevoegdheid van de afzonderlijke landen, die elk een eigen regeling hebben. De wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen BES is op ambtelijk niveau ter kennisneming aan de uitvoeringsinstanties van Curaçao, Aruba en Sint Maarten toegezonden. De afweging om al dan niet een overeenkomstige regeling te treffen, berust bij de afzonderlijke regeringen van Curaçao, Aruba en Sint Maarten.

Energie

Het Kabinet is geen voorstander van het ontwikkelen van één Koninkrijksbreed energiebeleid. De energiesituatie tussen Europees Nederland enerzijds, en de Caribische delen van het Koninkrijk anderzijds is te verschillend om er een logisch en zinvol gezamenlijk energiebeleid op te voeren.

De Caribische delen van het Koninkrijk weten door onderlinge contacten al behoorlijk goed wat er afzonderlijk op elk van de eilanden speelt. Eventueel zouden zij, bijvoorbeeld door een samenwerkingsverband (MoU) tussen de energiebedrijven van de eilanden, gezamenlijke ervaringen kunnen uitwisselen over concrete investeringsprojecten. Deze zes eilanden staan namelijk ieder voor de taak hun elektriciteitssysteem te verduurzamen, vanwege milieueisen, maar zeker ook met het oog op betaalbaarheid. Hoe een grote hoeveelheid duurzame energie in een relatief klein gesloten systeem op te nemen is technisch complex en de eilanden zouden hier van elkaar kunnen leren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven