33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2015

In vervolg op mijn brief van 13 mei jl. (Kamerstuk 33 845, nr. 8) doe ik u hierbij het verslag toekomen van de Koninkrijksconferentie 2015. Voor de volledigheid zijn de door de vier landen ondertekende conclusies van de Koninkrijksconferentie als bijlage bij deze brief gevoegd1.

1. Kinderrechten

De Taskforce heeft in november 2014 het Actieplan kinderrechten, eerste aanzet2 opgesteld waarin de vijf volgende speerpunten worden benoemd:

  • 1. Gezin centraal: één gezin, één plan, één regisseur;

  • 2. Geweld tegen kinderen;

  • 3. Safety net: buiten (voor- en na-) schoolse opvang voor kinderen van 0–12 jaar, waar zinvolle vrijetijdsbesteding wordt geboden;

  • 4. Visie ontwikkelen op, en bespreekbaar maken van, de rol van ouders in de opvoeding;

  • 5. Randvoorwaarden/infrastructuur borgen kinderrechten: voorzieningen zoals kinderombudsman, kindertelefoon, etc.

De vier landen hebben het afgelopen jaar goede stappen gezet om de acties uit het Actieplan Kinderrechten ten uitvoer te brengen. De maandelijkse besprekingen zorgen ervoor dat de landen van elkaar leren hoe bepaalde problemen aan te pakken en te profiteren van elkaars ervaringen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de positieve ervaringen op de bovenwinden met de rondetafelsessies van Unicef onder leiding van de heer N. Karsberg, die ook in andere landen een vervolg zullen krijgen.

Elk land heeft een addendum geschreven dat bij het Actieplan kinderrechten is gevoegd. In de addenda zijn voor elk land de acties tot nu toe benoemd én worden de geplande acties voor de rest van het jaar beschreven. Op deze wijze wordt er gewerkt aan de uitvoering van de in 2014 benoemde speerpunten.

Op de Koninkrijksconferentie 2015 is het actieplan kinderrechten en de addenda van de landen daarop vastgesteld. Deze stukken zijn als bijlagen bij deze brief bijgesloten3, waarmee uw brief van 26 februari 2015 is beantwoord. De Taskforce kinderrechten heeft daarmee een belangrijke basis gelegd in het verstevigen van de rechten van het kind in het Koninkrijk. Het werk wordt bovendien voortgezet en in de conferentie zijn nadere afspraken gemaakt over onder andere het instellen van een Commissie van wijzen met als opdracht een visie te ontwikkelen over positief opvoeden, het instellen van een week van de opvoeding en het organiseren van een SafetyNet conferentie te Aruba. Aruba zal de Taskforce het komende jaar voorzitten.

2. Economische samenwerking; ferryverbinding

Met betrekking tot economische samenwerking zijn op de Koninkrijksconferentie 2015 betekenisvolle en veelbelovende afspraken gemaakt en besluiten genomen, zoals de lancering van een website om bedrijven over investeren in het Koninkrijk te informeren, om te komen tot vervolgonderzoek naar de mogelijkheden van vrijhandelszones en tot nauwere samenwerking tussen de landen met betrekking tot mededingingsbeleid. De conclusies van de conferentie bevatten een uitgebreide passage op dit pun4t. Afgesproken is dat de werkgroep economische samenwerking wordt voorgezet en als opdracht krijgt de besproken onderwerpen verder te brengen en nieuwe onderwerpen, zoals op het terrein van duurzame economische ontwikkeling, te agenderen en te onderzoeken.

Bijzondere aandacht vraag ik voor de plannen om te komen tot een dagelijkse, snelle veerverbinding tussen de Benedenwindse eilanden. Een dergelijke verbinding, tegen relatief lage prijzen, maakt voor diverse groepen reizigers het vervoer tussen de eilanden een stuk makkelijker. Dit zal mogelijk gunstige gevolgen hebben voor de kosten van het levensonderhoud op Bonaire, het zal ruimte bieden voor bezoek aan sportwedstrijden of andere evenementen, familiebezoek en specifiek patiëntenvervoer of reizen ten behoeve van opleiding of studie. Ook zal door deze zeesnelweg de aantrekkelijkheid van de eilanden als toeristische bestemming worden vergroot als meerdere eilanden op betrekkelijk eenvoudige en snelle wijze kunnen worden bereikt. Op diverse wijzen krijgt de economie van de eilanden vanwege dit initiatief een sterke impuls door uitbreiding van personen- en goederenverkeer.

Inmiddels is een haalbaarheidsstudie nagenoeg gereed, waarbij ook aspecten van controle op immigratieregels en douanevoorschriften worden meegenomen, en de geschiktheid van de havens. Ik heb aangeboden dat Nederland, om dit particuliere initiatief te helpen slagen, hulp en expertise zal inbrengen bijvoorbeeld op gebied van ICT en juridische vraagstukken.

3. Geschillenbeslechting

Het belang van een geschillenregeling wordt door alle betrokken landen erkend. Tijdens de conferentie bleek echter dat over de uitwerking verschillend wordt gedacht. In de discussies zijn de door het IPKO vastgestelde uitgangspunten een belangrijk aanknopingspunt geweest.

Over de navolgende drie punten is uitgebreid gesproken.

1. Instantie

Van Nederlandse zijde wordt er de voorkeur aangegeven de Raad van State van het Koninkrijk een rol te geven, aangezien dit de instantie is die verreweg het beste toegerust is om kwesties met een constitutioneel karakter te beslechten. De Hoge Raad komt daar niet voor in aanmerking. De Hoge Raad is thans belast met cassatierechtspraak in strafrechtelijke, civielrechtelijke en fiscale zaken en heeft geen taak ter zake van wetgeving en bestuur van de Caribische landen. Het oprichten van een nieuwe onafhankelijke instantie roept nieuwe vragen op over samenstelling, reikwijdte en positie ten opzichte van de koninkrijksorganen.

2. De aard van de te beslechten geschillen

Bij de gesprekken op de conferentie bleek dat de landen bij geschillen met name voor ogen hebben de discussies waarbij hoofdvraag is in hoeverre sprake is van nationaal redres en daarmee of sprake is van een Koninkrijksaangelegenheid. Daaraan zijn zowel juridische als bestuurlijke afwegingen te onderkennen, die in de praktijk niet duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Het onderscheid tussen strik juridisch oordelen en bredere beoordeling is daarmee moeilijk te maken.

3. Bindende kracht van de uitspraak

Voorts was in discussie de vraag in hoeverre het oordeel van de instantie die het geschil zou behandelen een bindend eindoordeel kan vormen. Van Nederlandse zijde was de inzet te voorkomen dat er een geschilleninstantie zou worden opgericht die zou functioneren als een instantie die in den brede bestuurlijke beslissingen zou nemen die thans tot het domein van de Koninkrijksregering behoren.

Overwegende dat de discussie nog niet ten einde is en dat situaties zoals in de recente jaren zoveel mogelijk voorkomen moeten worden, is door Nederland voorgesteld aansluiting te zoeken bij de bestaande instrumenten, met name het voortgezet overleg over voorgenomen voorzieningen als bedoeld in artikel 12 Statuut en de mogelijkheid om voorlichting aan de Raad van State van het Koninkrijk te vragen.

Voorgesteld is, vooruitlopend op een rijkswet ex art. 12a Statuut, om al onmiddellijk een geschillenregeling te maken met schorsende werking voor feitelijk alle geschillen die kunnen rijzen in de RMR en die door een land als geschil ervaren worden, zoals onder meer is gebleken uit de discussies die de afgelopen twee jaar zijn gevoerd over de aanwijzingen door de RMR aan de Gouverneurs van de landen. De voorgestelde procedure is opgenomen in een bijlage bij deze brief5.

Deze voorziening zou voor een beperkt aantal jaar kunnen worden vastgelegd, zodat daarmee ervaring kan worden opgedaan voor een meer definitieve regeling van de geschillenbeslechting.

Met deze voorziening zouden alle geschillen over kwesties zoals die de laatste jaren tussen het Koninkrijk en de landen hebben gespeeld kunnen worden behandeld aan de hand van een oordeel van de Raad van State van het Koninkrijk.

Deze regeling gaat dus verder dan, zoals IPKO heeft voorgesteld, een beslechting van strikt juridische geschillen op basis van het Statuut en maakt een volledige heroverweging mogelijk over elke aangelegenheid waarin een land zich benadeeld voelt.

De Caribische landen voelen op dit moment niet voor deze oplossing, ook niet als tijdelijke voorziening. Het gesprek zal over drie maanden worden voortgezet in een bestuurlijk overleg.

4. Overige agendapunten Koninkrijksconferentie

Cohesie is door Aruba geagendeerd met het oogmerk een positieve impuls te geven aan het Koninkrijk. Het fundament onder het Koninkrijk kan worden verstevigd door het organiseren van culturele- en sportevenementen, die aansluiten bij de belevingswereld van brede lagen van de bevolking. Betrokkenheid van rolmodellen die masterclasses verzorgen kan hier een waardevolle bijdrage aan leveren en natuurlijk is engagement van maatschappelijke- en sportorganisaties een vereiste. De landen hebben in een protocol afspraken vastgelegd om dit concreet uit te werken.

Het agendapunt gezondheidszorg was verkennend van aard en werd ingeleid door een vertegenwoordiger van de Pan American Health Organization. Door de landen is onderkend dat samenwerking op het terrein van gezondheidszorg noodzakelijk is. De schaal en bevolkingsomvang brengt met zich mee dat de vier landen de handen ineen dienen te slaan en te streven naar optimalisatie van het voorzieningenniveau. Dat kan niet anders dan door keuzen te maken. De betrokken landen blijven wel zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit en de structuur van hun gezondheidszorg. Onderlinge samenwerking en differentiatie kan leiden tot een goed en bestendig zorgaanbod voor alle burgers van het Koninkrijk. In de conferentie is hier een eerste basis voor gelegd en afgesproken is dat de ministers belast met volksgezondheid hier nadere besprekingen over zullen voeren.

Tot slot is op de conferentie gesproken over «kleine landen, grote uitdagingen». Over dit onderwerp is een uitgebreide passage opgenomen in de conclusies van de conferentie6. In de bespreking van de agendapunten is duidelijk geworden dat de landen veel waarde hechten aan de duurzame ontwikkeling van de (ei)landen. Ook de uitwerking van dit punt zal de komende tijd door een werkgroep ter hand worden genomen.

5. Toezeggingen

Tijdens het algemeen overleg op 12 november 2014 (Kamerstuk 34 000 IV, nr. 31) heeft de heer Van Laar het gezamenlijk bestuur en de manier waarop dat in het Koninkrijk wordt vormgegeven, aan de orde gesteld. Ik heb de heer Van Laar bij die gelegenheid toegezegd het Koninkrijk an sich aan de orde te stellen in de context van begrippen als meerwaarde, samenhorigheid, integriteit, publieke zaak en democratie. Hieraan heb ik in mijn openingsverklaring tijdens de conferentie invulling gegeven en gewezen op de kernwaarden die wij in het Koninkrijk delen, namelijk mensenrechten, een goed functionerende rechtstaat en goed bestuur. Door middel van samenwerking op het gebied van handel, onderwijs, gezondheidszorg en criminaliteitsbestrijding kunnen we invulling geven aan die waarden. Democratische besluitvormingsprocessen, democratisch toezicht en bestuurlijke integriteit maken daar onlosmakelijk deel van uit en stellen ons, de bestuurders, in staat om aan uitdagingen op welk terrein dan ook het hoofd te bieden. Onze rol is daarbij groot: wij vervullen een voorbeeldfunctie. De publieke zaak is gebaat bij vertrouwen van onze bevolkingen. Saamhorigheid en partnerschap zijn wat mij betreft begrippen die centraal staan in het Koninkrijk.

Bij gelegenheid van het algemeen overleg met de Vaste Commissie voor Koninkrijksrelaties op 31 maart jl. heb ik de heer Van Laar (Kamerstuk 31 568, nr. 160) toegezegd tijdens de Koninkrijksconferentie de landen te polsen over een voorstel voor een rijkswet Integer Bestuur. Dit onderwerp is expliciet aan de orde geweest en was aanleiding voor de volgende reactie van de landen.

Aruba heeft opgemerkt dat het land reeds over regelgeving ten aanzien van integer bestuur beschikt en geen behoefte heeft aan regelgeving op rijksniveau. Dit geldt ook voor Curaçao waarbij de delegatieleider van Curaçao, Minister van der Horst, van de gelegenheid gebruik maakte te melden dat op dit moment de aanbevelingen die zijn voortgevloeid uit het onderzoek van Transparency International worden geïmplementeerd. Van de zijde van Sint Maarten werd naast de verwijzing naar de reeds bestaande regelgeving gewezen op de aanstaande totstandkoming van de Integriteitskamer.

Tijdens het algemeen overleg van 20 mei jl. met de Vaste Commissie voor Koninkrijksrelaties heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Aan de heer Van Laar dat ik de landen zou polsen hoe zij tegenover de invoering van een werkgroep Duurzame economie staan en wat het standpunt van de landen is ten aanzien van een benedenwindse vaarverbinding.

Voor wat betreft de eerste toezegging is afgesproken dat de reeds bestaande werkgroep Economische samenwerking zal worden voortgezet en dat het accent van de werkzaamheden van deze werkgroep zal worden gelegd op duurzame economische ontwikkeling. Op de ontwikkelingen met betrekking tot de vaarverbinding ben ik hiervoor ingegaan.

Mevrouw Hachchi zegde ik toe tijdens de Koninkrijksconferentie de landen te polsen hoe zij staan tegenover het meer betrekken van de jeugd bij het thema kinderrechten en aan de heer Van Laar zegde ik toe om in de conferentie aandacht te vragen voor het organiseren van kinderrechtenfestivals. Eén van de besluiten die de conferentie heeft genomen ten aanzien van dit thema is dat een Week van de Opvoeding zal worden ingesteld. In een dergelijke week staan ontmoetingen en uitwisselingen tussen ouders, medeopvoeders en natuurlijk ook kinderen en jongeren centraal. Ik zal iedereen maar zeker ook de jeugd uitnodigen om hieraan een bijdrage te leveren. De Taskforce zal deze acties ter hand nemen, waarbij het aan ieder land is om een eigen invulling te geven aan bijeenkomsten en festivals.

Op de toezegging aan Mevrouw Hachchi over de voedselvoorziening en voedselzekerheid in Caribisch Nederland kom ik bij een andere gelegenheid terug. Het onderwerp is met de landen wel aan de orde geweest bij het agendapunt gezondheidszorg, maar heeft nog geen concrete acties opgeleverd.

Voorts heb ik de heer Oskam toegezegd na de Koninkrijksconferentie een overzicht van maatschappelijke organisaties die vanuit Nederland actief zijn op de zes eilanden aan u te doen toekomen. Zoals hierboven vermeld, heeft de werkgroep Cohesie gewerkt aan een regeling en protocol die de Koninkrijksconferentie heeft bekrachtigd. Doel hiermee is het faciliteren van de gezamenlijke uitvoering van projecten door sociaal maatschappelijke organisaties in de landen van het Koninkrijk door middel van twinning. Het twinning mechanisme ondersteunt kansrijke initiatieven en samenwerkingsprojecten die passen bij de bevordering van de sociale banden tussen de bevolkingen van de landen van het Koninkrijk, door het verbinden en ondersteunen van maatschappelijke organisaties in de landen van het Koninkrijk. De regeling stelt een mechanisme in voor het ondersteunen van organisaties die willen samenwerken en het samenbrengen met organisaties die deze initiatieven kunnen financieren. De regeling biedt zelf geen financiering aan deze organisaties. In dit kader noem ik zoals toegezegd een voorbeeld van maatschappelijke organisaties die reeds samenwerken en vanuit Nederland de krachten hebben gebundeld. Het betreft de Stichting Kinderpostzegels Nederland, het Oranje Fonds, Skanfonds, het Innovatiefonds Zorgverzekeraars en Fonds Sluyterman van Loo die samen de Samenwerkende Fondsen vormen. Hun werkgebied is het Koninkrijk der Nederlanden. In Nederland opereren de fondsen los van elkaar. In het Caribisch deel van het Koninkrijk worden de krachten gebundeld. Lokale organisaties hebben bijvoorbeeld één centraal aanspreekpunt voor ondersteuning. En samen kunnen de fondsen naar eigen zeggen ook nog meer het verschil maken voor projecten op de eilanden. Een voorbeeld dat hopelijk de komende periode in verschillende vormen navolging gaat krijgen.

Ter gelegenheid van het algemeen overleg met de Vaste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties op 21 mei heb ik mevrouw Hachchi toegezegd met de regering van Curaçao in gesprek te gaan over de Isla en een handreiking te doen om te komen tot oplossingen voor de Isla. Ik heb hierover met Minister-President Asjes en marge van de conferentie van gedachten gewisseld en hem (wederom) aangeboden waar nodig en gewenst expertise vanuit Nederland te willen mobiliseren.

Afgesproken is dat volgende Koninkrijksconferentie plaats vindt in april 2016 op Sint Maarten.

Met deze brief reageert het kabinet op de meeste punten op de afsprakenlijst van het Interparlementaire Koninkrijksoverleg. De reactie op de resterende punten ontvangt u voor het zomerreces.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven